NL9400793A - Informatiewijzer. - Google Patents

Description

Korte Titel: Informatiewijzer

De uitvinding heeft betrekking op een informatiewijzer voor het weergeven van verbindingen van bijvoorbeeld openbaar vervoer tussen een aantal bestemmingen.

De meeste grote steden en andere woongebieden zijn voorzien van meer of minder uitgebreide stelsels van openbaar vervoer. Voor mensen die zich met behulp van het openbaar vervoer willen verplaatsen in een voor hen onbekende omgeving is het van belang om een volledig en duidelijk overzicht te kunnen krijgen van de ter beschikking staande verbindingen. Hiertoe zijn vaak plattegronden of schematische overzichten opgehangen bij bijvoorbeeld bushaltes.

Op deze overzichten is vaak echter zoveel informatie te zien, dat het voor de gebruiker onoverzichtelijk wordt.

Doel van de uitvinding is een informatiewijzer waarop de gewenste informatie op overzichtelijke wijze is gerangschikt en waarbij de informatie op snelle en eenvoudige wijze kan worden afgelezen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de informatiewijzer bestaat uit een onderste kaart en een bovenste kaart, welke beide kaarten zijn onderverdeeld in regels, waarbij elke regel correspondeert met een bepaalde bestemming, en waarbij op elke regel steeds een zelfde positie correspondeert met een bepaalde verbinding, waarbij op'de onderste kaart op elke regel één of meer kentekens, bijvoorbeeld tramlijnnummers, zijn weergegeven van verbindingen, die de met die regel corresponderende bestemming passeren, waarbij elk kenteken is weergegeven ter plaatse van de positie, die correspondeert met de bij het kenteken behorende verbinding, en doordat op de bovenste kaart elke regel ondoorzichtig is ter plaatse van elke positie, die correspondeert met een verbinding, die de met de regel corresponderende bestemming niet passeert, terwijl de regel wel doorzichtig is ter plaatse van de overige posities, en doordat de informatiewijzer voorts is voorzien van aanduidingen, die kunnen aangeven met welke bestemming elke regel op beide kaarten correspondeert. Indien de gebruiker wil weten welke verbindingen hem kunnen brengen vanaf een bepaalde plaats van vertrek naar een gewenste bestemming, dan kan hij of zij de beide kaarten op elkaar leggen, waarbij de regel op de bovenste kaart, die correspondeert met de plaats van bestemming gelegd wordt op de regel op de onderste kaart, die correspondeert met de plaats van vertrek. Alle verbindingen die stoppen bij de plaats van vertrek staan weergegeven op de regel op de onderste kaart. Alleen de verbindingen, die tevens stoppen bij de plaats van bestemming zijn echter door de corresponderende doorzichtige plaatsen op de bovenste kaart leesbaar. De verbindingslijnen, die zowel de plaats van vertrek als de plaats van bestemming passeren zijn op die manier in één keer af te lezen, waarbij alle andere, op dat moment niet ter zake doende informatie achterwege wordt gelaten.

Bij voorkeur zijn de aanduidingen weergegeven op een refe-rentiekaart, welke aanduidingen betrekking hebben op bestemmingen, welke referentiekaart een afleesgedeelte omvat, waarbij de onderste en de bovenste kaart zijn voorzien van een referentieteken, waarbij op beide kaarten voor elke regel de afstand tussen het referentieteken en de regel even groot is als de afstand op de referentiekaart tussen de aanduiding van de met die regel corresponderende bestemming en het afleesgedeelte. Dit vereenvoudigt het op de juiste wijze op elkaar aanbrengen van beide kaarten. De kaarten kunnen worden verschoven naar de gewenste positie ten opzichte van de referentiekaart. Ook is door het af-leesgedeelte de leesbaarheid vergroot, daar het de gebruiker duidelijk zal zijn dat hij de gewenste informatie kan aflezen van het afleesgedeelte, terwijl alle op dat moment niet ter zake doende informatie afgedekt kan blijven.

Bij voorkeur bestaat de referentiekaart uit een huls, waarin de onderste en de bovenste kaart ten opzichte van elkaar kunnen worden verschoven in een richting, die in hoofdzaak dwars op de regels loopt. Alle niet relevante informatie wordt daardoor optimaal afgedekt. Bovendien zorgt de huls voor een goede schuifgeleiding voor de onderste en bovenste kaart, die slechts in één richting ten opzichte van elkaar kunnen worden verschoven.

Bij voorkeur is de huls aan de binnenzijde voorzien van een strook, waarbij de onderste, resp. bovenste kaart aan weerszijde van de strook in de huls kunnen worden geschoven. De kaarten worden door de strook van elkaar gescheiden, zodat indien één van beide kaarten wordt verschoven hierdoor de andere kaart niet mee wordt verschoven. Deze strook kan aan één of aan twee zijden zijn bevestigd aan de rest van de huls.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een plano voor een huls van een dergelijke informatiewijzer, welke plano achtereenvolgens bestaat uit een eerste plakrand, die aan een zijde grenst aan een eerste vlak, dat aan tegenover de plakrand gelegen zijde is voorzien van een eerste aflees-venster, dat zich uitstrekt in lengterichting van het eerste vlak, welk vlak ongeveer in het midden is voorzien van een tweede afleesvenster, dat verloopt in dwarsrichting van het eerste vlak, een bovenste vlak, dat een bepaalde afstand breder is dan het eerste vlak, een derde vlak, dat even breed is als het eerste vlak en dat aan de zijde die grenst aan het bovenste vlak is voorzien van ene derde af-leesvenster, dat verloopt in lengterichting van het derde vlak, welke plano tenslotte bestaat uit een tweede plakrand. Hierdoor is de huls inclusief een strook uit één stuk op goedkope wijze te vervaardigen.

De uitvinding zal nader worden verklaard aan de hand van de tekeningen. Hierin tonen:

Figuur 1 Informatiewijzer volgens de uitvinding;

Figuur 2 Plano van een informatiewijzer overeenkomstig figuur 1;

Figuur 3 Gedeelte in perspectief van een huls van een informatiewijzer overeenkomstig figuur 1; Figuur 4 Andere uitvoeringsmogelijkheid van een infor matiewijzer volgens de uitvinding;

Figuur 5 Derde uitvoeringsmogelijkheid van een infor matiewijzer volgens de uitvinding;

Figuur 6 Vierde uitvoeringsmogelijkheid van een infor matiewijzer volgens de uitvinding in exploded view.

Figuur 1 toont een informatiewijzer 1 volgens de uitvinding. De informatiewijzer 1 voorziet in dit uitvoerings-voorbeeld in informatie betreffende tramverbindingen in Amsterdam. De informatiewijzer 1 bestaat uit een onderste kaart 2 en een bovenste kaart 3, die beide in lengterichting van de informatiewijzer 1 verschoven kunnen worden in een huls 4. De huls 4 vertoont drie afleesvensters 5, 6, 7. Het afleesvenster 5 verloopt in de schuifrichting van de onderste kaart 2. Deze onderste kaart 2 is gedeeltelijk door het eerste afleesvenster 5 heen te zien. Het tweede afleesvenster 6 verloopt in de schuifrichting van de bovenste kaart 3. De bovenste kaart 3 is gedeeltelijk door het tweede afleesvenster 6 te zien. Het derde afleesvenster 7 bevindt zich ongeveer in het midden van de voorzijde 8 van de huls 4 en verloopt in de richting dwars op het eerste en tweede afleesvenster 5, 6. Op de voorzijde 8 van de huls 4 tussen de afleesvensters 5, 6, 7 is een lijst weergegeven van bestemmingen 9, waarbij tevens toeristische attracties staan omschreven, die bij de betreffende bestemmingen zijn I te bezoeken. De voorzijde 8 van de huls 4 is met het overige deel van de huls 4 verbonden door verbindingsstrookjes 10, die de afleesvensters 5, 6 in twee delen deelt en met verbindingsstrookjes 11 aan de uiteinden.

ί De onderste kaart 2 is verdeeld in regels 12. Elke regel 12 bestaat uit een reeks posities 13. Elke regel 12 correspondeert met een bestemming 9, zoals aangegeven op de huls 4. Elke verbinding of lijndienst correspondeert met een kolom van posities 13, die zich steeds op dezelfde plaats op elke regel 12 bevinden. De lijndiensten zijn weergegeven met een kenteken 14, zoals een cijfer, dat overeenkomt met het tramnummer van de betreffende lijndienst of zoals een letter, bijvoorbeeld de letter M om aan te duiden dat bij die halte kan worden overgestapt op een metro of andere vorm van openbaar vervoer. Indien een bepaalde lijndienst stopt bij een bepaalde bestemming 9, dan staat op de met de bestemming corresponderende regel op de onderste kaart 2 het nummer van de lijndienst weergegeven op de met de lijndienst corresponderende positie.

De bovenste kaart 3 is in dit uitvoeringsvoorbeeld doorzichtig en is op dezelfde wijze als de onderste kaart 2 opgedeeld in regels 15, waarbij de regels 15 op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde corresponderen met de plaatsen van bestemming 9 zoals aangegeven op de huls 4. De regels 15 zijn wederom opgedeeld in posities 16, die op dezelfde wijze als bij de onderste kaart 2 corresponderen met dezelfde verbindingen of lijndiensten. Indien een lijndienst een halte heeft bij een bestemming, dan is de bovenste kaart 3 op de met de bestemming corresponderende regel doorzichtig gehouden ter plaatse van de positie die correspondeert met de betreffende lijndienst. De overige posities 16 op de betreffende regel, die corresponderen met lijndiensten die bij de betreffende plaats van bestemming niet stoppen, zijn niet doorzichtig en zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld ondoorzichtig gemaakt door gekleurde stippen 17.

De onderste kaart 2 is voorzien van een eerste referentie-teken 18, die zichtbaar is vanachter het eerste afleesven-ster 5. De afstand tussen de referentieteken 18 en een bepaalde regel op de onderste kaart 2 is even groot als de afstand tussen het afleesvenster 7 en de aanduiding van de met die bepaalde regel corresponderende bestemming 9 op de voorzijde van de huls 4. De bovenste kaart 3 is voorzien van een tweede referentieteken 19, die zichtbaar is vanachter het tweede afleesvenster 6. Ook hier is de afstand tussen de referentie-streep 19 en een bepaalde regel op de bovenste kaart 3 even groot als de afstand tussen het afleesvenster 7 en de aanduiding van de met die regel corresponderende bestemming 9 op de voorzijde van de huls 4. Wanneer de onderste kaart 2 zodanig wordt verschoven in de huls 4, dat het referentieteken 18 naast de aanduiding op de huls 4 van een gewenste bestemming, namelijk de plaats van vertrek, komt te liggen, dan zal nu van achter het afleesvenster 7 de met die bestemming corresponderende regel op de onderste kaart 2 zijn te zien. Wanneer vervolgens de bovenste kaart 3 eveneens wordt verschoven en wel zodanig, dat de referentie-streep 19 naast de gewenste aanduiding op de huls 4 van de gewenste plaats van bestemming komt te liggen, dan zal de met deze plaats van bestemming corresponderende regel van de bovenste kaart 3 eveneens zijn te zien van achter het afleesvenster 7. De nummers van lijndiensten, die wel vanaf de gekozen plaats van vertrek rijden maar die niet stoppen op de gekozen plaats van bestemming zullen worden afgedekt door de stippen 17 op de van achter het afleesvenster 7 zichtbare regel van de bovenste kaart 3. Aldus is op eenvoudige en snelle wijze precies af te lezen welke lijndiensten zowel bij de gekozen plaats van vertrek als bij de gekozen plaats van bestemming een halte hebben. Zo is in figuur 1 met de referentie-streep 18 de Munt als vertrekplaats aangegeven. Als plaats van bestemming is gekozen het Waterlooplein. Op het afleesvenster 7 is af te lezen, dat de tramlijnen 9 en 14 tussen deze twee plaatsen rijden.

Figuur 2 toont een plano 20, waaruit een huls 4 overeenkomstig figuur 1 kan worden vervaardigd. De plano 20 bestaat uit een rechthoekig vel 21 van bijvoorbeeld stevig papier of karton. Het vel 21 is door vier evenwijdige vouwlijnen 22, die dwars op de lengterichting van de plano 20 lopen, opgedeeld in een eerste plakrand 23, een eerste vlak 24, een tweede vlak 25, een derde vlak 26 en een tweede plakrand 27. Het eerste vlak 24 is in het midden voorzien van een uitsnijding 28 in dwarsrichting. Verder is in het eerste vlak 24 langs de vouwlijn 29 het afleesvenster 5 aangebracht, dat door de verbindingsstrook 10 in twee delen wordt gedeeld. Aan beide uiteinden van de vouwlijn 29, die het eerste vlak 24 scheidt van het tweede vlak 25 zijn uitsparingen 30 aangebracht. Evenzo zijn aan beide uiteinden van de vouwlijn 31, die het tweede vlak 25 scheidt van het derde vlak 26, uitsparingen 32 aangebracht. In het derde vlak 26 is in het midden een uitsnijding 33 aangebracht, die in de samengestelde huls 4 in samenwerking met de uitsnijding 28 in het eerste vlak 24 het afleesvenster 7 vormt in de voorzijde 8 van de huls 4. De uitsnijding 33 loopt vanaf de verbindingsstrook 10 tot het uiteinde van de plano 20 en deelt daardoor de tweede plakstrook 27 in twee delen. Verder is in het derde vlak 26 langs de vouwlijn 31 het afleesvenster 6 aangebracht, dat door een verbindingsstrook 10 in twee delen wordt gedeeld.

Figuur 3 toont in perspectief een gedeelte van de huls 4 na vervaardiging uit de plano 20 overeenkomstig figuur 2. De eerste plakrand 23 is nabij de vouwlijn 31 verlijmd aan het tweede vlak 25. Het eerste vlak 24 en het tweede vlak 25 omsluiten daardoor een eerste ruimte 34, waarin de onderste kaart van de informatiewijzer kan worden opgenomen. De tweede plakrand 27 is langs het afleesvenster 5 bevestigd aan het eerste vlak 24. Hierdoor omsluiten het eerste vlak 24 en het derde vlak 26 een tweede ruimte 35, waarin de bovenste kaart van de informatiewijzer kan worden opgenomen. Het eerste vlak 24 dient als scheidingsstrook tussen de eerste ruimte 34 en de tweede ruimte 35. Door de uitsparingen 30, resp. 32 kunnen de hoekpunten van de onderste, resp. de bovenste kaart worden beet gepakt teneinde de kaarten gemakkelijk te kunnen verschuiven. De uitsnijdingen 28, 33 vormen in samenwerking met elkaar het afleesvenster 7 .

Figuur 4 toont een informatiewijzer 36, die grotendeels overeenkomt met de uitvoering overeenkomstig figuur 1. De informatiewijzer 36 bestaat ook hier uit een huls 37, waarin in gescheiden ruimtes een onderste en een bovenste kaart 38, resp. 39 zijn aangebracht. Bij deze informatiewijzer 36 zijn op elke regel op de onderste kaart niet alleen kentekens 40 van tramverbindingen weergegeven, maar zijn tevens kentekens 41 weergegeven, die elk corresponderen met èen bepaalde bestemming, waar overgestapt kan worden op één of meer verbindingen. Indien bijvoorbeeld vanaf de gekozen plaats van vertrek geen trams rijden naar de gekozen plaats van bestemming, dan kan de gebruiker vervolgens met de informatiewijzer nagaan of vanaf de aangegeven overstapbestemmingen wel tramverbindingen naar de gekozen plaats van bestemming rijden. Ter verduidelijking is op de voorzijde van de informatiewijzer 36, waarop een lijst van bestemmingen is weergegeven, achter enkele bestemmingen, waar overgestapt kan worden, het bij die bestemmingen behorende kenteken 41 weergegeven tezamen met een verwijzingsstreep 42 naar het afleesvenster 43. Deze verwijzingsstreep 42 geeft de vaste positie aan, die correspondeert met de bij het kenteken horende bestemming. Indien de gebruiker op een plaats is, waar geen trams vertrekken naar een gewenste plaats van bestemming, dan kan hij eenvoudig nagaan bij welke overstaphalte hij wel per tram kan vertrekken. Op de reeds bij figuur 1 beschreven wijze kan hij met behulp van de informatiewijzer tevens nagaan met welke verbinding hij van de plaats van vertrek naar de overstaphalte kan reizen en met welke verbinding hij van de overstaphalte naar de uiteindelijke plaats van bestemming kan reizen.

Figuur 5 toont een vereenvoudigde informatiewijzer 44, met twee afleesvensters 45, 46 in lengterichting. De informatiewijzer 44 bestaat uit een huls 47, een onderste kaart 48 en een bovenste kaart 49. De huls 47 is opgebouwd uit een achtervlak 50 en een voorvlak 51, die aan een zijde worden gescheiden door een vouwlijn 52 en aan de andere zijde beide een plakrand 53, 54 omvatten, die op elkaar zijn verlijmd. De plakranden 53, 54 vormen daardoor een strook 55, die zich tussen de onderste kaart 48 en de bovenste kaart 49 bevindt en aldus deze kaarten gescheiden houdt, zodat ze gemakkelijker ten opzichte van elkaar zijn te verschuiven. Aan de bovenzijde van de informatiewijzer 44 zijn zowel de bovenste kaart 49 als de huls 47 uitge voerd met een uitsparing 56, zodat ter plaatse van deze uitsparing 56 de onderste kaart 48 beet te pakken is. Aan de onderste zijde zijn zowel de huls 47 als de onderste kaart 48 voorzien van een uitsparing 57, zodat hier de bovenste kaart 49 gemakkelijk beet te pakken is. De aflees-vensters 45, 46 liggen in eikaars verlengde langs de vouwlijn 52. Op de onderste kaart 48 bevinden zich alle regels met kentekens op de onderste helft, evenals een referentie-streep 58. Op de bovenste kaart 49 bevinden zich alle regels met ondoorzichtige stippen 59 op de bovenste helft, tezamen met een referentiestreep 60. Aan de voorzijde op de huls 47 is in het midden een derde afleesvenster 61 aangebracht, waardoorheen de regels van de onderste kaart zijn af te lezen voor zover ze niet bedekt zijn door ondoorzichtige stippen 59 van de bovenste kaart. Op de voorzijde van de huls 47 is twee maal een lijst 62, 63 met bestemmingen weergegeven, een bovenste lijst 62 naast het afleesvenster 45 en een onderste lijst 63 naast het afleesvenster 46. Beide lijsten 62, 63 stemmen overeen. Vanachter het bovenste afleesvenster 45 is de referentiestreep 58 van de onderste kaart 48 te zien, terwijl van achter het afleesvenster 46 de referentiestreep 60 van de bovenste kaart 49 is te zien. De onderste kaart 48 kan in de huls 47 worden verschoven totdat de referentiestreep 58 naast de plaats van vertrek ligt, aangegeven op de bovenste lijst 62. De onderste kaart 49 kan in de huls 47 worden verschoven totdat de referentiestreep 60 van de bovenste kaart 49 naast de gewenste plaats van bestemming ligt, aangegeven op de onderste lijst 63. Op het afleesvenster 61 kan nu worden afgelezen welke tramlijnen de plaats van vertrek verbinden met de plaats van bestemming. Zo is in de figuur op de informatiewijzer 44 af te lezen dat vanaf het hotel naar het Centraal Station alleen lijn 4 vertrekt.

Figuur 6 toont in exploded view een informatiewijzer 64, die is opgebouwd uit drie draaischijven 65, 66, 67, die in samengestelde toestand in het midden zijn verbonden door middel van een draaias. De eerste schijf 65 is uitgevoerd met een horizontaal afleesvenster 68 en een half cirkel vormig, concentrisch afleesvenster 69. Van achter het eerste afleesvenster 68 kan worden afgelezen welke bus- of tramverbinding de plaats van bestemming verbindt met de plaats van vertrek. De eerste schijf 65 is verder uitgevoerd met een eerste uitsparing 70, van waarachter de middelste schijf 66 kan worden beet gepakt. De voorste schijf 65 omvat verder een eerste helft 71 met een grote diameter en een tweede helft 72 met een wat kleinere diameter, waardoor een concentrische uitsparing 73 ontstaat. Op de schijf 65 staan voorts tussen het afleesvenster 69 en de concentrische uitsparing 73 aanduidingen 74 weergegeven van plaatsen van bestemming of vertrek. De middelste schijf 66 is doorzichtig en omvat een helft 75 met een diameter, die min of meer gelijk is aan de grotere diameter van de voorste schijf 65. De andere helft 76 van de middelste schijf 66 heeft echter een veel kleinere diameter. Op de helft 75 met de grote diameter zijn concentrisch met de draaias halve cirkelbogen 77 te zien, die elk corresponderen met een bepaalde verbinding. Deze cirkelbogen 77 zijn opgedeeld door radiaal gerichte regels 78, die elk corresponderen met een bepaalde plaats van bestemming. Ter plaatse waar een radiale regel 78 een cirkelboog 77 kruist, die correspondeert met een verbinding, die niet de met die regel corresponderende bestemming passeert, is die regel ondoorzichtig gemaakt door middel van een stip 79. Op de helft 76 met de kleinere diameter is ongeveer in het midden een referentie-streep 80 aangebracht op een afstand van de draaias, welke afstand ongeveer overeenkomt met de straal van het concentrische afleesvenster 69. Op de derde schijf 67 zijn eveneens halve cirkelbogen 81 te zien, die concentrisch verlopen met de draaias. Deze cirkelbogen 81 corresponderen op dezelfde wijze met verbindingen en zijn op dezelfde wijze opgedeeld door radiale regels 82, die corresponderen met bestemmingen. Ter plaatse waar een radiale regel 82 een cirkelboog 81 kruist, die correspondeert met een verbinding, die de met die regel corresponderende bestemming passeert, is een kenteken 83, zoals een busnummer, van die verbinding weergegeven. Voorts is radiaal tegenover het midden van de cirkelbogen 81 aan de rand van de schijf 67 een referentiestreep 84 weergegeven. In samengestelde toestand is van achter het afleesvenster 69 de referentiestreep 80 op de bovenste schijf 66 te zien, terwijl van achter de uitsparing 73 de referentiestreep 84 op de onderste schijf 67 is te zien. Indien de gebruiker de referentiestreep 80 draait tot naast de aanduiding 74 van de plaats vanwaar hij wil vertrekken en hij draait de referentiestreep 84 tot naast de aanduiding 74 van de plaats waar hij naar toe wil, dan is van achter het afleesvenster 68 de radiale regel van de onderste schijf te zien met de kentekens van alle verbindingen, die vanaf de plaats van vertrek vertrekken. Echter de verbindingen, die niet leiden naar de gekozen plaats van bestemming worden afgedekt door stippen 79 op de middelste schijf 66. Hierdoor kan de gebruiker op eenvoudige wijze van het afleesvenster 68 aflezen welke tramverbinding hem kan brengen naar de gewenste plaats van bestemming.

Claims (5)

1. Informatiewijzer voor het weergeven van verbindingen van bijvoorbeeld openbaar vervoer tussen een aantal bestemmingen met het kenmerk, dat de informatiewijzer bestaat uit een onderste kaart en een bovenste kaart, welke beide kaarten zijn onderverdeeld in regels, waarbij elke regel correspondeert met een bepaalde bestemming, en waarbij op elke regel steeds een zelfde positie correspondeert met een bepaalde verbinding, waarbij op de onderste kaart op elke regel één of meer kentekens, bijvoorbeeld tramlijnnummers, zijn weergegeven van verbindingen, die de met die regel corresponderende bestemming passeren, waarbij elk kenteken is weergegeven ter plaatse van de positie, die correspondeert met de bij het kenteken behorende verbinding, en dat op de bovenste kaart elke regel ondoorzichtig is ter plaatse van elke positie, die correspondeert met een verbinding, die de met de regel corresponderende bestemming niet passeert, terwijl de regel wel doorzichtig is ter plaatse van de overige posities, en dat de informatiewijzer voorts is voorzien van aanduidingen, die kunnen aangeven met welke bestemming elke regel op beide kaarten correspondeert .

2. Informatiewijzer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de aanduidingen zijn weergegeven op een referent iekaart, welke aanduidingen betrekking hebben op bestemmingen, welke referentiekaart een afleesgedeelte omvat en dat de onderste en de bovenste kaart zijn voorzien van een referentieteken, waarbij op beide kaarten voor elke regel de afstand tussen het referentieteken en de regel even groot is als de afstand op de referentiekaart tussen de aanduiding van de met die regel corresponderende bestemming en het afleesgedeelte.

3. Informatiewijzer volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de referentiekaart bestaat uit een huls, waarin de onderste en de bovenste kaart ten opzichte van elkaar kunnen worden verschoven in een richting, die in hoofdzaak dwars op de regels loopt.

4. Informatiewijzer volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de huls aan de binnenzijde is voorzien van een strook, waarbij de onderste, resp. bovenste kaart aan weerszijde van de strook in de huls kunnen worden geschoven .

5. Plano voor een huls van een informatiewijzer volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de plano achtereenvolgens bestaat uit een eerste plakrand, die aan een zijde grenst aan een eerste vlak, dat aan tegenover de plakrand gelegen zijde is voorzien van een eerste aflees-venster, dat zich uitstrekt in lengterichting van het eerste vlak, welk vlak ongeveer in het midden is voorzien van een tweede afleesvenster, dat verloopt in dwarsrichting van het eerste vlak, een tweede vlak, dat een bepaalde afstand breder is dan het eerste vlak, een derde vlak, dat even breed is als het eerste vlak en dat aan de zijde die grenst aan het tweede vlak is voorzien van ene derde af-leesvenster, dat verloopt in lengterichting van het derde vlak, welke plano tenslotte bestaat uit een tweede plakrand.