NL9400550A - Flowpacker en beitelsamenstel daarvoor. - Google Patents

Description

Titel: Flowpacker en beitelsamenstel daarvoor

De uitvinding heeft betrekking op een flowpacker, zoals bijvoorbeeld bekend uit US-A-4 57^ 566. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een flowpacker welke relatief gemakkelijk omstelbaar is in verband met het verpakken van bijvoorbeeld telkens wisselende aantallen voorwerpen per verpakking en/of het verpakken van telkens wisselende afmetingen, in het bijzonder de afmeting gezien in lengterichting van de transportbaan.

Bij de bekende flowpacker wordt een aanvankelijk vlakke foliestrook tot een slang gevormd rondom de met de foliestrook over een horizontale transportbaan in een stroom meebewegende voorwerpen, door de langsranden naar elkaar te brengen. De slang wordt in lengterichting gesloten door de tegen elkaar gebrachte langsranden met elkaar te verbinden tot een langs-fin. Vervolgens wordt de slang met zgn. "dwarssealbeitels" op gelijkmatige afstanden in dwarsgebieden samengeknepen, en aldaar in dwarsrichting afgedicht en doorgesneden. Aldus zijn afzonderlijk buidelvormige verpakkingen verkregen uit een aanvankelijk vlakke foliestrook, met elke buidel voorzien van een langsnaad en aan elk uiteinde een dwarsnaad, en in de buidel één of meer voorwerpen.

De "dwarssealbeitels" bevinden zich gewoonlijk op twee parallelle, tegen elkaar in roterende dwarssealassen, welke op afstand van elkaar ter weerszijden van de transportbaan zijn opgesteld, en dwars op de lengterichting van de transportbaan zijn uitgericht. De "dwarssealbeitels" steken radiaal uit de buitenomtrek van die roterende dwarssealassen. Zij zijn zo uitgelijnd, dat telkens twee dwarssealbeitels ter weerszijden van de transportbaan elkaar juist overlappend raken, en de folie van de slang tussen zich in geklemd houden. De omwentelingssnelheid van de dwarssealassen is gewoonlijk aangepast aan de voortbewegingssnelheid van de slang. De slang kan eventueel schoksgewijs zijn voortbewogen door de trekwerking van de roterende dwarssealbeitels. Afhankelijk van de lengte van de te maken verpakking, welke bepaald is door de afstand tussen de dwarsnaden, en de diameter van de omhullende die wordt bepaald door de contactvlakken van de dwarssealbeitels, bevinden zich één of meer dwarssealbeitels aan een dwarssealas, welke over gelijke hoekafstanden over de radiale omtrek van de dwarssealas verdeeld zijn opgesteld. Is omstelling van de flowpacker vereist, zal tevens het aantal dwarssealbeitels per dwarssealas en/of de afstand van het contactvlak van de dwarssealbeitels tot de rotatieas moeten worden aangepast, om de afstand tussen twee opeenvolgende dwarsna- den in de slang aan te passen.

De dwarssealbeitels moeten voldoen aan hoge eisen. Zij zijn bestemd om de wanden van de slang, welke bestaan uit relatief dunne folie, betrouwbaar over de volle breedte van de slang tegen elkaar te drukken. Tegelijkertijd moeten zij ervoor zorgen, dat de tegen elkaar gedrukte foliedelen aaneen gehecht worden. Vaak zijn daartoe één of beide dwarssealbeitels verhit, om de folie te warmtelassen. Ook wordt wel folie toegepast, welke door voldoende perskracht aaneen smelt. Verhitting van de dwarssealbeitels is dan niet nodig. Het zal duidelijk zijn dat in beide gevallen slechts een bijzonder geringe variatie in de door de dwarssealbeitels op te wekken aandrukkracht over de breedte van de dwars-naad toelaatbaar is. De dwarssealbeitels zijn voorts veelal voorzien van messen, om de slang in de dwarsnaadgebieden door te snijden. De werking van die messen dient over de volle breedte van het dwarsnaadgebied voldoende betrouwbaar te zijn. Is de betrouwbaarheid van het lassen en/of het afsnijden onvoldoende, zal dit leiden tot aanzienlijke produktiepro-blemen, welke in verband met de hoge produktiesnelheden -enkele honderden verpakkingen per minuut- ontoelaatbaar zijn. Het zal duidelijk zijn, dat daarmee hoge eisen zijn te stellen aan de afstelling van de dwarssealbeitels, de roterende assen waarop zij zich bevinden, en de ondersteuning en aandrijving van die assen. Het is om die redenen, dat de roterende assen voornamelijk tweezijdig zijn ondersteund.

Het is reeds bekend, de dwarssealassen enkelzijdig te ondersteunen en aan te drijven, waarmee de bereikbaarheid van de transportbaan in de omgeving van de dwarssealbeitels vergroot is ten opzichte van tweezijdig ondersteunde dwarssealassen. Daarmee zijn bijvoorbeeld afstelwerkzaamhe-den aan de op de dwarssealassen bevestigde dwarssealbeitels eenvoudiger, en is het reinigen en onderhouden van de flowpacker eenvoudiger en beter uit te voeren.

Echter, gezien de vereiste nauwkeurigheid van de werking van de dwarssealbeitels zoals hierboven aangegeven, vereist de toepassing van enkelzijdig ondersteunde roterende assen voor de dwarssealbeitels bijzondere constructieve maatregelen. In het bijzonder is rekening te houden met de doorbuiging van de roterende dwarssealassen vanaf de ondersteuning naar het vrije, niet ondersteunde, axiale uiteinde toe. Dientengevolge is het demonteren van de dwarssealas ten behoeve van het omstellen van de flowpacker door aanpassing van de dwarssealbeitels praktisch onmogelijk.

J

In de praktijk is er daarom in verband met enkelzijdig ondersteunde dwarssealassen voor gekozen, de dwarssealbeitels afzonderlijk demontabel aan te brengen op de dwarssealas. Het is daarbij uitsluitend gebruikelijk, elke dwarssealbeitel met een of meer in radiale richting in de dwarssealas stekende bouten met de dwarssealas te verbinden. In het gatenpatroon in de dwarssealas is rekening gehouden met de mogelijkheid, verschillende aantallen dwarssealbeitels op gelijkmatige hoekafstanden verdeeld aan te brengen. Zo is het mogelijk, beurtelings bijvoorbeeld één, twee of vier, of bijvoorbeeld één, drie of zes dwarssealbeitels op één dwarssealas aan te brengen. Zelfs kan er in het gatenpatroon in de dwarssealas rekening gehouden zijn met de mogelijkheid beurtelings drie of vier dwarssealbeitels te gebruiken. Het zal duidelijk zijn, dat voor een dergelijke mogelijkheid, een ingewikkeld gatenpatroon in de dwarssealas is vereist. Dientengevolge ontstaan problemen, zoals ruimteproblemen voor de in de dwarssealassen uitstekende boutschachten, zijn de ver-bindingsbouten van de dwarssealbeitels met de dwarssealassen moeilijk toegankelijk voor montage en demontage, is dientengevolge bijzonder gereedschap vereist, wordt door het omvangrijke gatenpatroon de dwarssealas aanmerkelijk verzwakt en dientengevolge buigzamer, waardoor de doorbui-ging van de dwarssealas toeneemt, hetgeen nadelig is voor de betrouwbare werking van de dwarssealbeitels over de totale dwarslengte van de slang. In de praktijk wordt daarom voornamelijk rekening gehouden met de mogelijkheid het aantal dwarssealbeitels op een dwarssealas te verdubbelen dan wel te halveren. Voor een andere omstelling, zoals de overgang van drie naar vier beitels, is het vervangen van een complete dwarssealas, met alle afstelproblemen van dien, vereist.

Aldus kleven nog steeds nadelen aan het bekende systeem voor het uitwisselen van de dwarssealbeitels aan enkelzijdig ondersteunde dwarssealassen. Zo zijn de vereiste omstelwerkzaamheden nog steeds ingrijpend, aangezien telkens de dwarssealbeitels stuk voor stuk moeten worden gemonteerd en gedemonteerd en afgesteld aan de dwarssealas, hetgeen een aanzienlijke stilstand van de flowpacker veroorzaakt. Anderzijds veroorzaakt het vereiste gatenpatroon een onvermijdbare vermindering van de buig-stijfheid van de dwarssealas, hetgeen de betrouwbaarheid van de functionering vermindert. Ondanks die nadelen wordt het bekende systeem reeds geruime tijd toegepast.

Resumerend bestaat reeds geruime tijd de wens voor een praktischer systeem voor het uitwisselen van de dwarssealbeitels aan de enkelzijdig ondersteunde dwarssealassen van een flowpacker, ten behoeve van omstel-werkzaamheden, maar ook ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden, rekening houdend met de vereisten voor de nauwkeurige werking van de dwarssealbei- tels.

De uitvinding beoogt, tegemoet te komen aan de bovenbedoelde wens. Daartoe verschaft de uitvinding een verpakkingsinrichting van het flow-packertype, zoals meer in het bijzonder aangegeven in de bijgevoegde conclusie 1.

Het is nu met de uitvinding mogelijk, de flowpacker sneller om te stellen door middel van het uitwisselen van het manteldeel, dat met relatief eenvoudige handelingen op de dwarssealas is aan te brengen. Met het uitwisselen van het manteldeel worden in één handeling tevens ook alle dwarssealbeitels in één keer uitgewisseld. Afstelwerkzaamheden aan de dwarssealbeitels is nu mogelijk aan het afzonderlijke manteldeel, dus zonder dat deze in de flowpacker zijn ingebouwd, hetgeen de vereiste omsteltijd aanmerkelijk bekort. Manteldelen met verschillende aantallen dwarssealbeitels zijn eenvoudig in voorraad te houden als uitwisseldelen. Eventueel kunnen de manteldelen en de dwarssealbeitels afzonderlijke delen zijn, en kan naar wens worden samengesteld, welk samenstellen eveneens onafhankelijk van de werking van de flowpacker is uit te voeren.

Flowpackers zijn reeds lang voorzien van enkelzijdig ondersteunde spillen, waarop voorraadspoelen met foliestroken worden gestoken, welke spoelen alzijdig aan de radiale omtrek geklemd zijn gehouden op die spillen. Voor die radiale klemming zijn die spillen aan de radiale buitenomtrek voorzien van radiaal verende delen. Bij dergelijke spillen met voorraadspoelen speelt het probleem niet van de hoge belasting en de bijzonder hoge nauwkeurigheid en betrouwbaarheid waaronder de dwarssealbeitels moeten functioneren. De combinatie van dergelijke spillen en voorraadspoelen is ongeschikt voor toepassing bij dwarssealbeitels.

Daarnaast zijn flowpackers bekend van het type met tweezijdig ondersteunde dwarssealas, met op de dwarssealas gestoken een afzonderlijke beitelkooi met acht geïntegreerde dwarssealbeitels aan het radiale bui-tenomtreksvlak. Niet beoogd is met dit systeem een gemakkelijk vervan-gen/omstellen van de dwarssealbeitels, aangezien de tweezijdige ondersteuning van de dwarssealas zich daar niet voor leent. Eerder is de op-steekbare beitelkooi met geïntegreerde dwarssealbeitels gekozen i.v.m. het bijzonder grote aantal dwarssealbeitels. Voorts gelden hier niet de bijzonder hoge eisen die zijn te stellen aan de dwarssealbeitels aan een enkelzijdig ondersteunde dwarssealas. De vakman vindt in dit bekende daarom geen aanwijzing, hoe het doel van de onderhavige uitvinding te bereiken.

Verdere voordelen en details zullen blijken uit de bijgevoegde volgconclusies en uit de hiernavolgende beschrijving van niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening. Hierbij toont:

Fig. 1 schematisch in perspectief een algemeen aanzicht van een flowpacker;

Fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken, kops aanzicht, vanaf de ongesteunde zijde van het stel dwarssealassen weergegeven in fig. 1.

Fig. 3 een aanzicht in doorsnede van de in fig. 2 onderste dwars-sealas volgens de lijn III-III in fig. 2; volgens de uitvinding;

Fig. 4 een aanzicht overeenkomstig fig. 3. net de onderdelen weergegeven in de gemonteerde stand op afstand van elkaar; en

Fig. 5 een aanzicht overeenkomstig fig. 3 van een variant.

Fig. 1 toont een flowpacker 10, welke geschikt is voor het verwerken van 400-800 verpakkingen per minuut. Deze bezit een transportbaan 20 waarlangs een stroom produkten 3 beweegbaar is. Stroomopwaarts van de transportbaan 2 is een toevoerketting 4 opgesteld, om de produkten 3 op gelijke steek toe te voeren aan de flowpacker 1. Afzonderlijke verpakkingen 5 verlaten de flowpacker 1 over een afvoertransporteur 6. Aanvankelijk vlak, folievormig materiaal wordt vanaf een voorraadrol 7 toegevoerd, en rond een vouwkast 8 tot een langwerpige slang 9. welke de transportbaan 2 en de daarlangs bewegende produkten 3 omgeeft, gebogen. Met twee stellen langssealrollen 11 worden de tegen elkaar gebrachte langs-randen van de slang 9 aaneen gelast. Stroomafwaarts van de langssealrollen 11 is een stel dwarssealassen 12 met dwarssealbeitels boven en onder de transportbaan 2 opgesteld. Zoals is weergegeven, zijn de dwarssealassen 12 enkelzijdig ondersteund, en steken aan de ondersteunde zijde uit een niet nader weergegeven aandrijfsamenstel, welke is opgenomen in een omkasting 13·

Fig. 2, 3 en 4 toont meer in het bijzonder de uitvoering van de dwarssealassen 12 volgens een eerste variant. Deze zijn, zoals nader zal blijken, voorzien van een opgestoken manteldeel 14, met aan het radiale omtreksvlak zes dwarssealbeitels 15, welke over gelijke hoekafstanden verdeeld zijn aangebracht. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de dwarssealbeitels geïntegreerd met het manteldeel 14. Zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 2, bezit elke dwarssealbeitel 15 centraal een sleuf 16, voor het opnemen van een mes 17.

Fig. 3 en 4 tonen, dat de as 12 hol is uitgevoerd. Door de holte 18 lopen stroomgeleidingsdraden, welke hier slechts gestippeld zijn weergegeven. Deze stroomgeleidingsdraden lopen vanaf de omkasting 13, om te zijn aangesloten op een niet nader weergegeven stroombron, bijvoorbeeld via op de as 12 aangebrachte sleepcontacten (niet zichtbaar). Aan het vrije uiteinde van de as 12 is de holte 18 verruimd, voor het opnemen van een stekkerplug 19. Deze stekkerplug 19 is als een afzonderlijk deel te verbinden met de as 12. De stroomgeleidingsdraden zijn galvanisch te verbinden met de polen 20 van die stekkerplug 19. Fig. 2 toont, dat er zes polen 20 aanwezig zijn.

De as 12 is voorts aan het radiale buitenomtreksvlak voorzien van een spie 21, waarvan de functie verderop duidelijker zal blijken.

Het manteldeel 14 bezit een binnenomtreksstraal welke iets kleiner of groter is dan de buitenomtreksstraal van de as 12. Het manteldeel 14 bezit een over de gehele lengte lopende langssleuf 22, welke over de volle wanddikte loopt en een vervorming van het manteldeel in radiale omtreksrichting mogelijk maakt. Aangezien het manteldeel is vervaardigd van een staallegering, en de sleuf voldoende smal is, zullen de vervormingen van het manteldeel door verruimen/vernauwen van de sleuf 22 elastisch zijn. Aan de beide axiale einden van het manteldeel is een bout 23 aangebracht (fig. 2), welke telkens aangrijpen ter weerszijden van de sleuf 22. Daartoe haakt de verdikte houtkop aan de ene zijde van de sleuf 22 in het manteldeel 14, en grijpt het schroefdraaddeel aan de schacht van de bout 23 in een van inwendige schroefdraad voorzien gat in het manteldeel aan de andere zijde van de sleuf 22. Door aandraaien/lossen van de bout 23 is de sleuf 22 te verruimen/vernauwen. Door vernauwen van de sleuf 22 kan het manteldeel 14 alzijdig worden geklemd op de as 12. Door verruimen van de sleuf 22 is het manteldeel gemakkelijk op de as 12 te steken en daar vanaf weer te verwijderen. De aanpassing van de binnenomtreksstraal van het manteldeel aan de buitenomtreksstraal van de as 12 maakt het alzijdig op de as 12 klemmen van het manteldeel 14 mogelijk door gebruikmaking van de sleuf 22 en de elastische vervormbaarheid van het manteldeel 14. De toepassing van het manteldeel 14 vereist geen bijzondere uitsparingen in het radiale buitenomtreksvlak van de as 12, hetgeen voordelig is met betrekking tot de buigstijfheid van de as 12, en dus de werkingsnauwkeurigheid en -betrouwbaarheid van de beitels 15 aan de enkelzijdig ondersteunde as 12.

Zoals meer in het bijzonder blijkt uit fig. 3 en 4, is het manteldeel 14 voorzien van een axiaal deksel 24, voor het afdekken van het vrije kopse einde van de as 12. In het deksel 24 is opgenomen een connector 25 met contrapolen 26, welke uitsteken in de door het manteldeel 14 omgeven holte. Deze contrapolen 26 zijn bestemd om te worden gestoken in de polen 20 aan het plugdeel 19 dat is gestoken in de as 12 en daarmee is verbonden. Zoals schematisch met stippellijnen weergegeven in fig. 3. lopen stroomgeleiders vanaf de contrapolen 26. Zij lopen naar niet nader weergegeven elektrische verhittingselementen en meetelementen, welke zijn opgenomen in holten 27 in de beitels 15 aan het manteldeel 14. Met de connectorpolen 20, 26 is een gemakkelijk omstellen mogelijk in verband met het uitwisselen van manteldelen 14 met verhitte beitels 15· Voor een ander aantal beitels 15 kan de connector 25 eenvoudig worden verwisseld.

Het manteldeel 14 is voorts aan het radiale binnenomtreksvlak voorzien van een in axiale richting verlopende spiebaangroef 28. Wordt het manteldeel 14 op de as 12 gestoken, grijpt de spie 21 aan de as 12 in de spiebaangroef 28 in het manteldeel 14. Daarmee wordt het manteldeel 14 doelmatig geborgd tegen verdraaiing t.o.v. de as 12. De spie 21 bevindt zich zo ver mogelijk verwijderd van de ondersteuning van de as 12, zodat de as 12 zo min mogelijk is verzwakt.

Fig. 5 toont een variant voor het samenstel van enkelzijdig ondersteunde as 12 en daarop gestoken manteldeel 14. Het manteldeel 14 is in deze uitvoering gesloten, d.w.z. de sleuf 22 uit de variant vlgs. fig. 2-4 is hier afwezig. Daarmee is dit manteldeel 14 niet gemakkelijk radiaal vervormbaar. Het radiale binnenomtreksvlak van het manteldeel is met geringe speling aangepast aan het radiale buitenomtreksvlak van de as 12, uitgezonderd een axiaal eindgebied. Aldaar is de as 12 aan het van de ondersteuning 13 (fig. 1) gekeerde einde verjongd 29, om een ringvormige spleet 31 te bepalen tussen het manteldeel 14 en de as 12. In die spleet 31 is een huls 32 gestoken. Deze huls 32 bezit aan één einde een flens om te steunen tegen het axiale einde van het manteldeel 14. De huls is hol, en relatief dunwandig, uitgezonderd in het flensgebied. In die holte 33 bevindt zich een fluïdum, zoals een hydraulische vloeistof. Een bout 34 aan de flens steekt tot op de holte 33· Door in- en uitdraaien van die bout 34 is de druk in de holte aan te passen. Door een druktoename in de holte 33 zullen de radiale omtrekswanden van de huls 32 in radiale richting vervormen. Is de huls 32 onvervormd, d.w.z. dat de druk in de holte 33 voldoende laag is, is de huls 32 zodanig bemeten dat deze gemakkelijk in de spleet 31 is te brengen, en daar weer uit is te verwijderen. Eenmaal in de spleet 31 in de weergegeven stand, zal door drukverhoging in de holte 33 de huls 32 in radiale richting uitzetten, om geklemd te worden tussen het radiale buitenvlak van het verjongde deel 29 van de as 12 en het radiale binnenvlak van het manteldeel 14. Dientengevolge wordt het manteldeel 14 betrouwbaar alzijdig geklemd gehouden op de as 12. De as 12 is niet verzwakt door gaten t.b.v. de bevestiging van de beitels 15. Het verjongde deel 29 bevindt zich aan het van de ondersteuning 13 gekeerde einde van de as 12, en vermindert daardoor nauwelijks de axiale vormvastheid van de as 12. In fig. 5 is een variant weergegeven, waarbij de beitels 15 onverhit zijn. Deze variant is eventueel ook toepasbaar voor verhitte beitels 15, door bijvoorbeeld de maatregelen zoals getoond in fig. 2-4 daarin op te nemen. Ook is eventueel het principe van een radiaal expanderende huls 32 zoals getoond in fig. 5 te gebruiken voor een uitvoeringsvariant zoals getoond in fig. 2-4. Daarmee kan dan de langs-sleuf 22 komen te vervallen. Vanzelfsprekend is het principe van de langssleuf 22 ook toe te passen in verband met onverhitte beitels 15, zoals bijvoorbeeld bij de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvariant. Dan kan de huls 32 komen te vervallen. Ook een combinatie van expanderende huls 32 en langssleuf 22 is eventueel toepasbaar.

Van belang is, dat in verband met enkelzijdig ondersteunde dwars-sealassen, een manteldeel is verschaft, waarop de dwarssealbeitels zijn te bevestigen, en welk manteldeel steekbaar is op de dwarssealas.

In dat verband is het niet noodzakelijk, de beitels eendelig te integreren met het manteldeel. Ook kan het manteldeel eventueel meerdelig zijn, bijvoorbeeld uit twee schaalhelften bestaan. In verband met de voorafstelling buiten de flowpacker verdient het echter wel de voorkeur, dat het manteldeel vooraf samengevoegd en voorzien van de beitels, op de as is te steken, en slechts daarop vast wordt gehouden.

Claims (13)

1. Verpakkingsinrichting voor het verpakken van een in een stroom toegevoerde, opeenvolgende voorwerpen, omvattende een transportbaan voor het in stroomafwaartse richting voortbewegen van de voorwerpen, een toe-voerbron voor het aan de transportbaan toevoeren van een strook buigzaam, folieachtig verpakkingsmateriaal, slangvormmiddelen voor het rond de transportbaan tot een slang vormen van het verpakkingsmateriaal, stroomafwaarts van de slangvormmiddelen langs de transportbaan opgestelde slangafdichtelementen voor het in lengterichting afdichten van de slang verpakkingsmateriaal door aaneenvoegen van de tegen elkaar gebrachte langsranden van de strook, en stroomafwaarts van die langsafdicht-elementen opgestelde dwarsafdichtelementen voor het samendrukken van de slang in op afstand van elkaar gelegen dwarsgebieden gezien in lengterichting van de slang, waarbij in de tussenruimte tussen die samendrukge-bieden een of meer voorwerpen uit de stroom zijn op te nemen, en waarbij die dwarsafdichtelementen geschikt zijn voor het met elkaar verbinden van de tegen elkaar samengedrukte wanden van de slang in die dwarsgebieden voor het vormen van een dwarsnaad in de slang en eventueel geschikt zijn om de slang in die dwarsgebieden te scheiden ter verkrijging van afzonderlijke verpakkingen, gevuld met één of meer voorwerpen uit de stroom, met de dwarsafdichtelementen voorzien van ter weerszijden van de transportbaan en tegenover elkaar opgestelde afdichtorganen, welke naar en van elkaar beweegbaar zijn, om afwisselend de slang met de zich daarin bevindende voorwerpen vrij tussen zich in te laten passeren, en de slang in de dwarsgebieden tussen zich in samen te drukken, waarbij ten minste één der afdichtorganen een rotatie-element bevat dat dwars op de lengterichting van de transportbaan uitsteekt uit een rotatieaandrijfsamenstel en de transportbaan overlapt, aan de radiale omtrek waarvan één of meer op in hoofdzaak gelijkmatige omtreksafstand van elkaar aangebrachte, in hoofdzaak evenwijdig aan de langsrichting van het rotatie-element uitgerichte, in hoofdzaak ribvormige uitsteeksels zijn opgesteld om in contact te komen met de slang in de dwarsgebieden, welke ribvormige uitsteeksels onder tussenkomst van verbindingselementen losneembaar zijn verbonden met het rotatie-element, en waarbij het van het aandrijfsamenstel afgekeerde uiteinde van dat rotatie-element ondersteuningsvrij is uitgevoerd, met het kenmerk, dat het rotatie-element over ten minste een gedeelte van de lengte ommanteld is door een manteldeel, welk manteldeel de ribvormige uitsteeksels draagt aan de buitenomtrek, en welk manteldeel op losneemba- re wijze is gefixeerd met dat rotatie-element.

2. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het mantel-deel rondom is geklemd gehouden op dat rotatie-element.

3. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het manteldeel een langsspleet bezit, en één of meer elementen welke aangrijpen ter weerszijden van die spleet voor het instellen van de spleetbreed-te.

4. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij tussen het manteldeel en het rotatie-element een omtreksspleet is gehandhaafd, waarin een ringklemelement is opgenoraen, welke radiaal samengedrukt wordt gehouden tussen het manteldeel en het rotatie-element.

5. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 4, waarbij het ringklemelement hol is, welke holte gevuld is met een fluïdum met instelbare druk, en de radiale binnen- en/of buitenwand van het ringklemelement in radiale richting vervormbaar is onder invloed van een drukverandering van het fluïdum.

6. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 5. waarbij in het gebied van het rotatie-element dat is overlapt door het ringklemelement, het rotatie-element verjongd is.

7· Verpakkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ribvormige uitsteeksels en het manteldeel eendelig geïntegreerd zijn.

8. Verpakkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het manteldeel een eendelig, hulsvormig element is, dat vanaf het van het rotatieaandrijfsamenstel gekeerde einde van het rotatie-element daaroverheen steekbaar is.

9. Verpakkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij vanaf het rotatieaandrijfsamenstel één of meer stroomgeleiderele- menten door het rotatie-element lopen welke zijn verbonden met een stroombron aan de zijde van het rotatieaandrijfsamenstel, welke stroomge-leiderelementen galvanisch gekoppeld zijn met aan het oppervlak van het rotatieas-element uitmondende eerste connector-elementen, dat elk van de ribvormige uitsteeksels een galvanisch verhittingselement bezit waarmee een stroomgeleiderelement galvanisch is gekoppeld, aan het vrije uiteinde waarvan een tweede connectorelement is aangebracht, en dat de respectieve eerste en tweede connectorelementen losneembaar met elkaar verbonden zijn.

10. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 9. waarbij de eerste connectorelementen zich bevinden aan het kopse einde van het rotatie- element dat is afgekeerd van het rotatieaandrijfsamenstel.

11. Verpakkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het rotatie-element en het manteldeel aan het buiten- resp. bin-nenomtreksoppervlak een met elkaar samenwerkend spie- en spiebaangroefsa-menstel vormen.

12. Manteldeel met aan het radiale buitenomtreksoppervlak verdeeld over de dwarsdoorsnede-omtrek aangebrachte, in hoofdzaak evenwijdige aan de langsrichting van het manteldeel verlopende, ribvormige uitsteeksels, blijkbaar geschikt om te worden gestoken op een rotatie-element volgens één der voorgaande conclusies.

13· Manteldeel volgens conclusie 12, waarbij deze een langsspleet bezit, met ter weerszijden daarvan aangrijpende elementen voor het instellen van de spleetbreedte.