NL9400362A - Binnenhouder. - Google Patents

Description

Titel: Binnenhouder.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een binnenhouder aan te brengen in een buitenhouder, welke binnenhouder omvat een bakvormig deel uit papierbevattend, vochtopnemend materiaal, welk bakvormig deel van uitwendige afstandhoudermiddelen is voorzien.

Een dergelijke binnenhouder is bekend uit het Duitse Patentschrift 4019771. De daaruit bekende binnenhouder heeft een afmeting die zowel in de hoogte als wat betreft de omtrek in hoofdzaak overeenkomt met die van de bijbehorende buitenhouder. De binnenhouder strekt zich op nauwkeurig gedefinieerde afstand van de buitenhouder af.

Dergelijke binnenhouders worden gebruikt bij het ledigen van de houder om te voorkomen dat resten van de inhoud achterblijven. Voor bijvoorbeeld GFT-afval dat in toenemende mate afzonderlijk verzameld wordt, bestaat het probleem dat resten afval aan de bodem van de houder blijven kleven en in het bijzonder in de warmere maanden tot rottingsverschijnselen met alle onaangename gevolgen vandien leidt.

De binnenhouder voorgesteld in het Duitse Patentschrift is slechts voor één soort buitenhouder geschikt. Bovendien vraagt deze een verhoudingsgewijs grote hoeveelheid pulpmateriaal omdat deze zich over de hele hoogte van de buitenhouder uitstrekt. Verkoop van dergelijke binnenhouders is bijzonder onaantrekkelijk vanwege het grote volume dat een aantal in elkaar geschoven binnenhouders inneemt. Daarbij bestaat het probleem dat binnenhouders in elkaar vast zullen klemmen hetgeen het uit elkaar halen voor gebruik onaantrekkelijk maakt.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding deze nadelen te vermijden en acceptatie van de binnenhouder te bevorderen.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven binnenhouder verwezenlijkt doordat aan de bovenzijde van het bakvormige deel aan tenminste een zijde flapmiddelen aangebracht zijn.

Door het aanbrengen van de flapmiddelen is het enerzijds mogelijk de binnenhouder aan verschillend gevormde buitenhouders aan te passen. Voor afvalcontainers bestaan in Nederland ten minste acht verschillende types waarvan de afmetingen niet altijd gelijk zijn. Door de flapmiddelen kan in compensatie van deze afwijkingen voorzien worden. Bovendien maken deze flapmiddelen geleiding van het vuil naar het bakvormige deel van de binnenhouder mogelijk. Anderzijds wordt bij het legen van de buitenhouder de binnenhouder naar beneden bewogen en oefenen de flapmiddelen een soort schrapende werking langs het betreffende deel van de buitenhouder uit. Het is mogelijk de binnenhouder aanzienlijk kleiner uit te voeren dan de buitenhouder. Als voorbeeld kan genoemd worden dat de hoogte-afmeting van de binnenhouder ten minste drie maal kleiner is dan de hoogte-afmeting van de buitenhouder. Door de genoemde flapmiddelen wordt vulling van de binnenhouder verzekerd en wordt door de aanwezigheid van de binnenhouder nabij het bodemvlak van de buitenhouder aanhechting van resten op effectieve wijze voorkomen. Doordat de binnenhouder uit een enigszins absorberend materiaal bestaat zullen resten juist bij voorkeur aan de bodem van de binnenhouder hechten waardoor deze tijdens het vullen een groter gewicht krijgt hetgeen het later ledigen en verwijderen van de binnenhouder bevordert.

Doordat de binnenhouder aanzienlijk veel kleiner kan zijn dan de buitenhouder kan deze op bijzonder eenvoudige wijze verpakt, uitgestald, verkocht en door de gebruiker meegenomen en thuis opgeslagen worden.

De genoemde flapmiddelen kunnen op alle in de stand der techniek bekende wijzen met het bakvormige deel verbonden zijn. Bij voorkeur zijn deze echter scharnierend daarmee verbonden om in een eenvoudige aanpassing aan verschillende afmetingen van het bakvormige deel te voorzien. Omdat de flapmiddelen bij voorkeur uit hetzelfde materiaal bestaan als het bakvormige deel en in één handeling daarmee gevormd worden, omvat de scharnierverbinding bij voorkeur een filmscharnier.

Bij voorkeur worden de flapmiddelen in aangebrachte toestand van zekere "voorspanning" voorzien zodat de flapmiddelen in horizontale positie van het bakvormige deel enigszins schuin naar buiten hellen. Door deze divergerende positie van de flapmiddelen zullen deze ook bij de grootst mogelijke buitenhouder steeds tegen de wand daarvan aanliggen.

Om optimale ventilatie tussen binnen- en buitenhouder mogelijk te maken en anderzijds het contactoppervlak tussen binnen- en buitenhouder zo klein mogelijk te houden waardoor het verwijderen van de binnenhouder uit de buitenhouder zo gemakkelijk mogelijk wordt, wordt voorgesteld dat de bodem van het bakvormige deel van uitstekende poten voorzien is. Daarbij kunnen de vrije uiteinden van de poten van gemakkelijk verwijderbare draagdelen voorzien zijn. Dergelijke draagdelen spelen vooral een rol in vorstperioden waarbij de draagdelen dan zonder probleem vast kunnen vriezen aan de bodem van de buitenhouder en bij het ledigen afscheuren van de vrije uiteinden van de poten plaats vindt.

Het bakvormige deel kan van verstevigingsribben voorzien zijn. Deze kunnen zowel inwendig als uitwendig aangebracht worden maar uit produktietechnisch oogpunt is bij de vervaardiging van binnenhouders uit pulpmateriaal de voorkeur te geven aan het inwendig aanbrengen van verstevigingsmiddelen. Daarbij kan de uitwendige indrukking functioneren als ventilatiekanaal. Het papierpulpmateriaal kan zowel nieuw materiaal als gebruikt papier omvatten. Uit milieu-overwegingen wordt vanzelfsprekend de voorkeur gegeven aan gebruikt materiaal. Om overmatige absorptie van vocht te beperken kunnen aan een dergelijk papierpulpmateriaal tijdens de bereiding vochtabsorptie-remmende middelen zoals parafine toegevoegd worden.

Zoals hierboven aangegeven kan de binnenhouder aanzienlijk veel "lager" uitgevoerd zijn dan de buitenhouder in combinatie waar deze mee gebruikt dient te worden. Zo kan de hoogte-afmeting van het bakvormige deel ten minste twee maal kleiner zijn dan de grootste van de lengte- of breedte-afmeting.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Figuur 1 een perspectivisch zij-aanzicht van de binnenhouder volgens de uitvinding;

Figuur 2 een bovenaanzicht van de binnenhouder volgens figuur 1;

Figuur 3 een dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III in figuur 2 van de binnenhouder volgens de uitvinding aangebracht in een algemeen bekende buitenhouder.

In de figuren is de binnenhouder volgens de uitvinding in het geheel met 1 aangegeven. Deze is bestemd om aangebracht te worden in een in figuur 3 afgeheelde vuilcontainer 2. De binnenhouder 1 bestaat uit een bakvormig deel dat voorzien is van inwendige verstevigingsribben 3. De binnenhouder is in hoofdzaak rechthoekig en meer in het bijzonder vierkant uitgevoerd zodat deze in elke positie in de vuilcontainer 2 geplaatst kan worden. De omtreksranden zijn voorzien van flappen 5. Deze flappen kunnen alle gelijk uitgevoerd zijn, maar in de figuren is getoond dat de flappen paarsgewijs tegenover elkaar liggend steeds verschillende afmetingen hebben. De bodem 6 van de binnenhouder is voorzien van poten 7 die dragen op de bodem van de vuilcontainer 2. Het benedendeel van deze poten ofwel het draagdeel 9 is zodanig bevestigd aan het overige deel van de poten 7 dat indien dit draagdeel 9 hecht aan de bodem van de vuilcontainer 2 eenvoudig afscheuren van het overige deel van de poten mogelijk is. Dit is met name van belang indien deze draagdelen om enigerlei reden kleven aan de bodem van de vuilcontainer 2.

Door gebruik van de flappen 5 is het mogelijk een universele binnenhouder 1 toe te passen voor vuilcontainers 2 met verschillende afmetingen. Zoals uit figuur 3 blijkt kan de aan één zijde enigszins afwijkende vorm van een dergelijke vuilcontainer 2 door de aanwezigheid van een wiel volledig opgevangen worden door de flap 5 volgens de uitvinding. Een dergelijke flap dient eveneens als schraapmiddel bij het verwijderen van de binnenhouder. Immers bij het kantelen van de vuilniscontainer 2 zal de binnenhouder 1 naar beneden bewegen en zullen de flappen 5 langs de wand van de buitenhouder schrapen. Daardoor worden achterblijvende resten zoals resten GFT-afval verwijderd. Het naar beneden bewegen van de binnenhouder 1 wordt verzekerd doordat deze uit een enigszins absorberend materiaal bestaat. Daardoor zullen vochtige resten afval aan de bodem 6 van de binnenhouder kleven en deze een zodanig gewicht geven dat deze bij het omkeren dadelijk naar beneden valt. Een en ander wordt nog bevorderd door de enigszins taps uitlopende vorm van de vuilcontainer 2. Door de aanwezigheid van de poten 7 en de uitwendige kanalen 8 ontstaan door het vormen van ribben 4 wordt eveneens ventilatie tussen de binnenhouder en de vuilcontainer bevorderd. Deze kanalen kunnen eveneens aangrijpen op ribben aangebracht in vuilcontainers. Doordat de poten nabij de omtrek van zowel de binnenhouder als de buitenhouder aanwezig zijn zullen deze zich eventueel nabij de buitenomtrek van de houder verzameld vocht opnemen en bij verwijderen meenemen.

Door de uitvoering van de verstevigingsribben 4 en flappen 5 wordt een bijzonder eenvoudige stapelbaarheid van binnenhouders bij verkoop en opslag verkregen zonder dat in elkaar klemmen bij nesten plaats vindt. In de verschillende gebruiksfasen zijn de binnenhouders bijzonder eenvoudig te hanteren.

De binnenhouder is vervaardigd uit een in de stand der techniek bekend pulpmateriaal. Een dergelijk pulpmateriaal wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het vervaardigen van eierdozen. Als voorbeeld van hergebruikt papier kan genoemd worden 80-85% krantenpapier en 20-15% tijdschriftpapier. Dit materiaal moet tenminste enkele weken houdbaar zijn ook indien blootgesteld aan agressieve stoffen.

Na de verschillende behandelingen voor het verkrijgen van een optimaal pulpmengsel wordt bijvoorbeeld parafine toegevoegd om de vochtabsorptie te beheersen. Vorming kan op dezelfde wijze plaats vinden als bij eierdozen. De toevoegingen aan de pulp kunnen bijvoorbeeld die zijn overeenkomstig aan de "XXXVI-Empfehlung" van het "Bundesgesundheitsamt".

Vanzelfsprekend is het mogelijk de binnenhouder uit een ander materiaal dan hierboven aangegeven te vervaardigen. Deze en andere varianten liggen binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies.

Claims (14)

1. Binnenhouder (1) aan te brengen in een buitenhouder (2), welke binnenhouder omvat een bakvormig deel (3) uit papierbevattend, vochtopnemend materiaal, welk bakvormig deel van uitwendige afstandhoudermiddelen is voorzien, met het kenmerk, dat aan de bovenzijde van het bakvormige deel aan tenminste een zijde flapmiddelen (5) aangebracht zijn.

2. Binnenhouder volgens conclusie 1, waarbij de flapmiddelen scharnierend met het bakvormige deel verbonden zijn.

3. Binnenhouder volgens conclusie 2, waarbij de scharnierverbinding een filmscharnier omvat.

4. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de flapmiddelen zodanig aangebracht zijn, dat in de onbelaste horizontale toestand van het bakvormige deel, deze zich naar buiten hellend ten opzichte van de verticaal uitstrekken.

5. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de afstandhoudermiddelen nabij de bodem van het bakvormige deel uitstekende poten (7) omvatten.

6. Binnenhouder volgens conclusie 5, waarbij de vrije uiteinden van de poten van gemakkelijk verwijderbare draagdelen (9) voorzien zijn.

7. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bakvormige deel van inwendige verstevigingribben (4) is voorzien.

8. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het papierbevattende materiaal omvat een papierpulpmateriaal.

9. Binnenhouder volgens conclusie 8, waarbij het papierpulpmateriaal gebruikt papier omvat.

10. Binnenhouder volgens conclusie 8 of 9, waarbij het papierpulpmateriaal vochtabsorptieremmende middelen omvat.

11. Binnenhouder volgens conclusie 10, waarbij de vochtabsorptieremmende middelen parafine omvatten.

12. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hoogte-afmeting (a) van de bak tenminste twee maal kleiner is dan de grootste van de lengte- of breedte-afmeting (b).

13. Binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij deze een in hoofdzaak vierkante bodemuitvoering heeft.

14. Houdersamenstel, omvattende een buitenhouder alsmede een binnenhouder volgens één van de voorgaande conclusies.