NL9400333A - Lichtstraatconstructie. - Google Patents

Description

Lichtstraatconstructie

De uitvinding heeft betrekking op een lichtstraatconstructie, roet op een gebouw of dergelijke aangebrachte draagpro-fielen die aan hun langsranden glaslijsten dragen voor het opnemen van de langsranden van lichtdoorlatende panelen en roet spanmiddelen voor het samenspannen van de panelen en de glaslijsten.

Een lichtstraatconstructie van dit type is reeds in vele uitvoeringsvormen bekend. Een voorbeeld van een dergelijke lichtstraatconstructie toont de Europese octrooiaanvrage 129.357. De bij de bekende lichtstraatconstructies toegepaste glaslijsten bestaan meestal uit een U-profiel, dat roet zijn beide benen een betreffende langsrand van een lichtdoorlatend paneel omsluit. Aangezien de lichtdoorlatende panelen, die in het algemeen uit glas of uit kunststof bestaan, in verschillende diktes worden toegepast, moeten ook deze glaslijsten op de paneeldikte afgestemde afmetingen bezitten. Dit betekent, dat in de praktijk vele verschillende glaslijsten moeten worden vervaardigd, in voorraad worden gehouden en toegepast. Dit leidt tot een ongewenste verhoging van de kosten.

Weliswaar is het mogelijk, om een zekere speling wat betreft de dikte van de op te nemen panelen te verkrijgen wanneer de benen van de glaslijsten enigzins vervormbaar zijn, of wanneer tussen deze benen en de glaspanelen soepele afdichtingsstroken worden aangebracht. Evenwel zijn dit noodmaatregelen, die het optredende probleem slechts in geringe mate kunnen verzachten.

De uitvinding beoogt een lichstraatconstructie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het genoemde nadeel op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze kan worden opgeheven.

Hiertoe bezit de lichtstraatconstructie volgens de uitvinding het kenmerk, dat de glaslijsten bestaan uit een op de bovenzijde van een paneel aangrijpend bovendeel en een scharnierend daarmee verbonden, op de onderzijde van het paneel aangrijpend benedendeel, waarbij de spanmiddelen een kracht uitoefenen op het bovendeel die dit en het benedendeel naar elkaar toe poogt te bewegen .

Wanneer roet behulp van de spanmiddelen de glaslijsten en de panelen worden gespannen (zoals bijvoorbeeld door de toepassing van een spanbout, die wordt beschreven in de Europese octrooiaanvrage 129.357), worden het bovendeel en het benedendeel van de glaslijsten telkens zodanig ten opzichte van elkaar gescharnierd, dat ze zich aanpassen aan de dikte van het zich tussen hen in bevindende paneel. Hierdoor kan één enkele glaslijst worden gebruikt voor het opnemen van panelen met verschillende diktes. Doordat derhalve één glaslijst universeel toepasbaar is voor lichtstraatconstructies met verschillende panelen, kan de productie van de glaslijsten aanzienlijk worden vereenvoudigd. Een direct gevolg is tevens, dat het aantal in voorraad te houden verschillende glaslijsttypes sterk wordt gereduceerd. Tevens kan tijdens de montage van een lichtstraatconstructie tot op het laatste moment een wijziging van de toe te passen paneeldikte worden uitgevoerd, zonder dat dit consequenties bezit ten aanzien van de toe te passen glaslijsten. Het totale systeem wordt hierdoor aanzienlijk flexibeler.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de lichtstraatconstructie volgens de uitvinding geldt, dat de schar-nierverbinding tussen het bovendeel en het benedendeel van de glaslijsten wordt gevormd door samenwerkende, een rotatieas bepalende randen van beide delen. De samenwerking tussen deze randen van beide delen kan op verschillende manieren tot stand worden gebracht. Het is denkbaar, dat de beide delen ter plaatse van de genoemde randen weliswaar scharnierbaar, doch niet losneembaar met elkaar zijn verbonden. Het is ook mogelijk, dat de scharnierver-binding wordt gevormd door randen van beide delen, die zodanig zijn gevormd dat ze weliswaar een scharnierverbinding vormen, doch naar keuze eenvoudig losneembaar zijn van elkaar. Hierbij valt te denken aan een vormgeving, waarbij de beide delen in een bepaalde onderlinge positie ter plaatse van de genoemde randen samenvoeg-baar zijn, en vervolgens in de werkzame posities (dat wil zeggen de posities, waarin ze een daartussen gelegen paneel functioneel omsluiten) de scharnierverbinding vormend stevig met elkaar zijn verbonden.

Constructief geniet het verder de voorkeur, dat het benedendeel van de glaslijsten een vast onderdeel is van het draagprofiel. Derhalve zal bij een dergelijke constructie het bovendeel ten opzichte van het draagprofiel kunnen scharnieren.

Het is echter ook denkbaar, dat het benedendeel van de glaslijsten een in een bepaalde stand op het draagprofiel beves-tigbaar onderdeel is. Dit betekent, dat het benedendeel in principe geen vast onderdeel vormt van het draagprofiel, doch al naar gelang de te vormen lichtstraatconstructie in een bepaalde stand op het draagprofiel wordt bevestigd. Het bovendeel is vervolgens ten opzichte van dit benedendeel, of ten opzichte van het draagprofiel, scharnierbaar aangebracht.

Opgemerkt wordt, dat de Europese octrooiaanvrage 415.667 reeds een lichtstraatconstructie toont, waarbij een scharnierbaar met een draagprofiel verbonden glaslijst is toegepast. Evenwel kan hierdoor slechts de relatieve positie van de glaslijst in zijn geheel ten opzichte van het draagprofiel worden gewijzigd. De scharnierverbinding staat niet toe, dat de vormgeving van de glaslijst ter aanpassing aan verschillende paneeldiktes kan worden gewijzigd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de lichtstraatconstructie volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een gedeeltelijke doorsnede door een uitvoeringsvorm van de lichtstraatconstructie volgens de uitvinding met een paneel met een eerste dikte, en

Fig. 2 toont een met fig. 1 overeenkomende doorsnede, doch met een paneel met een kleinere dikte.

De te beschrijven lichtstraatconstructie behoort tot het type lichtstraatconstructies, dat onder andere reeds is beschreven in de Europese octrooiaanvragen 129.357 en 415.667 alsmede het Nederlandse octrooi 145.630. Bij een dergelijk type lichtstraatconstructie zijn draagprofielen 1 aanwezig, die met geschikte bevestigingsorganen 2 (bouten of dergelijke) aan een gedeelte van een gebouw 3 zijn bevestigd. Het betreffende gedeelte van het gebouw kan bijvoorbeeld een muur van een winkelpassage zijn, die aan de bovenzijde moet worden afgesloten door een dergelijke lichtstraatconstructie.

In het algemeen worden bij een lichtstraatconstructie twee draagprofielen 1 toegepast, die op enige afstand evenwijdig aan elkaar lopen, en die de langsranden zullen opnemen van de toe te passen lichtdoorlatende panelen, zoals kunststofpanelen of glaspanelen. Hiertoe dragen de draagprofielen aan hun langsranden glaslijsten of glaslijsteecties, waarin de langsranden van de panelen 4 worden opgenomen.

Verder worden in het algemeen op het buitenvlak van de panelen (en bij voorkeur ter plaatse van de verbindingsnaad tussen twee naast elkaar gelegen panelen) aangrijpende spanprofielen 5 toegepast, die met behulp van geschikte spanmiddelen, zoals spanbouten 6, kunnen worden gespannen. De spanbouten 6 strekken zich in het algemeen uit door geschikte openingen 7 in de glaslijsten of in de glaslijsten omsluitende spanhaken 8. Tenslotte kunnen draagbalken 9 zijn toegepast, die zich tussen de draagprofielen 1 uitstrekken en die de panelen 4 ondersteunen en daaraan het gewenste verloop verschaffen.

Voor een gedetailleerde beschrijving van dergelijke lichtstraatconstructies wordt verwezen naar de in het voorgaande genoemde octrooipublikaties.

Overeenkomstig de uitvinding geldt thans, dat de glaslijsten bestaan uit een op de bovenzijde van een paneel 4 aangrijpend bovendeel 10 en een scharnierend daarmee verbonden, op de onderzijde van het paneel 4 aangrijpend benedendeel 11. In de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm vormt het benedendeel 11 een vast onderdeel van het draagprofiel 1. Noodzakelijk is dit echter niet; het benedendeel 11 kan ook anders dan integraal met het draagprofiel 1 zijn verbonden.

De niet op het paneel 4 aangrijpende rand van het benedendeel 11 vormt met de corresponderende rand van het bovendeel 10 een scharnierverbinding 12, waardoor het bovendeel 10 en het benedendeel 11 ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. In de getoonde uitvoeringsvorm is de vormgeving van de samenwerkende randen van het bovendeel 10 en het benedendeel 11 zodanig, dat de scharnierverbinding 12 losneembaar is wanneer het paneel 4 tussen de beide delen wordt weggenomen en de beide delen vervolgens geheel naar elkaar toe worden verzwenkt. Het losnemen van de scharnierverbinding 12 is echter onmogelijk, wanneer het paneel 4 aanwezig is.

De vormgeving van de spanhaak 8 is afgestemd op de vormgeving van het bovendeel 10. De zich door de opening 7 in de spanhaak 8 uitstrekkende spanbout 6 grijpt aan op het spanprofiel 5, waardoor enerzijds dit spanprofiel 5 wordt gespannen ter vastlegging van het paneel 4, en anderzijds een kracht op het boven deel 10 wordt uitgeoefend, die deze, in de figuur gezien, in de richting van de wijzers van de klok tracht te roteren. Hierdoor wordt het bovendeel 10 op betrouwbare wijze aangedrukt tegen het buitenvlak van het paneel 4.

De uiteinden van het bovendeel 10 en benedendeel ll bezitten uitsparingen 13, waarin indien gewenst flexibele afdicht-profielen kunnen worden aangebracht (bijvoorbeeld afdichtprofiel 14 in fig. 2).

In de getoonde uitvoeringsvorm bezit het benedendeel 11 een vaste positie, terwijl het bovendeel 10 ten opzichte van het benedendeel 11 kan roteren. Het is echter ook denkbaar, dat het bovendeel 10 een vaste positie bezit, en het benedendeel 11 ter aanpassing aan de dikte van het opgenomen paneel 4 kan roteren.

In plaats van een spanbout 6 kunnen ook andere spanmiddelen worden toegepast, die op zichzelf bekend zijn, en die kunnen zorgdragen voor het uitoefenen van een kracht, die het bovendeel 10 en het benedendeel 11 ten opzichte van elkaar tracht te roteren ter aanpassing van hun onderlinge afstand aan de dikte van een daartussen opgenomen paneel 4.

In plaats van de getoonde losneembare scharnierverbin-ding 12 zijn ook andere scharnierverbindingen denkbaar, die al dan niet losneembaar zijn. Zelfs is het denkbaar, dat een zogenaamd levend scharnier wordt toegepast, dat bestaat uit een materiaal-verzwakking.

In fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht weergegeven, waarbij thans echter een paneel 4' met geringere dikte is toegepast. Tevens is thans in de uitsparing 13 van het bovendeel 10 een afdichtprofiel 14 geplaatst.

De door de spanbout 6 op de spanhaak 8 en derhalve het bovendeel 10 uitgeoefende kracht heeft gezorgd voor een rotatie van het bovendeel 10 ten opzichte van het benedendeel 11 in de richting van de wijzers van de klok, uitgaande van de positie volgens fig. 1. Hierdoor zijn de van de uitsparingen 13 voorziene gedeeltes van het bovendeel 10 en het benedendeel 11 dichter naar elkaar toe bewogen, waardoor het paneel 4' op correcte wijze ligt opgesloten tussen deze, de glaslijst vormende, delen 10 en 11.

De lichtstraatconstructie volgens de uitvinding is toepasbaar bij panelen met een vlakke vorm alsmede een gebogen vorm. Tevens is het mogelijk, om de constructie toe te passen bij syste men, waarbij de spanbout 6 is vervangen door andere spanmiddelen, zoals vana£ de bovenzijde door het bovendeel 10 en het paneel 4 lopende schroeven, die aan de onderliggende constructie (het draagprofiel 1 of zelfs het gebouw 3) zijn bevestigd.

De onderhavige uitvinding kan op velerlei wijze worden gevarieerd binnen het door de conclusies bepaalde kader.

Claims (5)

1. Lichtstraatconstructie, met op een gebouw of dergelijke aangebrachte draagprofielen die aan hun langsranden glaslijsten dragen voor het opnemen van de langsranden van lichtdoor-latende panelen, en met spanmiddelen voor het samenspannen van de panelen en de glaslijsten, met het kenmerk, dat de glaslijsten bestaan uit een op de bovenzijde van een paneel aangrijpend bovendeel en een scharnierend daarmee verbonden, op de onderzijde van het paneel aangrijpend benedendeel, waarbij de spanmiddelen een kracht uitoefenen op het bovendeel die dit en het benedendeel naar elkaar toe poogt te bewegen.

2. Lichtstraatconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scharnierverbinding tussen het bovendeel en het benedendeel van de glaslijsten wordt gevormd door samenwerkende, een rotatieas bepalende randen van beide delen.

3. Lichtstraatconstructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bovendeel en het benedendeel van elkaar losneembaar zijn.

4. Lichtstraatconstructie volgens een der conclusies l-3, met het kenmerk, dat het benedendeel van de glaslijsten een vast onderdeel is van het draagprofiel.

5. Lichtstraatconstructie volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het benedendeel van de glaslijsten een in een bepaalde stand op het draagprofiel bevestigbaar onderdeel is.