NL9320036A - Inrichting en werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mediummengsel in zijn samenstellende delen. - Google Patents
Inrichting en werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mediummengsel in zijn samenstellende delen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9320036A NL9320036A NL9320036A NL9320036A NL9320036A NL 9320036 A NL9320036 A NL 9320036A NL 9320036 A NL9320036 A NL 9320036A NL 9320036 A NL9320036 A NL 9320036A NL 9320036 A NL9320036 A NL 9320036A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wall
- rotor
- liquid
- mixture
- inlet channel
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B04—CENTRIFUGAL APPARATUS OR MACHINES FOR CARRYING-OUT PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES
- B04B—CENTRIFUGES
- B04B1/00—Centrifuges with rotary bowls provided with solid jackets for separating predominantly liquid mixtures with or without solid particles
- B04B1/02—Centrifuges with rotary bowls provided with solid jackets for separating predominantly liquid mixtures with or without solid particles without inserted separating walls
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01D—SEPARATION
- B01D17/00—Separation of liquids, not provided for elsewhere, e.g. by thermal diffusion
- B01D17/02—Separation of non-miscible liquids
- B01D17/0217—Separation of non-miscible liquids by centrifugal force
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B04—CENTRIFUGAL APPARATUS OR MACHINES FOR CARRYING-OUT PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES
- B04B—CENTRIFUGES
- B04B1/00—Centrifuges with rotary bowls provided with solid jackets for separating predominantly liquid mixtures with or without solid particles
- B04B1/10—Centrifuges with rotary bowls provided with solid jackets for separating predominantly liquid mixtures with or without solid particles with discharging outlets in the plane of the maximum diameter of the bowl
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- Thermal Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Centrifugal Separators (AREA)
- Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)
Description
Inrichting en werkwi.ize voor het centrifugaal scheiden van een medium-mengsel in zi.in samenstellende delen.
GEBIED VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op scheidingsinrichtingen en -werkwijzen, en in het bijzonder op systemen waarmee twee of meer gemengde mediumbestanddelen door centrifugeren worden gescheiden.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Centrifugaal-scheidingssystemen gebruiken centrifugaalkracht ontwikkeld door rotatie om mediumbestanddelen van verschillende dichtheden te scheiden. Om vele fundamentele gronden worden deze systemen gebruikt als vervanging voor of verbetering van gravitatiescheidingtechnieken en -inrichtingen, omdat de gravitatiekracht en de kracht uitgeoefend op een medium door rotatie (centrifugaal) identiek zijn doordat zij in waarde toenemen wanneer het medium in massa toeneemt. Media met een geringere dichtheid zullen minder worden beïnvloed door de kracht en daardoor minder afwijken naar de bron van de kracht, de aarde voor gravitatie, de buitenzijde van de roterende houder voor centrifugeren, dan media met een grotere dichtheid. De media worden aldus gescheiden en kunnen naar afzonderlijke verzamelopeningen worden gericht door gebruik te maken van schotten of andere geschikte scheidingsstructuren, Centrifugaalscheiding is vaak wenselijker dan gravitatiescheiding zodat de kracht welke kan worden uitgeoefend op het medium door de rotatiesnelheid kan worden bestuurd en een veelvoud kan bedragen in vergelijking met de zwaartekracht.
Een gebruikelijk voorbeeld voor mediumscheiding is die tussen olie en water. Er bestaan vele omstandigheden waarbij het scheiden van die twee elementen gewenst is, zoals olieverlies op een zee of een meer, vermenging van de twee media in het scheepsruim, gemorste benzine, enz. Deze werkwijze is vaak belangrijk voor het handhaven van de kwaliteit van het leven in een bepaald geografisch gebied. Deze twee media zijn geschikt voor centrifugaalscheiding doordat water een grotere dichtheid bezit dan olie, en aldus ten opzichte van de andere zal "zinken” wanneer een centrifugaalkracht wordt uitgeoefend. Dit valt gemakkelijk te begrijpen door het feit dat olie in een zwaartekrachtveld op water drijft. Tot andere toepassingen van mediumscheiding behoren het klaren van wijn, behandeling van afvalwater, bloedplasmascheiding, en dergelijke. Het centrifugeren wordt ook gebruikt om door bezinking vaste stoffen van vloeistoffen te scheiden.
Het is vaak gewenst om opgeloste elementen in oplossing of emulsie te scheiden. Standaard centrifugaalscheidingsapparatuur alleen kan een dergelijke scheiding niet uitvoeren, doordat de opgeloste elementen met de oplossing zullen meebewegen. Een oplosmiddel moet daarom in de medium-stroom worden gebracht voor het extraheren van de opgeloste elementen. Een dergelijke werkwijze vereist dat het oplosmiddel goed dooreengemengd wordt met het medium zodat alle opgeloste elementen worden geëxtraheerd. Het oplosmiddel en het medium worden dan door centrifugeren gescheiden. Een voorbeeld van deze manier van scheiding is oplosmiddelextractie en -scheiding van transurane elementen uit stromen radio-actief afval bij nucleaire verwerkingsinstallaties.
Heikrantz, Amerikaans octrooischrift 4.959.158, is een voorbeeld van een gebruikelijke centrifugaalscheider volgens de stand van de techniek. In die inrichting wordt het te scheiden medium in een ruimte gebracht tussen een binnenrotor en een buitenste stilstaande behuizing, alwaar af schuifmengen van het medium ontstaat. Een grote hoeveelheid vermogen is vereist om de snelheid van de rotor te handhaven onder de viskeuze weerstand van de afschuivende vloeistof, waardoor de inrichting uit het oogpunt van energiebehoefte ondoelmatig is. Het vermogensverlies neemt toe met de hoeksnelheid, waardoor de rotorsnelheid begrensd is.
De rotor is een aan de bovenzijde open cilinder, waarbij de schei-dingsschotten zich aan de bovenzijde bevinden. Meikrantz gebruikt de ruimte tussen de rotor en zijn behuizing voor de toevoer van het te scheiden mengsel van water en olie. Aldus is het bodemgedeelte van de ruimte tijdens de werking met vloeistof gevuld. Het bovenste gedeelte van de ruimte, waar de vloeistoffen scheiden en van de rotor overgaan naar de behuizing, dient voor de juiste werking lucht te bevatten. In die ruimte, kunnen geen afdichtingen worden ingesteld tussen de binnenkomende vloeistof en de lucht ten gevolge van de grote diameter van de overgang; de weerstand zou ontoelaatbaar zijn. Deze lucht/vloeistofovergang welke sterk in beweging is leidt ertoe dat het in de rotor gebrachte medium met de lucht mengt, waardoor de stromingscapaciteit wordt verlaagd en schuimen ontstaat met vele stoffen zoals detergens in motorolie. Dit schuimen leidt tot een dramatische verlaging van de doelmatigheid van de schei-dingsinrichting en verhoogt verder de viskeuze weerstand. Meikrantz staat toe dat een tweede lucht-waterovergang binnenin de rotor bestaat, wanneer een luchtkem zich radiaal binnenwaarts van het eerste schot vormt, bij het midden van de rotor. Energiestroming van vloeistof door de schei- dingsinrichting veroorzaakt de vorming van oppervlaktegolven aan die overgang, waardoor het scheiden verder wordt benadeeld. Daarnaast verspreidt de lichtere afgescheiden vloeistof zich over de volle lengte van de rotor tussen de luchtkern en de gedeeltelijk begrensde vloeistof /vloeistofovergang. Deze disperse onstabiele massa is moeilijk te verzamelen over het relatief korte eerste schot.
DOELEN EN SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding om de nadelen van de stand van de techniek te overwinnen.
Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om het te scheiden medium in te voeren en te mengen zonder lucht toe te laten.
Het is een verder doel van de uitvinding om een centrifugaalscheider beschikbaar te stellen welke in elke stand kan werken.
Het is een verder doel van de uitvinding om de mediumbeweging en het contact van medium met lucht zo klein mogelijk te maken, en om het vermogen dat vereist is voor het bedienen van een scheidingsinrichting zo klein mogelijk te maken terwijl de stromingscapaciteit zo groot mogelijk is.
Het is een verder doel van de uitvinding om lipofiele oppervlakken doelmatiger dan in stilstaande scheidingsinrichtingen te gebruiken, om elementen beschikbaar te stellen voor het besturen van de mediumbeweging in de rotor, en om volledige automatische drainage en spoeling te bereiken.
Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om een twee-trapsscheidingsinrichting beschikbaar te stellen onder gebruikmaking van oplosmiddelextractie voor het scheiden van zowel niet-mengbare materialen als opgeloste materialen, het verwijderen van schuimen en emulsies, en voor het vermijden van de noodzaak voor een secundaire werkwijze.
Overeenkomstig een eerste aspect van de uitvinding is een inrichting voor het scheiden van een mengsel met niet-mengbare samenstellende delen van een eerste vloeistof en een tweede vloeistof met verschillende dichtheden in zijn samenstellende delen, voorzien van een langwerpig inlaatka-naal met een open opvangeinde voor het opvangen van mengsel en een open afvoereinde waardoorheen het mengsel in de inrichting wordt gebracht, een rotor welke in hoofdzaak coaxiaal met het inlaatkanaal is opgesteld en dat omgeeft en geschikt is voor rotatiebeweging daaromheen, en een behuizing welke de rotor omgeeft voor het opvangen en verzamelen van afgescheiden vloeistoffen van de rotor. De rotor bezit een mengkamer rond het inlaatkanaal met wanden welke het inlaatkanaal zelf bevatten alsmede een afgeknot kegelvormige middenwand welke het inlaatkanaal omgeeft, een scheidingskamer welke het mengsel van de mengkamer opvangt, waarvan de binnenwand de afgeknot kegelvormige middenwand is en waarvan de buitenwand tegengesteld helt aan de middenwand, en een eerste schot geplaatst bij de bodem van de scheidingskamer. Een kanaal voor lichtere vloeistof is gevormd tussen de basis van het eerste schot en de middenwand, en een kanaal voor zwaardere vloeistof is gevormd tussen het eerste schot en de buitenwand. Een afvoerdoorlaat voor de lichtere vloeistof is aangebracht van het eerste schot naar een verzamelkamer in de behuizing. Een tweede schot is gevormd beneden het eerste schot voor afvoer van de zwaardere vloeistof in een tweede verzamelkamer in de behuizing.
Overeenkomstig een tweede aspect van de uitvinding, omvat een werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mengsel met samenstellende delen van eerste en tweede niet-mengbare vloeistoffen, de volgende stappen: het toevoeren van het mengsel door een inlaatkanaal in ongeveer het midden van een roteerbare rotor met een radiaal buitenwaarts hellende middenwand met een ringvormige buitenrand welke het invoerkanaal omgeeft; het roteren van de rotor, waardoor het mengsel langs de helling van de middenwand naar beneden beweegt en over de rand daarvan stroomt in een scheidingskamer gevormd door de middenwand en een coaxiale buitenwand met een ten opzichte van de middenwand tegengestelde radiale helling en een eerste schot geplaatst tegenover de rand van de middenwand; het in de scheidingskamer scheiden van het mengsel in zijn samenstellende delen; het door een eerste ringvormige kanaal tussen de middenwand en het eerste schot uit de scheidingskamer afvoeren van de eerste vloeistof; het leiden van de eerste vloeistof naar een eerste verzamelkamer; het door een tweede ringvormig kanaal tussen de buitenwand en het eerste schot uit de scheidingskamer af voeren van de tweede vloeistof; het naar en over een tweede schot en in een tweede verzamelkamer leiden van de tweede vloeistof.
Overeenkomstig een derde aspect van de uitvinding is een inrichting voor het in zijn samenstellende delen door oplosmiddelextractie centrifugaal scheiden van een vloeistofmengsel welke eerste en tweede niet-mengbare vloeistoffen en in de tweede vloeistof opgeloste of geëmulgeerde verontreinigingen bevat, voorzien van een eerste scheidingskamer welke de niet-mengbare vloeistoffen scheidt, een eerste afvoerkanaal om de eerste vloeistof in een behuizing af te voeren, een mengkamer om de tweede vloeistof met een oplosmiddel te mengen, een tweede scheidingskamer om de tweede vloeistof te scheiden van het oplosmiddel, en tweede en derde afvoerkanalen om het oplosmiddel respectievelijk de tweede vloeistof in de behuizing af te voeren.
Overeenkomstig een vierde aspect van de onderhavige uitvinding omvat een werkwijze voor het scheiden van een mengsel van eerste en tweede vloeistoffen in zijn samenstellende delen, het inspuiten van het mengsel in een roteerbare rotor; het in een eerste scheidingskamer van elkaar scheiden van de eerste en tweede vloeistoffen; het uit de rotor afvoeren van de eerste vloeistof; het in de rotor inspuiten van een oplosmiddel; het mengen van de tweede vloeistof met het oplosmiddel; het in een tweede scheidingskamer van elkaar scheiden van de tweede vloeistof en het oplosmiddel; het uit de rotor afvoeren van de tweede vloeistof; het uit de rotor afvoeren van het oplosmiddel.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Deze en andere doelen, aspecten en uitvoeringen van de onderhavige uitvinding zullen voor de vakman duidelijk blijken uit de hiernavolgende beschrijving en begeleidende tekeningen, waarvan: fig. 1 een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede is van een voorbeeld van een enkeltraps centrifugaalscheider overeenkomstig de uitvinding; fig. 2 een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede is van een scheidings-inrichting van fig. 1, welke een alternatieve inlaatopening en schoepen in de scheidingskamer toont; fig. 3 een aanzicht is volgens de lijn 3"3 in fig. 1; fig. 4 een aanzicht is volgens de lijn 4-4 in fig. 2; fig. 5 een aanzicht is volgens de lijn 5“5 in fig. 1; fig. 6 een aanzicht in doorsnede is van een voorbeeld van een twee- traps centrifugaalscheider overeenkomstig de uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
Eerst onder verwijzing naar fig. 1 scheidt een enkeltraps centrifugaalscheider 10 overeenkomstig de uitvinding een gecombineerde stroom van twee niet-mengbare vloeistoffen met verschillende dichtheden in zijn samenstellende delen. De uitvinding wordt beschreven aan de hand van het scheiden van een stroom olie vermengd met water, hoewel het duidelijk zal zijn dat de uitvinding andere mediumcombinaties doelmatig scheidt. De scheidingsinrichting 10 omvat drie hoofdbestanddelen: een stilstaande kanaalvormige inlaatopening 12, een rotor 14 geschikt om rondom de inlaatopening 12 te roteren, en een stilstaande behuizingsschaal 16 welke de rotor 14 omgeeft. In de voordelige uitvoering zijn deze bestanddelen opgebouwd uit een geschikt stijf materiaal, zoals staal of kunststof.
Het mengsel van olie en water komt via een monding 18 van het stilstaande kanaal 12 de scheidingsinrichting 10 binnen. Dit inlaatsamenstel heeft tot voordeel dat contact van het mengsel met de lucht tussen de rotor 14 en de behuizing 16 wordt vermeden, waardoor beweging en opschuimen, waardoor het scheiden wordt benadeeld, zo klein mogelijk wordt gehouden. Daarnaast kan de scheidingsinrichting 10 in elke stand worden gebruikt zolang de afvoerstructuren op geschikte wijze zijn uitgevoerd, doordat het olie/water-mengsel niet binnenkomt in de ruimte tussen de rotor lk en de behuizing 16, en dus niet de overdracht van de gescheiden vloeistoffen van de rotor naar de behuizing kan beïnvloeden. Desalniettemin is de beschreven uitvoering van de scheidingsinrichting 10 bestemd om in een vertikale stand te worden gebruikt, waarbij de mediumcombinatie door het inlaatkanaal 12 neerwaarts beweegt, zoals weergegeven met de pijlen in fig. 1.
Het inlaatkanaal 12 omvat een enkel hol kanaal in de enkeltrapsuit-voering of een groot aantal kleinere kanalen, zoals een kanalenbundel of een concentrisch samenstel, zoals verderop wordt beschreven in samenhang met de tweetrapsuitvoering van de uitvinding.
De rotor 14 bezit een roteerbare aandrijfas 22, welke is opgesteld coaxiaal met en beneden het inlaatkanaal 12, welke door elk geschikt element wordt aangedreven, zoals een motor en bijbehorende overbrenging (niet getoond). De aandrijfas 22 roteert de rotor met een snelheid welke zodanig is bepaald dat deze geschikt is gezien de structuur van de schotten, de relatieve dichtheden van de te scheiden media, de afmeting van de bestanddelen van de scheidingsinrichting, grootte van de gewenste centri-fugaalkracht, en andere factoren welke bekend zijn aan de vakman. Indien gewenst, kan de aandrijfas 22 een drainagekanaal 2k bezitten, met een blokkeerelement of sluiting 26 daarin aangebracht door middel van een schroefdraad of ander element, zodat de scheidingsinrichting 10 op geschikte wijze kan worden gespoeld en kan worden geleegd door een geschikt reinigingsmedium door de inlaatopening 12 te laten stromen, zodat het medium door de scheidingsinrichting kan stromen, en de overmaat via het vrijgegeven drainagekanaal 2k kan worden afgevoerd.
Een middenwand 28 verloopt vanaf de aandrijfas 22, waardoor een mengkamer 30 is gevormd alwaar het invoermedium door afschuiving tussen de bewegende middenwand 28 van de rotor en de buitenwand van het stilstaande invoerkanaal 12 wordt gemengd. De mengkamer 30 bezit ten opzichte van bijvoorbeeld een mengkamer aan de omtrek van een afscheider een gering volume, waardoor de afschuifweerstand zo klein mogelijk wordt gemaakt en daarmee het vermogen vereist om de rotor op de gewenste snelheid te houden. Het volume van de mengkamer kan eventueel verder worden verkleind door een afgeknot kegelvorraig uitsteeksel 32 aan het stilstaande kanaal 12 te bevestigen, of door op een andere wijze het volume op te bouwen verplaatst door het stilstaande kanaal 12 of de middenwand 28. De mengkamer 2 kan eventueel worden weggelaten wanneer de mengfunctie niet vereist is, zoals verder wordt beschreven onder verwijzing naar fig. 2. Een hoofddoel van de mengkamer is voor toevoeging van een conditione-ringsmateriaal, zoals een oplosmiddel, ten behoeve van het verlagen van de viscositeit of voor oplosmiddelextractie.
Het mediummengsel stroomt met behulp van uitwendig uitgeoefende druk en centrifugaalkracht van de mengkamer, of eventueel van het inlaatka-naal, in de scheidingskamer 34, gevormd door de middenwand 28 en de coaxiale buitenwand 36, waar de samenstellende media worden gescheiden. De buitenwand 36 helt tegengesteld aan de middenwand 28, waardoor het afgescheiden olie en water neerwaarts bewegen langs de binnen- respectievelijk buitenwanden, naar de schotstructuren van de scheidingsinrichting. De bovenzijde van de buitenwand 36 ontmoet het stilstaande kanaal 12 in ringvormige samenwerking. Op die plaats zijn lagers 38 aangebracht tussen de wand 36 en het kanaal 12, zodat de rotor 14 ten opzichte van het stilstaande kanaal 12 kan roteren. Een kanaalafdichting 80 is aangebracht om het lager te beschermen tegen contact met de inwendige media.
Fig. 2 toont een alternatieve inlaatopening 40 voorzien van een stilstaand kanaal 42 welke afwijkt van het stilstaande kanaal 12, doordat dit korter is en afgesloten is door een schijf 44 welke in de vorm van een flens vanaf het kanaal 42 verloopt. Het ingevoerde medium komt de rotor 14 binnen via gaten 46 nabij de bodem van het kanaal 42 en de schijf 44. Het middendeel van de rotor 14 binnenin de middenwand 28 en onder de inlaatopening 40 is afgedicht door een bovenwand 48, waardoor het ingevoerde medium door afschuiving gemengd wordt in het gebied tussen de schijf 44 en de bovenwand 48 en het gebied tussen de schijf 44 en de bovenzijde van de buitenwand 36, voordat de scheidingskamer 34 wordt bereikt. De inlaatopening 40 staat volledige spoeling en legen toe van de scheidingsinrichting zonder een drainagekanaal in de aandrijfas 22, omdat geen vloeistof verzameld wordt in het gebied binnenin de middenwand 28. Eventueel kan het mengen van de invoerstroming worden weggelaten uit de uitvoering van fig. 2, door het weglaten van de afschuifschijf 44.
Opnieuw onder verwijzing naar fig. 1, worden olie en water van de invoermediumcombinatie in de scheidingskamer 34 gescheiden doordat de olie ten opzichte van het water een lagere dichtheid heeft. In het veld van de centrifugaalkracht ontwikkeld door de rotatie van de rotor 14, "rijst” de olie radiaal binnenwaarts naar de middenwand 28, terwijl het water "zinkt" radiaal buitenwaarts naar de buitenwand 36.
Indien gewenst kan een eventuele zeef 50 weergegeven in fig. 1 en 3 zijn bevestigd tussen de middenwand 28 en de buitenwand 36 in het bovendeel van de scheidingskamer 34, voor het vergemakkelijken van de scheiding. De zeef 50 omvat een groot aantal met kleine tussenruimte, radiaal gericht opgestelde platen evenwijdig aan de rotatie-as in de voordelige uitvoering. Voor olie/waterscheiding, zijn de platen bekleed met of gevormd van een lypofiel materiaal zoals polypropyleen. Terwijl het medium-mengsel door de zeef 50 beweegt, slaat fijn gedispergeerd of geëmulgeerde olie, welke moeilijk kan zijn te scheiden uitsluitend door centrifugaalkracht, neer op het oppervlak van de platen en wordt daardoor verzameld en afgescheiden van het water. Zeven gebruikt in gravitatiescheiders waren niet doelmatig, doordat zij groot moeten zijn met op ruime afstand van elkaar opgestelde platen zodat kan worden gewerkt in een 1-g-veld. Wanneer in de scheidingsinrichting 10 gebruikt, kan de zeef echter klein met op korte afstand van elkaar opgestelde platen ten gevolge van de grotere waarde van het g-veld. Deze aanpassingen dragen bij tot een aanzienlijke verbetering van de doelmatigheid van het scheiden.
De zeef 50 zorgt tevens voor een opnieuw richten en uitlijnen van de stroming van het binnenkomende medium. Gebleken is dat het doelmatig is om het medium in de axiale richting te geleiden ter vermijding van af-schuiving langs de midden- en buitenwanden 28 en 36. Schoepen of ribben 52, weergegeven in fig. 2 en 4, kunnen eventueel bevestigd zijn aan de wanden van de scheidingskamer om hetzelfde doel te bereiken. De schoepen 52 kunnen geheel of gedeeltelijk in de radiale richting door de scheidingskamer 34 verlopen.
Zoals is weergegeven in fig. 1 en 5* bezit de scheidingskamer 34 een schot 54 bij zijn bodem voor het geleiden van het afgescheiden olie en water. Het schot 54 bezit een ringvormige spatplaat bevestigd aan en verlopend vanaf de aandrijfas 22 naar de buitenwand 36. De plaat is op zichzelf teruggebogen om zich uit te strekken naar de middenwand 28 voordat de wand 36* hij 54a, wordt bereikt, waardoor een uit segmenten samengestelde ringvormige doorlaat wordt gevormd tussen de bocht 54a en de buitenwand 36, zodat water uit de scheidingskamer 34 kan worden doorgela ten. Het schot eindigt op korte afstand van de middenwand 28, waardoor een ringvormige ruimte 58 gevormd is tussen de rand van het schot 54 en de middenwand 28 voor het verzamelen van olie uit de scheidingskamer 24. Het gebogen schot vormt een tussengeplaatste olieverzamelkamer 49 beneden de bovenplaat van het schot 54. De olie verzameld in de tussengeplaatste kamer 59 welke afgetakt is via een groot aantal kanalen 6l gevormd door de bocht 54a in het schot 54, de waterdoorlaat 56 en de buitenwand 36.
De buitenwand 36 buigt beneden de kromming van het schot 54 en verloopt evenwijdig daaraan om het verzamelde water terug te leiden naar de aandrijfas 22. De buitenwand 38 eindigt voordat deze de aandrijfas 22 raakt, waarmee een tweede schot 60 wordt gevormd. Een ringgroef 62 is gevormd in de zijde van de buitenwand 36 tegenover de waterdoorlaat 56 voor het opnemen van de wand 84, welke de verzamelkamers 78 en 72 die respectievelijk uitstroming van water en olie geleiden verdeeld. Zoals weergegeven in fig. 1, is de buitenwand 36 gevormd van een bovenwanddeel 36a en een benedenwanddeel 38b welke door schroeven of andere elementen aan elkaar zijn bevestigd. Deze uitvoering in onderdelen is slechts ten behoeve van het gemak van de opbouw. De wand 38 kan indien gewenst eendelig zijn, zonder dat de scheiding wordt benadeeld. Een hellend uitsteeksel 64 welke vanaf de aandrijfas 22 verloopt, leidt het water weg van de asafdichting 82.
De uitstroming van gescheiden media rond het schot 54 wordt zodanig bestuurd dat tijdens rotatie een stilstaande olie/waterovergang gehandhaafd wordt tussen de uitlaten in de doorlaten 56 en 58. De overgang mag niet te dicht bij één van de uitlaten komen, omdat anders gemengd medium wordt afgevoerd. Zoals bij bekende inrichtingen, dient lucht aanwezig te zijn grenzend aan de randen van elk van de schotten 54 en 60, doordat gescheiden vloeistofuitstroomsnelheden bepaald worden door de vrije oppervlaktes troming over de schotten 54 en 60. Echter, overeenkomstig de onderhavige uitvinding, is de lucht/vloeistofovergang bij het midden van de rotor 14 grotendeels uitgebannen door de radiaal buitenwaartse helling van de middenwand 28, waardoor ervoor wordt gezorgd dat de middenwand radiaal verder buitenwaarts ligt dan de rand van het schot 54, waardoor de noodzakelijke lucht/olie-overgang begrensd wordt tot een smal gebied grenzend aan de rand van het schot 54 waar de middenwand voldoende binnenwaarts ligt ten opzichte van de rand van het schot zodat een vrij vloeistofoppervlak ontstaat. Aldus scheidt de rotor 14 in hoofdzaak alle toegevoerde vloeistof zonder wisselwerking met lucht en opschuimen en wisselwerking met scheiding ten gevolge daarvan. Een overeenkomstige luchtkamer bevindt zich naast de rand van het schot 60. Luchtkanalen 66 gevormd door de bodemplaat van het schot 54 zorgen voor drukvereffening tussen de twee luchtkamers en verwijderen het te veel aan gas daaruit welke worden gevormd bijvoorbeeld doordat luchtbellen vermengd zijn met het toegevoerde medium, welke luchtbellen "opstijgen'* naar de middenwand en daarlangs migreren totdat zij zich voegen bij de luchtkamer nabij de rand van het schot 54.
De helling van de midden- en buitenwanden 28 en 36 staat toe dat de schotten 54 en 60 groot zijn met betrekking tot de totale afmeting van de rotor, waardoor de stromingssnelheid en de doelmatigheid van het scheiden worden verbeterd. De formule voor de positie van de vloeistof/vloeistof (olie/water)-overgang tussen de gescheiden vloeistoffen in de scheidings-kamer 34 is
(1) waarbij rb de radiale afstand is van de vloeistof/vloeistofovergang tot de rotatie-as, rw de radiale afstand is van het oppervlak van de zwaardere vloeistof boven de rand van het tweede schot, r0 de radiale afstand is van het oppervlak van de lichtere vloeistof boven de rand van het eerste schot,
Pw de dichtheid is van de zwaardere vloeistof, en P0 de dichtheid is van de lichtere vloeistof.
De vloeistof/vloeistofovergang in de scheidingskamer 34 dient te liggen tussen de rand van het schot 54 en het gebogen gedeelte 54a van het schot zodat afvoer van gemengd medium wordt vermeden. In wiskundige termen is dit als volgt weer te geven:
(2) waarbij rp de radiale afstand is van het gebogen gedeelte 54a tot het eerste schot rA de radiale afstand is van de rand van het eerste schot.
Aldus, wanneer de afstand tussen de rand van het eerste schot 54 en het gebogen deel 54a van het schot toeneemt, neemt het gebied van moge lijke plaatsen voor de vloeistofovergang toe, en eveneens neemt het gebied toe van vloeistofdichtheden welke met de schotten kunnen worden gescheiden. Deze verhoudingen kunnen gebruikt worden voor het ontwerpen van een schotstructuur waardoor op optimale wijze voor elke specifieke toepassing wordt gepresteerd.
Gebleken is dat de optimale schotstructuur voor een scheidingsin-richting welke ontworpen is om gebruikelijke ruwe olie van water te scheiden, waarbij de specifieke massa van de ruwe olie is gelegen in het gebied van 0,82 tot 0,92, voldoet aan de volgende vergelijking:
(3)
De diepte van de vloeistof over de rand van een schot, indirekt weergegeven in de vergelijkingen door middel van rw en r„, hangt af van de relatieve aandelen van de samenstellende media in het toegevoerde mengsel, de viscositeit, de stromingssnelheid van de toevoer, en de snelheid van de rotor 14. De meest doelmatige uitvoeringen zullen een dunne stroming over de schotranden handhaven. Luchtdruk bij de schotranden dient gelijk te zijn opdat de hierboven gegeven vergelijkingen gelden, bereikt door de luchtkanalen 36 of andere equivalente elementen.
De behuizing 16 verzamelt de afgescheiden vloeistoffen van de rotor l4. De behuizing 16 is een enkele gevormde wand welke gevormd is rond de rotor 14 en welke deze volledig omsluit. De ringvormige bovenzijde 68 van de behuizing, door geschikte elementen bevestigd aan het invoerkanaal 12, strekt zich horizontaal voorbij de rotor 14 uit. Een zijwand 70 ontmoet de rand van de bovenzijde 68 en daalt evenwijdig aan de buitenwand 36 van de rotor. In de beschreven uitvoering is de zijwand 70 uit twee gedeelten 70a en 70b samengesteld, uit oogpunt van gemak van de opbouw, welke nabij de bodem van de zijwand 70 zijn verbonden door schroeven of andere geschikte elementen op een wijze overeenkomstig de buitenwand 36 van de rotor.
Een olieverzamelkamer 72 is gevormd bij de bodem van de zijwand 70 om de afgescheiden olie uit de oliekanalen 61 door de wand 36 op te vangen. Een waterverzamelkamer 78 is gevormd grenzend aan en radiaal binnenwaarts van de olieverzamelkamer 72. Een tussengeplaatste wand 84 is gevormd tussen de olie- en waterverzamelkamers 72 en 78, zodat de gescheiden media apart worden gehouden. Het einde van de wand 84 past in de ringgroef 62 van de rotor, zodat op doelmatige wijze kruislingse veront reiniging van de gescheiden media wordt voorkomen. De verzamelkamers 72 en 78 zijn voorzien van bevestigingselementen (niet getoond) om de buizen of slangen te verbinden waarmee de afgescheiden media worden verwijderd.
Het einde van de radiale binnenwand 86 van de waterverzamelkamer 78 past in ringvormige samenwerking tegen de aandrijfas 22 beneden het uitsteeksel 64. Lagers 88 zijn aangebracht tussen het einde van de wand 86 en de aandrijfas 22, zodat de rotor 14 binnenin de behuizing 16 kan roteren. Een afdichting 82 is aangebracht om het lager tegen de inwendige media te beschermen.
Beschermingsinrichting 10 kan worden gespoeld en gereinigd door dit met een reinigende slurrie, welke water bevat, pentaan, en een geschikt reinigingsmiddel, of een andere overeenkomstige slurrie-achtige samenstelling, te laten werken. De schotten en stromingskanalen van de schei-dingsinrichting zijn hellend zodat geen vloeistof binnenin wordt gevangen wanneer de scheidingsinrichting en de invoer van de mediumstroom worden beëindigd.
De scheidingsinrichting 10 kan in verschillende afmetingen worden vervaardigd, welke alle functioneel equivalent zijn, behalve dat voor grotere afmetingen in overeenkomstige toepassingen een lagere hoeksnel-heid moet worden gekozen. Het gebied van vloeistoffen dat kan worden gescheiden blijft hetzelfde.
Fig. 6 toont een tweetrapsscheidingsinrichting 110 overeenkomstig de uitvinding. De scheidingsinrichting 110 scheidt niet-mengbare vloeistoffen welke opgeloste verontreinigingen bevatten, of niet-mengbare vloeistoffen welke weerstand bieden aan scheiding, zoals die in een emulsie. De eentrapsscheidingsinrichting 10 is niet in staat om in een enkele operatie opgeloste verontreinigingen in gemengde media uit te scheiden. De scheidingsinrichting 10 is in staat om media te scheiden welke in een zekere mate weerstand bieden aan scheiding, in het bijzonder met behulp van de zeef 50, maar doet dit ondoelmatig. Dit is in het bijzonder het geval met bijzonder stabiele, fijn gedispergeerde colloïdale suspensies en oplossingen.
Zoals bekend is, kan een scheidingsinrichting zoals de scheidingsinrichting 10 in twee trappen worden gebruikt om niet-mengbare vloeistoffen en opgeloste verontreinigingen te scheiden. De niet-mengbare vloeistoffen worden eerst gescheiden door de hierboven beschreven werkwijze, en de gescheiden vloeistof welke de verontreinigingen bevat wordt gemengd met een oplosmiddel dat een grotere affiniteit heeft voor de verontreinigingen, waardoor het oplosmiddel de oplossing of de emulsie afbreekt en de gedispergeerde verontreiniging zelf opneemt. Het oplosmiddel en de vloeistof, welke bij voorkeur niet-mengbaar zijn, worden dan gescheiden door ze voor de tweede keer door de scheidingsinrichting 10 te leiden. Het oplosmiddel kan op geschikte wijze worden gemengd met de vloeistof welke de verontreiniging bevat, door ze in de scheidingsinrichting 10 in combinatie te brengen en ze door de afschuifwerking in de mengkamer 30 van de scheidingsinrichting 10 (fig. 1) te mengen. Wanneer het vereist is dat de vloeistof een bijzonder hoge zuiverheid bereikt, kan het zuiveringsproces met het oplosmiddel worden herhaald totdat het gewenste niveau van zuiverheid is bereikt.
Oplosmiddelextractie-scheiding is gewenst voor mengsels zoals commerciële motorolie gemengd met water, doordat commerciële motorolie detergens bevat waardoor schuimen en emulgeren ontstaan. Een verder voorbeeld is een mengsel van commerciële benzine met water: benzinesamenstellingen bevatten kankerverwekkende stoffen als toevoegstoffen, zoals benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen en naftaleen. Deze toevoegstoffen zijn in geringe mate oplosbaar in water, waardoor een aantal delen per duizend in oplossing bestaan.
De tweetrapsscheidingsinrichting 110 voert in een enkele bewerking de vereiste fasen van aanvankelijke scheiding, oplosmiddelextractie, en eindscheiding uit. De scheidingsinrichting 110 wordt beschreven voor het scheiden van motorolie gemengd in water, waarbij de olie benzeen-veront-reinigingen bevat welke iets in water oplossen. Het gebruikte oplosmiddel is pentaan. Het zal duidelijk zijn dat verschillende andere mengsels en oplosmiddelen gebruikt kunnen worden. De scheidingsinrichting 110 heeft een opbouw welke op veel gebieden overeenstemt met de opbouw van de scheidingsinrichting 10, hoewel, onder andere, deze twee scheidingskamers bevat waarbij de uitlaat voor de hoge dichtheids-vloeistof van de eerste kamer in de tweede, radiaal verder naar buiten geplaatste, kamer doorloopt, na te zijn ingespoten met een oplosmiddel.
De scheidingsinrichting 110 is voorzien van een stilstaand inlaatka-naal 112, een rotor 114, en een behuizingsschaal 116. Het invoerkanaal 112 is voorzien van twee coaxiale kanalen, een binnenkanaal 118 waardoorheen het olie/watermengsel de scheidingsinrichting binnenkomt, en een buitenkanaal 120 waardoorheen het oplosmiddel pentaan binnenkomt. De rotor 114 is aangedreven door een roteerbare aandrijfas 122 onder aandrijving van een motor of ander element (niet getoond). Een drainageka-naal 124 met een blokkeerelement 126 is in de aandrijfas 122 aangebracht, om de scheidingsinrichting 110 volledig te spoelen en leeg te laten lo pen. De middenwand 128 van de rotor 114 verloopt neerwaarts vanaf zijn beginpunt aan de zijde van de monding 130 van het binnenste toevoerkanaal ll8, en helt radiaal buitenwaarts voordat deze eindigt nabij de bovenzijde van de aandrijfas 122. De middenwand 128 is af gedicht van het buitenste toevoerkanaal 120 door een ringvormige afdichting 132, waardoor wordt voorkomen dat oplosmiddel de kamer 134 gevormd door de middenwand 128 binnenkomt.
Een tussengeplaatste wand 136 sluit aan op de bovenzijde van de roteerbare as 122 en loopt bovenwaarts en radiaal buitenwaarts, waardoor een scheidingskamer 138 gevormd is tussen de tussengeplaatste wand 136 en de middenwand 128. Het ingevoerde olie/watermengsel komt de kamer 134 vanaf het binnenkanaal 118 binnen en wordt tijdens rotatie neerwaarts gedreven door druk van buitenaf en door centrifugaalkracht. Het mengsel stroomt dan rond de rand van de middenwand 128 in de scheidingskamer 138, waarbij de afgescheiden bestanddelen opwaarts gedreven worden door de radiaal buitenwaartse helling van de tussengeplaatste wand 136 (voor het water) en de radiaal binnenwaartse helling van de middenwand 128 (voor de olie) naar een schot l40 geplaatst bij de bovenzijde van de scheidingskamer 138.
Het schot 140 bezit een opbouw welke overeenstemt met die van het schot 54 in de enkeltrapsscheidingsinrichting 10. Het schot 140 is voorzien van een spatplaat welke begint bij de middenwand 128, radiaal buitenwaarts verloopt, en op zichzelf terugbuigt, waardoor een ringvormige oliedoorlaat 142 is gevormd tussen de rand van het schot 140 en de middenwand 128. Een waterdoorlaat 144 is gevormd tussen het gebogen gedeelte l40a van het schot en de tussengeplaatste wand 136, waardoor de laatste kromt rond het schot 140 om de doorlaat 144 voort te zetten en een schot 146 te vormen. Ten behoeve van de eenvoud van de opbouw is de tussengeplaatste wand uit twee delen gevormd, een benedendeel 136a en een bovendeel 136b, welke nabij het gebogen deel l40a van het schot l40 door lassen of andere geschikte elementen met elkaar zijn verbonden. Een tussengeplaatste oliekamer 148 is gevormd binnenin het schot 140, en een olie-kanaal 150 is gevormd door het gebogen deel 140a van het schot, de waterdoorlaat 144, en de tussengeplaatste wand 136.
De schotten in de tweetrapsscheidingsinrichting 110 zijn bij voorkeur vervaardigd overeenkomstig de optimale schotopbouw zoals hiervoor beschreven.
De scheidingskamer 138 scheidt het olie/watermengsel, waarna de gescheiden olie door de doorlaat 142, in de kamer 148 en door het kanaal 150 wordt gericht. Het water wordt gericht in de doorlaat 144 en over de rand van het schot 146. De luchtkamers boven de schotten 140 en 146 staan in verbinding via luchtkanalen 152, waardoor hun druk wordt vereffend.
Een buitenwand 156 is aangebracht boven de tussengeplaatste wand 136 voor het vormen van een buitenste waterdoorlaat 158 boven het schot 146, en bezit luchtkanalen 136 welke daardoorheen zijn gevormd zodat de luchtkamer boven het schot 146 in verbinding staat met de behuizingruimte. Het einde van de buitenwand 156 ontmoet het toevoerkanaal 112 in ringvormige samenwerking. Lagers 162 zijn aangebracht tussen de wand 156 en het kanaal 112, zodat rotatie mogelijk is van de rotor 114 rond het toevoerkanaal 112. Een afdichting 164 is eveneens aangebracht tussen de buitenwand en het toevoerkanaal. Een lip 166 is gevormd aan het einde van de midden-wand 128 op het punt waar deze de buitenwand 156 ontmoet, om het water rond het schot 146 te geleiden.
Een oplosmiddelkanaal 168 is gevormd bij de samenkomst van de buitenwand 156 en de middenwand 128 tussen het buitenste inlaatkanaal 120 en de buitenste waterdoorlaat 158, waarmee het oplosmiddel pentaan juist boven het schot 146 toegevoerd wordt aan de waterstroom. Het oplosmiddel en het water mengen in de buitenste doorlaat 158 voor het verwijderen van emulsies en opgeloste verontreinigingen. Het oplosmiddelkanaal 168 is zodanig gericht dat het oplosmiddel voor het vergemakkelijken van het mengen in de met hoge snelheid over het schot 146 stromende water wordt gebracht. Het schot 146 is uitgevoerd met een geschikte helling en vorm om te verhinderen dat de waterstroming loskomt van het vlak van het schot, waardoor het mengen wordt vereenvoudigd en erosie van het schot wordt verhinderd. Alle schotten in de verschillende weergaven beogen het weergeven van een overeenkomstige helling en vorm voor hetzelfde doel.
Het zal duidelijk zijn dat het oliekanaal 150 vanaf de tussengeplaatste wand 136 via de buitenste waterdoorlaat 158 en de buitenwand 156 doorloopt naar een verzamelkamer in de behuizing 116.
De buitenste waterdoorlaat 158 loopt naar beneden door tussen de tussengeplaatste wand 136 en de buitenwand 156 totdat deze een tweede scheidingskamer 170 binnenkomt gevormd tussen de wanden 136 en 156. De scheidingskamer 170 scheidt het water van het oplosmiddel, welke de geëxtraheerde verontreinigingen bevat. De buitenwand 156 helt radiaal buitenwaarts om het gereinigde en gescheiden water neerwaarts te drijven naar een schot 172 gevormd bij de bodem van de scheidingskamer 170, welke de gescheiden vloeistoffen naar buiten uit de scheidingskamer 170 richt. Pentaan bezit een lagere dichtheid dan water, zodat het pentaan radiaal binnenwaarts "opstijgt" naar en neerwaarts gedreven wordt door de radiaal binnenwaarts hellende tussengeplaatste wand 136 terwijl het water radiaal buitenwaarts "daalt" tegen de buitenwand 156.
Het schot I72 is gevormd van een spatplaat welke begint aan de aandrijfas 122, radiaal buitenwaarts verloopt, op zichzelf teruggebogen is, en eindigt voordat deze de aandrijfas 122 bereikt, waardoor een ringvormige oplosmiddeldoorlaat 174 is gevormd. Een waterdoorlaat I76 is gevormd tussen het gebogen deel 172a van het schot en de buitenwand 156, welke onder het schot 172 buigt en eindigt voor het vormen van een schot 178. Een oplosmiddelkanaal 180 is gevormd door het gebogen deel 172a, de doorlaat 176, en de buitenwand 156 voor de doorvoer van verzameld oplosmiddel naar binnen in de behuizing 116.
De buitenwand 156 is ten behoeve van de eenvoud van de opbouw gevormd uit drie vastgezette gedeelten 156a, 156b en 156c. Een ringgroef l8l is aan de buitenzijde van het onderste gedeelte 156c gevormd.
Een uitsteeksel 182 strekt zich van de bodem van het schot 172 rond de rand van het schot 178 uit om het water in de behuizing 116 te geleiden. Een klein luchtkanaal 184 beneden het uitsteeksel 182 loopt van de behuizingluchtruimte naar een holte 186. Luchtkanalen 188 lopen vanaf de holte 186 naar de luchtkamer bij de rand van het schot 172 om de druk daarin te vereffenen.
De behuizing 116 is voorzien van een bovenwand 190 welke in ringvormige aangrijping door lassen of andere elementen bevestigd is aan het inlaatkanaal 112. De bovenwand 190 verloopt horizontaal buitenwaarts over de buitenwand 156 van de rotor 114, en een zijwand daalt daarvan af neer voor het vormen van een olieverzamelkamer 192 beneden het oliekanaal 150. De kamer 192 vangt de gescheiden olie op en verzamelt deze. Een aanslui-telement (niet getoond) met de kamer 192 staat verbinding toe met een buis of een slang ten behoeve van het afvoeren van de afgescheiden olie.
De radiale binnenwand 198 van de olieverzamelkamer 192 daalt in hoofdzaak parallel aan de buitenwand 156 van de rotor, en vormt een op-losmiddelverzamelkamer 200 beneden het oplosmiddelkanaal 180 voor het verzamelen van oplosmiddelen en bijbehorende verontreinigingen. Een aan-sluitelement (niet getoond) aan de oplosmiddelverzamelkamer 200 staat de verbinding toe met een buis of een slang ten behoeve van de afvoer van het oplosmiddel. Het afgevoerde oplosmiddel kan indien gewenst worden teruggewonnen en opnieuw in de scheidingsinrichting 110 worden gebruikt.
De binnenwand 206 van de oplosmiddelverzamelkamer 200 eindigt binnen de ringgroef 181 om op doelmatige wijze kruislings verontreinigen te verhinderen met gezuiverd water in de kamer 208. De wand 206 dient tevens als de buitenwand van de waterverzamelkamer 208 gevormd beneden het schot 178 voor het verzamelen van water welke gescheiden is van de olie en daarnaast is gezuiverd van benzeen of andere onrechtmatigheden. Net andere woorden bevat het gezuiverde water noch niet-mengbare noch oplosbare bestanddelen. Een aansluitelement (niet getoond) met de waterverzamelkamer is aangebracht voor verbinding van een buis of slang voor het verwijderen van het gezuiverde water.
De binnenwand 210 van de waterverzamelkamer eindigt in ringvormige samenwerking met de aandrijfas 122. Lagers 212 zijn aangebracht tussen de wand 210 en de aandrijfas 122, zodat de aandrijfas binnen de behuizing kan roteren. Een ringvormige afdichting 204 is geplaatst grenzend aan lagers 212 om deze tegen inwendige media te beschermen.
Een gang door de scheidingsinrichting 110 is voldoende voor het uit het water uitscheiden van niet-mengbare en opgeloste stoffen. Indien gewenst, kan de behandeling werden herhaald om een hogere zuiverheidsni-veau te bereiken.
Het zal duidelijk zijn dat vele verschillende combinaties van vloeistoffen met de scheidingsinrichting 110 kunnen worden gescheiden. Het zal tevens duidelijk zijn dat de verschillende hulpstructuren beschreven met betrekking tot de scheidingsinrichting 10, zoals de zeef 50 en de schoepen 52, eveneens nuttig kunnen zijn in de scheidingsinrichting 110. Tot de onderhavige uitvinding behoren aanpassingen en wijzigingen van de beschreven uitvoeringen, welke slechts een aantal voorbeelden vormen hoe de uitvinding in de praktijk kan worden toegepast.
Claims (27)
1. Inrichting voor het in zijn samenstellende delen centrifugaal scheiden van een mengsel met niet-mengbare samenstellende delen van een eerste vloeistof en een tweede vloeistof met verschillende dichtheden, omvattende: een langwerpig hol inlaatkanaal met een open opvangeinde voor het opvangen van het mengsel en een open uitlaateinde waardoorheen het mengsel in de inrichting wordt afgegeven; een rotor welke roteerbaar is opgesteld in hoofdzaak coaxiaal met het inlaatkanaal en dit omgevend, welke rotor is voorzien van opvangele-menten voor het opvangen van het mengsel uit het inlaatkanaal, schei-dingselementen welke mengsel opnemen van de opvangelementen om mengsel automatisch in zijn samenstellende vloeibare delen te scheiden zonder de noodzaak voor uitwendige besturing of instelling, en afvoerelementen om de gescheiden vloeistoffen van het mengsel bij de rotor af te voeren; rotatie-elementen om de rotor rond het inlaatkanaal te roteren; een behuizing welke de rotor omgeeft om de gescheiden vloeistoffen van de rotor op te vangen en te verzamelen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, voorts voorzien van een tweede inlaatkanaal welke coaxiaal ten opzichte van het inlaatkanaal is opgesteld.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de opvangelementen zijn voorzien van een in hoofdzaak cirkelvormige wand loodrecht op het inlaatkanaal en op afstand van het afvoereinde daarvan en een afgeknot kegelvormige middenwand welke onder een hoek bevestigd is aan de cirkelvormige wand en welke zich daarvan af uitstrekt naar het inlaatkanaal en voorbij het afvoereinde daarvan, radiaal buitenwaarts hellend, waardoor een gedeelte van het inlaatkanaal is omgeven en een mengkamer gevormd is tussen het inlaatkanaal en de middenwand.
4. Inrichting volgens conclusie 3» waarbij het inlaatkanaal in hoofdzaak cilindrisch is en voorts is voorzien van een afgeknot kegelvormig aanzetdeel aan het inlaatkanaal met ongeveer dezelfde radiale helling als de middenwand.
5· Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de scheidingselemen-ten zijn voorzien van een langwerpige ringvormige scheidingskamer met het inlaatkanaal ongeveer in het midden van de ring, waarbij de scheidingskamer een ringvormig inlaateinde bezit voor invoer van het mengsel van de rotoropvangelementen, een ringvormig afvoereinde geplaatst tegenover het inlaateinde, een eerste schot dat geplaatst is bij het afvoereinde, een langwerpige ringvormige binnenwand met een radiale binnenwaartse helling van het inlaateinde naar het afvoereinde, en een langwerpige ringvormige buitenwand met een radiale buitenwaartse helling van het inlaateinde naar het afvoereinde.
6. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de scheidingselemen-ten zijn voorzien van een langwerpige ringvormige scheidingskamer met het inlaatkanaal ongeveer in het midden van de ring, waarbij de scheidingskamer een ringvormig inlaateinde bezit voor invoer van het mengsel van de rotoropvangelementen, een langwerpige ringvormige binnenwand, een langwerpige ringvormige buitenwand, en een ringvormig afvoereinde alwaar geplaatst is een eerste schot bevestigd aan de middenwand welke zich radiaal buitenwaarts naar de buitenwand uitstrekt, en over zichzelf is teruggebogen in de richting van de inlaat voordat de buitenwand wordt geraakt, en zich radiaal binnenwaarts uitstrekt achter de bocht naar de binnenwand maar eindigt bij een ringwand voor de binnenwand te raken, waardoor een doorlaat wordt gevormd voor zwaardere vloeistof tussen het eerste schot en de buitenwand, en een doorlaat wordt gevormd voor lichtere vloeistof tussen de rand van het schot en de binnenwand, en voorts voorzien van een kanaal voor lichtere vloeistof gevormd door het schot bij ongeveer de bocht daarvan, door de doorlaat voor zwaardere vloeistof, en door de buitenwand.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de buitenwand onder het eerste schot in een ongeveer radiaal binnenwaartse richting buigt, waardoor de doorlaat voor zwaardere vloeistof is verlengd, en voorts voorzien van een langwerpige ringvormige tegenovergelegen wand welke radiaal binnenwaarts van de doorlaat voor de zwaardere vloeistof is opgesteld, en waarbij de buitenwand eindigt in een ringrand welke zich op afstand bevindt van de tegenovergelegen wand, waardoor een tweede schot is gevormd.
8. Inrichting volgens conclusie 7» voorts voorzien van elementen voor luchtdrukverbinding tussen de doorlaat voor lichtere vloeistof en de doorlaat voor zwaardere vloeistof.
9. Inrichting volgens conclusie 7. waarbij de tegenovergelegen wand een uitsteeksel vormt ongeveer tegenover de rand van het tweede schot.
10. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de rotatie-elementen zijn voorzien van een aandrijfas welke in hoofdzaak coaxiaal met het inlaatkanaal en axiaal op afstand daarvan is opgesteld, en voorts voor- zien van een drainagekanaal uitgevoerd in de aandrijfas.
11. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het inlaatkanaal in hoofdzaak cilindrisch is en waarbij de rotor is voorzien van een ringvormige langwerpige buitenwand welke het inlaatkanaal omgeeft, waarbij één rand van de buitenwand roteerbaar verbonden is met en is afgedicht tegen het inlaatkanaal.
12. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de rand van het eerste schot verder radiaal binnenwaarts geplaatst is dan een gedeelte van de binnenwand.
13· Inrichting volgens conclusie 6, voorts voorzien van een groot aantal met nauwe tussenruimte in hoofdzaak radiaal opgestelde platen aangebracht tussen de binnenwand en de buitenwand van de scheidingskamer.
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij het mengsel olie omvat en de platen een lypofiel materiaal omvatten.
15· Inrichting volgens conclusie 6, voorts voorzien van een veelvoud van schoepen bevestigd aan de binnen- of buitenwanden van de scheidingskamer, om zich radiaal in de scheidingskamer uit te strekken.
17. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de behuizing is voorzien van een langwerpige ringvormige behuizingswand welke aan zijn bovenzijde bevestigd is aan het inlaatkanaal, een verzamelkamer voor lichtere vloeistof welke grenzend aan het kanaal voor lichtere vloeistof is opgesteld, en een verzamelkamer voor zwaardere vloeistof welke grenzend aan het tweede schot is opgesteld, en waarbij de rotatie-elementen zijn voorzien van een roteerbare aandrijfas welke in roteerbare ringvormige aan-grijping staat met de behuizing, en voorts voorzien van een ringvormige groef gevormd in het radiale buitenoppervlak van de buitenwand welke in aangrijping is met een gedeelte van de behuizingwand.
18. Werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mengsel met samenstellende delen van eerste en tweede niet-mengbare vloeistoffen, omvattende de volgende stappen: het toevoeren van het mengsel door een inlaatkanaal in ongeveer het midden van een roteerbare rotor met een radiaal buitenwaarts hellende middenwand met een ringvormige buitenrand welke het invoerkanaal omgeeft; het roteren van de rotor, waardoor het mengsel langs de helling van de middenwand naar beneden beweegt en over de rand daarvan stroomt in een scheidingskamer gevormd door de middenwand en een coaxiale buitenwand met een ten opzichte van de middenwand tegengestelde radiale helling en een eerste schot geplaatst tegenover de rand van de middenwand; het in de scheidingskamer scheiden van het mengsel in zijn samenstellende delen; het door een eerste ringvormige kanaal tussen de middenwand en het eerste schot uit de scheidingskamer afvoeren van de eerste vloeistof; het leiden van de eerste vloeistof naar een eerste verzamelkamer; het door een tweede ringvormig kanaal tussen de buitenwand en het eerste schot uit de scheidingskamer afvoeren van de tweede vloeistof; het naar en over een tweede schot en in een tweede verzamelkamer leiden van de tweede vloeistof.
19· Werkwijze volgens conclusie 18, voorts omvattende de stap van luchtdrukvereffening over het eerste en het tweede schot.
20. ' Werkwijze volgens conclusie 18, voorts omvattende de stap van het in aangrijping brengen van een groef gevormd in de buitenwand met een wand gevormd tussen de eerste en tweede verzamelkamers.
21. Werkwijze volgens conclusie 18, voorts omvattende de stap van het richten van het mengsel door een groot aantal in de scheidingskamer met nauwe tussenruimte opgestelde platen.
22. Inrichting voor het centrifugaal scheiden van een vloeibaar mengsel met eerste en tweede niet-mengbare vloeistoffen en verontreinigingen opgelost of geëmulgeerd in de tweede vloeistof, te scheiden in zijn samenstellende delen door oplosmiddelextractie of andere chemische middelen, omvattende: een langwerpig hol inlaatkanaal met een eerste opvangeinde voor het opvangen van mengsel, een tweede opvangeinde voor het opvangen van een oplosmiddel, een eerste afvoereinde waardoorheen het mengsel in de inrichting wordt ingevoerd, en een tweede afvoereinde waardoorheen het oplosmiddel in de inrichting wordt gebracht; een rotor welke in hoofdzaak coaxiaal met het inlaatkanaal is opgesteld en dit omgeeft, welke rotor is voorzien van eerste opvangelementen voor het opvangen van het mengsel uit het inlaatkanaal, eerste schei-dingselementen om het mengsel te scheiden in zijn niet-mengbare vloeistof delen, eerste afvoerelementen om de afgescheiden eerste vloeistof van de rotor af te voeren, tweede opvangelementen in de rotor voor het opvangen van het oplosmiddel uit het inlaatkanaal, mengelementen om het oplosmiddel te mengen met de tweede vloeistof waardoor het oplosmiddel ten minste gedeeltelijk de verontreinigingen absorbeert, tweede schei-dingselementen om het oplosmiddel en de geabsorbeerde verontreinigingen te scheiden van de tweede vloeistof, tweede afvoerelementen in de rotor om daar de afgescheiden tweede vloeistof van de rotor af te voeren, en derde afvoerelementen in de rotor om het afgescheiden oplosmiddel van de rotor af te voeren; rotatie-elementen om de rotor rond het inlaatkanaal te roteren; een behuizing welke eerste, tweede en derde verzamelkamers bevat voor het opvangen en verzamelen van de eerste vloeistof, tweede vloeistof, en het oplosmiddel uit hun respectieve afvoerelementen.
23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij de tweede schei-dingselementen zijn voorzien van een eerste langwerpige ringvormige scheidingskamer met een ringvormig inlaateinde, een eerste binnenwand welke radiaal binnenwaarts helt vanaf het inlaateinde, een eerste buitenwand welke radiaal buitenwaarts helt vanaf het inlaateinde, een eerste schot welke tegenover het inlaateinde is opgesteld, een ringvormige doorlaat voor lichtere vloeistof gevormd tussen het eerste schot en de eerste binnenwand, en een ringvormige doorlaat voor zwaardere vloeistof gevormd tussen het eerste schot en de eerste buitenwand.
24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de eerste buitenwand onder het eerste schot radiaal binnenwaarts buigt en eindigt, waardoor de doorlaat voor de zwaardere vloeistof is verlengd en een tweede schot is gevormd, en waarbij het oplosmiddel wordt ingespoten vanaf het tweede af-voereinde van de inlaatopening nabij de rand van het tweede schot.
25. Inrichting volgens conclusie 24, voorts voorzien van een luchtkanaal opgesteld tussen de eerste en tweede schotten voor drukveref-fening daarin.
26. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij de scheidingselemen-ten zijn voorzien van een tweede ringvormige langwerpige scheidingskamer welke radiaal buitenwaarts van de eerste scheidingselementen is opgesteld.
27. Werkwijze voor het in zijn samenstellende delen scheiden van een mengsel van eerste en tweede vloeistoffen, omvattende: het inspuiten van het mengsel in een roteerbare rotor; het in een eerste scheidingskamer van elkaar scheiden van de eerste en tweede vloeistoffen; het uit de rotor afvoeren van de eerste vloeistof; het in de rotor inspuiten van een oplosmiddel; het mengen van de tweede vloeistof met het oplosmiddel; het in een tweede scheidingskamer van elkaar scheiden van de tweede vloeistof en het oplosmiddel; het uit de rotor afvoeren van de tweede vloeistof; het uit de rotor afvoeren van het oplosmiddel. -o-o-o-
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US89618592 | 1992-06-10 | ||
US07/896,185 US5464536A (en) | 1992-06-10 | 1992-06-10 | Apparatus for centrifugally separating a fluid mixture into its component parts |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9320036A true NL9320036A (nl) | 1995-04-03 |
Family
ID=25405775
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9320036A NL9320036A (nl) | 1992-06-10 | 1993-06-09 | Inrichting en werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mediummengsel in zijn samenstellende delen. |
Country Status (17)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5464536A (nl) |
EP (1) | EP0644793B1 (nl) |
JP (1) | JPH07507716A (nl) |
AT (1) | ATE187658T1 (nl) |
AU (1) | AU4630993A (nl) |
BG (1) | BG99327A (nl) |
BR (1) | BR9306675A (nl) |
CA (1) | CA2137790A1 (nl) |
CZ (1) | CZ311494A3 (nl) |
DE (1) | DE69327317T2 (nl) |
ES (1) | ES2144010T3 (nl) |
FI (1) | FI945792A (nl) |
HU (1) | HUT71018A (nl) |
NL (1) | NL9320036A (nl) |
NO (1) | NO944765L (nl) |
RU (1) | RU94046246A (nl) |
WO (1) | WO1993025294A1 (nl) |
Families Citing this family (24)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1997027924A1 (en) * | 1996-01-31 | 1997-08-07 | E.I. Du Pont De Nemours And Company | Process for centrifugal separation of material |
FI104851B (fi) * | 1997-02-18 | 2000-04-14 | Safematic Oy | Sovitelma kiertovoitelujärjestelmän yhteydessä |
US6346069B1 (en) | 1999-08-06 | 2002-02-12 | Separation Process Technology, Inc. | Centrifugal pressurized separators and methods of controlling same |
US6607473B2 (en) | 1999-08-06 | 2003-08-19 | Econova Inc. | Methods for centrifugally separating mixed components of a fluid stream under a pressure differential |
US6719681B2 (en) * | 1999-08-06 | 2004-04-13 | Econova, Inc. | Methods for centrifugally separating mixed components of a fluid stream |
US6524231B1 (en) | 1999-09-03 | 2003-02-25 | Baxter International Inc. | Blood separation chamber with constricted interior channel and recessed passage |
US7210182B2 (en) * | 2002-04-22 | 2007-05-01 | General Electric Company | System and method for solvent recovery and purification in a low water or waterless wash |
US7297272B2 (en) | 2002-10-24 | 2007-11-20 | Fenwal, Inc. | Separation apparatus and method |
WO2005030361A1 (en) * | 2003-09-30 | 2005-04-07 | Keith Richard Mitchelson | Apparatus and method for centrifugal separation |
US7241392B2 (en) * | 2004-09-09 | 2007-07-10 | Dresser-Rand Company | Rotary separator and method |
US20100038294A1 (en) * | 2008-08-12 | 2010-02-18 | Charles Dugan | Centrifugal separation apparatus |
EP2533905B1 (en) | 2010-02-10 | 2018-07-04 | Dresser-Rand Company | Separator fluid collector and method |
WO2012009159A2 (en) | 2010-07-15 | 2012-01-19 | Dresser-Rand Company | Radial vane pack for rotary separators |
US8673159B2 (en) | 2010-07-15 | 2014-03-18 | Dresser-Rand Company | Enhanced in-line rotary separator |
WO2012012018A2 (en) | 2010-07-20 | 2012-01-26 | Dresser-Rand Company | Combination of expansion and cooling to enhance separation |
US8821362B2 (en) | 2010-07-21 | 2014-09-02 | Dresser-Rand Company | Multiple modular in-line rotary separator bundle |
US9605663B2 (en) * | 2010-08-24 | 2017-03-28 | Qwtip Llc | System and method for separating fluids and creating magnetic fields |
EP2614216B1 (en) | 2010-09-09 | 2017-11-15 | Dresser-Rand Company | Flush-enabled controlled flow drain |
FR2986439B1 (fr) * | 2012-02-02 | 2015-04-10 | Ylec Consultants | Dispositif de separation de deux fluides non miscibles de densites differentes |
DE102012006992A1 (de) * | 2012-04-05 | 2013-10-10 | Linde Aktiengesellschaft | Verfahren zur Trennung von Olefinen bei milder Spaltung |
KR102339225B1 (ko) | 2012-11-05 | 2021-12-13 | 해모네틱스 코포레이션 | 연속 유동 분리 챔버 |
CN108553942B (zh) * | 2018-03-20 | 2024-07-16 | 洛阳智达石化工程有限公司 | 一种混合液体分离器 |
US11065376B2 (en) | 2018-03-26 | 2021-07-20 | Haemonetics Corporation | Plasmapheresis centrifuge bowl |
EP4005679A1 (en) * | 2020-11-30 | 2022-06-01 | Alfdex AB | A centrifugal separator for cleaning gas |
Family Cites Families (40)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE610608C (de) * | 1935-03-13 | Bergedorfer Eisenwerk Akt Ges | Stehende Schleudermaschine | |
US315876A (en) * | 1885-04-14 | Costbad zimmee | ||
US2733855A (en) * | 1956-02-07 | Multistage | ||
US690883A (en) * | 1893-03-27 | 1902-01-07 | Philip M Sharples | Centrifugal liquid-separator. |
DE321855C (de) * | 1917-11-22 | 1920-06-15 | Edwin Duner | Ununterbrochen wirkende Schleuder, insbesondere fuer Zuckerfuellmasse, mit aus Draht bestehender Siebtrommel |
FR664052A (fr) * | 1928-01-02 | 1929-08-29 | Procédé d'épuration de l'huile et machine centrifuge, actionnée par l'huile, utilisée à cet effet | |
FR672184A (fr) * | 1929-03-19 | 1929-12-24 | Perfectionnement dans la formation des trous de sortie de l'eau des tambours des essoreuses centrifuges | |
US2077813A (en) * | 1934-08-14 | 1937-04-20 | Laval Separator Co De | Collecting chamber for liquids discharged from centrifugal bowls |
US2126864A (en) * | 1935-02-27 | 1938-08-16 | Sharples Specialty Co | Centrifugal machine |
FR826502A (fr) * | 1937-01-27 | 1938-04-01 | Ramesohl & Schmidt Ag | Clarificateur centrifuge pour jus fermentés et non fermentés |
DE723672C (de) * | 1937-07-27 | 1942-08-08 | Willy Hertzsch | Schleudervorrichtung zur Behandlung einer Schlaemme |
US2269716A (en) * | 1939-11-24 | 1942-01-13 | Gregg Jonas Floyd | Pump and clarifier |
US2422464A (en) * | 1942-09-01 | 1947-06-17 | Bartholomew Tracy | Method and apparatus for separating liquid from solids by rotatably mounted means |
US2667302A (en) * | 1949-03-14 | 1954-01-26 | Westfalia Separator Ag | Centrifuge connection |
LU33780A1 (nl) * | 1954-08-11 | |||
US3081027A (en) * | 1959-01-08 | 1963-03-12 | Can Amera Oil Sands Dev Ltd | Centrifuge control |
US3201036A (en) * | 1964-08-11 | 1965-08-17 | Dorr Oliver Inc | Three-product nozzle-type centrifuge |
DE1532763A1 (de) * | 1966-07-15 | 1970-05-21 | Westfalia Separator Ag | Zentrifuge zum Trennen von Fluessigkeitsgemischen |
US3437209A (en) * | 1967-02-01 | 1969-04-08 | Mrs Ralph H L Becker | Continuous centrifugal filter construction |
FR1601880A (nl) * | 1968-12-09 | 1970-09-21 | ||
US3655058A (en) * | 1970-07-13 | 1972-04-11 | Richard A Novak | Filtration apparatus |
DE2220717C2 (de) * | 1972-04-27 | 1973-08-23 | Westfalia Separator Ag | Selbstentleerende zentrifugentrommel zum klaeren von fluessigkeiten mit einer schaelscheibe zum ableiten der geklaerten fluessigkeit unter druck |
US4069123A (en) * | 1972-10-24 | 1978-01-17 | National Starch & Chemical Corporation | Crosslinked pressure sensitive adhesive compositions |
SE408838B (sv) * | 1975-02-04 | 1979-07-09 | Prazska Akumulatorka Np | Forfarande for tillverkning av ackumulatorelektroder bestaende av en blandning av en aktiv substans och en plast samt av en stromavledare |
GB1535190A (en) * | 1975-07-31 | 1978-12-13 | Westland Aircraft Ltd | Oil purifying means |
SU772567A2 (ru) * | 1977-03-23 | 1980-10-23 | Севастопольский Приборостроительный Институт | Устройство дл очистки воды от нефтепродуктов |
US4190530A (en) * | 1978-04-03 | 1980-02-26 | E. I. Du Pont De Nemours And Company | Centrifugal method and apparatus for processing fluid materials |
US4175040A (en) * | 1978-08-28 | 1979-11-20 | Continental Oil Company | Centrifugal water oil separator |
DK87580A (da) * | 1979-03-15 | 1980-09-16 | R E High | Centrifuge |
SU957929A1 (ru) * | 1981-02-06 | 1982-09-15 | Ленинградский Ордена Трудового Красного Знамени Инженерно-Строительный Институт | Центробежный очиститель |
DE3408789A1 (de) * | 1984-03-10 | 1985-09-12 | Arboga System AB, Arboga | Zentrifuge zum abscheiden von schneidfluessigkeit von spaenen |
US4855050A (en) * | 1984-09-10 | 1989-08-08 | Senyard Sr Corley P | Centrifugal oil separator for removing oil from a waste flowing stream |
JPS631466A (ja) * | 1986-06-19 | 1988-01-06 | Power Reactor & Nuclear Fuel Dev Corp | 遠心速抽出器 |
IT1201907B (it) * | 1986-11-05 | 1989-02-02 | Frau Spa | Separatore centrifugo di liquidi con tenute rotanti sulla testata superiore fissa |
US4936821A (en) * | 1986-11-05 | 1990-06-26 | Frau S.P.A. | Centrifugal separator with rotating seals on the fixed upper head |
GB8711007D0 (en) * | 1987-05-09 | 1987-06-10 | Ae Plc | Centrifugal filters |
US4959158A (en) * | 1989-03-30 | 1990-09-25 | The United States Of America As Represented By The Unitd States Department Of Energy | Method for separating disparate components in a fluid stream |
US5114568A (en) * | 1990-07-13 | 1992-05-19 | Earth Solutions, Inc. | Reclamation system for contaminated material |
US5068035A (en) * | 1991-01-28 | 1991-11-26 | Facet Quantek, Inc. | Coalescing plate packing system |
US5149432A (en) * | 1991-04-30 | 1992-09-22 | Aaron Lavin | Centrifuge for separating liquids of different specific gravities |
-
1992
- 1992-06-10 US US07/896,185 patent/US5464536A/en not_active Expired - Lifetime
-
1993
- 1993-06-09 BR BR9306675A patent/BR9306675A/pt not_active Application Discontinuation
- 1993-06-09 CA CA002137790A patent/CA2137790A1/en not_active Abandoned
- 1993-06-09 WO PCT/US1993/005505 patent/WO1993025294A1/en active IP Right Grant
- 1993-06-09 AT AT93916468T patent/ATE187658T1/de not_active IP Right Cessation
- 1993-06-09 ES ES93916468T patent/ES2144010T3/es not_active Expired - Lifetime
- 1993-06-09 CZ CZ943114A patent/CZ311494A3/cs unknown
- 1993-06-09 RU RU94046246/13A patent/RU94046246A/ru unknown
- 1993-06-09 DE DE69327317T patent/DE69327317T2/de not_active Expired - Fee Related
- 1993-06-09 AU AU46309/93A patent/AU4630993A/en not_active Abandoned
- 1993-06-09 NL NL9320036A patent/NL9320036A/nl not_active Application Discontinuation
- 1993-06-09 JP JP6501689A patent/JPH07507716A/ja active Pending
- 1993-06-09 HU HU9403546A patent/HUT71018A/hu unknown
- 1993-06-09 EP EP93916468A patent/EP0644793B1/en not_active Expired - Lifetime
-
1994
- 1994-12-08 NO NO944765A patent/NO944765L/no unknown
- 1994-12-09 FI FI945792A patent/FI945792A/fi not_active Application Discontinuation
-
1995
- 1995-01-03 BG BG99327A patent/BG99327A/xx unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ATE187658T1 (de) | 2000-01-15 |
BG99327A (en) | 1995-10-31 |
CA2137790A1 (en) | 1993-12-23 |
NO944765L (no) | 1995-01-27 |
HUT71018A (en) | 1995-11-28 |
CZ311494A3 (en) | 1995-10-18 |
US5464536A (en) | 1995-11-07 |
JPH07507716A (ja) | 1995-08-31 |
BR9306675A (pt) | 1998-12-08 |
EP0644793A4 (en) | 1995-10-25 |
ES2144010T3 (es) | 2000-06-01 |
FI945792A (fi) | 1995-02-09 |
RU94046246A (ru) | 1997-02-10 |
WO1993025294A1 (en) | 1993-12-23 |
DE69327317T2 (de) | 2000-07-27 |
NO944765D0 (no) | 1994-12-08 |
EP0644793B1 (en) | 1999-12-15 |
AU4630993A (en) | 1994-01-04 |
FI945792A0 (fi) | 1994-12-09 |
DE69327317D1 (de) | 2000-01-20 |
EP0644793A1 (en) | 1995-03-29 |
HU9403546D0 (en) | 1995-02-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL9320036A (nl) | Inrichting en werkwijze voor het centrifugaal scheiden van een mediummengsel in zijn samenstellende delen. | |
US5466385A (en) | Gas spurged contrifugation method | |
US7025890B2 (en) | Dual stage centrifugal liquid-solids separator | |
JP3848372B2 (ja) | 液体から固体粒子を不連続に分離するための装置及び方法 | |
US8794448B2 (en) | Separation device | |
EP0044466A1 (en) | Centrifugal degasser | |
US4406651A (en) | Multi-phase self purging centrifuge | |
KR100989658B1 (ko) | 잠겨진 교반 로터를 가진 고리형 원심 추출기 | |
US4434061A (en) | Solids-liquid separation | |
WO2003101619A1 (en) | Centrifugal separator bowl assembly with flow guide | |
JP4514958B2 (ja) | タンジェンシャル固体分離装置 | |
EP0069119A4 (en) | FLUID RECOVERY SYSTEM. | |
SU1066629A1 (ru) | Сепаратор | |
JP2000500062A (ja) | 2種類の不相溶性液体の混合/分離方法及びその装置 | |
KR102229682B1 (ko) | 슬러지 배출구조 및 이를 포함하는 원심분리기 | |
JPH0112525B2 (nl) | ||
JPH0576798A (ja) | 固液分離機 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |