NL9302235A - Draaideur. - Google Patents

Description

DRAAIDEUR

De uitvinding heeft betrekking op een draaideursamenstel voor een tochtvrije doorgang, voorzien van een om een vertikale as roteerbare draaideur met deurvleugels, van twee tegenover elkaar en concentrisch met de draaideur in hoofdzaak op een cilinderoppervlak liggende stationaire wanddelen, welke stationaire wanddelen zijn voorzien van in hoofdzaak langs het cilinderoppervlak beweegbare wanddelen die elk een eerste stand hebben waarin het beweegbare wanddeel in hoofdzaak samenvalt met althans een deel van een stationair wanddeel en welke beweegbare wanddelen kunnen meebewegen met de draaideur terwijl een vertikaal randdeel van een beweegbaar wanddeel aansluit op het vertikale randdeel van een deurvleugel en welke wanddelen tevens in tegengestelde richting ten opzichte van de draaideur kunnen bewegen.

Een dergelijke draaideur is bekend uit EP-A-0296134, waarin een draaideur met twee deurvleugels wordt beschreven. Het probleem bij een dergelijke draaideur is het verkrijgen van een tochtvrije doorgang. Dit probleem wordt volgens genoemde publikatie opgelost door de dagopeningen van de deur telkens geheel af te sluiten, doordat beweegbare wanddelen telkens paarsgewijs naar elkaar toeschuiven. Bij deze draaideur is de dagopening maximaal een cilinderoppervlak van 90°, welke opening telkens wordt afgesloten. Hoewel bij deze draaideur de tochtvrijheid is verzekerd, is de capaciteit slechts beperkt, terwijl het telkens sluiten van de deur voor de passanten onaangenaam is. Bovendien heeft het abrupt stoppen en omkeren van de beweging van de wanddelen technische problemen.

Bij de algemeen bekende draaideur met vier deurvleugels wordt de dagopening eveneens gevormd door een cilinderoppervlak van 90°, doch daarbij is de toegang tot de deur continu aanwezig terwijl de tochtvrijheid is verzekerd.

De uitvinding beoogt een draaideur waarbij een tochtvrije doorgang is verzekerd en waarbij de capaciteit groot is.

Hiertoe heeft volgens de uitvinding de draaideur drie draaivleugels en beslaat elk van de stationaire wanddelen minder dan 90° van het cilinderoppervlak. Door het toepassen van een draaideur met drie draaivleugels kan een rechte doorloop worden verkregen, dat met name van belang is voor het passeren van grotere objecten zoals kinderwagens, boodschappenkarren en rolstoelen. Voorts wordt door de aanwezigheid van de beweegbare wanddelen verzekerd dat de doorgang tochtvrij kan worden gehouden.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding zijn de bewegingen van de beweegbare wanddelen zodanig gecoördineerd, dat steeds ten hoogste één beweegbaar wanddeel met de draaideur mee beweegt. Daarbij kunnen de stationaire wanddelen elk ongeveer 60° van het cilinderoppervlak beslaan, waardoor een grote dagopening van 120° van het cilinderoppervlak kan ontstaan.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen de twee stationaire wanddelen elk zijn voorzien van een beweegbaar wanddeel dat in hoofdzaak een cilinderoppervlak beslaat dat in hoofdzaak gelijk is aan het cilinderoppervlak dat het stationaire wanddeel beslaat. Zowel elk stationair wanddeel als elk beweegbaar wanddeel kan daarbij een afmeting hebben die overeenkomt met 60° van het cilinderoppervlak. Telkens kan één beweegbaar wanddeel met de deur meebewegen, terwijl het andere beweegbare wanddeel in tegengestelde richting roteert naar de genoemde eerste stand waarin het in hoofdzaak samenvalt met een stationair wanddeel.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kunnen de twee stationaire wanddelen elk zijn voorzien van twee beweegbare wanddelen die elk ongeveer een cilinderoppervlak beslaan gelijk aan de helft van het cilinderoppervlak dat het stationaire wanddeel beslaat, waarbij steeds de bij één van de stationaire wanddelen behorende beweegbare wanddelen in de eerdergenoemde eerste stand in rust zijn, terwijl de bij het andere stationaire wanddeel behorende twee beweegbare wanddelen achtereenvolgens uit de eerste stand naar de uitgeschoven stand bewegen en vervolgens terug bewegen naar de eerste stand.

De draaideur volgens de uitvinding verschaft derhalve zowel een tochtvrije doorgang als een grote dagopening, terwijl door de grote compartimenten tussen de deurvleugels (120°) grote voorwerpen kunnen passeren. Daardoor kan bij een bepaalde gewenste capaciteit gebruik worden gemaakt van een kleinere draaideur die een overeenkomstig kleiner vloeroppervlak vraagt.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn de beweegbare wanddelen fixeerbaar in een stand waarin zij, tezamen met de stationaire wanddelen twee tegenover elkaar liggende wanden vormen die elk een cilinderoppervlak van ongeveer 120° beslaan. Door de beweegbare wanddelen op een dergelijke manier te fixeren is het mogelijk de draaideur in een positie te brengen waarin geluid en slijtage tot een minimum wordt beperkt gedurende perioden waarin de vereiste capaciteit minder groot is. Doordat daarbij de dagopening wordt verkleind, wordt gedurende die periode ook het uitwisselen van lucht via de deur beperkt. Ook zouden de beweegbare wanddelen in andere posities kunnen worden gefixeerd. Daarbij is echter een tochtvrije doorgang niet steeds gewaarborgd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het tochtvrij afsluiten van een doorgangsopening die voorzien is van twee in hoofdzaak op een cilinderoppervlak liggende stationaire wanddelen waartussen co-axiaal een draaideur met drie deurvleugels draait, waarbij steeds een deurvleugel in contact is met een stationair wanddeel terwijl een bewegend wanddeel althans gedeeltelijk het andere stationaire wanddeel overlapt en met de draaideur mee beweegt, waarbij een vertikaal randdeel van het bewegende wanddeel aansluit op het vertikale randdeel van een deurvleugel van de draaideur.

Verdere kenmerken van de uitvinding zijn getoond in de figuren en zijn vermeld in de figuurbeschrijving en de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting worden beschreven.

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een draaideursamenstel,

Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een draaideursamenstel,

Figuren 3-8 illustreren de werking van het eerste uitvoeringsvoorbeeld,

Figuren 9-14 illustreren de werking van het tweede uitvoeringsvoorbeeld, en Fig. 15 toont een asymmetrisch uitgevoerd draaideursamenstel.

De figuren zijn slechts schematische weergaven van een draaideursamenstel in bovenaanzicht. In de uitvoeringsvoorbeelden, zijn overeenkomende onderdelen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven.

Fig. 1 toont een draaideursamenstel voorzien van een om rotatie-as 1 roteerbare draaideur met drie deurvleugels 2. De draaideur is roteerbaar in de richting die is aangegeven met de pijlen 3. Concentrisch om de draaideur zijn twee stationaire wanddelen 4,5 aangebracht, die verbonden zijn met de gevel of de muur 6 waarin het draaideursamenstel is aangebracht. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1 zijn de stationaire wanddelen 4,5 dubbelwandig uitgevoerd, zodat de eveneens concentrisch aangebrachte beweegbare wanddelen 7,8 zich in de ruimte binnen de stationaire wanddelen 4,5 kunnen bewegen. Elk beweegbaar wanddeel 7,8 kan bewegen van een eerste stand waarin zij zich vrijwel geheel in de ruimte binnen het desbetreffende stationaire wanddeel 4,5 bevindt tot een uitgeschoven positie waarbij het beweegbare wanddeel 7,8 zich vrijwel geheel buiten het betreffende stationaire wanddeel 4,5 bevindt. De beweegbare wanddelen 7,8 worden daarbij geleid door niet in de figuur weergegeven geleidingsmiddelen. Zowel de stationaire wanddelen 4,5 als de beweegbare wanddelen 7,8 beslaan elk een cilinderoppervlak van ongeveer 60°.

In de in fig. 1 weergegeven situatie draait de draaideur linksom, waarbij het randdeel 9 van beweegbaar wanddeel 7 aansluit op een van de deurvleugels, en waarbij dit beweegbare wanddeel 7 met de draaideur mee roteert. Gelijktijdig verplaatst het beweegbare wanddeel 8 zich in tegengestelde rotatie-richting. De bewegingsrichting van de wanddelen 7,8 zijn aangegeven met pijlen 10. De werking van dit eerste uitvoeringsvoorbeeld zal nader worden toegelicht aan de hand van de figuren 3-8.

Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van het draaideursamenstel. De linksom roterende draaideur is in dezelfde stand als in fig. 1 weergegeven. Dit tweede uitvoeringsvoorbeeld is eveneens voorzien van twee stationaire wanddelen 4,5 die zijn verbonden met de muur 6 waarin de draaideursamenstel is gemonteerd. Elk stationair wanddeel 4,5 is voorzien van twee beweegbare wanddelen 11.12.13.14 die elk beweegbaar zijn van een eerste stand waarin zij aan de buitenzijde tegen een stationaire wand liggen en daarmee in hoofdzaak samen vallen tot een uitgeschoven stand waarin het beweegbare wanddeel een deel van het cilinderoppervlak beslaat dat aansluit op het betreffende stationaire wanddeel. Hoewel de beweegbare wanddelen zich ook concentrisch binnen de stationaire wanddelen kunnen bevinden, wordt om technische redenen meestal de voorkeur gegeven aan de opstelling volgens fig. 2.

De stationaire wanden 4,5 beslaan elk een cilinderoppervlak van ongeveer 60°, terwijl elk van de beweegbare wanddelen 11.12.13.14 een cilinderoppervlak van ongeveer 30° beslaan. In de in fig. 2 weergegeven positie bevinden de beweegbare wanddelen 13,14 zich in rust in de genoemde eerste positie, terwijl beweegbaar wanddeel 11 met de draaideur mee beweegt, waarbij het vertikale randdeel 9 van beweegbaar wanddeel 11 aansluit op een deurvleugel 2. Gelijktijdig beweegt het beweegbare wanddeel 12 in tegengestelde richting. De werking van het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 zal nader worden uiteengezet aan de hand van de figuren 9-14.

Figuren 3-8 illustreren de werking van het eerste uitvoeringsvoorbeeld van een draaideursamenstel. In fig. 3 is de situatie weergegeven waarbij beweegbaar wanddeel 7 in hoofdzaak samenvalt met stationaire wand 4 die dubbelwandig is uitgevoerd zodat wanddeel 7 zich binnen wand 4 kan bevinden. Beweegbaar wanddeel 8 is in fig. 3 geheel uitgeschoven en het randdeel 9 ervan sluit eveneens aan op de rand van een deurvleugel 2.

Vanuit de in fig. 3 weergegeven situatie, waarbij de draaideur linksom draait zoals aangegeven met pijl 3, begint beweegbaar wanddeel 7 te roteren, waarbij het randdeel 9 van wanddeel 7 aangesloten blijft op een deurvleugel 2. Gelijktijdig beweegt beweegbaar wanddeel 8 in tegengestelde richting, dat wil zeggen roteert rechtsom, waarbij randdeel 9 van wanddeel 8 zich verwijdert van deurvleugel 2. De situatie die daarbij ontstaat is weergegeven in fig. 4.

Via de situaties volgens de figuren 5 en 6 wordt de situatie van fig. 7 bereikt. Daarbij wordt de rotatie-richting van beide beweegbare wanddelen 7,8 omgekeerd, zodat wanddeel 7 zich weer in de richting van de eerste stand verplaatst, tegengesteld aan de rotatie-richting van de draaideur. Gelijktijdig beweegt wanddeel 8 zich vanuit de eerste stand met de draaideur mee, waarbij het randdeel 9 van wanddeel 8 in contact blijft met een deurvleugel 2.

De situatie die daarna ontstaat is weergegeven in fig. 8.

De werking van het tweede uitvoeringsvoorbeeld van het draaideursamenstel, zoals weergegeven in fig. 2, wordt nader toegelicht aan de hand van figuren 9-14. Fig. 9 toont de uitgangspositie van de draaideur, waarbij alle beweegbare wanddelen 11,12,13,14 zich in de eerste stand bevinden, dat wil zeggen samenvallen met de stationaire wanden 4,5. Bij het linksom roteren van de draaideur blijven de wanddelen 13 en 14 in rust in de genoemde eerste stand, terwijl de beweegbare wanddelen 11 en 12 beide uitschuiven vanuit de eerste stand. Daarbij blijft het randdeel 9 van wanddeel ll aangesloten op een van de deurvleugels 2, zoals weergegeven in fig. 10.

Wanneer de situatie van fig. ll wordt bereikt, dat wil zeggen op het moment dat de randdelen 9 van elk van de beweegbare wanddelen 11 en 12 aanliggen tegen een deurvleugel 2, wordt de rotatie-richting van elk van de wanddelen 11 en 12 omgekeerd, zodat zij zich weer in de richting van de eerste stand bewegen. Deze situatie is weergegeven in fig. 12. Wanneer alle beweegbare wanddelen zich weer in de eerste stand bevinden, zoals weergegeven in fig. 13, beginnen de andere beweegbare wanddelen 13,14 met een beweging waarbij zij eerst uitschuiven (weergegeven in fig. 14) en vervolgens weer inschuiven naar de eerste stand.

In beide besproken uitvoeringsvoorbeelden is het mogelijk de beweegbare wanddelen in hun geheel uitgeschoven positie te fixeren, waardoor een draaideursamenstel ontstaat met een kleine dagopening die ongeveer 60° van het cilinderoppervlak beslaat, doch waarbij de draaideur het enig bewegende onderdeel vormt. Een dergelijke positie van het draaideursamenstel kan gebruikt worden gedurende perioden dat slechts een geringe capaciteit van de draaideur is vereist en heeft als voordeel dat minder slijtage optreedt, minder geluid wordt veroorzaakt en bovendien is de uitwisseling van de lucht via de deur wordt beperkt door de kleinere dagopening.

De beweegbare wanddelen 7,8; 11,12,13,14 kunnen ook in een andere dan geheel uitgeschoven positie worden gefixeerd, hoewel dan niet steeds een tochtvrije afsluiting is verzekerd.

Fig. 15 toont een draaideursamenstel dat asymmetrisch in een muur 6 is geplaatst. Deze asymmetrische opstelling maakt het mogelijk om een deur, die overeenkomt met het eerste uitvoeringsvoorbeeld, zonder de dubbelwandige stationaire wanddelen 4,5 toe te passen. Indien de beweegbare wanddelen 7,8 radiaal buiten de stationaire wanddelen 4,5 liggen, hetgeen de voorkeur heeft, zullen die beweegbare wanddelen 7,8 door de asymmetrische opstelling niet gehinderd worden door de muur 6 waarin het draaideursamenstel is aangebracht. Overigens is de werking van dit draaideursamenstel gelijk aan die van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

Overigens wordt opgemerkt dat de draaideur zowel linksom als rechtsom kan draaien. Voorts kan de draaideur zijn voorzien van verdere gebruikelijke accessoires, zoals beweegbare wanddelen om de deur 's nachts af te sluiten.

Claims (11)

1. Draaideursamenstel voor een tochtvrije doorgang voorzien van een om een vertikale as roteerbare draaideur met deurvleugels, van twee tegenover elkaar en concentrisch met de draaideur in hoofdzaak op een cilinderoppervlak liggende stationaire wanddelen, welke stationaire wanddelen zijn voorzien van in hoofdzaak langs het cilinderoppervlak beweegbare wanddelen die elk een eerste stand hebben waarin het beweegbare wanddeel in hoofdzaak samenvalt met althans een deel van een stationair wanddeel en welke beweegbare wanddelen kunnen meebewegen met de draaideur terwijl een vertikaal randdeel van een beweegbaar wanddeel aansluit op het vertikale randdeel van een deurvleugel en welke wanddelen tevens in tegengestelde richting ten opzichte van de draaideur kunnen bewegen, met het kenmerk, dat de draaideur drie deurvleugels heeft en dat een stationair wanddeel minder dan 90° van het cilinderoppervlak beslaat.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de bewegingen van de beweegbare wanddelen zodanig gecoördineerd zijn, dat steeds ten hoogste één beweegbaar wanddeel met de draaideur mee beweegt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stationaire wanddelen elk ongeveer 60° van het cilinderoppervlak beslaan.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stationaire wanddelen dubbelwandig zijn uitgevoerd en dat de beweegbare wanddelen zich, althans gedeeltelijk, in de ruimte tussen de wanden van de dubbelwandige wanddelen kunnen bevinden.

5. Inrichting volgens conclusie 1 tot 3, met het kenmerk, dat de beweegbare wanddelen zich concentrisch buiten de stationaire wanddelen bevinden.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee stationaire wanddelen elk zijn voorzien van een beweegbaar wanddeel dat in hoofdzaak een cilinderoppervlak beslaat dat in hoofdzaak gelijk is aan het cilinderoppervlak dat het stationaire wanddeel beslaat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat steeds één van de beweegbare wanddelen met de deur meebeweegt, terwijl het andere beweegbare wanddeel in tegengestelde richting roteert naar genoemde eerste stand.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat twee stationaire wanddelen elk zijn voorzien van twee beweegbare wanddelen die elk ongeveer een cilinderoppervlak beslaan gelijk aan de helft van het cilinderoppervlak dat het stationaire wanddeel beslaat, waarbij steeds de bij één van de stationaire wanddelen behorende beweegbare wanddelen in de eerdergenoemde eerste stand in rust zijn, terwijl de bij het andere stationaire wanddeel behorende twee beweegbare wanddelen achtereenvolgens uit de eerste stand naar de uitgeschoven stand bewegen en vervolgens terug bewegen naar de eerste stand.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beweegbare wanddelen fixeerbaar zijn in een stand waarin zij, tezamen met de stationaire wanddelen twee tegenover elkaar liggende wanden vormen die elk een cilinderoppervlak van ongeveer 120° beslaan.

10. Werkwijze voor het tochtvrij afsluiten van een doorgangsopening die voorzien is van twee in hoofdzaak op een cilinderoppervlak liggende stationaire wanddelen waartussen co-axiaal een draaideur met drie deurvleugels draait, waarbij steeds een deurvleugel in contact is met een stationair wanddeel terwijl een bewegend wanddeel althans gedeeltelijk het andere stationaire wanddeel overlapt en met de draaideur mee beweegt, waarbij een vertikaal randdeel van het bewegende wanddeel aansluit op het vertikale randdeel van een deurvleugel van de draaideur.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerkr dat gedurende bepaalde perioden de bewegende wanddelen worden gefixeerd in een uitgeschoven stand, waardoor vaste wanden van elk 120° van het cilinderoppervlak ontstaan.