NL9301660A - Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa. - Google Patents

Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa. Download PDF

Info

Publication number
NL9301660A
NL9301660A NL9301660A NL9301660A NL9301660A NL 9301660 A NL9301660 A NL 9301660A NL 9301660 A NL9301660 A NL 9301660A NL 9301660 A NL9301660 A NL 9301660A NL 9301660 A NL9301660 A NL 9301660A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liquid
polystyrene
mass
component
respect
Prior art date
Application number
NL9301660A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Jan Van Den Wittenboer
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jan Van Den Wittenboer filed Critical Jan Van Den Wittenboer
Priority to NL9301660A priority Critical patent/NL9301660A/nl
Priority to US08/615,294 priority patent/US5922835A/en
Priority to AT95901614T priority patent/ATE195753T1/de
Priority to DE1994625680 priority patent/DE69425680T2/de
Priority to EP95901614A priority patent/EP0797617B1/en
Priority to PCT/NL1994/000232 priority patent/WO1995009196A1/en
Priority to AU10773/95A priority patent/AU1077395A/en
Publication of NL9301660A publication Critical patent/NL9301660A/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08JWORKING-UP; GENERAL PROCESSES OF COMPOUNDING; AFTER-TREATMENT NOT COVERED BY SUBCLASSES C08B, C08C, C08F, C08G or C08H
    • C08J11/00Recovery or working-up of waste materials
    • C08J11/04Recovery or working-up of waste materials of polymers
    • C08J11/06Recovery or working-up of waste materials of polymers without chemical reactions
    • C08J11/08Recovery or working-up of waste materials of polymers without chemical reactions using selective solvents for polymer components
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08JWORKING-UP; GENERAL PROCESSES OF COMPOUNDING; AFTER-TREATMENT NOT COVERED BY SUBCLASSES C08B, C08C, C08F, C08G or C08H
    • C08J2325/00Characterised by the use of homopolymers or copolymers of compounds having one or more unsaturated aliphatic radicals, each having only one carbon-to-carbon double bond, and at least one being terminated by an aromatic carbocyclic ring; Derivatives of such polymers
    • C08J2325/02Homopolymers or copolymers of hydrocarbons
    • C08J2325/04Homopolymers or copolymers of styrene
    • C08J2325/06Polystyrene
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02WCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO WASTEWATER TREATMENT OR WASTE MANAGEMENT
    • Y02W30/00Technologies for solid waste management
    • Y02W30/50Reuse, recycling or recovery technologies
    • Y02W30/62Plastics recycling; Rubber recycling

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Separation, Recovery Or Treatment Of Waste Materials Containing Plastics (AREA)
  • Manufacture Of Porous Articles, And Recovery And Treatment Of Waste Products (AREA)
  • Addition Polymer Or Copolymer, Post-Treatments, Or Chemical Modifications (AREA)
  • Processing And Handling Of Plastics And Other Materials For Molding In General (AREA)
  • Processes Of Treating Macromolecular Substances (AREA)
  • Processing Of Solid Wastes (AREA)

Description

Werkwijze voor het compacteren van geexpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwelking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het compacteren van geexpandeerd polystyreen (EPS) alsmede de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.
EPS ontstaat door toevoeging van blaasmiddelen aan polystyreen (PS) met het doel om het PS te verkrijgen in een geschuimde structuur: een matrix bestaande uit vaste of flexibele, sameohangende structuurelementen uit PS welke ruimtelijk open of gesloten cellen of holten vormen waarin lucht en/of blaasmiddelen zijn opgesloten.
EPS heeft een ruim toepassingsgebied: wannteisolatie absorbtie van geluid trillingen en schokken lichtgewicht structuurmateriaal in sandwichpanelen en transportverpakkingen verpakkingsschuim ("chips") etc.
Het volumineuze karakter van EPS vormt met name in het afval stadium een probleem met daaruit voortvloeiend hoge logistieke kosten per ton polymeer.
Zo bevat een volle vracht EPS, met een gemiddelde vohimieke massa van 25 kg/m3, slechts 800 tot 1000 kg PS.
Een volumereductie kan bijvoorbeeld langs mechanische weg worden verkregen door persen of behandeling tussen compacteerwalsen.
Dergelijke apparatuur, met name de compacteerwals, is kostbaar en vergt relatief veel energie.
Met name voor de elastische anhnimen werken de mechanische systemen niet of zeer onbevredigend.
Bovendien is het moeilijk om milieubelastende blaasmiddelen zoals CFK % voorkomend in verouderde typen EPS met gesloten cellen, tijdens het compacteren uit het milieu te houden.
Uit de literatuur zijn o.a. werkwijzen bekend waarin polymeren in contact worden gebracht met oplosmiddelen.
Aldus ontstaan min of meer homogene oplossingen van lage of hoge viscositeit welke veelal als kleefstoffen worden toegepast: DE-C137 41777 m.b.t afvallen op PS-basis welke met oplosmiddelen PS-oplossingen met kleefèigenschappen opleveren.
DE-A1 3113 125 m.b.t. EPS dat met "vlekkenwater" een oplossing met kleefeigensdiappea oplevert DE-A123 03 754 m.b.t. EPS dat met gechloreerde koolwaterstoffen, ÜLb. met hooggechloreerde paraffinen en bij hogere temperaturen, kleefinassa 's oplevert.
Aan de onderhavige vinding ligt de opgave ten grondslag om afval-EPS (¾) een doelmatige manier om te zetten in een vorm welke enerzijds leidt tot economisch voordeel door verlaging van logistieke kosten m h t inyAmelen, handlings opslag en transport en anderzijds de mogelijkheid geeft tot een herverwerking, hetzij fysisch tot PS, hetzij chemisch tot styreenmonomeer en overige chemische grondstoffen, waarbij een zekere mate van vervuiling en incompatibiliteit t.g.v, aanwezige stickers, drukinkt, andere polymeren, aanher.hïpnd Tand organisch materiaal, etc. niet bezwaarlijk hoeft te zijn.
Gevonden is nu dat aan de opgave kan warden voldaan door het EPS in contact te brengen met een vloeistof bestaande uit tenminste een component met oplossende werking ten opzichte van polystyreen en tenminste een component zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen.
Daartoe de volgende begripsbepalingen: 1. het begnp "component met oplossende werking ten opzichte van een polymeer1:
Een component bezit oplossende werking indien het in de vloeibare fase de bindingen tussen de moleculen van een polymeer dusdanig verzwakt dat de moleculen hun onderlinge «unenhang verliezen en waarbij uiteindelijk een eenfasensysteem ontstaat met vloeibare of semivloeibare eigenschappen, waarbij de moleculen min of meer homogeen verdeeld zijn over het totale sysfeemvohime.
Een en ander voor het te beschouwen temperatuurgebied waarin de werkwijze wordt uitgevoerd.
2. Het begrip "component zonder oplossende werking ten opzichte van een polymeer":
Een component bezit geen oplossende werking indien het in de vloeibare fase de bindingen tussen de moleculen van een ermee in contact gebracht polymeer niet dusdanig kan verzwakken dat de moleculen hun onderlinge samenhang gaan verliezen.
Er blijft een tweefasensysteem bestaande uit een onwerkzame vloeistoffase en onveranderde vaste fase welke hoogstens wat gezwollen kan zijn door opname van vloeistoftnoleculen in de polymeermatrix.
Door een geschikte keuze van de samenstellende componenten en hun onderlinge verhouding verkrijgt de vloeistof de volgende eigenschappen: ermee in contact gebracht EPS schrompelt ineen maar lost niet op, integendeel, er ontstaat een tweefasensysteem gekenmerkt door enerzijds het aanwezig zijn van een zeer sterk in volume ger«birg»«I<» pnlymeerfase well·» in e*n semivloeibare pasta- of deegachtige toestand verkeert en daarbij niet meer vloeistof opoeemt als nodig is voor de existentie van deze fase en anderzijds het aanwezig zijn van een potymeervr^e vtoeistofTasc welke min of meer het volle vermogen blijft behouden om onverminderd snel nieuw toegevoerd EPS op te nemen (dit in tegenstelling tot echte oplosmiddelen waarin de snelheid van opname aanvankelijk hoog is maar gaandeweg afheeml naarmate het polymeer-gehalte van de oplossing stijgt).
Blijkbaar bestaat er een driehoekswisselwerking tussen polymeer, oplossende component(en) enniet-oplossemde componenten):
De oplossermoleculen vertonen enerzijds een sterke wisselwerking met de polymeeimoleculen, anderzijds vertonen zij interacties met de niet-oplosser-moleculen.
De niet-oplossermoleculen mijden echter wisselwerking met de polymeer-moleculen.
De stabiele toestand is hier blijkbaar niet de moleculair homogene verdeling over het totale systeemvolume maar een beperking van de wisselwerking tot een zo klein mogelijk deel van het systeemvolume met maximale polymeer-concentratie.
Daarbij zijn de oplossermoleculen door interpenetratie wel in staat om de matrixstructuur van het polymeer op te heften waardoor dit in de vloeibare toestand overgaat, echter de aanwezigheid van de niet-oplossermoleculen belet een homogene verdeling over het gehele systeemvolume.
De eigenschappen van de semivloeibare polymeerfase zijn instelbaar door variatie van de verhouding in de samenstellende componenten:
Bij maximaal percentage van een nplngaenHa component heeft de polymewfr de laagste viscositeit en vertoont enigermate kleverige eigenschappen.
De hoogte van dit percentage is afhankelijk van het gekozen systeem van samenstellende componenten.
De compacteersnelheid is hier maximaal m.b.t. het gekozen syteem.
Bij maximaal percentage van een niet-oplossende component heeft de polymeer-fese de hoogste viscositeit maar geen enkele neiging tot kleven.
De hoogte van dit percentage is afhankelijk van het gekozen systeem van samenstellende componenten.
De compacteersnelheid is hier minimaal m.b.t. het gekozen systeem.
Er is steeds een werkgebied te vinden binnen de limieten waarin de polymeerfase optimaal is m.b.t compacteersnelheid, verpompbaaiheid en neiging tot apparaatvervuiling.
De ligging van het werkgebied en de limieten zijn afhankelijk van de temperatuur waarbij de werkwijze wordt uitgevoerd.
In het algemeen treedt er verschuiving op in de richting van een hoger aandeel niet-oplossende componenten).
De vinding van het tvreefasauysteemheefto.au de volgende voordelen: A Ten opzichte van de qrloamiHHelHywtpman 1. Opname van EPS verloopt onverminderd snel van de eerste tot de laatste toevoeging.
2. Een compacteeriokatie kan steeds ontdaan worden van gecompacteerde polymeerfase op maximale concentratie zonder dat de totale vooiraad vloeistof eerst moet zijn verbruikt.
3. Een tankwagen kan, via verdringing van fesen, met gebruikmaking van slechts een tankeompartimeni tegelijkertijd polymeerfase aftappen en vloeistof terugleveren ai vise versa.
4. Een compacteereenheid wordt bij voorkeur voorzien van een zeef waarop het EPS wendt gestort.
De gecompacteerde polymeerfase zakt daarbij door de mazen terwijl de grove verontreinigingen op de zeef achter blijven zonder daarbij te verworden tot een kleverige massa.
5. De maximale polymeerconcentratie maakt dat bij aansluitende verwerking de terug te winnen hoeveelheid vloeistof minimaal is.
6. De minimale kleefheiging van de gecompacteerde massa is van voordeel voor de uitvoering van de werkwijze, het aansluitende transport en de verdere verwerking van de gecompacteerde polymeerfase.
B. Ten opzichte van mechanische systenrien en in het algemeen.
7. De gecompacteerde polymeerfase is goed veipompbaar en kan via een filter ontdaan worden van vaste verontreinigingen.
S. Eventueel aanwezige blaasmiddelen kunnen in de polymeerfase worden opgelost en blijven aldus uit het milieu.
9. De vinding maakt een mime keuze mogelijk voor de samenstellende componenten, afhankelijk van de marktsituatie m.b.t. de beschikbaarheid van componenten, de schaalgrootte waarop wordt gecontacteerd, de hoogte van het brandrisico, vigerende milieu- en veiligheidseisen en de aard van de verdere verwelking van de gecontacteerde massa.
10. De gecompacteerde massa is zowel geschikt voor fysische verwelking op PS als voor chemische verwerking op styreenmonomeer en overige chemische grondstoffen.
11. Door een geschikte keuze van de samenstellende componenten van da vioeistoflase kunnen deze tijdens de verwerking, zoals bedoeld onder 10., eenvoudig en nagenoeg volledig worden teruggewonnen.
De strekking van de uitvinding zal aan de hand van de nu volgende voorbeelden verduidelijkt worden.
Het zal duidelijk zijn dat de omvang van de vinding meer omvat dan hetgeen in de voorbeelden expliciet wordt gemaakt.
Voorbedden;
Voorbeeld 1:
Belieft de werking van echte oplosmiddelen op EPS.
Aan 100 gr methylethylketon wordt EPS toegevoegd.
Hist EPS wordt aanvankelijk zeer snel in de vloeistof opgenomen, doch naarmate de concentratie van de oplossing toeneemt neemt de opnamesnelheid sterk af.
Uiteindelijk stopt het proces bij 50 - 55 gr opgenomen EPS.
De hoogvisceuze vloeibare massa vertoont zeer kleverige eigenschappen.
Al vanaf de eerste toevoeging is er sprake van slechts 1 homogene fase waarvan de viscositeit oploopt naarmate er meer EPS wordt toegevoegd.
Vergelijkbare effecten treden op bij het gebruik van b.v. styreen, tolueen, ethylacetaat, methylisobutylketon, 1,1,1-trichloorethaan, etc..
Voorbeeld 2:
Betreft de werking van een vloeistof bestaande uit 1 component met oplossende werking en 1 component met niet-oplossende werking op PS.
Aceton, zoals dat in technische kwaliteit in de handel wordt gebracht, bevat ca. 0.3 % water.
Er is hier sprake van een systeem bestaande uit aceton als component met oplossende weridng t.o.v. PS en water als component met niet-oplossende werking to.v. PS.
Aan 100 gr aceton van technische kwaliteit wordt EPS toegevoegd.
Het EPS woedt zeer snel opgenomen, echter ontstaat er nu geen homogene oplossing maar een tweefasensysteem bestaande uit enerzijds een compacte semivloeibare polymeerfase met hoogvisceuze doch niettemin goed vloeibare eigenschappen en anderzijds een polymeervrije vloeistoftase die onverminderd in staat is om even snel als voorheen EPS op te nemen.
Aangezien een deel van de vloeistof nodig is voor het tot stand brengen van de vloeibare polymeerfase neemt de beschikbare hoeveelheid polymeervrije vloeistof af naarmate het toevoegen van EPS doorgaat.
Zodra alle vloeistof is gebruikt is er een pasta ontstaan die 85 tot 90 gr PS bevat Deze hoeveelheid wordt door geen enkel echt oplosmiddelsysteem benaderd.
N.B.:
De invloed van water als niet-oplossende component is in dit systeem extreem sterk zoals in een later voorbeeld zal worden gedemonstreerd.
Voorbeeld 3:
Betreft de werking van andere vloeistofsystemen, ook weer bestaande uit slechts 1 oplossercomponenl en 1 nietoplossercosnponenl.
1. Aan 90 gr methylethylketon wordt 10 gr water toegevoegd.
Aan de aldus ontstane vloeistof wordt EPS toegevoegd.
Ook hier wordt het EPS snel in de vloeistof opgenomen en ontstaat er een tweefasensysteem bestaande uit een semivloeïbare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase, geheel analoog aan voorbeeld 2.
De totale hoeveelheid opgenomen EPS, 80 tot 85 gr is vergelijkbaar met de hoeveelheid uit voorbeeld 2.
2. Vloeistof bestaande uit 25 % methanol (niet-oplosser) en 75 % methylethylketon (oplosser); er ontstaat een tweefasensysteem: een semivloeïbare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase.
3. Vloeistof bestaande uit 25 % methanol (niet-oplosser) en 75 % ethylacetaat (oplosser): er ontstaat een tweefasensysteem: een semivloeibare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase.
4. Vloeistof bestaande uit 85 % dioxaan (oplosser) en 15 % water (niet-oplosser): er ontstaat een tweefasensysteem: een semivloeïbare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase.
Voorbeeld 4:
Betreft vloeistofsystemen bestaande uit 1 oplossercomponent en meerdere niet-oplossercomponenten.
In alle gevallen ontstaan er tweefasensystemen gekenmerkt door een hoogge-concentreerde semivloeibare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase waaraan voortdurend EPS kan worden toegevoegd tot alle vloeistof verbruikt is.
1. Vloeistof bestaande uit 20 % tolueen (oplossercomponent) en 80 % wasbenzine (mengsel van alifatische verzadigde koolwaterstoffen met een kooktrject van 107 tot 138 °C, allen met-oplossercompooenlen).
2. Vloeistof bestaande uit 20 % 1,1,1-trichloorethaan (oplossercomponent) en 80 % wasbenzine (mengsel van alifatische verzadigde koolwaterstoffen, allen niet-oplossercomponenten).
3. Het betreft hier een voorbeeld waaruit blijkt dat een systeemcomponent in zuivere vcim niet perse een vloeistof behoeft te zijn.
In 80 gr wasbenzine (mengsel van niet-oplossercomponente) wordt 20 gr naftaleen (oplossercomponeni) opgelost door verwarmen op 50 °C.
Na afkoelen gedraagt de vloeistof zich overeenkomstig de vinding.
4. Vloeistof bestaande uit 85 % wasbenzine (met-pplossercomponenien) en mono-styxeen (oplossercomponent).
Voorbeeld 5:
Het betreft hier vloeistofsystemen Mmengasteld uit 1 nietaplossercomponent en meerdere oplossercomponenten.
Ih alle gevallen ontstaan er galrenmerirt door een hnnggfr.
concentreerde semivloeibare polymeerfase en een polymeervrije vloeistofiase waaraan voortdurend EPS kan worden toegevoerd totdat alle vloeistof verbruikt is.
1. Vloeistof bestaande uit 50 % isopropanol (niet-oplossercomponenl), 20 % tolueen (oplossercomponeni) en 30 % aceton (oplos sercompanent).
2. Vloeistof bestaande uit 10 % water (niet-oplossercomponent), 30 % monostyreen (oplossercomponeni) en 60 % aceton (oplossercomponent).
Dit voorbeeld geeft duidelijk weer hoe de extreem sterke invloed van water op de werking van aceton, zoals deze tot uiting komt in -voorbeeld 7-,temggedrongen kan worden door toevoeging van een tweede oplosser met zeer hoge affiniteit tot PS.
100 gr van deze vloeistof neemt ca 70 tot 75 gr EPS op.
Voorbeeld 6:
Het betreft hier systemen bestaande uit meerdere nïet-oplossercomponenten en meerdere oplossercomponenten.
Alle systemen zijn gekenmerkt door het vormen van het tweefasensvsteem volgens de vinding.
1. Vloeistof bestaande uit 50 % wasbenzine (niet-oplos sercomponenien), 30 % aceton (oplossercomponeni) en 20 % tolueen (oplossercomponent).
2. Vloeistof bestaande uit 80 % wasbenzine (niet-oplossercomponenten) en 20 % Sheilsol A (een koolwaterstofinengsel dat voor 98 % uit aromaten bestaat en welke aromaten allen tot de oplossercomponenten behoren).
Sheilsol A heeft een kookfraject van 166 tot 185 °C.
3. Vloeistof bestaande uit 40% Shellsol A (waarin 98% aromaten, allen oplosser-companenten) en 60 % terpentina D (bestaande uit hoogkokende alifatische koolwaterstoffen, allen met^lossercomponenten).
Het kooktraject van tepenlinaD loopt van 162 tot 197 °C.
Voorbeeld 7:
Betreft de extreme invloed van water (niet-oplosser) op aceton (oplosser) op werking van dit systeem.
1. Technische aceton welke 0.3 % water bevat.
Dit systeem is reeds eerder beschreven onder -voorbeeld 2- en gedraagt zich geheel naar het concept van de vinding 2. Aceton waarvan het watergehalie is verhoogd tot 1.5 %.
Dit systeem gedraagt zich geheel conform de vinding, nauwelijks trager en 100 gr vloeistof neemt ca 80 tot 85 gr EPS op.
3. Aceton waarvan het watergehalie is verhoogd tot 5 %.
Dit syteem gedraagt zich nog wel conform de vinding maar de activiteit ervan is zeer afgenomen: de werking ervan is zeer traag en de ontstane semivloeibare polymeerfase heeft de consistentie van een moeilijk verpompbaar deeg gekregen.
4. Aceton waarvan het watergehalie is verhoogd tot 15 %.
Dit systeem gedraagt zich volkomen inactief 5. Tenslotte een voorbeeld waarin het watergehalie van technische aceton omlaag gebracht is naar minder dan 0.1% door drogen over silicagel.
Er is nu een grensgeval ontstaan waarbij nog wel een tweefasensysteem optreedt doch de polymeerfase is nu relatief zeer dunvloeibaar geworden en heeft tevens sterke ldeeöieigmgen.
Bovendien is de polymeerfase nu betrekkelijk transparant geworden Lv.m. alle andere systemen.
Voorbeeld 8:
Het betreft hier de invloed van verhoudingen en temperatuur mb.t. enige systemen die geheel uit koolwaterstoffen bestaan.
1. Shellsol A (voornamelijk oplossercomponenten) en terpentina D (geheel niei-oplossercomponenten), hier is alleen gekeken naar de verhouding.
In alle gevallen neemt 100 gr vloeistof ca 90 gr EPS op.
35 % oplossers en 65 % niet-oplossers:
Het proces verlokt relatief langzaam en de ontstane polymeerfase bestaat uit een moeilijk veipompbaar deeg dat niet kleeft.
40 % oplossers en 60 % niet-oplossers :
Het proces verloopt sneller en de polymeerfase is makkelijker veipompbaar maar vertoont wel iets kleefneiging.
45 % oplossers en 65 % niet-oplossers :
Het systeem is optimaal t,a.v. snelheid, de polymeerfase is goed verpompbaar en de kleefneiging nog acceptabel.
50 % oplossers en 50 % niet-oplossers :
Het syteem voldoet niet meer aan de vinding: er ontstaat nu een homogeen een&sesysteem met sterke kleefeigeoschappen.
2. Het systeem monostyreen (oplosser) en wasbenzine (niet-oplossera): 20 % monostyreen in wasbenzine: proces verloopt zeer snel en de polymeerfase is relatief dunvloeibaar.
10 % monostyreen in wasbenzine: proces verloopt langzamer en de polymeerfase is hoogvisceus.
5 % monostyreen m wasbenzine: proces verloopt langzaam en de polymeerfase heeft de consistentie van een taai deeg.
5% monostyreen maar nu de vloeistof verwarmd op 50 °C : proces verloopt nu weer snel en de polymeerfase heeft een consistentie als bij 10% monostyreen.
3. Het systeem naftaleen (oplosser) en wasbenzine (niet oplossers): 1. 20 % naftaleen en 50 °C : zeer snel en zeer dunvloeibaar en kleverig.
2. idem en kamertemperatuur: minder snel en stevige, goed verpompbare met geringer kleeftieiging.
3. 10 % naftaleen en 50 °C: zeer snel en betere kwaliteit pasta dan bij 1.
4. idem en kamertemperatuur: langzaam proces en taai deeg.
5. 5 % naftaleen en 50 °C : snel proces en stevige pasta met geringe Weerneiging, 6. idem en kamertemperatuur: zeer langzaam proces en zeer taai deeg, minder geschikt als uitvoeringsvorm.
Voorbeeld 9 :
Het betreft hier een variant op de werkwijze waarbij een vloeistof volgens de vinding bestaande uit een mengsel van koolwaterstoffen wondt geemulgeerd in water.
Aan een vloeistof volgens de vinding, bestaande uit 20 gr Shellsol A en 80 gr wasbenzine, wondt 20 gr oliezuur toegevoegd.
Dit mengsel wondt onder roeren gegoten bij 300 gr water waarin voldoende ammonia aanwezig is om een stabiele doch niet schuimende emulsie te vormen.
De verkregen emulsie is brandveiliger dan het gebruik van zuivere koolwaterstof-mengsels en neemt eveneens EPS op waarbij een melkwitte homogene emulsie ontstaat bestaande uit ontelbaar vele microscopisch kleine systeempjes, welke overeenkomstig de vinding werkzaam zijn.
De melkwitte emulsie kan tot verzadiging met EPS beladen worden en blijft desondanks dunvloeibaar.
Na belading wordt de emulsie gebroken door neutralisatie van het systeem met verdund zoutzuur.
Na een eerste coalescentie die een scheiding geeft in een waterfase en een organische fase, treedt in de laatste opnieuw een coalescentie op waarbij de hooggeconcentreerde semivloeibare fase zich afscheidt van de polymeervrije organische fase.
Deze organische fase neemt geen EPS meer op en kan opnieuw met ammoniakaal water geemulgeerd worden.
Blijkbaar vormen de oliezuurmoleculen met de verzadigde alifaten een fase die zich vergaand ontdoet van de aromaten.
Indien het aiomaatgehalte weer op peil gebracht wordt voldoet de emulsie weer aan devinding.
Opvallend is hier de extreem geringe kleefheiging van de verkregen pohmeermassa.
Voorbeeld 10:
Het betreft hier het transport van pasta en compacteervloeistof in een en dezelfde tankruimte.
In het algemeen hebben de volgens de werkwijze verkregen polymeerfasen een hogere dichtheid dan de compacteervloeistof zelf, waardoor de semivloeibare massa zich onderin een tankruimte zal verzamelen.
Hierdoor is de mogelijkheid gegeven om voor compacteervloeistof en polymeerfhse t.b.v. het transport slechts 1 tankruimte te gebruiken:
Een transportvat met totaalvolume 30 liter wordt gevuld met 15 liter compacteervloeistof
Vervolgens wordt dit vat gekoppeld aan een verzameltanktank, welke op de bodem een voonaad pasta bevat, en wel zodanig dat beide bodems gekoppeld zijn. Bovendien is de transporttank voorzien van een z.g. "drijvende inlaat" waardoor de zich in de tank bevindende compacteervloeistof kan worden overgepompt naar de verzameltank waarbij de hoogte van de inlaat zich automatisch aanpast aan het vloeistof niveau in de transporttank.
Vervolgens wordt de pasta in de verzameltank overgepompt naar de transporttank terwijl tegelijkertijd de in de transporttank aanwezige nieuwe voorraad compacteervloeistof wordt overgepompt van transporttank naar verzameltank.
Voorbeeld 11:
Het betreft hier de verwerking van de verkregen gecompacteerde massa tot PS.
20 kg van de polymeerpasta verkregen onder -voorbeeld 4, sub 1- wordt door een schroefpomp aangezogen een door een filiereenheid geperst.
Vervolgens komt de massa via een transportschroef, waarin de temperatuur wordt opgevoerd tot boven de smelttemperatuur van PS, terecht in een vacuümkamer waarin de massa wordt ontgast.
De afgezogen gassen worden gecondenseerd om aldus de vloeistof terug te winnen Hst ontgaste polymeer wordt vervolgens via een extrusieschroef uit de vacuümkamer verwijderd en door een strengenspuitkop verwerkt tot spuitgietgramilaat.
Voorbeeld 12:
Betreft de verwerking van de gecompacteerde massa tot styreenmanomeer en overige chemische grondstoffen.
Aan 400 gr technisch aceton, waarin zich 0.5 % water bevindt, wordt 360 gr EPS toegevoegd, de maximale hoeveelheid die de vloeistof kan opnemen.
Daaibij ontstaat 760 gr pasta.
Hiervan wordt 570 gr onderworpen aan een pyrolyse, waardoor 550 gr pytofyse-olie wordt verkregen.
Deze olie wordt in een destillatiekolom gesplitst en aldus wordt verkregen: 53 massa% aceton, geschikt voor hergebruik volgens de vinding, 23 massa% monostyreen, 10 massa% overige destillaten met kookpunten t/m 155 °C, 14 massa% residu met kookpunten hoger dan 155 °C.
Het verkregen monostyreen laat zich goed tot glashelder PS polymeriseren.

Claims (13)

1 Werkwijze voor het compacteren van geexpandeerd polystyreen, waarbij het geexpandeerde polystyreen in contact wordt gebracht met een vloeistof, me* het kenmerk, dat de vloeistof is samengesteld uit tenminste een component met oplossende werking ten opzichte van polystyreen en tenminste een component zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen, waarbij de verhouding van deze componenten zodanig is dat de vloeistof de geexpandeerde structuur verdicht en met het aldus verdichte polymeer een meer of minder visceuze pasta of deeg vormt dat de eigenschap heeft dat het zich als een aizonderlijke niet mengbare fase van de vloeistof onderscheidt,
2 Werkwijze volgens conclusie 1, met het lammerk, dat een component met oplossende werking ten opzichte van polystyreen voor minimaal 1 massa% en voor maximaal 99.9 massa% deel uitmaakt van de vloeistof, welk percentage afhankelijk is van de keuze van de samenstellende componenten en van de temperatuur waarbij de werkwijze wordt uitgevoerd.
3 Werkwijze volgens conclusie 1, mrthrtteamerk, dat een component zender oplossende werking ten opzichte van polystyreen voor minimaal 0.1 massa% en voor maximaal 99 massa% deel uitmaakt van de vloeistof, welk percentage afhankelijk is van de keuze van de samenstellende componenten en van de temperatuur waarbij de werkwijze wordt uitgevoerd.
4 Werkwijze volgens de conclusies 1 en 2, met hrt kenmerk, dat een of meerdere componenten met oplossende werking ten opzichte van polystyreen bij voorkeur gekozen wordt, c.q. worden, uit de volgende klassen van chemische verbindingen: aromatische koolwaterstoffen opgebouwd uit 1,2,3 of 4 al dan niet gecondenseerde benzeenringen, alsmede homologen, al dan niet verzadigd in dezijketen. aromatische verbindingen met substitutie in kem of zijketen. aromatische verbindingen met keto-, ether- of esterstructuur. heterocyclische verbindingen met een of meer zuurstofatomen in de ring. alicyclische verbindingen, al of niet met keto-, ether- of esterstructuuren al of niet verzadigd en/of gesubstitueerd in ring of zijketen. alifatische ketenen, ethers of esters, alifatische onverzadigde verbindingen, gehalogeneerde koolwaterstoffen.
5 Werkwijze volgens conclusies 1 en 3, wiet het kenmerk dat een of meerdere componenten zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen bij voorkeur gekozen wordt, c.q. worden, uit de volgende klassen van chemische verbindingen: water. alifatische verzadigde monohydrische alcoholen, alifatische verzadigde koolwaterstoffen.
6 Werkwijze volgens de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk^ dat de vloeistof geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolwaterstoffen en waarbij een of meerdere componenten met oplossende werking ten opzichte van polystyreen wordt, c.q. worden, gekozen uit de klasse der aromatische en/of alicyclische koolwaterstoffen terwijl een of meerdere componenten zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen wordt, c.q. worden, gekozen uit de klasse der verzadigde alifatische koolwaterstoffen.
7 Werkwijze volgens de conclusies 1,2,3 en 6, met het kenmerk, dat de vloeistof wordt geemulgeerd in water waarna de emulsie in contact gebracht wordt met het geexpandeerde polystyreen dat in de emulsie wordt opgenomen en waarbij nadien de emulsie wordt gebroken opdat de pasteuze massa wordt afgescheiden van de organische vloeistoöase.
8 Werkwijze volgens de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk dat de component met oplossende werking ten opzichte van polystyreen bestaat uit aceton terwijl de component zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen bestaat uit water, waarbij het water voor minimaal 0.1 massa% en voor nruvrimaal 10 massa% doch bij voorkeur in het gebied van 0.3 tot 3 massa% aanwezig is.
9 Werkwijze volgens de conclusies 1 t/m 5, mat het kpnmrrk dat de vloeistof meerdere componenten met oplossende werking ten opzichte van polystyreen bevat welke voor minimaal 50 massa% uit aceton en voor maximaal 40 massa% uit aromatische koolwaterstoffen bestaat, terwijl in de vloeistof minimaal 1 massa% water als component zonder oplossende werking ten opzichte van polystyreen aanwezig is.
10 Gecontacteerde massa verkregen volgens de werkwijze van een of meerdere van de voorgaande conclusies.
11 Het transport van de gecompacteerde massa volgens conclusie 10, met het kenmerk. dat in enig tankcompartiment van het transportmiddel een tweefasensyteem aanwezig is bestaande uit de gecompacteerde massa en een vloeistof volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies.
12 Fysische verwerking van de gecontacteerde massa volgens conclusie 10 met het oogmerk het verkrijgen van polystyreen.
13 Chemische verwerking van de gecompacteerde massa volgens conclusie 10 met het oogmerk het verkrijgen van styreenmonomeer en overige chemische grondstoffen.
NL9301660A 1993-09-27 1993-09-27 Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa. NL9301660A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301660A NL9301660A (nl) 1993-09-27 1993-09-27 Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.
US08/615,294 US5922835A (en) 1993-09-27 1994-09-26 Method for compacting expanded polystyrene
AT95901614T ATE195753T1 (de) 1993-09-27 1994-09-26 Verfahren zum kompaktieren von expandiertem polystyrol und so erhaltene kompakte masse
DE1994625680 DE69425680T2 (de) 1993-09-27 1994-09-26 Verfahren zum kompaktieren von expandiertem polystyrol und so erhaltene kompakte masse
EP95901614A EP0797617B1 (en) 1993-09-27 1994-09-26 Method for compacting expanded polystyrene, and compacted mass thus obtained
PCT/NL1994/000232 WO1995009196A1 (en) 1993-09-27 1994-09-26 Method for compacting expanded polystyrene, and compacted mass thus obtained
AU10773/95A AU1077395A (en) 1993-09-27 1994-09-26 Method for compacting expanded polystyrene, and compacted mass thus obtained

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301660A NL9301660A (nl) 1993-09-27 1993-09-27 Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.
NL9301660 1993-09-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301660A true NL9301660A (nl) 1995-04-18

Family

ID=19862928

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301660A NL9301660A (nl) 1993-09-27 1993-09-27 Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5922835A (nl)
EP (1) EP0797617B1 (nl)
AT (1) ATE195753T1 (nl)
AU (1) AU1077395A (nl)
DE (1) DE69425680T2 (nl)
NL (1) NL9301660A (nl)
WO (1) WO1995009196A1 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3026415B2 (ja) * 1995-05-15 2000-03-27 生研化学株式会社 発泡スチロールの処理方法
DE19606931C2 (de) * 1996-02-16 1999-02-04 Incel Dipl Ing Zeki Verfahren zur Entsorgung und/oder Wiederverwertung von Polystyrolschaumabfällen
FR2766832B1 (fr) * 1997-08-04 1999-10-29 Financ Lea Sarl Transformation de polymeres expanses
EP1275686B1 (en) * 2000-03-15 2006-09-20 Kagoshimaken Process for producing reclaimed expandable polystyrene resin particle
US6270330B1 (en) * 2000-07-06 2001-08-07 Shao-Szu Cheng Waste foamed polystyrene material reclaiming system
WO2002038660A1 (en) * 2000-11-07 2002-05-16 E. I. Du Pont De Nemours And Company Method for collapsing and recycling foamed polystyrene
WO2002048246A1 (en) * 2000-12-16 2002-06-20 Victech Co., Ltd. Volume reducing agents for expanded polystyrene, methods and apparatus for processing expanded polystyrene using the same
JPWO2003095541A1 (ja) 2002-05-14 2005-09-15 重宣 濱野 ポリスチレン樹脂処理用溶剤及びこれを用いたポリスチレン樹脂の処理方法
FI20050708A (fi) * 2005-07-01 2007-01-02 Valtion Teknillinen Menetelmä polystyreenin kierrättämiseksi
ITMI20051409A1 (it) * 2005-07-22 2007-01-23 Polimeri Europa Spa Procedimento migliorato per il riciclo del polistirene espanso

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2303754A1 (de) * 1973-01-26 1974-08-01 Ludwig Zerzog Kg Kunststoffver Aufarbeitung von polystyrolabfaellen
JPS5323892A (en) * 1976-08-18 1978-03-04 Sekisui Plastics Manufacture of absorbent mass granules
JPS5385870A (en) * 1977-01-06 1978-07-28 Nippon Koukan Kk Method for making tough and waterproof corrugated box
EP0563532A1 (de) * 1992-03-28 1993-10-06 Van den Wittenboer, Jan Verfahren zum Kompaktieren von expandiertem Polystyrol

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2417381A1 (fr) * 1978-02-17 1979-09-14 Rueda Michel Procede de traitement des polystyrenes expanses en vue de leur recuperation et produit obtenu
DE3113125A1 (de) * 1981-03-27 1982-10-21 Lutz 1000 Berlin Göldner Verarbeitung von styropor zu klebstoff
DE4215113A1 (de) * 1992-05-07 1993-11-11 Wolfgang Dr Jasching Verfahren zur Entsorgung und gewünschtenfalls Wiederverwertung von festen Polystyrolschäumen, insbesondere entsprechenden Schaumstoffabfällen

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2303754A1 (de) * 1973-01-26 1974-08-01 Ludwig Zerzog Kg Kunststoffver Aufarbeitung von polystyrolabfaellen
JPS5323892A (en) * 1976-08-18 1978-03-04 Sekisui Plastics Manufacture of absorbent mass granules
JPS5385870A (en) * 1977-01-06 1978-07-28 Nippon Koukan Kk Method for making tough and waterproof corrugated box
EP0563532A1 (de) * 1992-03-28 1993-10-06 Van den Wittenboer, Jan Verfahren zum Kompaktieren von expandiertem Polystyrol

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Derwent World Patents Index; AN 78-28132A[15] *
DATABASE WPI Derwent World Patents Index; AN 78-62714A[35] *

Also Published As

Publication number Publication date
ATE195753T1 (de) 2000-09-15
WO1995009196A1 (en) 1995-04-06
DE69425680D1 (de) 2000-09-28
DE69425680T2 (de) 2001-05-03
EP0797617B1 (en) 2000-08-23
US5922835A (en) 1999-07-13
EP0797617A1 (en) 1997-10-01
AU1077395A (en) 1995-04-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9301660A (nl) Werkwijze voor het compacteren van geëxpandeerd polystyreen, de aldus verkregen gecompacteerde massa, het transport en de verwerking van de aldus verkregen gecompacteerde massa.
KR100514973B1 (ko) 재생발포성폴리스티렌계 수지입자의 제조방법
Luz et al. Mechanical behavior and microstructural analysis of sugarcane bagasse fibers reinforced polypropylene composites
US3282874A (en) Method for dissolving watersoluble polymers
DD252836A5 (de) Verfahren zur herstellung von ethylen-kohlenmonoxid copolymeren
EP1337579A1 (en) Method for extracting nylon from waste materials
AU2001261610A1 (en) Method for extracting nylon from waste materials
Marsh Carbon recycling: a soluble problem
FR3030547A1 (fr) Sirop (meth)acrylique liquide, procede d&#39;impregnation d&#39;un substrat fibreux par ledit sirop, et materiau composite obtenu apres polymerisation dudit sirop d&#39;impregnation
US6403661B1 (en) Volume reducing agents for expanded polystyrene, methods and apparatus for processing expanded polystyrene using the same
Kampouris et al. Solvent recycling of rigid poly (vinyl chloride) bottles
RU2470036C2 (ru) Способ извлечения полимера из раствора
JP2007284648A (ja) 自動車合わせガラスの中間膜のポリビニルプチラール樹脂の処理法。
US4828761A (en) Process for impregnating a concrete or cement body with a polymeric material
US7321003B2 (en) Methods of reducing polystyrene foams using dibasic esters with extruders
US7241858B2 (en) Reduction in polystyrene foams with dibasic esters
FR3030585A1 (fr) Procede d&#39;impregnation d&#39;un substrat fibreux avec un melange (meth)acrylique, composition dudit melange, et materiau composite obtenu apres polymerisation dudit melange.
RU2606975C1 (ru) Способ получения противотурбулентной присадки с рециклом мономера
US4839392A (en) Method for recovering a solid flowable polymer medium
CN1097196A (zh) 溶剂可回收的聚苯乙烯再生方法
JP3146134B2 (ja) 発泡スチロールの処理液
AT229840B (de) Feste wachsartige Mischungen und Verfahren zu ihrer Herstellung
CN1821290A (zh) 废弃发泡聚苯乙烯塑料凝胶化消泡液复合配方体系及应用
Ganapathy et al. Non-bioaccumulative, environmentally preferable stabilizer architectures for the dispersion polymerization of MMA in supercritical CO 2
JPH10279727A (ja) 減容化済み発泡ポリスチレンから減容液を分離する方法

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed