NL9301579A - Schuifdeuraandrijving. - Google Patents

Description

SCHUIFDEURAANDRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aandrijven van een in een voertuig aangebrachte, hoofdzakelijk parallel aan een wand van het voertuig beweegbare, voor het afsluiten van een in een voertuigwand aangebrachte opening ingerichte deur, omvattende een flexibele band, waarvan twee einden met de deur verbonden zijn en een met het voertuig verbonden aandrijf-inrichting die is ingericht voor het door middel van aangrijpingsmiddelen op de band uitoefenen van trekkrachten.

Een dergelijke inrichting is tot op heden niet bekend.

Tot op heden worden dergelijke deuren dan ook met de hand geopend en gesloten.

Toch bestaat er behoefte aan een aandrijfinrichting voor een dergelijke deur. Deze behoefte wordt in het bijzonder gevoeld bij bestel- en koeriersbedrijven, waarbij bestellers of koeriers bij het bezorgen van pakjes in de haast veelal de deur van hun voertuig open laten bij het afleveren van de pakjes. Dit betekent dat gedurende de tijdsduur, noodzakelijk voor het afleveren van een pakje de deur geopend blijft, met aanzienlijke gevaren voor diefstal. Dit is in het bijzonder van belang, omdat de af te leveren pakjes veelal een hoge waarde hebben, of de documenten vertrouwelijk zijn.

Dit probleem doet zich evenzeer voor bij het ophalen van pakjes of documenten.

Bovendien is het openen of sluiten van een dergelijke schuifdeur een ongemakkelijke bezigheid, waarbij relatief veel kracht benodigd is en die, wanneer deze niet met de nodige zorgvuldigheid wordt uitgevoerd, hetgeen in de haast veelal het geval is, rugklachten op kan leveren.

Het zal duidelijk zijn dat er aldus behoefte bestaat aan een dergelijke aandrijfinrichting.

De uitvinding voldoet aan een dergelijke aandrijf- inrichting, doordat deze voorzien is van een flexibele band, waarvan twee einden met de deur verbonden zijn, en een met het voertuig verbonden aandrijfinrichting die is ingericht voor het door middel van aangrijpingsmiddelen op de band uitoefenen van trekkrachten. Het gebruik van een band maakt het mogelijk eventuele bewegingen loodrecht op de hoofdbewegingsrichting van de deur te compenseren, zodat, bij slijtage van de deur, het gevaar van het uit aangrijping geraken van tandwielen en tandheugels of dergelijke aandrijfelementen wordt voorkomen.

Bovendien maakt de toepassing van een flexibele band het mogelijk een dergelijke aandrijfinrichting toe te passen in een bestaand voertuig. Er behoeven dan ook weinig constructieve aanpassingen aan het voertuig zelf te worden uitgevoerd.

Het zal duidelijk zijn dat het gewenst is dat, wanneer de deur van een slot voorzien is, voordat de deur kan worden geopend, het slot moet worden ontgrendeld. Hiertoe voorziet de uitvinding, doordat ten minste één einde van de band is ingericht voor het aangrijpen op een hulplichaam dat verend met de deur verbonden is, en dat met een overbrengingsmechanisme verbonden is met een aan de deur bevestigd slot. Aldus biedt deze inrichting de mogelijkheid door middel van het aandrijforgaan niet alleen de deur te openen, doch eveneens het slot te ontgrendelen. Dit slot kan zowel ingericht zijn voor het vergrendelen van de deur in de gesloten positie, als in de geopende positie.

Er bestaan echter voertuigen, waarbij de deur niet alleen een beweging parallel aan de wand uitvoert, doch in het bijzonder in de nabijheid van de opening ook een beweging loodrecht op de wand uitvoert, om de deur tot in de deuropening te bewegen. De uitvinding voorziet eveneens in het aandrijven van een dergelijke deur door het verschaffen van geleidemiddelen voor het geleiden van de flexibele band, welke geleidemiddelen dwars op de wandrichting beweegbaar zijn.

Bij voorkeur zijn deze geleidemiddelen voor de beweging in de dwarsrichting aandrijfbaar door de aan-drijfmiddelen.

Om de inrichting te kunnen aandrijven met slechts één enkel aandrijforgaan, zoals een elektromotor, omvatten de aandrijfmiddelen een differentieel, waarvan de ingaande as door een elektromotor wordt aangedreven, een eerste uitgaande as de dwarse beweging van de aandrijvingsmidde-len aandrijft, en een tweede uitgaande as de roterende aangrijpingsmiddelen aandrijft.

Het zal duidelijk zijn dat deze maatregelen het aantal aandrijfelementen (prime movers) beperken tot één, hetgeen leidt tot kosten-, volume- en gewichtsbesparing.

Andere aantrekkelijke uitvoeringsvormen blijken uit de overige onderconclusies.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding? fig. 2: een verticaal doorsnede-aanzicht volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3: een weggebroken detailaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 4: een bovenaanzicht, gedeeltelijk als doorsnede-aanzicht uitgevoerd van het in fig. 3 afgeheelde detail; fig. 5: een doorsnede-aanzicht van de lijn 101 in fig. 4; fig. 6: een bovenaanzicht van het in fig. 4 afgeheelde detail in een andere positie van de arm? fig. 7: een detailaanzicht van het vergrendelme-chanisme dat deel uitmaakt van de onderhavige uitvinding; fig. 8: een perspectivisch detailaanzicht van de inrichting fig. 9: een doorsnede-aanzicht volgens de lijn 101 in fig. 8; en fig. 10, 11 en 12: met fig. 9 overeenkomende doorsnede-aanzichten tijdens diverse fasen van het indrukken van de band in het profiel.

In figuur 1 is de binnenzijde van een voertuigwand 1 afgeheeld, waarbij de voertuigwand 1 zich uitstrekt tussen de voertuigbodem 2 en het voertuigdak 3. In de voertuigwand 1 is een opening aangebracht, die afsluitbaar is door een beweegbare deur 4. De beweegbare deur is een schuifdeur, waarbij aan de onderzijde van de deur een oor 5 is aangebracht, waarop een rol 6 bevestigd is, die geleidbaar is in een in de bodem 2 aangebrachte geleide-groef 7. Aan de bovenzijde is de deur voorzien van een oor 8, waarop een rol 9 is aangebracht, die glijdbaar is in een geleiderail 10, die bovenaan de voertuigwand 1 bevestigd is door middel van beugels 11. Beide oren 5, 8 zijn aangebracht aan de sluitzijde van de deur.

Aan de andere zijde van de deur is deze voorzien van een beugel 12, die scharnierbaar verbonden is met een hefboom 13, die geleid wordt in een aan de buitenzijde van het voertuig aangebrachte geleiderail 14. De hefboom 13 draagt er zorg voor, dat bij het openen van de deur, aanvankelijk de zijde van de beugel 12 naar buiten toe beweegt, zodat de deur tenminste aan die zijde uit de sponning wordt gelicht, waarna hefboom 13 een positie hoofdzakelijk loodrecht op de bewegingsrichting inneemt, en deze tezamen met de deur naar de volledig geopende positie van de deur kan worden bewogen.

Bij het sluiten van de deur werkt de hefboom 13 op de omgekeerde wijze? deze blijft geblokkeerd in de loodrecht op de bewegingsrichting zich uitstrekkende stand totdat de uiterste positie bereikt is, waarna de hefboom 13 kan draaien en de deur naar zijn gesloten positie wordt bewogen.

Verder is de deur afsluitbaar door middel van een slotmechanisme 15, die van een inwendige kruk 16 is voorzien. De tot nu toe beschreven deurconstructie is algemeen bekend.

De onderhavige uitvinding omvat een bedieningsme-chanisme dat ondergebracht is in een behuizing 17, die bevestigd is aan de binnenzijde van de voertuigwand 1. Verder omvat het bedieningsmechanisme een tegen de binnenzijde van de deur 4 aan bevestigd profiel 18, dat echter ook in de constructie van de deur 4 kan zijn ingelaten. Voor het bedienen van het slotmechanisme 15, is het slot voorzien van een hefboom 19, die via een bedieningsstang 20 verbonden is met een op het profiel 18 bevestigd mechanisme dat in het vervolg zal worden beschreven. De constructie van de aandrijfinrichting volgens de uitvinding voor het doen bewegen van de deur zal nu worden toegelicht aan de hand van figuur 2, 3, 4 en 5.

In figuur 2 is een montageplaat 21 afgeheeld, die vast bevestigd is tegen de binnenzijde van de voertuigwand 1. Aan de naar de deuropening toegekeerde zijde is een oor 22 bevestigd, waaraan, door middel van een tweede oor 23, een differentieelhuis 25 is bevestigd. Beide oren 22, 23 zijn verbonden door middel van een bout 24.

Aan het differentieelhuis 25 zijn twee montage-platen 26, respectievelijk 27 bevestigd, waartussen een elektromotor 28 bevestigd is. De elektromotor 28 omvat een uitgaande as, waarop een riemschijf 29 bevestigd is, terwijl uit de onderzijde van het differentieelhuis 25 een as steekt, waaromheen een tweede riemschijf 31 is aangebracht. Rond beide riemschijven 29, 31 is een riem 30 geslagen. In het differentieelhuis 25 is een differentieel aangebracht in de vorm van een drievoudig planetair tand-wielstelsel 32, dat een eerste uitgaande as 33 aandrijft, waarop een getande riemschijf 34 is bevestigd. De tweede uitgaande as van het differentieel heeft de vorm van een bus 35, die concentrisch is met de eerste uitgaande as 33, en waarop een hefboom 36 is bevestigd.

Op de hefboom 36 is verder een wagen 37 draaibaar aangebracht, welke wagen 37 gevormd wordt door een onderplaat 38 en bovenplaat 39, die verbonden worden door twee assen 40, 41 waarop geleidewielen 42, respectievelijk 43 zijn bevestigd, evenals twee hulpassen 44, 45 op elk waarvan drukwielen 46, respectievelijk 47 zijn bevestigd. Op de hefboom 36 is verder een wiel 48 aangebracht dat voorkomt dat beide delen van de riem elkaar raken. De wagen 37 omvat een beugel 49, waaraan een geleider 50 bevestigd is, die aangebracht is in het profiel 18 en die door middel van twee kogelomlopen 51 in de lengterichting in het profiel 18 verschuifbaar is.

Aan één einde van het profiel 18 is een glijstuk 52 aangebracht, dat eveneens in de lengterichting in het profiel beweegbaar is. Het glijstuk 52 wordt door middel van veren 53 naar zijn uiterste positie, tegen een aan het einde van het profiel 18 bevestigde sluitplaat 54 aangedrukt. De andere zijde van de veren rusten tegen in het profiel bevestigde veerankers 55, 56.

Het glijstuk 52 is verbonden met een stang 57, die zich door het van een opening voorziene veeranker 56 en de tussen dit veeranker 56 en het glijstuk aangebrachte veer 53 heen uitstrekt. Het einde van de stang 57 is omgebogen, en is bevestigd aan een plaat 58 die door middel van een stang 59 verbonden is met een slotmechanisme 60. Dit slotmechanisme 60 kan overeenkomen met het aanvankelijk genoemde slotmechanisme 15, doch kan eveneens een ander slotmechanisme zijn.

Aan de andere zijde van het profiel kan een soortgelijke inrichting zijn aangebracht voor het openen van een grendelmechanisme dat de deur in de geopende toestand vergrendeld, doch dit is niet voor de uitvinding noodzakelijk.

Verder omvat de inrichting volgens de uitvinding een getande riem 61, die zich uitstrekt vanaf het glijstuk 52, zich vervolgens uitstrekt in het profiel 18, geleid wordt langs drukwiel 46, geleidewiel 42, spanwiel 48, getande riemschijf 34, geleidewiel 43, drukwiel 47, door het profiel 18 heen, tot aan een in het profiel 18 beves-tigd glijstuk 62. Voor het verminderen van de door de riem 61 op de schuifdeur uitgeoefende dynamische krachten, kunnen eveneens veren 63 zijn toegepast, die bevestigd zijn door middel van veerankers 64.

De rest van de inrichting zal beschreven worden aan de hand van de functionele beschrijving van de inrichting. Er wordt uitgegaan van de gesloten situatie van de deur. Dit is de situatie die weergegeven is in figuur 1, 2, 3, 4 en 5. De gebruiker van het voertuig heeft bijvoorbeeld de beschikking over een afstandsbediening voor de inrichting volgens de uitvinding. De gebruiker stapt uit het voertuig, loopt naar de omgeving van de deur, en schakelt door middel van de afstandsbediening de inrichting in, waardoor de elektromotor 28 zal gaan draaien. Hierbij wordt opgemerkt, dat de afstandsbediening het gebruik van de uitvinding wel vergemakkelijkt, doch hiertoe geenszins noodzakelijk is.

De draaiende elektromotor 28 zal via riemschijf 29, riem 30 en riemschijf 31 het in het differentieel huis 25 opgenomen differentieel 32 aandrijven. De rotatie van de tweede uitgaande as 35, waaraan de hefboom 36 bevestigd is, is geblokkeerd, omdat de deur vergrendeld is, en deze niet naar buiten kan worden bewogen. Door de differen-tieelwerking wordt aldus de eerste aangedreven as 33 aangedreven, die via de riemschijf 34 de getande riem 61 aandrijft.

Alhoewel bij het onderhavige uitvindingsvoorbeeld sprake is van een getande riem, is het mogelijk gebruik te maken van een niet getande riem, bijvoorbeeld voor lichte voertuigen, waarin een lichte deur is opgenomen, zodat de over te brengen krachten geringer zijn. Als gevolg van de aandrijvende werking wordt een trekkracht uitgeoefend op het rechter deel (figuur 3) van de getande riem 61. Als gevolg van deze trekkracht wordt het glijlichaam 52, waaraan de riem bevestigd is, naar rechts getrokken tegen de werking van de veren 53 in.

Aldus wordt de stang 57 naar rechts verplaatst. Deze stang beweegt de plaat 58, waardoor de stang 59 naar links bewogen wordt, en het hiermede verbonden slotmecha- nisme 60 wordt ontgrendeld.

Alhoewel door de differentieelwerking continu een trekkracht op de getande riem 61 wordt uitgeoefend, zal dit vooralsnog geen effect hebben, omdat beweging van de deur 4, en aldus van het profiel 18 in de glijrichting geblokkeerd is. In plaats daarvan wordt de tweede uitgaande as 35 van het differentieel aangedreven, waardoor de hefboom 36 zal gaan zwenken. De vergrendeling van het slot is immers opgeheven, zodat de zwenkbeweging kan worden uitgevoerd. De zwenkbeweging wordt voortgezet tot aan de aanslag, waarbij de hefboom 36 tegen buffer 65 aan rust. Hierbij valt een aan een hefboom 66 bevestigde rol 67 in een uitsparing 68, die aangebracht is in de hefboom 36. Aldus is de hefboom 36 vergrendeld in de positie die weergegeven is in figuur 6.

Als gevolg van deze de hefboomwerking van de hefboom 36, kan de deur 34 in de lengterichting gaan bewegen, waarbij deze wordt aangedreven door de getande riem 61. Deze glijdende beweging, waarbij de deur 4 wordt geopend, wordt voortgezet, totdat een op het aluminium profiel bevestigde aanslag 69 via schuifstuk 70 en hefboom 61 microschakelaar 72 bedient. Hierdoor wordt de rotatie van de motor uitgeschakeld, en komt de deur in de geopende toestand tot stilstand.

Bij de sluitende beweging van de deur, wordt, wederom door hetzij een handschakelaar, hetzij een afstandsbediening de motor 28 ingeschakeld, en wel in een draairichting, die tegengesteld is aan de draairichting bij het openen van de deur. Ook hier wordt door middel van het beschreven mechanisme het differentieel 32 aangedreven, waarbij aanvankelijk draaiing van de tweede uitgaande as 35 van het differentieel geblokkeerd wordt, doordat de rol 67 zich in de uitsparing 68 bevindt. Aldus wordt de aandrijvende kracht van de motor via het differentieel gebruikt voor het aandrijven van de eerste uitgaande as 33 van het differentieel, waardoor de tandriem 34 wordt aangedreven, evenals de hiermee verbonden tandriem 61. Als ytivu-Ly van ue ui.ejs.js.1.auul. xu iiei. muumi ueei van ue uaiiu- riem 61, zal de schuifdeur 4 in de richting naar de deuropening bewegen. De naar binnen toe gerichte beweging van de deur is hierbij geblokkeerd door de blokkering van de hefboom 13. Wanneer de deur bijna voor de deuropening is aangekomen, wordt de blokkering van de deur 13, evenals een gebruikelijke, met de hand bediende deur van dit type, opgeheven, waardoor de deur naar binnen kan bewegen. Tegelijkertijd stoot de deur tegen een aanslag aan, waardoor het verder bewegen van de deur in de lengterichting wordt geblokkeerd.

Hierdoor wordt de aandrijving van de eerste uitgaande as van het differentieel stopgezet, terwijl de aandrijving van de tweede uitgaande as de hefboom 36 aandrijft. De blokkering van de hefboom 36 is inmiddels opgeheven, doordat hefboom 71 door de deur bewogen wordt, waardoor hefboom 66 bewogen wordt en de rol 67 uit de uitsparing 68 wordt bewogen. Vervolgens wordt door de draaibeweging van de hefboom 36 de deur gesloten.

Hierbij zij opgemerkt, dat de constructie van de eenheid, waarin de elektromotor 28 en het differentieel-huis 25 zijn bevestigd, door middel van de bout 24 draaibaar aan de voertuigwand zijn bevestigd, zodat geen extra krachten of momenten overgedragen worden naar de voertuigwand. Om de noodzakelijke krachten wel te kunnen overbrengen, is een buffer 73 aangebracht.

Vervolgens zal de constructie van de wagen 37 worden toegelicht aan de hand van figuur 8. Zoals reeds vermeld is, wordt de wagen 37 gevormd door een bovenplaat 38 en een onderplaat 39, die overigens verbonden zijn door een verbindingsstuk 74. Het verbindingsstuk 74 is verbonden met een geleider 50, die, zoals reeds vermeld is, door middel van twee kogelomlopen 51 glijdbaar verbonden is in het profiel 18. De constructie van de assen 40, 41, 44, 45 en de wielen 42, 43, 46, 47 is reeds toegelicht aan de hand van figuur 3. Het profiel 18 is van een ondiepe relatief brede groef 75 voorzien, waarin de geleider 50 met de kogelomlopen zijn aangebracht. Aan de boven- en aan de onderzijde is de brede groef 75 van loopgroeven 76, respectievelijk 77 voorzien voor de kogelomlopen 51. In bij de loopgroeven 76, 77 zijn elk drie loopstaven 78 aangebracht, die van een slijtvaster materiaal vervaardigd zijn dan het profiel. Het profiel zal immers veelal van aluminium zijn vervaardigd, hetgeen bij toepassing van een kogelomloop relatief snel zou slijten. Om dit probleem het hoofd te bieden zijn de loopstaven 78 aangebracht. Aanvankelijk zullen de kogels lopen op beide buitenste loopstaven, doch wanneer deze een bepaalde graad van slijtage hebben bereikt, zal eveneens gelopen worden op de middelste slijtage staaf.

Voor het onderbrengen van de veren 53 en veeran-kers 55 is het profiel van groeven 79, die met platen 80 zijn afgedekt. Tenslotte is de verdiepte groef 75 van opsluitgroeven 81 voorzien, waarin de getande riem kan worden gedrukt. Dit proces is afgeheeld in de figuren 10, 11 en 12. De maat van de riem 61 is zodanig gekozen, dat deze precies tussen beide groeven past, doch dat deze onder de trekkracht gemakkelijk uit de groeven verwijderd kan worden. Bij het weer opnieuw in de groeven duwen, wordt gebruikt gemaakt van de drukwielen 46, 47. Tenslotte is het profiel voorzien van T-vormige groeven 82, waarin schroefkoppen kunnen worden gestoken voor het bevestigen van het aluminium profiel tegen of in de deur.

Het zal duidelijk zijn dat de getoonde constructie gewijzigd kan worden zonder van de onderhavige uitvinding af te wijken.

Claims (12)

1. Inrichting voor het aandrijven van een in een voertuig aangebrachte, hoofdzakelijk parallel aan een wand van het voertuig beweegbare, voor het afsluiten van een in een voertuigwand aangebrachte opening ingerichte deur, omvattende een flexibele band, waarvan twee einden met de deur verbonden zijn en een met het voertuig verbonden aandrijfinrichting die is ingericht voor het door middel van aangrijpingsmiddelen op de band uitoefenen van trekkrachten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste een einde van de band is ingericht voor het aangrijpen op een hulplichaam dat verend met de deur verbonden is en dat met een overbrengingsmechanisme verbonden is met een aan de deur bevestigd slot.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de deur voorzien is van geleidemiddelen voor het hoofdzakelijk dwars op de wandrichting bewegen van de deur tot in en vanuit de gesloten positie, gekenmerkt door geleidemiddelen voor het geleiden van de flexibele band, welke geleidemiddelen hoofdzakelijk dwars op de wandrichting beweegbaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleidemiddelen voor de beweging in de dwars-richting aandrijfbaar zijn door de aandrijfmiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een differentieel omvatten, waarvan de ingaande as door een elektromotor wordt aangedreven, een eerste uitgaande as de dwarse beweging van de aangrijpingsmiddelen aandrijft, en een tweede uitgaande as de roterende aangrijpingsmiddelen aandrijft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het differentieel een planetair tandwielstelsel omvat.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de geleidemiddelen gevormd worden door ten minste twee rollen die op een wagen bevestigd zijn, welke wagen op een arm bevestigd is die in rotatie door de eerste uitgaande as van het differentieel aandrijf baar is.

8. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de binnenzijde van de deur een profiel is bevestigd, waaraan het ten minste ene hulplichaam verend is bevestigd, en dat ingericht is voor het geleiden van de wagen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het profiel van randen is voorzien voor het opsluiten van de band, en dat op de wagen extra gelei-dewielen zijn aangebracht voor het onder de randen drukken van de band.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de wagen door middel van een kogelomloop glijdbaar met het profiel verbonden is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in het profiel een baan voor de kogelomloop is aangebracht die ten minste twee uitneembare loopvlakken omvat.

12. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting door middel van een afstandsbediening bedienbaar is.