NL9301233A - Inrichting voor het aanbrengen van vouwlijnen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het aanbrengen van vouwlijnen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van tenminste een vouwlijn.

Steeds meer worden parallellepipedumachtige houders gebruikt voor het verpakken van allerlei produkten die min of meer vloeibaar zijn variërend van zuivelprodukten, zoals vla tot dranken en andere dun vloeibare materialen. Daarbij bestaat het probleem dat na gebruik dergelijke houders afgevoerd dienen te worden. Door de opbouw van dergelijke houders hebben deze een aanzienlijke stijfheid zodat samendrukken niet op eenvoudige wijze mogelijk is. Anderzijds nemen deze in niet samengeperste vorm een verhoudingsgewijs groot volume in.

Daarbij bestaat voor bepaalde soorten houders nog het probleem van de afvoer zelf. Bepaalde soorten houders zijn opgebouwd uit een laminaat-materiaal. Dit bestaat uit een dragende kartonnen laag inwendig bekleed met een laminaat om de dichtheid te verzekeren. Dergelijke houders kunnen niet als oud papier worden afgevoerd. Er wordt naar gestreefd deze afzonderlijk af te voeren omdat het door een specifieke recycle-behandeling mogelijk is om het daarvoor toegepaste materiaal nuttig te hergebruiken. Daartoe is het nodig deze houders te verzamelen en naar een verwerkings-eenheid te sturen. Daarbij is het van belang dat een zo klein mogelijk volume getransporteerd wordt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een inrichting te voorzien waarmee het mogelijk is dergelijke houders een kleiner volume te geven nadat deze zijn ontdaan van de inhoud daarvan.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt met een inrichting voor het aanbrengen van tenminste een vouwlijn in een parallellepipedumachtige houder, omvattende een frame, dat een inwendige opening omvat voor het daarin opnemen van de houder, welk frame nabij tenminste een grensvlak van die opening voorzien is van een uitsteeksel.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag om in de houder een frame aan te brengen welk frame voorzien is van tenminste een uitsteeksel. Door het langs de houder bewegen van het frame zal het uitsteeksel een vouwlijn in de houder drukken. Door het aanbrengen van twee tegenover elkaar liggende vouwlijnen kan de houder vervolgens in elkaar gedrukt worden waarbij enerzijds nog resterende inhoud op eenvoudige wijze verwijderd kan worden en anderzijds het volume zodanig verkleind kan worden dat meer doelmatige afvoer mogelijk is.

Om de twee tegenover liggende vouwlijnen in één stap te verwezenlij- ken is volgens een van voordeel zijnde uitvoering het frame voorzien van een verder uitsteeksel dat ligt tegenover het eerstgenoemde uitsteeksel.

Om de vouwlijnen eenvoudig en met weinig inspanning te kunnen aanbrengen, zijn de betreffende uitsteeksels bij voorkeur puntig in de richting van de hartlijn van de opening uitgevoerd. Op deze wijze ontstaat een scherpe goed gedefinieerde vouwlijn. Om de beweging van het frame langs de houder te vergemakkelijken, zijn de uitsteeksels bij voorkeur bovendien loodrecht op het vlak van de opening puntig toelopend uitgevoerd. Dat wil zeggen de verplaatsing van het materiaal in de houder die leidt tot een vouwlijn vindt geleidelijk plaats. Daarbij is de hoek met de horizontaal bij voorkeur ongeveer 60°.

Indien de uitsteeksels gelijke afmetingen hebben, is de inrichting bijzonder eenvoudig te gebruiken omdat het niet uitmaakt hoe deze op de houder geplaatst wordt. Omdat in de meeste gevallen een zijde van de houder deels opengevouwen is voor het uitschenken van de inhoud daarvan, is het mogelijk om aan dié zijde een verhoudingsgewijs groot uitsteeksel te gebruiken en aan de andere zijde een wat kleiner uitsteeksel. Op deze wijze wordt de vouwvorming bevorderd.

Gebleken is dat indien het frame tenminste nabij het bodemeinde van de houder enigszins schuin ten opzichte van die houder langs de houder bewogen wordt, het aanbrengen van de tegenover liggend vouwlijn nabij het van vouwen voorziene bodemdeel aanzienlijk vergemakkelijkt wordt. Dit betekent dat de afstand tussen de tegenoverliggende zijden van het frame waar de beide uitsteeksels aangebracht zijn, tenminste één mm groter moet zijn dan de begrenzing van de zijden van de betreffende houder.

Om de verplaatsing langs de houder te vergemakkelijken, zijn beide uitsteeksels grepen aanwezig. Optimale stijfheid bij zeer doelmatig gebruik van materiaal wordt verkregen indien het frame een gesloten frame is. Vanzelfsprekend kan dit frame alsmede de uitsteeksels uit elk in de stand der techniek bekend materiaal bestaan en hetzij uit afzonderlijke delen opgebouwd zijn hetzij als één deel, bijvoorbeeld door spuitgieten, vervaardigd zijn.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afge-beeld uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt. Daarbij tonen:

Fig. 1 een perspectivisch onderaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 plaatsing van de inrichting volgens de uitvinding op een parallellepipedumachtige houder; en fig. 3 de houder na het aanbrengen van de vouwlijnen in samengedruk te toestand.

In fig. 1 is de inrichting volgens de uitvinding in zijn geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een rechthoekig frame 2 waarbinnen een opening 3 wordt begrensd. Zijden 9 en 10 van het frame zijn voorzien van resp. een eerste uitsteeksel 4 en een tweede uitsteeksel 5· Daarbij heeft het tweede uitsteeksel 5 een grotere afmeting dan het eerste uitsteeksel 4. Nabij de uitsteeksels zijn grepen 6 aangebracht. De uitsteeksels strekken zich, zoals uit de figuur blijkt, puntig uit naar het hart van de opening en zijn eveneens enigszins puntig in het vlak loodrecht op het vlak van het frame 2. De in fig. 1 getoonde hoek α is bij voorkeur ongeveer 60°. Op deze wijze vindt een geleidelijke opbouw van de vouwlijn plaats.

In fig. 2 is met 7 een parallellepipedumachtige houder aangegeven. Een dergelijke houder wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het verpakken van zuivelprodukten en bestaat uit twee dakachtig met elkaar verbonden bovenflappen 11 die met een naad 12 aan elkaar zijn bevestigd waarbij holten 10 begrensd worden. De inrichting volgens de uitvinding wordt, zoals in fig. 2 getoond, op houder 7 aangebracht. Daarbij wordt eerst het grootste uitsteeksel 5 de in opengevouwen holte 13 geplaatst en doordat de afstand tussen de zijden 9 en 10 enigszins groter is dan de afstand d tussen de betreffende tegenoverliggende zijde kan het frame 2 enigszins worden gekanteld. Vervolgens kan het frame naar beneden bewogen worden waardoor de tegenoverliggende zijden van de verpakkingshouder van een vouwlijn worden voorzien. Bij het eind van de beweging kan het frame op eenvoudige wijze worden vastgehouden terwijl de houder 7 kantelend uit het frame wordt getrokken. Op deze wijze ontstaan twee goed gedefinieerde tegenover elkaar liggende vouwlijnen. Vervolgens is het mogelijk de houder volgens deze vouwlijnen samen te drukken en de daarbij ontstane toestand is in fig. 3 getoond. De enigszins schuine positie van het frame 2 ten opzichte van de houder 7 maakt het afleggen van het laatste deel van de bewegings-baan, d.w.z. het aanbrengen van een vouwlijn in de bodem, bijzonder eenvoudig omdat de tegenover elkaar liggende vouwlijnen ter plaatse achter elkaar en niet gelijktijdig vervaardigd worden. Gebleken is dat slechts geringe indrukkingen noodzakelijk zijn om een optimale vouwlijn te verkrijgen. Uit fig. 3 blijkt eveneens hoe de bodem als het ware opzij geklapt wordt bij het platdrukken van de houder. Op deze wijze is het ook met een vloeiende beweging mogelijk de resterende inhoud, zoals vla, daaruit te verwijderen.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoe- ringsvorm beschreven is, moet begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Zo is het mogelijk deze toe te passen met houders met andere gedaante. Bovendien kan het frame op andere wijze, bijvoorbeeld niet gesloten, worden uitgevoerd. Eveneens is het mogelijk de uitsteeksels 4 en 5 op andere wijze uit te voeren of slechts te voorzien in een enkel uitsteeksel. Al dergelijke wijzigingen worden geacht binnen het bereik van de bijgaande conclusies te liggen.

Claims (8)

1. Inrichting (1) voor het aanbrengen van tenminste een vouwlijn (8) in een parallellepipedumachtige houder (7). omvattende een frame (2), dat een inwendige opening (3) omvat voor het daarin opnemen van de houder (7). welk frame (2) nabij tenminste een grensvlak van die opening voorzien is van een uitsteeksel (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat frame (2) voorzien is van een verder uitsteeksel (5) liggend aan de tegenoverliggende zijde van de opening.

3· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat uitsteeksel of dat verdere uitsteeksel in de richting naar het hart van de opening puntig toeloopt.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat uitsteeksel of dat verdere uitsteeksel in de richting in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de opening puntig toeloopt.

5· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies in combinatie mat conclusie 2, waarbij dat uitsteeksel wezenlijk grotere afmetingen heeft dan dat verdere uitsteeksel.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies in combinatie met conclusie 2, waarbij de afstand tussen de tegenoverliggende zijden (9.10) van het frame waar de beide uitsteeksels zijn aangebracht tenminste 1 mm groter is dan de buitenbegrenzing van de zijden van de betreffende houder.

7· Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het frame nabij het uitsteeksel of het verdere uitsteeksel van een greep (6) is voorzien.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat frame een gesloten frame is.