NL9301227A - Fitting voor een gloeilamp of dergelijke. - Google Patents

Description

Fitting voor een gloeilamp of dergelijke

De uitvinding heeft betrekking op een fitting voor een gloeilamp of dergelijke, bestaande uit een houder met samenwerkende schroefhuls voor het opnemen van de voet van de lamp, alsmede een in de houder aangebrachte drager met elektrische contacten voor de voeding, waarbij de houder is voorzien van een centrale opening voor het op een draadbuis bevestigen daarvan.

Een dergelijke fitting wordt veelal gebruikt voor montage op of in een armatuur, waartoe de electriciën telkens de fittingdelen uiteen moet nemen, het snoer via de armatuur door de bevestigingsdraadbuis moet leiden, de einden moet strippen om de stroomgeleiders te ontbloten van isolatie, en vervolgens deze stroomgeleiders via schroef-klemverbindingen met de drager van de fitting moet verbinden. Een dergelijke montagewijze vereist tamelijk veel tijd en vakmanschap voor het verkrijgen van de nodige veiligheid.

De uitvinding beoogt een fitting te verschaffen, waarmee de montagetijd aanzienlijk kan worden bekort, en de aankoppeling van de fitting op het elektriciteitssnoer door niet deskundigen gemakkelijk kan worden uitgevoerd.

De fitting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat een in de buis steekbaar tussenstuk is aangebracht, voorzien van een doorgang voor een een- of meeraderige snoer en een bij elke stroomader behorend en daarmee in contact staande geleider die met het voedingscontact van de drager in contact staat.

Dankzij het tussenstuk volgens de uitvinding wordt niet alleen de montage van de fitting op de draadbuis vergemakkelijkt, maar tevens het prepareren en het contact maken met het snoer tot een eenvoudige kleinhandel ing teruggebracht .

De montage kan nog worden vergemakkelijkt door het tussenstuk in langsrichting te verdelen in twee op elkaar passende delen, waardoor deze slechts behoeven te worden opengevouwen om het snoer in te leggen en de montage te beperken tot het scheiden van de aders in het snoer, indien een meeraderig snoer wordt gebruikt.

Volgens de uitvinding wordt het contact tot stand gebracht door het toepassen van een contactstrook met snij-rand, die zodanig is gevormd dat de isolatie van de snoer-aders wordt doorboord, waardoor de contactstrook in aanraking komt met de stroomgeleider daarin. Dit vraagt verder geen extra handelingen van de installateur.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is de contactstrook van het tussenstuk U-vormig uitgevoerd, waarbij het korte been dient voor het maken van het contact met de stroomgeleider en het lange been is uitgevoerd als mes voor het afkorten van het snoer op de juiste lengte.

Voor een eenvoudige montage van de houder van de fitting op de draadbuis, is deze houder voorzien van klem-middelen in de centrale doorgang daarvan, die samenwerken met de buitenschroefgang van de draadbuis, waardoor elke draaibeweging overbodig wordt, en de houder in axiale zin op de draadbuis kan worden geschoven en vastgeklemd.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in langsdoorsnede van de fitting volgens de uitvinding in samengestelde toestand, fig. 2 een perspectivisch aanzicht overeenkomend met die in fig. 1, waarbij echter de samenstellende onderdelen uit elkaar zijn genomen, fig. 3 en 4 telkens een perspectivisch aanzicht overeenkomend met die in fig. 1 van het tussenstuk in de fase voor respectievelijk na montage.

In fig. 1 is met het cijfer 1 de houder van de fitting weergegeven, welke een bakvormige gestalte heeft. Langs de buitenomtrek aan de bovenrand 2 daarvan is een schroefdraad 3 opgenomen, welke samenwerkt met de schroefdraad van een schroefhuls 4, die aan de binnenzijde is uitgevoerd met een schroefgang 5 voor het opnemen van de voet 6 van de gloeilamp, welke een willekeurige vorm kan hebben en derhalve niet is getoond.

Deze constructie is over het algemeen bekend en wordt verder niet nader toegelicht.

In de houder 1 is een drager 7 opgenomen, welke is voorzien van contacten 8 voor verbinding met de centrale aansluiting 9 van de lampvoet en contacten 10, welke in verbinding staan met de voet van de lamp.

Het is bekend om de houder 1 van de fitting aan te brengen op een draadbuis 11, welke een genormaliseerde afmeting heeft, en is voorzien van een schroefgang 12 van genormaliseerde draad. Deze buis 11 wordt aangebracht in een armatuur of dergelijke voor het bevestigen van de fitting, een en ander zodanig dat de voedingsdraad 13 via de doorgang in de draadbuis 11 naar de contacten 8 respectievelijk 10 moet worden gebracht.

Volgens de uitvinding wordt de montage tot stand gebracht door een tussenstuk 15, welke hieronder nader wordt toegelicht.

Opgemerkt wordt, dat zowel de houder 1 als de drager 7 een centrale opening vertonen, die bij montage in eikaars verlengde liggen. De centrale opening 16 van de houder is voorzien van middelen 17 voor het verbinden met de draadbuis 11, welke middelen een willekeurig karakter kunnen hebben en samenwerken met de draadgang 12 op de draadbuis 11.

Deze middelen 17 strekken zich hulsvormig in de opening 16 uit, waarbij de houder 1 een naar binnen wijzende conische bus 18 heeft, waarvan het conische buitenvlak samenwerkt met een conisch binnenvlak 19 in de drager 7.

Voorts wordt opgemerkt, dat de centrale opening 16 van de drager 7 is uitgevoerd met strippen 20 respectievelijk 21, welke zich in axiale zin door de opening 16 heen uitstrekken en in verbinding staan met de contacten 10 respectievelijk 8. De strippen zijn van stroomgeleidend materiaal.

Ten slotte wordt hier opgemerkt, dat de houder 7 een naar buiten wijzende flens 22 heeft, waarvan de buitenomtrek past binnen de binnencirkel van de draadgang 3. De houder 1 heeft een drukrand 23, welke de flens 22 opsluit tussen een naar binnen springende borst 24 van de huls 4.

Een en ander is zodanig uitgevoerd, dat bij het aanbrengen van de schroefhuls 4 op de houder 1 middels de schroefgang 3, de flens 22 tussen de borst 24 en de rand 23 wordt vastgeklemd, terwijl het conische binnenvlak 19 van de drager 7 op het conische buitenvlak van de bus 18 vastklemt, en deze meehelpt de klemwerking van de klembus 17 op de schroefbuis 11 te bevorderen.

Thans wordt verwezen naar de figuren 3 en 4 met betrekking tot het door de uitvinding voorgestelde tussenstuk.

Het tussenstuk is in hoofdzaak cilindrisch en vertoont een schacht 30, welke zich naar het vrije einde verjongt bij 31. Dit bevordert het gemakkelijk insteken van de schacht 30 in de buis 11.

Het tussenstuk 15 bestaat uit een tweetal delen 15’ respectievelijke 15", die bij 32 scharnierend met elkaar zijn verbonden.

De schacht 30 gaat bij het van het einde 31 afgekeerde einde 33 over in een kop 34, die desgewenst evenals de schacht in twee delen kan zijn verdeeld, waarbij elk deel aan een schachtdeel is verbonden.

In ieder geval heeft zowel de schacht 30 een axiale doorgaande opening 35 en de kop een tweetal parallelle axiale doorgangen 36. De kop 34 is voorts voorzien van een tweetal spieetvormige openingen 37, welke zich radiaal uitstrekken en in verbinding staan met telkens een doorgang 36. De spieetvormige openingen 37 dienen voor het opnemen van de twee benen 38 respectievelijk 39 van een U-vormige contactstrook 40. Het been 38 is korter dan been 39, terwijl beide zijn voorzien van een snijrand 41.

Ten slotte wordt vermeld dat de doorgang 35 in de schacht is uitgevoerd met ribben 42, welke dienen voor het verankeren van een daarin te brengen snoer.

De montage van het snoer in het tussenstuk vindt als volgt plaats. Nadat het snoer 13 door de doorgang van de buis 11 is geschoven, kan het snoer vervolgens worden geprepareerd, zodanig dat de aders 45 vrijkomen, waarbij de isolatie van de aders blijft gehandhaafd. Vervolgens wordt het snoer in de ruimte 35, 36 neergelegd, indien het tussenstuk 15 is opengevouwen. Daarbij wordt verondersteld dat de geïsoleerde aders 45 zich in de doorgangen 36 bevinden, en daarvoorbij uitsteken. Na het toeslaan van de delen 15' van het tussenstuk 15 wordt het snoer 13 door de ribben 42 opgesloten, waarbij de aders 45 zich nog vrij in de doorgangen 36 bevinden. Vervolgens wordt het tussenstuk 15 door middel van de schacht in de buis 11 gestoken, waardoor deze niet meer kan openklappen, en wordt het snoer door de ribben vastgeklemd, zodat de aders niet meer op trek kunnen worden belast. Daarna worden de contactstroken 40 in de openingen 37 gedrukt, waarbij de snijrand 41 van het been 38 door de isolatie van de ader 45 heen steekt en in contact komt met de kern daarvan. De snijrand 41 van het lange been 39 snijdt de ader 45 op de juiste lengte af, zodat deze niet voorbij de kop van het tussenstuk 15 uitsteekt. Het overtollige deel kan worden verwijderd. Een en ander is in gemonteerde toestand te zien in fig. 4.

Ten slotte wordt de samengestelde fitting, zoals hierboven beschreven, over de kop 34 van het tussenstuk 35 geschoven, waarbij de contactstroken 40 in contact komen met de respectievelijke contactstroken 20 en 21 van het tussenstuk 7. Daarmee wordt de elektrische verbinding tot stand gebracht en kan de fitting worden gebruikt voor spannings-toevoer naar de lamp 6.

De klemhuls 17 verzorgt de verbinding met de draadbuis 11. Deze verbinding is zodanig dat slechts de houder 1 met daaraan verbonden delen over de kop 34 van het tussenstuk 15 tot op de draadbuis 11 in axiale zin behoeft te worden geschoven. Een verdraaiing is derhalve niet noodzakelijk.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zo kunnen binnen het kader van de uitvinding andere geleidestrippen en andere isolatiedoor-borende elementen worden gebruikt. Ook kan een terugdraaibe-veiliging tussen schroefhuls 4 en houder l zijn aangebracht.

Claims (8)

1. Fitting voor een gloeilamp of dergelijke, bestaande uit een houder met samenwerkende schroefhuls voor het opnemen van de voet van de lamp, alsmede een in de houder aangebrachte drager met elektrische contacten voor de voeding, waarbij de houder is voorzien van een centrale opening voor het op een draadbuis bevestigen daarvan, met het kenmerk, dat een in de buis steekbaar tussenstuk is aangebracht, voorzien van een doorgang voor een een- of meeraderige snoer en een bij elke stroomader behorend en daarmee in contact staande geleider die met het voedings-contact van de drager in contact staat.

2. Fitting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tussenstuk in langsrichting in twee samenwerkende delen is gescheiden, waarbij het scheidingsvlak over de doorgang loopt.

3. Fitting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de geleiders in het tussenstuk zijn gevormd door een contactstrook met contactrand die door de isolatie van het snoer steekt.

4. Fitting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleiderstrook U-vormig is, waarvan het ene been is voorzien van de contactrand en het andere langere been is voorzien van een snijrand.

5. Fitting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat het tussenstuk een ten opzichte van de schacht verdikte kop heeft, waarvan de buitenomtrek overeenstemt met die van de draadbuis en die nauwpassend in een centrale opening van de drager steekt.

6. Fitting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de centrale opening van de houder is voorzien van middelen voor het verzorgen van een klemming rond de schroefgang van de schroefbuis.

7. Fitting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorgang van het tussenstuk is voorzien van ribben of dergelijke middelen ter verankering van het snoer.

8. Fitting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen schroefhuls en houder een borging tegen terugdraaiing is aangebracht.