NL9300774A - Optische opneeminrichting. - Google Patents

Description

Optische opneeminrichting.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een recorder/spe-ler voor een optische schijf en neer in het bijzonder op een optische opneeminrichting voor een dergelijke recorder/speler voor een optische schijf, die geschikt is voor de toepassing bij de toegang tot uit lagen opgebouwde optische schijven.

Beschrijving van de stand van de techniek

In fig. 1 is een conventionele recorder/speler voor een optische schijf getoond. De conventionele recorder/speler omvat een optische schijf 1 die bevestigd is om een draaibare as la die door een asmotor 2 wordt aangedreven. De asmotor 2 verdraait de optische schijf 1 met een vooraf bepaalde lineaire snelheid en met een vooraf bepaalde hoeksnelheid bestuurd door een stuureenheid 3 voor de asmotor. Een spoel 4 is boven de optische schijf 1 aangebracht om een magnetisch veld op te wekken, wanneer data op de optische schijf wordt opgetekend. Bij het opwekken van het magnetische veld wordt de spoel b met betrekking tot de stroomrichting daarvan, alsmede tot de aandrijftijd bestuurd door een spoelstroom-stuureenheid 4 volgens een optekensignaal .afgegeven uit een hoofdstuurinrichting 8.

Bovendien is een optische opneeminrichting 6 beneden de optische schijf 1 aangebracht. Deze opneeminrichting 6 omvat een lichtbron 6a en een optisch systeem 6b, die gecombineerd met elkaar in een huis zijn ondergebracht. De lichtbron 6a zendt licht uit, terwijl het optische systeem 6b het licht uit de lichtbron 6a concentreert en het licht richt op een onderlaag of een optekenlaag van de optische schijf 1 en de optische data van het licht dat door de optische schijf 1 wordt gereflecteerd, in de vorm van een stroomsignaal detecteert. De optische opneeminrichting 6 wordt in vertikale en horizontale richting ten opzichte van de onderlaag van de optische schijf 1 verplaatst onder besturing van een focusseer/spoorstuureenheid 7» waardoor het focusseren en sporen wordt bereikt.

De hoofdstuurinrichting 8 die met een uitwendige signaalverwerkings-eenheid is verbonden, bestuurt de stuureenheid 3 van de asmotor, de spoelstroom-stuureenheden 5» de lichtbron 6a en de focusseer/spoorstuureenheid 7· Deze hoofdstuurinrichting 8 tekent ook datasignalen op de optische schijf 1 op en speelt de opgetekende datasignalen af.

In fig. 2 is de bekende optische opneeminrichting 6 van de bekende recorder/speler voor een optische schijf getoond. De bekende opneeminrichting 6 omvat de lichtbron 6a die het licht opwekt voor de toegang tot de optische schijf 1 en een collimatielens 11 die aan de voorzijde van de lichtbron 6a is aangebracht voor het omzetten van het licht uit de lichtbron 6a in een evenwijdige bundel. Aan de voorzijde van de collimatielens 11 zijn een polarisatiebundelsplitser 12, een kwart golflengte-plaatje 13 en een objectieflens 14 achter elkaar aangebracht. De bundel-splitser 12 laat de P-golf van de invallende bundel door, maar reflecteert de S-golf van de invallende bundel. Het kwart golflengteplaatje 13 laat gepolariseerd licht door, dat door de bundelsplitser 12 wordt doorgelaten of door de optische schijf 1 wordt gereflecteerd, terwijl een conversie wordt uitgevoerd van lineair gepolariseerd licht in circulair gepolariseerd licht of een conversie van circulair gepolariseerd licht in lineair gepolariseerd licht. De objectieflens 14 concentreert het invallende licht uit het kwart golflengteplaatje 13 in een lichtpunt dat wordt gefocusseerd op de onderlaag van de optische schijf 1. Déze objectieflens 14 zet ook het door de optische schijf 1 gereflecteerde licht om in een evenwijdige lichtbundel en stuurt deze evenwijdige lichtbundel terug naar de bundelsplitser 12 via het kwart golflengteplaatje 13. Bovendien zijn een condensorlens 15, een half prisma 16, een optische sporingsdetector 19 en een optische focusseringsdetector 18 aan één zijde van de bundelsplitser 12 aangebracht. De condensorlens 15 concentreert het licht dat door de bundelsplitser 12 wordt gereflecteerd na terugkeer daarnaar door de reflectie van de optische schijf 1, in een puntbundel. Het halve prisma 16 laat de helft van de puntbundel van de condensorlens 15 door, maar reflecteert de andere helft van de puntbundel. De optische sporingsdetector 19 detecteert het door het halve prisma 16 gereflecteerde licht in de vorm van een elektrisch signaal, terwijl de optische focusseringsdetector l8 het door het halve prisma 16 doorgelaten licht ontvangt via een cilindrische lens 17 en detecteert het licht in de vorm van een elektrisch signaal.

In fig. 2 geven de verwijzingsnummers 14a en l4b een focusserings-spoel respectievelijk sporingsspoel aan.

In de werktoestand van de bovengenoemde optische recorder/speler, waarbij tegelijkertijd de lichtbron 6a wordt aangedreven, bestuurt de hoofdstuurinrichting 8 de asmotor-stuureenheid 3 om de asmotor 2 aan te drijven. Daardoor wordt de optische schijf 1 met de vooraf bepaalde li neaire snelheid en met de vooraf bepaalde hoeksnelheid verdraaid. Daarna bestuurt de hoofdstuurinrichting 8 de focusserings/sporingsstuureenheid 7 in afhankelijkheid van focusseer/spoorsignalen die door de optische op-neeminrichting 6 worden gedetecteerd, zodat deze de focusseringsspoel 14a alsmede de sporingsspoel l4b van de optische opneeminrichting 6 bestuurt en de focussering en sporing tot stand brengt.

In dit geval levert de hoofdstuurinrichting 8 in de optekenmodus een stuursignaal af aan de spoelstuureenheid 5 in responsie op toegevoerde digitale data, waarbij tegelijkertijd de hoeveelheid licht uit de lichtbron 6a wordt bestuurd. In het geval van de afspeelmodus reduceert de hoofdstuurinrichting 8 echter de hoeveelheid licht uit de lichtbron 6a tot een vooraf bepaald niveau dat overeenkomt met de afspeelmodus en demoduleert het analoge signaal dat door de optische opneeminrichting 6 wordt gedetecteerd in een digitaal signaal. Dit digitale signaal wordt toegevoerd aan de uitwendige signaalverwerkingseenheid.

In de optische opneeminrichting 6 wordt het licht uit de lichtbron 6a door middel van de collimatielens 11 gecollimeerd tot een parallelle bundel die door de bundelsplitser 12 wordt ontvangen. Aangezien de bun-delsplitser 12 de P-golf evenwijdig aan het vlak van inval doorlaat, maar de S-golf loodrecht op het vlak van inval reflecteert, wordt slechts de P-golf van de invallende bundel doorgelaten. De P-lichtgolf wordt ontvangen door het kwart golflengteplaatje 13· Bij ontvangst van de P-lichtgolf zet het kwart golflengteplaatje 13 de lineaire polarisatie van de P-lichtgolf om in de circulaire polarisatie en voert het circulair gepolariseerd licht toe aan de objectieflens 14. Het circulair gepolariseerd licht wordt daarna op de optische schijf 1 gefocusseerd door middel van de objectieflens 14.

Het op de optische schijf 1 gefocusseerde licht wordt door deze schijf 1 gereflecteerd, terwijl de reflectiehoeveelheid, alsmede de dif-fractiehoek daarvan wordt bepaald door de vooraf bepaalde optekensignaal-karakteristieken van de optekenlaag van de optische schijf. Wanneer het licht door de optische schijf 1 wordt gereflecteerd, wordt deze afgebogen in een richting tegengesteld aan die van het invallende licht en gereflecteerd in de vorm van een circulair gepolariseerd licht loodrecht op het vlak van inval.

Het circulair gepolariseerde licht dat door de optische schijf 1 wordt gereflecteerd, wordt ontvangen door het kwart golflengteplaatje 13 via de objectieflens 14. In het kwart golflengteplaatje 13 wordt het Circulair gepolariseerd licht omgezet in lineair gepolariseerd licht, dat door de bundelsplitser 12 wordt ontvangen, waarna het licht via de con-densorlens 15 wordt gereflecteerd naar het halve prisma 16. Door het halve prisma 16 wordt de helft van het invallende licht gereflecteerd naar de optische sporingsdetector 19, terwijl de andere helft van het invallende licht via de cilindrische lens 17 wordt toegevoerd aan de optische focusseringsdetector 18. Bij ontvangst van de helft van het licht detecteren de optische focusseringsdetector 18 en de optische sporingsdetector 19 de optische data van het invallende licht in de vorm van een elektrisch signaal en voert het signaal toe aan de hoofdstuurinrichting 8.

Bij ontvangst van de elektrische datasignalen afgegeven door de detectoren 18 en 19, bestuurt de hoofdstuurinrichting 8 zowel de focusse-ring als de sporing in afhankelijkheid van de elektrische datasignalen. Gelijktijdig met de hierboven genoemde besturing bestuurt de hoofdstuurinrichting 8 in de optekenmodus de aandrijf stroom van de spoel 4 in responsie op een toegevoerd optekensignaal afgegeven door de uitwendige signaalverwerkingseenheid. In het geval van de afspeelmodus echter, demo-duleert de hoofdstuurinrichting 8 het toegevoerde analoge signaal dat door de optische opneeminrichting 6 wordt gedetecteerd in een digitaal signaal, welk digitale signaal wordt toegevoerd aan de uitwendige signaalverwerkingseenheid .

De lichtbron van de hierboven genoemde optische opneeminrichting wekt de lichtbundel op een zodanige wijze op, dat elke lichtbron slechts één bundel opwekt. In dit verband is het voor de toegang onder toepassing van de bekende optische opneeminrichting tot bovenste en onderste optische schijven van een gestapelde constructie, waarbij twee optische schijven na elkaar om de roteerbare as zijn bevestigd, vereist om een optische opneeminrichting te gebruiken die moet worden omgedraaid, of om twee optische opneeminrichtingen toe te passen.

De toepassing van één optische opneeminrichting die omkeerbaar is vereist echter een extra systeem voor het omkeren van de opneeminrichting, waardoor een probleem ontstaat, dat de opneeminrichting een grotere afmeting heeft en een gecompliceerde constructie. Voorts zal de toepassing van één optische opneeminrichting een verlengde wachttijd voor de toegang met zich meebrengen.

Anderzijds vergroot de toepassing van twee optische opneeminrichtingen de afmetingen, alsmede de installatieruimte en brengt een kapitaalinvestering met zich mee.

0 τ Λ Λ -7 -7 /

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft daarom ten doel te voorzien in een optische opneeminrichting, waarbij de hierboven genoemde problemen kunnen worden overwonnen en waarbij onder toepassing van één optische opneeminrichting voorzien van een lichtbron toegang kan worden verkregen tot de bovenste en onderste optische schijven van een gestapelde constructie zonder dat de optische opneeminrichting wordt omgedraaid.

Het bovengenoemde doel wordt daardoor bereikt, dat de optische opneeminrichting volgens de uitvinding omvat een lichtbron; een bundel-splitser die bij ontvangst van het licht uit de lichtbron via een colli-matielens het licht doorlaat als een evenwijdige bundel aan een Inval-vlak, maar licht reflecteert loodrecht op het inval vlak; een prisma met totale reflectie van de lichtbundels in bovenwaartse en benedenwaartse richting, de ene die door de bundelsplitser wordt doorgelaten en de andere die door de bundelsplitser wordt gereflecteerd, alsmede een reflectie-spiegel; bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes die zijn aangebracht in de reflectiewegen boven en beneden het prisma met totale reflectie, teneinde individuele lichtbundels af te geven, terwijl lineair gepolariseerd licht wordt omgezet in circulair gepolariseerd licht of terugkerend circulair gepolariseerd licht wordt omgezet in lineair gepolariseerd licht; bovenste en onderste objectieflenzen die verplaatsbaar zijn in evenwijdige en vertikale richtingen onder besturing van focusse-ringsspoelen en sporingsspoelen, waarbij de lichtbundel wordt gefocus-seerd op de optekenlagen van de bovenste en onderste optische schijven en waarbij de reflectielichtbundels terugkeren van de bovenste en onderste optische schijven naar de bundelsplitser; een half prisma voor het ontvangen van de lichtbundels, waarvan één lichtbundel door de bovenste en onderste optische schijven wordt gereflecteerd en door de bundelsplitser wordt gereflecteerd en waarvan de andere lichtbundel door de bundelsplitser wordt doorgelaten en via een condensorlens wordt ontvangen, waarbij de helft van het invallende licht wordt doorgelaten, terwijl de andere helft van het invallende licht wordt gereflecteerd; een optische spo-ringsdetector voor het detecteren van het licht dat door het halve prisma wordt doorgelaten in de vorm van een elektrisch signaal; en een optische focusseringsdetector voor het ontvangen van het licht dat door het halve prisma via een cilindrische lens wordt gereflecteerd, waarbij het licht wordt gedetecteerd in de vorm een elektrisch signaal.

De hierboven genoemde optische opneeminrichting maakt gebruik van de S-golf die door de bundelsplitser wordt gereflecteerd, alsmede van de P- golf bij de toegang tot de optische schijven, hetgeen afwijkt van de stand van de techniek, waarbij slechts de P-golf wordt gebruikt bij de toegang tot de optische schijf, waarbij volgens de uitvinding door toepassing van een optische opneeminrichting voorzien van een lichtbron de toegang tot gestapelde optische schijven wordt bereikt, die om een roteerbare as na elkaar zijn bevestigd, zonder dat de opneeminrichting behoeft te worden omgedraaid.

Volgens de uitvinding wordt het licht uit de lichtbron gesplitst in twee lichtbundels door middel van de bundelsplitser, zodanig dat de P-golf door de bundelsplitser in voorwaartse richting wordt doorgelaten en de S-golf door de bundelsplitser wordt gereflecteerd en daarna in voorwaartse richting door de reflectiespiegel wordt gereflecteerd. De P-golf en de S-golf worden door de bovenste en onderste reflectievlakken van het prisma met totale reflectie gereflecteerd en via bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes respectievelijk bovenste en onderste objectief-lenzen worden gefocusseerd op de bovenste en onderste optische schijven. De reflectielichtbundels vanaf de bovenste en onderste optische schijven worden teruggevoerd naar de bundelsplitser via individuele optische wegen tengesteld aan de invalwegen. In de bundelsplitser worden de invallende lichtbundels gecombineerd tot een lichtbundel en toegevoerd aan de optische sporings- en focusseringsdetectoren via de condensorlens het het halve prisma.

Op dit moment wordt het licht dat door de bundelsplitser evenwijdig aan het vlak van inval van de bundelsplitser wordt doorgelaten, omgezet, wanneer deze wordt teruggevoerd in een lichtbundel loodrecht op het vlak van inval en door de bundelsplitser wordt gereflecteerd. Daarentegen wordt het licht dat door de bundelsplitser loodrecht op het vlak van inval op de bundelsplitser, omgezet wanneer deze wordt teruggevoerd in een bundel evenwijdig aan het vlak van inval en doorgelaten door de bundelsplitser. Aldus worden de lichtbundels die respectievelijk worden gereflecteerd door de bovenste en onderste optische schijven, door de bundelsplitser gecombineerd in een lichtbundel en ontvangen door de condensorlens.

Wanneer het vereist is om toegang te verkrijgen tot de bovenste optische schijf wordt de gefocusseerde bundel op de onderste optische schijf af gebogen door besturing van de focusseringsspoel van de onderste objectieflens om het gereflecteerde licht van de onderste optische schijf te negeren. Op dezelfde wijze wordt wanneer het vereist is om toegang tot de onderste optische schijf te verkrijgen, de gefocusseerde bundel op de onderste optische schijf af gebogen door besturing van de focusserings-spoel van de bovenste objectieflens om het gereflecteerde licht van de bovenste optische schijf te negeren.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De hierboven genoemde en andere doelstellingen, kenmerken en andere voordelen van de uitvinding zullen duidelijker worden begrepen uit de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin:

Fig. 1 een schema is dat een conventionele recorder/afspeler voor een optische schijf toont;

Fig. 2 een aanzicht is, dat een constructie van een optische opneem-inrichting van de conventionele recorder/afspeler voor een optische schijf toont;

Fig. 3 een aanzicht is dat een constructie van een optische opneem-inrichting van een recorder/af speler voor een optische schijf volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; en

Fig. 4 een aanzicht is dat overeenkomt met dat van fig. 3. maar een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding toont.

BESCHRIJVING VAN DE BIJ VOORKEUR TOE TE PASSEN UITVOERINGSVORMEN

In fig. 3 is een optische opneeminrichting van een recorder/af speler voor een optische schijf volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. De optische opneeminrichting omvat een lichtbron 21 en een col-limatielens 22 die aan de voorzijde van de lichtbron 21 is aangebracht om het licht uit de lichtbron 21 om te zetten in een evenwijdige bundel. Aan de voorzijde van de collimatielens 22 is een bundelsplitser 23 aangebracht om een lichtbundel evenwijdig aan het vlak van inval door te laten maar een lichtbundel loodrecht op het vlak van inval te reflecteren. Een reflectiespiegel 24 is aan één zijde van de bundelsplitser 23 aangebracht om het licht dat door de bundelsplitser 23 wordt gereflecteerd, te reflecteren naar de voorzijde van de bundelsplitser 23· Aan de voorzijde van de bundelsplitser 23 is een prisma 33 met totale reflectie aangebracht om de lichtbundels die door de bundelsplitser 23 worden doorgelaten respectievelijk door de reflectiespiegel 24 worden gereflecteerd, in bovenwaartse en benedenwaartse richting te reflecteren. Bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes 34 en 32 zijn in de optische wegen boven respectievelijk beneden het prisma 33 met totale reflectie aangebracht. Elke van de bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes 34 en 32 laten het licht door, terwijl een conversie van lineair gepolariseerd licht in circulair gepolariseerd licht of een conversie van een terugkerende circulair gepolariseerde lichtbundel in een lineair gepolariseerde lichtbundel wordt uitgevoerd,

De optische opneeminrichting omvat voorts bovenste en onderste ob-jectieflenzen 35 en 31 die elk zijn aangebracht tussen telkens het bovenste en onderste kwart golflengteplaatje 34 en 32 en elk van de bovenste en onderste optische schijven 40 en 4l en verplaatsbaar zijn in evenwijdige en vertikale richtingen, De evenwijdige en vertikale verplaatsingen van de objectieflenzen 35 en 31 worden bestuurd door afzonderlijke focus-seringsspoelen 37 en 39 respectievelijk afzonderlijke sporingsspoelen 36 en 38· De objectieflenzen 35 en 31 focusseren de lichtbundels op de opte-kenlagen van de bovenste en onderste optische schijven 40 en 4l en zetten de door de optische schijven 40 en 41 gereflecteerde lichtbundels om in evenwijdige lichtbundels respectievelijk voeren de evenwijdige bundels naar de bundelsplitser 23 toe. Aan de andere zijde van de bundelsplitser 23 is een condensorlens 23 aangebracht om de lichtbundels te concentreren die worden gereflecteerd door respectievelijk doorgelaten door de bundelsplitser 23 na het terugkeren daarnaar door de reflectie van de optische schijven 40 en 4l. Een half prisma 26 is aan de voorzijde van de condensorlens 25 aangebracht om de helft van het invallende licht door te laten maar de andere helft van het invallende licht te reflecteren. De optische opneeminrichting volgens de uitvinding omvat voorts twee optische detectoren, d.w.z. een optische sporingsdetector 29 en een optische focusse-ringsdetector 28, De optische sporingsdetector 29 is aan de voorzijde van het halve prisma 26 aangebracht en detecteert het door het halve prisma 26 doorgelaten licht in de vorm van een elektrisch signaal. De optische focusseringsdetector 28 is aan één zijde van het halve prisma 26 aangebracht en ontvangt het door het halve prisma 26 gereflecteerde licht via een cilindrische lens 2'] om het licht te detecteren in de vorm van een elektrisch signaal.

In de werktoestand van de optische opneeminrichting wordt het licht uit de lichtbron 21 gecollimeerd door de collimatielens 22 tot de evenwijdige lichtbundel die op zijn beurt wordt ontvangen door de bundelsplitser 23. Wanneer de evenwijdige lichtbundel wordt ontvangen, laat de bundelsplitser 23 de P-golf door, die evenwijdig is aan het vlak van inval maar reflecteert de S-golf die loodrecht staat op het vlak van inval.

De P-golf doorgelaten door de bundelsplitser 23 wordt op zijn beurt gereflecteerd door een bovenste reflectlevlak 33a van het prisma 33 met totale reflectie en wordt ontvangen door het bovenste kwart golflengte-plaatje 34, waar de lineair polarisatie van het invallende licht wordt omgezet in de circulaire polarisatie. De circulair gepolariseerde lichtbundel wordt daarna op een data-optekenlaag gefocusseerd, of de onderste laag, van de bovenste optische schijf 40 door middel van de bovenste objectieflens 35·

Het op de bovenste optische schijf 40 gefocusseerde licht wordt op zijn beurt door de optische schijf 40 gereflecteerd, waarbij de reflec-tiehoeveelheid daarvan, alsmede de diffractiehoek daarvan wordt bepaald door de data die in elk punt van de optekenlaag van de optische schijf 40 is opgetekend. In dit geval wordt het invallende licht van de optische schijf 40 hierdoor opgenomen in de vorm van een circulair gepolariseerde lichtbundel die evenwijdig is aan het vlak van inval. Het reflectielicht wordt door de optische schijf 40 in de vorm van een circulair gepolariseerde lichtbundel gereflecteerd loodrecht op het vlak van inval en afgebogen in een richting tegengesteld aan de invalrichting van het licht.

Het door de bovenste optische schijf 40 gereflecteerde circulair gepolariseerde licht wordt ontvangen door het bovenste kwart golflengte-plaatje 3^ via de bovenste objectieflens 35· In het kwart golflengte-plaatje 34 wordt het circulair gepolariseerde licht omgezet in lineair gepolariseerd licht en door het bovenste reflectievlak 33a van het prisma 33 met totale reflectie gereflecteerd en ontvangen door de bundelsplitser 23. Aangezien in dit geval de lichtbundel die door het bovenste reflectievlak 33a van het prisma 33 met totale reflectie is gereflecteerd, een lineair gepolariseerde lichtbundel is loodrecht op het vlak van inval, wordt deze lichtbundel door de bundelsplitser 23 gereflecteerd en ontvangen door de condensorlens 25.

De condensorlens 25 concentreert de invallende lichtbundel en voert het geconcentreerde licht naar het halve prisma 26 toe. Een gedeelte van het invallende licht van het halve prisma 26 wordt daardoor doorgelaten en daarna toegevoerd aan de optische sporingsdetector 29. terwijl het andere gedeelte van het invallende licht door het prisma 26 wordt gereflecteerd om te worden ontvangen door de optische focusseringsdetector 28 via de cilindrische lens 27. De lichtbundels die door de detectoren 28 en 29 worden opgenomen, worden gedetecteerd in de vorm van elektrische signalen door de detectoren 28 en 29, waardoor de toegang tot de bovenste optische schijf 40 wordt bereikt.

Anderzijds wordt de lichtbundel die door de lichtbron 21 wordt opge- wekt en wordt gereflecteerd door de bundelsplitser 23, door de reflectie-spiegel 24 gereflecteerd naar de voorzijde van de bundelsplitser 23. De lichtbundel wordt daarna gereflecteerd door een onderste reflectievlak 33b van het prisma 23 «net totale reflectie,

De door het onderste reflectievlak 33b van het prisma 33 gereflecteerde lichtbundel wordt door het onderste kwart golflengteplaatje 32 ontvangen, waar de lineaire polarisatie van het licht wordt omgezet in een circulaire polarisatie. Het circulair gepolariseerde licht wordt daarna gefocusseerd op een data-optekenlaag, of een bovenste laag, van de onderste optische schijf 4l door middel van de onderste objectieflens 31·

Bij de onderste optische schijf 4l wordt het invallende licht door de schijf 41 ontvangen in de vorm van een circulair gepolariseerde lichtbundel loodrecht op het vlak van inval. Het reflectielicht wordt door de optische schijf 4l gereflecteerd in de vorm van circulair gepolariseerd licht evenwijdig aan het vlak van inval en wordt af gebogen in een richting tegengesteld aan die van het invallende licht.

Het circulair gepolariseerde licht dat door de onderste optische schijf 41 wordt gereflecteerd, wordt ontvangen door het onderste kwart golflengteplaatje 32 via de onderste objectieflens 31· In het onderste kwart golflengteplaatje 32 wordt de circulair gepolariseerde lichtbundel omgezet in een lineair gepolariseerde lichtbundel. De lineair gepolariseerde lichtbundel wordt op zijn beurt gereflecteerd door het onderste reflectievlak 33b van het prisma 33 net totale reflectie en de in serie geschakelde reflectiespiegel 24 en wordt ontvangen door de bundelsplitser 23. Aangezien in dit geval het licht dat door het onderste reflectievlak 33b van het prisma 33 net totale reflectie wordt gereflecteerd, het lineair gepolariseerde licht is dat loodrecht staat op het vlak van inval, wordt het licht door de bundelsplitser 23 doorgelaten en ontvangen door de condensorlens 25·

De condensorlens 25 concentreert de invallende lichtbundel en voert de geconcentreerde lichtbundel naar het halve prisma 26. Een gedeelte van het invallende licht wordt door het halve prisma 26 doorgelaten en ontvangen door de optische sporingsdetector 29, terwijl het andere gedeelte van het invallende licht door het prisma 26 wordt gereflecteerd en ontvangen door de optische focusseringsdetector 28 via de cilindrische lens 27. Bij ontvangst van de lichtbundels detecteren de detectoren 28 respectievelijk 29 de lichtbundels in de vorm van elektrische signalen. Als gevolg daarvan is de toegang tot de onderste optische schijf bereikt.

Kort samengevat wordt het licht uit de lichtbron 21 door middel van de bundelsplitser 23 gesplitst in twee lichtbundels die verlopen langs afzonderlijke optische wegen en door de bovenste respectievelijk onderste optische schijven 40 en 41 ontvangen. Anderzijds volgen de door de bovenste en onderste optische schijven 40 en 4l gereflecteerde lichtbundels optische wegen die tegengesteld zijn aan die van de invallende lichtbundels en worden door middel van de bundelsplitser 23 ontvangen door de condensorlens 25. Aldus is door de uitvinding de toepassing van een optische opneeminrichting voor de toegang tot bovenste en onderste optische schijven van een gestapelde constructie verkregen zonder de opneeminrichting om te keren.

Hier is het onmogelijk om tegelijkertijd de toegang tot de bovenste en onderste optische schijven 40 en 4l te verkrijgen, zodat de toegang tot de bovenste en onderste optische schijven 40 en 4l op een zodanige wijze moet worden uitgevoerd, dat hetzij de toegang tot de bovenste optische schijf 40 of de toegang tot de onderste optische schijf 4l wordt verkregen. Teneinde een dergelijke toegang te bereiken moet wanneer tot de bovenste optische schijf 40 toegang moet worden verkregen, het brandpunt van de onderste objectieflens 31 worden verplaatst door besturing van de focusseringsspoel 39 van de onderste objectieflens. Op dezelfde wijze moet wanneer toegang moet worden verkregen tot de onderste optische schijf 4l, het brandpunt van de bovenste objectieflens 35 worden verplaatst door besturing van de focusseringsspoel 37 van de bovenste objectieflens .

In fig. 4 is een optische opneeminrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. In deze uitvoeringsvorm blijven de componenten van de optische opneeminrichting, alsmede de opstelling daarvan hetzelfde als in de eerste uitvoeringsvorm volgens fig, 3, echter is de verplaatsing van de componenten ten opzichte van de optische schijven 40 en 4l gewijzigd om een reductie van de toegangstijd alsmede het gemak bij de vervaardiging van de opneeminrichting te bereiken. Dat wil zeggen dat in de eerste uitvoeringsvorm alle componenten een opneembewe-ging tot stand brengen, die horizontaal is ton opzichte van de optische schijven 40 en 4l. In de tweede uitvoeringsvorm echter voorzien het prisma 33 »et totale reflectie, de kwart golflengteplaatjes 34 en 32, de objectief lenzen 35 en 31. de sporingsspoelen 36 en 38 en de focusserings-spoelen 37 en 39 in een opneembeweging die horizontaal is ten opzichte van de optische schijven 40 en 41. De resterende componenten van de tweede uitvoeringsvorm, d.w.z. de lichtbron 21, de collimatielens 22, de bundelsplitser 23, de reflectiespiegel 25. de condensorlens 25, het halve prisma 26, de cilindrische lens 27 en de tweede optische detectoren 28 en 29 zijn vast aangebracht aan één zijde van de opneemweg.

Dankzij een dergelijke gewijzigde opstelling heeft de optische opneeminrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm een lager gewicht, waardoor de toegangstijd wordt verlaagd, terwijl de fabricage daarvan wordt vergemakkelijkt.

Zoals hierboven is beschreven wordt door middel van de optische opneeminrichting volgens de uitvinding toegang verkregen door toepassing van één optische opneeminrichting voorzien van een lichtbron tot bovenste en onderste optische schijven van een gestapelde constructie, zonder dat de opneeminrichting behoeft te worden omgedraaid, waardoor de toegangstijd wordt verlaagd en de benodigde ruimte voor de optische opneeminrich-ting wordt verkleind. Voorts heeft de optische opneeminrichting volgens de uitvinding een eenvoudige constructie, is gemakkelijk te vervaardigen, terwijl de fabricagekosten in vergelijking tot bekende optische opneem-inrichtingen worden verlaagd, zodat de opneeminrichting efficiënt kan worden gebruikt voor de toegang tot gestapelde optische schijven.

Hoewel bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn beschreven voor illustratieve doeleinden, zal het voor een deskundige duidelijk zijn dat diverse varianten binnen de beschermings-omvang van de uitvinding mogelijk zijn.

Claims (2)

1. Optische opneeminrichting, omvattende: een lichtbron; een collimatielens voor het omzetten van licht uit de lichtbron in een evenwijdige lichtbundel, welke collimatielens is aangebracht aan de voorzijde van de lichtbron; een bundelsplitser voor het doorlaten van een lichtbundel evenwijdig aan het vlak van inval daarvan maar voor het reflecteren van een lichtbundel loodrecht op het vlak van inval, welke bundelsplitser aan de voorzijde van de collimatielens is aangebracht; een reflectiespiegel voor het reflecteren van door de bundelsplitser gereflecteerd licht naar de voorzijde van de bundelsplitser, welke reflectiespiegel is aangebracht aan één zijde van de bundelsplitser; een prisma met totale reflectie voor het reflecteren van lichtbundels in bovenwaartse respectievelijk benedenwaartse richtingen, waarbij een van de lichtbundels wordt doorgelaten door de bundelsplitser en de andere van de lichtbundels wordt gereflecteerd door de reflectiespiegel, welk prisma met totale reflectie is aangebracht aan de voorzijde van de bundelsplitser; bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes voor het doorlaten van een lichtbundel, waarbij een lineair gepolariseerde lichtbundel wordt omgezet in een circulair gepolariseerde lichtbundel of een terugkerende circulair gepolariseerde lichtbundel wordt omgezet in een lineair gepolariseerde lichtbundel, welke bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes zijn aangebracht in reflectiewegen boven respectievelijk beneden het prisma met totale reflectie; bovenste en onderste objectieflenzen voor het focusseren van de lichtbundels die respectievelijk worden doorgelaten door de bovenste en onderste kwart golflengteplaatjes op optekenlagen van de bovenste en onderste optische schijven en voor het omzetten van gereflecteerde lichtbundels vanaf de bovenste en onderste optische schijven in evenwijdige bundels en het terugvoeren van de evenwijdige lichtbundels naar de bundelsplitser, waarbij elke van de bovenste en onderste objectieflenzen zijn aangebracht tussen telkens het bovenste respectievelijk onderste kwart golflengteplaatje en telkens de bovenste respectievelijk onderste optische schijven, zodanig dat deze lenzen verplaatsbaar zijn in evenwijdige en vertikale richtingen onder besturing van een focusseringsspoel en een sporingsspoel; een condensorlens voor het concentreren van de lichtbundels die door de bovenste en onderste optische schijven worden gereflecteerd en door de bundelsplitser worden doorgelaten respectievelijk gereflecteerd door de bundelsplitser, welke condensorlens aan de andere zijde van de bundelsplitser is aangebracht; een half prisma voor het doorlaten van de helft van het invallende licht maar voor het reflecteren van de andere helft van het invallende licht· welk half prisma aan de voorzijde van de condensorlens is aangebracht; een optische sporingsdetector voor het detecteren van het door het halve prisma doorgelaten licht in de vorm van een elektrisch signaal; en een optische foeusseringsdeteetor voor het ontvangen van het door het halve prisma gereflecteerde licht via een cilindrische lens en voor het detecteren van het licht in de vorm van een elektrisch signaal.

2» Optische opneeminrichting volgens conclusie 1, waarbij het prisma met totale reflectie, de kwart golflengteplaatjes, de bovenste en onderste objectieflenzen, de sporings- en focusseringsspoelen een opneemver-plaatsing tot stand brengen horizontaal ten opzichte van de bovenste en onderste optische schijven.