NL9300727A - Werkwijze en inrichting voor het in een drager verpakken van houders in twee rijen van elk ten minste twee stuks alsmede een daarbij te gebruiken plano. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het in een drager ver¬pakken van houders in twee rijen van elk ten minste twee stuksalsmede een daarbij te gebruiken plano

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voorhet in een drager verpakken van houders in twee rijen van elkten minste twee stuks, waarbij de houders voor het in dedrager onderbrengen rij-gewijs worden aangevoerd en de drageruit twee plano's wordt samengesteld en althans deels om dehouders wordt opgezet en verlijmd. Tevens heeft de uitvindingbetrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een derge¬lijke werkwijze als op een daarbij te gebruiken plano.

Een werkwijze als bedoeld in de voorgaande alinea isbekend uit US-A-2 276 129. Hierbij wordt uit twee vrijwelgelijke plano's een half-fabrikaat drager vervaardigd, die ineen vrijwel platte vorm is op te slaan en te transporteren.Voor het vullen met houders dient de half-fabrikaat dragerhoedvormig te worden uitgeklapt en van bovenaf over een groepuit twee rijen flessen te worden geschoven. De flessenhalzendienen daarbij langs twee vrij scharnierbare, omlaag hangendeflappen te schuiven, hetgeen problemen, storing en breuk vanhouders kan veroorzaken bij onjuist contact tussen de flessenen de flappen. Na het voltooien van het opschuiven van dehoedvorm wordt de drager om de flessen gesloten door het naarelkaar toe vouwen en onderling bevestigen van twee bodem-kleppen, die zich aanvankelijk verticaal neerwaarts uitstrek¬ten. Tijdens dit dichtvouwen worden de flessen steunend op eenstilstaande plaat verder geschoven door zijdelings aangrijpen¬de transporteurs. Een aanmerkelijk nadeel van de aldus ver¬kregen drager met houders is het ontbreken van een vakverde-ling, waardoor de flessen tegen elkaar aan kunnen stoten,hetgeen niet alleen geluidsoverlast veroorzaakt, doch tevenseerst een ontsierend effect op het uiterlijk van de flessenheeft, daarna tot beschadiging en zelfs tot breuk kan leiden.

Verder is uit GB-A-2 086 350 een werkwijze bekend,waarbij eerst een scheidingswand met vakverdeling wordt ge¬vormd, die vervolgens over een groep flessen wordt geschoven,waarna om het aldus verkregen samenstel een bakvormig lichaamwordt gevormd, dat wordt vastgelijmd aan de scheidingswand metvakverdeling. Aldus wordt wel onderling contact tussen deflessen in de verpakking voorkomen, doch de problemen gepaardgaande met het opschuiven blijven bestaan. Verder wordt dedrager samengesteld uit twee geheel verschillende plano's,waarbij de ene plano vóór en de andere tijdens contact met deflessen wordt samengesteld en opgezet. Zowel de onderling ver¬schillende vormen als behandelingswijzen van de plano's bren¬gen elk hun logistieke problemen met zich. Bovendien vereisende plano's door de onregelmatige vorm van hun buitenomtrekrelatief veel materiaal, dat wil zeggen er ontstaat relatiefveel afval bij het vormen van de plano's.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze van de inde aanhef omschreven soort zodanig uit te voeren, dat op rela¬tief eenvoudige wijze een drager om en tussen een groep fles¬sen wordt gevormd zonder dat zich daarbij problemen voordoenals gevolg van het stuiten van een houder tegen een min ofmeer vrij verplaatsbare vrije rand en zonder dat zich in dehouder met flessen problemen voordoen als gevolg van hetonderling contact kunnen maken van de in een drager verpaktehouders. Tevens beoogt de uitvinding een compacte opslag vanongevulde dragers om zodoende transport- en opslagkostenzoveel mogelijk te beperken, terwijl er tevens naar wordtgestreefd de plano's voor de dragers met zo min mogelijkafvalmateriaal te kunnen vervaardigen.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat - een eerste plano in zijn vlakke uitgangsvorm wordt toege¬voerd, - een, een bodem van de drager vormend planodeel in een hori¬zontale stand wordt gebracht, - een, een eerste langswand vormend planodeel, dat scharnier-baar is verbonden met de bodem, in een verticaal vanaf debodem omhoog gerichte stand wordt gebracht, - ten minste een uit de eerste langswand gesneden scheidings-flap en twee elk een zijwand van de drager vormende plano-delen worden omgebogen tot in een verticale, zich loodrechtop de eerste langswand uitstrekkende stand, - tussen een zijwand en een flap dan wel tussen twee flappentelkens een houder wordt geschoven die steun neemt op debodem en in contact verkeert met de eerste langswand, - een, een tweede langswand vormend planodeel, dat scharnier-baar is verbonden met de bodem, in een verticaal vanaf debodem omhoog gerichte stand evenwijdig aan de eerste langs¬wand wordt gebracht en wordt verbonden met zowel de ene alsde andere zijwand, - een tweede aan de eerste gelijke plano daarna of gelijk¬tijdig op dezelfde wijze tot een halve drager wordt opgezeten gevuld, waarna beide halve dragers met telkens een langswand naarelkaar toe worden gericht en de naar elkaar toe gerichtelangswanden onderling worden verbonden voor het verkrijgen vaneen drager met twee rijen houders.

Doordat bij deze werkwijze wordt uitgegaan van eenplano in zijn uitgangsvorm is transport en opslag op bijzondercompacte wijze mogelijk, te meer daar voor het vormen van dedrager gebruik wordt gemaakt van twee identieke plano's. Doordeze laatste maatregel is het tevens mogelijk de te verpakkenhouders rij-gewijs te behandelen, zodat er geen delen van dedrager tussen twee rijen houders in hoeven te worden geduwd.Verder wordt het hierdoor mogelijk gebruik te maken van vrijscharnierbare vakverdelingsflappen gevormd uit een langswand,waarbij tijdens het tussen de flappen tot tegen de langswandschuiven van de houders die flappen vanaf de andere, dan nogvrije zijde van de langswand kunnen worden gearreteerd. Het opdeze voordeelbiedende wijze kunnen inschuiven van de houdersis mogelijk door de pas na die handeling dichtvouwen en vastzetten van de tweede langswand. Een aldus gevormde halvedrager wordt tenslotte met een soortgelijke halve drager totde gewenste drager samengesteld.

Om het verplaatsen tijdens het inschuiven zo geringmogelijk te houden, verdient het overeenkomstig een verdereuitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat voor hetinschuiven van de houders het, de tweede langswand vormendeplanodeel in een zich vanaf het, de bodem vormende planodeelverticaal omlaag uitstrekkende stand wordt gevouwen.

Het onderling verbinden van de, de tweede langswand ende zijwanden vormende planodelen kan op velerlei wijzen ge-schieden, bijvoorbeeld door het inlijmen van hoekstukken ofdoor het op mechanische wijze met behulp van nieten of krammenonderling bevestigen van de wanden. Overeenkomstig een verdereuitvoeringsvorm van de uitvinding verdient het evenwel devoorkeur, dat na het inschuiven van de houders lipvormigedelen, die scharnierbaar zijn verbonden met de, de zijwandenvormende planodelen, naar elkaar toe gericht in een standevenwijdig aan het, de eerste langswand vormende planodeelworden gevouwen, waarna het, de tweede langswand vormendeplanodeel bij of na het in de verticaal omhoog gerichte standbrengen wordt verbonden met de omgevouwen lipvormige delen.Aldus is op relatief eenvoudige wijze een geheel geslotenovergang tussen de tweede langswand en de zijwanden terealiseren.

Voor het op de gebruikelijke wijze kunnen hanteren vaneen gevulde drager kan er verder in zijn voorzien, dat de, deonderling te verbinden langswanden vormende planodelen wordenvoorzien van handgreepmiddelen, waarbij die langswanden bijvoorkeur worden gevormd door de, de eerste langswanden vormen¬de planodelen.

Voor het overeenkomstig de in het voorgaande omschre¬ven werkwijzen vormen van een halve drager wordt overeenkom¬stig de uitvinding bij voorkeur gebruik gemaakt van een plano,die is voorzien van een eerste, rechthoekig planodeel met eeneerste en een tweede lange zijde en een eerste en een tweede korte zijde met een lengte in hoofdzaak gelijk aan een eerstedwarsafmeting van een te verpakken houder, waarbij aan deeerste en de tweede lange zijde telkens symmetrisch tenopzichte van het eerste planodeel scharnierbaar een tweede eneen derde rechthoekig planodeel zijn bevestigd, welk tweede enderde planodeel ter plaatse van hun verbinding met het eersteplanodeel elk een eerste langszijde hebben met een lengte inhoofdzaak gelijk aan een tweede dwarsafmeting van de houder,loodrecht op de eerste, maal het aantal in een rij op te nemenhouders, waarbij het tweede planodeel twee langsrijden lood¬recht op de eerste heeft, die elk een afmeting hebben die inhoofdzaak gelijk is aan die van één der korte zijden van heteerste planodeel plus die van één der zich dwars op de eerstelangszijde uitstrekkende langszijden van het derde planodeelen waarbij aan die twee langszijden van het tweede planodeeltelkens scharnierbaar een vierde en een vijfde planodeel zijnbevestigd, die elk loodrecht op de scharnierbare bevestigingeen afmeting hebben, die in hoofdzaak gelijk is aan de eerstedwarsafmeting van een te verpakken houder. Op deze wijze iseen in hoofdzaak T-vormige plano verkregen, waarbij de hoogtevan de balk van de T-vorm gelijk is aan de lengte van het beenvan de T-vorm, zodat uit een plaat uitgangsmateriaal nagenoegzonder materiaalverlies plano's kunnen worden gesneden, omdat'de T-vormen om en om zonder tussenruimten op elkaar aanslui¬tend ineen passen.

Het verschil in hoogte tussen de ene langswand en deandere langswand is bij de overgang tussen de laagste langs¬wand en de zijwanden zonder trapvormige overgang op te vangen,als overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm het vierde enhet vijfde planodeel een evenwijdig aan de scharnierbarebevestiging lopende langszijde hebben, die een lengte heeftgelijk aan die van het derde planodeel, waarbij een, dezelangszijde en de scharnierbare bevestiging verbindende dwars-zijde ligt in het verlengde van de scharnierbare bevestigingtussen het eerste en het tweede planodeel, waarbij verder aangenoemde langszijde van zowel het vierde als het vijfde plano- deel scharnierbaar een lipvormig deel is bevestigd voor hetonderling kunnen bevestigen van het vierde of vijfde planodeelmet het derde planodeel. Deze lipvormige delen kunnen opverschillende wijzen worden gevormd zonder de bovenbeschreven,voordeelbiedende T-vorm wezenlijk te verstoren.

Voor het in een gevulde drager onderling gescheidenkunnen houden van verpakte houders verdient het overeenkomstigeen verdere uitvoeringsvorm van de plano de voorkeur, dat uithet tweede planodeel ten minste een scharnierbare scheidings-flap is losgesneden door het aanbrengen van een eerste en eentweede snijlijn, welke snijlijnen onderling en aan de schar¬nierbare bevestiging tussen eerste en tweede planodeel even¬wijdig lopen, waarbij de uiteinden van de snijlijnen enerzijdszijn verbonden door een verdere snijlijn en anderzijds dooreen scharnierlijn, die zich evenwijdig uitstrekt aan descharnierbare bevestiging van het tweede planodeel met hetvierde en het vijfde planodeel, en waarbij de afstand van descharnierbare bevestiging van het tweede planodeel met hetvierde planodeel tot de daar het dichtstbij gelegen scharnier¬lijn gelijk is aan de afstand van de scharnierbare bevestigingvan het tweede planodeel met het vijfde planodeel tot de daarhet dichtstbij gelegen scharnierlijn, en bij het aanwezig zijnvan meer dan een scheidingsflap tevens gelijk aan de afstandtussen twee opvolgende scharnierlijnen.

Voor het met de hand kunnen oppakken van een gevuldedrager kan er verder in zijn voorzien, dat het tweede plano¬deel in het randgebied tegenover de scharnierbare verbindingmet het eerste planodeel voorzien is van een langgerekte U-vormige snede voor het vormen van een handgreepopening. Hetdaarbij door de ü-vormige snede losgesneden deel kan wordenomgevouwen en aan het tweede planodeel worden bevestigd voorhet verstevigen van het handgreepgebied van de drager. Eenverdere versteviging van dat gebied is te verkrijgen door hetomvouwen en met het tweede planodeel verbinden van een tenbehoeve van het vormen van een op het derde planodeel traploosaansluitend vierde of vijfde planodeel daarvan losgesneden stuk. Naast een versteviging hebben deze ter plaatse van dehandgreepopening teruggevouwen delen het verdere effect, datde bovenrand van die opening een dikkere, meer afgeronde vormkrijgt, hetgeen het draagcomfort verbetert.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrich¬ting voor het met behulp van twee plano's als bovenomschrevenop de eveneens bovenomschreven wijze van werken vervaardigenvan een met houders gevulde drager. Daartoe is die inrichtingovereenkomstig de uitvinding voorzien van: - middelen voor het transporteren van een eerste, vlaksgewijshorizontaal aangevoerde plano, en - middelen voor het tijdens het transporteren opzetten envullen van de plano omvattende: - middelen voor het in een verticaal omhoog gerichte standklappen van het tweede planodeel en de daar scharnier-baar mee verbonden delen met uitzondering van het eersteplanodeel, dat daarbij een horizontale stand blijftinnemen, - middelen voor het tot boven het eerste planodeel omklap¬pen van het vierde planodeel, elke scheidingsflap en hetvijfde planodeel, - middelen voor het tot tussen een omgebogen vierde ofvijfde planodeel en een aangrenzende scheidingsflapalsmede tussen twee aangrenzende scheidingsflappenschuiven van een houder, - middelen voor het in een verticaal omhoog gerichte standklappen van het derde planodeel, - middelen voor het verbinden van het derde planodeel methet vierde en het vijfde planodeel, - soortgelijke middelen voor het transporteren en voor hetopzetten en vullen van een tweede plano, - middelen voor het met hun tweede planodelen tegen elkaar aanplaatsen van twee opgezette en gevulde plano's, en - middelen voor het onderling bevestigen van twee aldus tegenelkaar geplaatste plano's.

Ten behoeve van het zo klein mogelijk houden van deinschuifverplaatsing van de houders kan er verder in voorzienzijn, dat middelen voor het in een verticaal omlaag gerichtestand klappen van het derde planodeel gecombineerd met ofaansluitend op de middelen voor het in een verticaal omhooggerichte stand klappen van het tweede planodeel.

Wordt er gebruik gemaakt van lipvormige delen voor hetverbinden van het derde planodeel met het vierde en het vijfdeplanodeel, dan is dit te realiseren door te voorzien in mid¬delen voor het tot tegen een houder omklappen van de lipvor¬mige delen, welke middelen volgen op de middelen voor hetinschuiven van een houder en de middelen voor het in eenverticaal omhoog gerichte stand klappen van het derde plano¬deel vooraf gaan.

Als overeenkomstig een verdere voorkeursuitvoerings¬vorm van de uitvinding de middelen voor het tot boven heteerste planodeel omklappen van elke scheidingsflap en hetachterlopende, vijfde planodeel zijn voorzien van een rond¬lopende schottenband waarvan het transportvlak zich evenwijdigaan het verticaal omhoog gerichte tweede planodeel uitstrekten de schotten loodrecht op het transportvlak en op een onder¬linge afstand gelijk aan de tweede dwarsafmeting van een teverpakken houder zijn aangebracht, is er op voordeelbiedendewijze voorzien in middelen met een dubbele funktie. Enerzijdszorgen die middelen voor het in een juiste stand brengen vande scheidingsflappen en het vijfde planodeel, terwijl diemiddelen anderzijds zorg dragen voor het in de juiste standhouden van die delen tijdens het inschuiven van de houders.

Onder verwijzing naar in de tekening weergegevenuitvoeringsvormen zullen de werkwijze en inrichting volgens deuitvinding alsmede daarbij te gebruiken plano's thans naderworden besproken en toegelicht. Daarbij toont:

Fig. 1 in bovenaanzicht een baan materiaal waaruit eenaantal op elkaar aansluitende plano's zijn gestanst;

Fig. 2 - 4 in perspectief het uit plano's volgens Fig. 1vormen van een drager om een aantal houders;

Fig. 5 - 16 in bovenaanzicht op schematische wijze eeninrichting voor het uitvoeren van de diverse stappen voor hetop de in Fig. 2-4 getoonde wijze vormen van een drager omeen aantal houders; en

Fig. 17 een tweede uitvoeringsvorm van een plano tegebruiken bij het vormen van een drager volgens de uitvinding.

In Fig. 1 is een baan materiaal, bijvoorbeeld karton,weergegeven waaruit plano's 1 voor het vormen van een dragerworden vervaardigd. De buitenomtrekslijn van de plano's 1 ismet een dikke getrokken lijn weergegeven, waaruit mogeblijken, dat de opeenvolgende plano's 1 om en om direct opelkaar aansluiten, zodat bij vervaardiging van die plano's 1uit materiaal- en afvaloogpunt op bijzonder efficiënte wijzewordt gewerkt.

Elke plano 1 is voorzien van een eerste rechthoekigplanodeel 2 waaraan via een scharnierlijn 3 een tweede recht¬hoekig planodeel 4 en via een schanierlijn 5 een derde recht¬hoekig planodeel 6 is bevestigd. De scharnierlijn 3 bevindtzich daarbij in het midden van de plano 1, dat wil zeggen deafmeting van het tweede planodeel 4 dwars op de scharnierlijn3 is gelijk aan de afmeting in die richting van het eersteplanodeel 1 plus die van het derde planodeel 6. Het tweede enhet derde planodeel hebben in de richting van de scharnierlijn3 eenzelfde afmeting, terwijl het eerste planodeel 2 in dierichting een kleinere afmeting heeft, waarbij het eersteplanodeel 2 zodanig is gesitueerd, dat het aan beide uiteindenover een gelijke afstand terugwijkt ten opzichte van de dwarsop de scharnierlijn 3 in lijn gelegen planodelen 4 en 6.

Aan de zich dwars op de scharnierlijn 3 uitstrekkendezijden van het tweede planodeel 4 sluit via een scharnierlijn7 een vierde planodeel 8 en via een scharnierlijn 9 een vijfdeplanodeel 10 aan. In de richting van de scharnierlijn 3 hebbenhet vierde en het vijfde planodeel een afmeting die gelijk isaan de afmeting van het eerste planodeel 2 dwars op descharnierlijn 3.

Het vierde planodeel 8 heeft een zich loodrecht op descharnierlijn 7 uitstrekkende zijde in de vorm van eensnijlijn, die gelegen is in het verlengde van de scharnierlijn3, terwijl zich loodrecht op die snijlijn een scharnierlijn 11uitstrekt, die een verdere zijde van het vierde planodeel 8vormt en een lengte heeft gelijk aan de afmeting van het derdeplanodeel 6 loodrecht op de scharnierlijn 3. Via de scharnier¬lijn 11 is met het vierde planodeel 8 een lipvormig deel 12verbonden, dat een L-vormige oppervlakte heeft, waarvan hetuitstekende deel 12a een vorm heeft gelijk aan die van deuitsparing tussen het tweede en het derde planodeel als gevolgvan het ten opzichte daarvan terugwijken van het eerste plano¬deel. Het lipvormige deel 12 wordt naast de scharnierlijn 11begrensd door een zich loodrecht op die scharnierlijn uit¬strekkende snijlijn in het verlengde van de scharnierlijn 3,een zich in hoofdzaak dwars op die snijlijn uitstrekkende,trapvormig verspringende snijlijn, die de L-vorm van hetlipvormige deel 12 bepaalt, en een op laatstgenoemde snijlijnaansluitende snijlijn 13 die eindigt op de scharnierlijn 11 enzich daar loodrecht op uitstrekt. De snijlijn 13 zet zichvoort in een snijlijn 14, die de vierde zijde van het vierdeplanodeel 8 vormt, welke snijlijn 12 een stompe hoek insluitmet de scharnierlijn 11 en eindigt op de scharnierlijn 7 opeen plaats op afstand van de rand van de baan materiaalwaaruit de plano's 1 worden gesneden. Tussen de rand van diebaan en de snijlijnen 13 en 14 is een flapvormig deel 15gelegen, dat via de scharnierlijn 7 is verbonden met hettweede planodeel 4 en voorzien is van een sleufvormige uit¬snijding 16.

Het vijfde planodeel 10 heeft een vorm die identiek isaan die van het vierde planodeel 8, zij het dat dit vijfdeplanodeel 10 spiegelsymmetrisch is uitgevoerd. Eveneens soort¬gelijk sluit op het vijfde planodeel 10 via een scharnierlijn17 een lipvormig deel 18 aan, waarbij snijlijnen 19 en 20 hetvierde planodeel 10 en het lipvormige deel 18 scheiden van eenflapvormig deel 21 met een sleufvormige uitsnijding 22.

Het tweede planodeel 4 is voorzien van een langgerekte U-vormige snede 23, waardoor een klepvormig deel 24 wordt los¬gesneden uit het tweede planodeel 4, welk klepvormig deel viaeen vouwlijn 25 met dat planodeel 4 verbonden blijft. Verderis door een U-vormige snede 26 in het tweede planodeel 4 eeneerste scheidingsflap 27 losgesneden, die via een scharnier-lijn 28 met het tweede planodeel 4 verbonden blijft. Eentweede scheidingsflap 29 is door een W-vormige snijlijn 30deels uit het tweede planodeel 4 losgesneden en blijft via eenscharnierlijn 31 met het tweede planodeel 4 verbonden, een enander zodanig, dat bij het om de scharnierlijn 31 uit het vlakvan het tweede planodeel 4 zwenken van de tweede scheidings¬flap 29 in dat vlak een in de gevormde opening reikend uit¬steeksel 32 achterblijft. De scharnierlijnen 28 en 31 strekkenzich zowel onderling als aan de scharnierlijnen 7 en 9 even¬wijdig uit, waarbij de afstand tussen de scharnierlijnen 28 en31 gelijk is aan zowel de afstand tussen de scharnierlijnen 7en 28 als die tussen de scharnierlijnen 31 en 9.

Voor het uit de in Fig. 1 getoonde plano’s vervaardigenvan een drager met houders worden eerst de flapvormige delen15 en 21 om de vouwlijnen 7 en 9 gezwenkt en op het tweedeplanodeel 4 vastgelijmd. De sleufvormige uitsnijdingen 16 en22 zijn zodanig gedimensioneerd en gesitueerd, dat het klep-vormige deel 24 niet wordt belemmerd in een zwenking om descharnierlijn 25 tot tegen de op het tweede planodeel 4 ge¬lijmde flapvormige delen 15 en 21, waarna het klepvormige deel24 in die stand wordt vastgelijmd. Opgemerkt wordt dat desleufvormige uitsnijdingen 16 en 22 desgewenst klepvormigedelen kunnen bevatten, die voor het omklappen van de flap¬vormige delen 15 en 21 moeten worden omgevouwen en vastgezet.Met het omklappen en vastzetten van het klepvormige deel 24 iseen handgreepopening gevormd met plaatselijk en in het bijzon¬der langs een der randen van de opening een drievoudigemateriaaldikte.

Na het vormen van de handgreepopening wordt het eersteplanodeel 2 in een horizontale stand gebracht, het tweede planodeel 4 in een verticaal omhoog- en het derde planodeel 6in een verticaal omlaaggerichte stand gebracht. Verder wordende scheidingsflappen 27 en 29 tot in een stand loodrecht ophet tweede planodeel 4 tot boven het eerste planodeel 2 ge¬zwenkt, waarmee de in Fig. 2 getoonde stand is bereikt. Voor,met of na het omklappen van de scheidingsflappen 27 en 29worden de planodelen 8 en 10 in eenzelfde stand als de schei¬dingsf lappen gebracht, waarna op het eerste planodeel 2 driehouders 33 worden geschoven, welke houders buiten onderlingcontact worden gehouden door de scheidingsflappen 27 en 29.Vervolgens worden de lipvormige delen 12 en 18 omgebogen enaan hun van de houders 33 afgekeerde zijde voorzien van lijm,waarmee de in Fig. 3 weergegeven situatie is verkregen. Doorhet vervolgens omhoogklappen van het derde planodeel 6 envastzetten daarvan op de lipvormige delen 12 en 18 wordt hetvervaardigen van een halve drager voltooid.

Opgemerkt wordt, dat de lipvormige delen 12 en 18 zodanigzijn gedimensioneerd, dat deze een breedte hebben, die groteris dan de halve diameter van een houder 33, zodat bij hetonderling in contact brengen van de lipvormige delen en hetderde planodeel 6 ten behoeve van het aan elkaar lijmen dezedelen tevens steun nemen tegen de houders 33, hetgeen eengoede verlijming zonder aanvullende maatregelen bevordert,doordat de houders 33, die op hun beurt weer steun nemen tegenhet tweede planodeel 4, voor een tegendrukvlak zorgen. Om diteffect te bereiken en om een goed passing van de houders 33 inde opgezette plano 1 te verkrijgen dient de afmeting van heteerste planodeel 2 dwars op de scharnierlijn 3 te correspon¬deren met de diameter van een houder 33, terwijl de afmetingenvan tweede en derde planodeel in de richting van de scharnier-lijn 3 dient te corresponderen met driemaal de diameter vaneen houder 33.

In Fig. 3 zijn op het derde planodeel 6 de oppervlakkenaangegeven die in contact zullen komen met de lipvormige delen12 en 18 na het omhoog zwenken van het derde planodeel 6.

Afhankelijk van de gebruikte lijm zal ook op die vlakken lijmdienen te worden aangebracht.

Voor het vormen van een drager uit twee op de boven¬omschreven wijze vervaardigde halve dragers dienen dezelaatste op de van de houders 33 afgekeerde vlakken van detweede planodelen 4 te worden voorzien van lijm en vervolgensmet die vlakken onderling in contact te worden gebracht, zoalsis aangeduid in Fig. 4. De ene halve drager dient daartoe over180° ten opzichte van de andere drager te zijn verdraaid. Dithoudt in, dat de opening tussen de scharnierlijnen 7 en 28 inhet ene tweede planodeel 4, welke opening is ontstaan door hetuitklappen van de scheidingsflap 27, komt te liggen tegenoverhet niet van een opening voorziene part tussen de scharnier¬li jnen 9 en 31 van het andere tweede planodeel 4. De beideparen buitenste houders 33 zijn derhalve steeds gescheidendoor een ononderbroken wand gevormd door het ene of door hetandere tweede planodeel 4. Ter plaatse van het middelste paarhouders 33 bevinden zich twee openingen tegenover elkaar, zijhet dat in beide openingen een uitsteeksel 32 reikt. Door eenjuiste dimensionering van de uitsteeksels 32, elk de helft vande breedte van de opening, wordt in het midden van de openingeen doorlopende brug gevormd, zodat ook het middelste paarhouders 33 buiten onderling contact wordt gehouden.

Aldus is een drager met zes houders verkregen, van welkedrager de bodem wordt gevormd door twee eerste planodelen 2,de langszijwanden door telkens een derde planodeel 6 en dekopse zijwanden door telkens een vierde planodeel 8 en eenvijfde planodeel 10. De tweede planodelen 4 vormen eencentrale scheidingswand, die voorzien is van een handgreep-opening, waarvan de rand die bij het oppakken van de dragermet de hand in contact komt een zesvoudige materiaaldikteheeft, met andere woorden een relatief dikke rand, die eenaangenaam draagcomfort verschaft, terwijl bovendien is zorggedragen voor een voldoend sterke constructie om de dragerzonder gevaar voor uitscheuren van de handgreepopening tekunnen transporteren.

Aan de hand van de Fig. 5-16 zal thans op schematischewijze een inrichting voor het vervaardigen van een drager methouders worden besproken. Omdat diverse organen voor het aan¬brengen van lijm en mechanieken voor het vouwen van planodelenop het onderhavige gebied der techniek algemeen bekend zijn,wordt gemeend dat het in de tekening tonen en het hier be¬spreken daarvan achterwege kan blijven, waarbij een uitzonde¬ring is gemaakt voor die mechanieken die een wezenlijkefunktie hebben voor het vormen van een drager volgens deonderhavige uitvinding.

In Fig. 5 is een plano 1 in bovenaanzicht weergegeven,die liggend op een verder niet weergegeven transporteur,bijvoorbeeld een over keerrollen geleide band, in de richtingvan de scharnierlijn 3 verplaatsbaar is. Bij de in Fig. 5weergegeven situatie zijn de flapvormige delen 15 en 21 reedsomgeklapt en vastgelijmd, terwijl het klepvormige deel 24 zichnog in zijn uitgangstoestand bevindt. De achtereenvolgendeplano's 1 worden in dit traject gelijk gericht direct opelkaar aansluitend aangevoerd, zoals is aangeduid door deplano 1 volgens Fig. 5 direct te laten aansluiten op de plano1 volgens Fig, 6, waar het klepvormige deel 24, dat tezamenmet de flapvormige delen 15 en 21 was voorzien van lijm, isomgeklapt en vastgezet voor het vormen van een handgreep-opening 34. In de situatie volgens Fig. 7 blijft de transport-snelheid gelijk, doch is het tweede planodeel 4 tezamen met dedaarmee verbonden planodelen 8 en alsmede de daar weer meeverbonden lipvormige delen 12 en 18 in een verticaal uit hetvlak van tekening omhoog reikende stand gebracht, terwijl hetderde planodeel 6 in een verticaal uit het vlak van tekeningomlaag reikende stand is gezwenkt, welke situatie vergelijk¬baar is met die weergegeven in Fig. 2. Vervolgens wordt, zoalsis weergegeven in Fig. 8 het vijfde planodeel 10 tezamen methet daarmee verbonden lipvormige deel 18 om de scharnierlijn 9tot boven het eerste planodeel 2 gezwenkt.

In deze configuratie komt het tweede planodeel 4 incontact met de schotten 35 van een schottenband 36. De schotten 35 zijn aangebracht op een onderlinge afstand, die inhoofdzaak gelijk is aan de afstand tussen de scharnierlijnen28 en 31 van de scheidingsflappen 27 en 29. Door de schotten¬band met lagere snelheid aan te drijven dan de eerderbedoeldetransporteur gaat het omgevouwen vijfde planodeel 10 aanliggentegen de in Fig. 9 gezien linkerzijde van een eerste schot 35.Dan zal een tweede schot 35 in contact komen met de tweedescheidingsflap 29 en deze om zijn scharnierlijn 31 doenzwenken tot in een stand loodrecht op het tweede planodeel 4.Een derde schot 35 doet de eerste scheidingsflap 27 om zijnscharnierlijn 28 tot in een stand evenwijdig aan de tweedescheidingsflap 29 zwenken, terwijl een vierde schot 35 hetvierde planodeel 8 met het lipvormige deel 12 in eenzelfdestand brengt. Tegen dit vierde schot stuit dan weer hetvolgende vijfde planodeel 10. Hiermee is een situatie ver¬kregen waarbij voorzien is in een bodem gevormd door heteerste planodeel 2, een achterwand gevormd door het tweedeplanodeel 4, twee zijwanden gevormd door het vierde en hetvijfde planodeel, en een vakverdeling gevormd door de eersteen de tweede scheidingsflap. Een voorwand ontbreekt echternog. Via deze (nog) ontbrekende voorwand worden nu houders 33op de bodem tot tegen de achterwand en in de vakverdelinggeschoven door een in Fig. 9 getoonde houderinschuif-inrichting.

Deze houderinschuifinrichting is voorzien van een houder-toevoerinrichting 37 en een transporteur 38 die voorzien isvan een aantal naast elkaar gelegen en ten opzichte van elkaarscharnierbaar gekoppelde leden 39, waarbij elk lid 39 eendwars op de looprichting van de transporteur 38 verplaatsbaarschuiforgaan 40 draagt, dat voorzien is van een nok 41, die ineen leibaan 42 loopt. Verder heeft elk schuiforgaan 40 eenhouderaangrijpvlak 43, dat is afgestemd op het omtreksvlak vaneen houder 33. De via de inrichting 37 toegevoerde houders 33worden achtereenvolgens elk door een schuiforgaan 40 aange¬grepen, dat de houder 33 door de samenwerking van de nok 41met de leibaan 42 tot op de bodem gevormd door het eerste planodeel 2 verschuift. Om de houders niet met de schotten 35in aanraking te laten komen en de schotten 35 uit de achter¬wand gevormd door het tweede planodeel 4 terug te kunnentrekken is een leiplaat 44 aangebracht, die op het moment datde houders 33 kunnen zorgen voor het op hun plaats houden vande scheidingsflappen 27 en 29, in contact komt met de achter¬wand en deze in de richting van de houders 33 dringt.

Aldus worden de houders geheel op de bodem en tot incontact met de achterwand gebracht, waarmee de uiterst rechtsin Fig. 9 weergegeven situatie is bereikt, waarbij de trans-portsnelheid wordt opgevoerd en de zijwand gevormd door hetvijfde planodeel 10 in contact komt met een schot 45 van eenschottenband 46, waarop de schotten 45 zodanig verdeeld zijnaangebracht, dat de door de verhoogde snelheid gecreëerderuimten tussen de opgezette plano's met daarin ondergebrachtehouders 33 worden gehandhaafd. Naast de schottenband 46 is,zoals is getoond in Fig. 10, een leiplaat 47 opgesteld, diehet vooroplopende, vijfde lipvormige deel 18 om zijn schar-nierlijn 17 doet zwenken, alsmede een roterend vouworgaan 48,dat het achteroplopende lipvormige deel 12 in de richting vande houders 33 klapt. Het zal uit de tekening duidelijk zijn,dat na het omklappen door het vouworgaan 48 het lipvormigedeel 12 vervolgens in die stand zal worden gehouden door deleiplaat 47.

Na het aanbrengen van lijm op de lipvormige delen 12 en18 wordt het derde planodeel 6 over 180° omhoog geklapt en incontact gedrukt met de belijmde lipvormige delen 12 en 18,zoals is weergegeven in Fig. 11. Hierdoor is een afsluitendevoorwand tot stand gebracht en de in Fig. 12 getoonde halvedrager verkregen.

Op soortgelijke wijze is op een neventraject, waarvanFig. 13 en 14 de laatste stations laten zien, eenzelfde halvedrager gevormd, zij het dat deze, zoals blijkt uit Fig. 15 eenspiegelsymmetrische configuratie heeft, dat wil zeggen detweede planodelen 4 van de halve dragers 48 en 49 zijn naarelkaar toe gericht. De naar elkaar toe gerichte vlakken van de tweede planodelen 4 worden van lijm voorzien en vervolgenstegen elkaar gedrukt, waarmee de in Fig. 16 getoonde voltooidedrager 50 is verkregen.

In Fig. 17 is een tweede uitvoeringsvorm van een planoweergegeven. De daar getoonde plano 60 is voorzien van eeneerste planodeel 61, dat via scharnierlijnen is verbonden meteen tweede planodeel 62 en een derde planodeel 63. Viascharnierlijnen zijn een vierde planodeel 64 en een vijfdeplanodeel 65 verbonden met het tweede planodeel 62. Het vierdeplanodeel 64 is via een scharnierlijn zijn verbonden met eenlipvormig deel 66, het vijfde planodeel met een lipvormig deel67. Boven het vierde planodeel 64 is een flapvormig deel 68scharnierbaar met het tweede planodeel 62 verbonden, boven hetvijfde planodeel 65 een flapvormig deel 69. Verder is hettweede planodeel 62 op dezelfde wijze als getoond in Fig. 1voorzien van een klepvormig deel 70, een eerste scheidingsflap71 en een tweede scheidingsflap 72. Duidelijk afwijkend vanFig. 1 zijn de via scharnierlijnen aan het derde planodeel 63bevestigde verdere lipvormige delen 73 en 74. Het voordeel vande plano 60 volgens Fig. 17 ten opzichte van de plano 1volgens Fig. 1 is dat de plano 60 minder materiaal vergt enwel een strook met ongeveer de breedte van één lipvormig deel12 of 18, doordat de lipvormige delen 66 en 67 zich niet overde volle hoogte van het vierde en het vijfde planodeel uit¬strekken. Om over die gehele hoogte in de opgezette vorm tocheen verbinding tussen de zij- en voorwand te verkrijgen zijnverdere lipvormige delen 73 en 74 aanwezig, die in feite zijngevormd door een verkleining van het oppervlak van de flap-vormige delen 68 en 69. Minder voordelig is dat bij de plano60 extra vouwbewerkingen ten behoeve van de verdere lipvormigedelen 73 en 74, die bovendien met het derde planodeel 63 zijnverbonden, moeten worden uitgevoerd.

Opgemerkt zij nog, dat ook de plano's 60 om em om directop elkaar aansluitend na

Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van deuitvinding als neergelegd in de bijgaande conclusies nog velewijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo zouden na het op dein Fig. 9 getoonde wijze inschuiven van de houders reeds tweedeels opgezette plano's met hun tweede planodelen aan elkaarkunnen worden gelijmd alvorens de verdere vouw- en lijm-bewerkingen voor het sluiten van de voorwand uit te voeren.Hoewel er steeds gesproken is over lijmen kan uiteraard ookelke andere in aanmerking komende verbindingstechniek wordentoegepast.

Claims (23)

1. Werkwijze voor het in een drager verpakken van houdersin twee rijen van elk ten minste twee stuks waarbij de houdersvoor het in de drager onderbrengen rijgewijs worden aangevoerden de drager uit twee plano's wordt samengesteld en althansdeels om de houders wordt opgezet en verlijmd, met het kenmerk,dat - een eerste plano in zijn vlakke uitgangsvorm wordt toegevoerd, - een, een bodem van de drager vormend planodeel in een horizon¬tale stand wordt gebracht, - een, een eerste langswand vormend planodeel, dat scharnierbaaris verbonden met de bodem, in een verticaal vanaf de bodemomhoog gerichte stand wordt gebracht, - ten minste een uit de eerste langswand gesneden scheidingsflapen twee elk een zijwand van de drager vormende planodelenworden omgebogen tot in een verticale, zich loodrecht op deeerste langswand uitstrekkende stand, - tussen een zijwand en een flap dan wel tussen twee flappentelkens een houder wordt geschoven die steun neemt op de bodemen in contact verkeert met de eerste langswand, - een, een tweede langswand vormend planodeel, dat scharnierbaaris verbonden met de bodem, in een verticaal vanaf de bodemomhoog gerichte stand evenwijdig aan de eerste langswand wordtgebracht en wordt verbonden met zowel de ene als de anderezijwand, - een tweede aan de eerste gelijke plano daarna of gelijktijdigop dezelfde wijze tot een halve drager wordt opgezet engevuld, waarna beide halve dragers met telkens een langswand naar elkaartoe worden gericht en in die stand de naar elkaar toe gerichtelangswanden onderling worden verbonden voor het verkrijgen vaneen drager met twee rijen houders.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voorhet inschuiven van de houders het, de tweede langswand vormende planodeel in een zich vanaf het, de bodem vormende planodeelverticaal omlaag uitstrekkende stand wordt gevouwen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, datna het inschuiven van de houders lipvormige delen, die schar-nierbaar zijn verbonden met de, de zijwanden vormende plano-delen, naar elkaar toe gericht in een stand evenwijdig aan het,de eerste langswand vormende planodeel worden gevouwen, waarnahet, de tweede langswand vormende planodeel bij of na het in deverticaal omhoog gerichte stand brengen wordt verbonden met deomgevouwen lipvormige delen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat de, de onderling te verbinden langswanden vormendeplanodelen worden voorzien van handgreepmiddelen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deonderling te verbinden langswanden worden gevormd door de, deeerste langswanden vormende planodelen.

6. Plano te gebruiken bij een verpakkingswerkwijze volgenseen der voorgaande conclusies voor het vervaardigen van eendrager voor het opnemen van houders in rijen van elk ten minstetwee stuks, met het kenmerk, dat de plano is voorzien van eeneerste, rechthoekig planodeel met een eerste en een tweede langezijde en een eerste en een tweede korte zijde met een lengte inhoofdzaak gelijk aan een eerste dwarsafmeting van een te verpak¬ken houder, waarbij aan de eerste en de tweede lange zijde tel¬kens symmetrisch ten opzichte van het eerste planodeel schar-nierbaar een tweede en een derde rechthoekig planodeel zijnbevestigd, welk tweede en derde planodeel ter plaatse van hunverbinding met het eerste planodeel elk een eerste langszijdehebben met een lengte in hoofdzaak gelijk aan een tweede dwars¬afmeting van de houder, loodrecht op de eerste, maal het aantalin een rij op te nemen houders, waarbij het tweede planodeeltwee langszijden loodrecht op de eerste heeft, die elk een af¬meting hebben die in hoofdzaak gelijk is aan die van één derkorte zijden van het eerste planodeel plus die van één der zichdwars op de eerste langszijde uitstrekkende langszijden van hetderde planodeel en waarbij aan die twee langszijden van het tweede planodeel telkens scharnierbaar een vierde en een vijfdeplanodeel zijn bevestigd, die elk loodrecht op de scharnierbarebevestiging een afmeting hebben, die in hoofdzaak gelijk is aande eerste dwarsafmeting van een te verpakken houder.

7. Plano volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat hetvierde en het vijfde planodeel een evenwijdig aan de scharnier¬bare bevestiging lopende langszijde hebben, die een lengte heeftgelijk aan die van het derde planodeel, waarbij een, deze langs¬zijde en de scharnierbare bevestiging verbindende dwarszijdeligt in het verlengde van de scharnierbare bevestiging tussenhet eerste en het tweede planodeel.

8. Plano volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aan ge¬noemde langszijde van zowel het vierde als het vijfde planodeelscharnierbaar een lipvormig deel is bevestigd.

9. Plano volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het lip-vormige deel zich ter plaatse van de aansluiting op het vierdeof het vijfde planodeel over de volle lengte van genoemde langs¬zijde uitstrekt en in het verlengde van genoemde dwarszijde vanhet vierde of het vijfde planodeel een eerste dwarszijde heeftmet een afmeting, die minimaal gelijk is aan de tweede dwarsaf¬meting van een te verpakken houder.

10. Plano volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het lip-vormige deel evenwijdig aan de eerste dwarszijde een tweededwarszijde heeft met een afmeting die ten hoogste de helft vande tweede dwarsafmeting van een te verpakken houder kleiner isdan de eerste dwarszijde, waarbij de daardoor verkregen verklei¬ning van de dwarsafmeting van het vierde of het vijfde planodeelzich uitstrekt over een hoogte gelijk aan de lengte van descharnierbare verbinding tussen het lipvormige deel en het aan¬grenzende planodeel minus de lengte van een korte zijde van heteerste planodeel.

11. Plano volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het lip¬vormige deel zich ter plaatse van de aansluiting op het vierdeof het vijfde planodeel uitstrekt over een lengte gelijk aan dieeen korte zijde van het eerste planodeel, waarbij een der zijdenvan het lipvormige deel is gelegen in het verlengde van genoemde dwarszijde van het vierde of het vijfde planodeel en in dierichting, althans plaatselijk een afmeting heeft, die minimaalgelijk is aan de tweede dwarsafmeting van een te verpakken hou¬der, en waarbij aan elk der zich dwars op de eerste langszijdeuitstrekkende langszijden van het derde planodeel scharnierbaareen verder lipvormig deel is bevestigd, waarvan de lengte van descharnierbare bevestiging gelijk is aan de lengte van een zichloodrecht op de eerste uitstrekkende langszijde van het tweedeplanodeel minus de lengte van een zich dwars op de eerste langs¬zijde uitstrekkende langszijde van het derde planodeel, en waar¬van de breedte, althans plaatselijk een afmeting heeft, dieminimaal gelijk is aan de tweede dwarsafmeting van een te ver¬pakken houder.

12. Plano volgens een der conclusies 6-11, met het kenmerk,dat uit het tweede planodeel ten minste een scharnierbare schei-dingsflap is losgesneden door het aanbrengen van een eerste eneen tweede snijlijn, welke snijlijnen onderling en aan de schar¬nierbare bevestiging tussen eerste en tweede planodeel evenwij¬dig lopen, waarbij de uiteinden van de snijlijnen enerzijds zijnverbonden door een verdere snijlijn en anderzijds door eenscharnierlijn, die zich evenwijdig uitstrekt aan de scharnier¬bare bevestiging van het tweede planodeel met het vierde en hetvijfde planodeel, en waarbij de afstand van de scharnierbarebevestiging van het tweede planodeel met het vierde planodeeltot de daar het dichtstbij gelegen scharnierlijn gelijk is aande afstand van de scharnierbare bevestiging van het tweedeplanodeel met het vijfde planodeel tot de daar het dichtstbijgelegen scharnierlijn, en bij het aanwezig zijn van meer dan eenscheidingsflap tevens gelijk aan de afstand tussen twee opvol¬gende scharnierlijnen.

13. Plano volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de ver¬dere snijlijn een rechte lijn evenwijdig aan de scharnierlijn is.

14. Plano volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de ver¬dere snijlijn een kanteelvorm heeft.

15. Plano volgens een der voorgaande conclusies, met hetkenmerk, dat het tweede planodeel in het randgebied tegenover descharnierbare verbinding met het eerste planodeel voorzien isvan een langgerekte U-vormige snede voor het vormen van eenhandgreepopening.

16. Plano volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat althansover de lengte van een zich loodrecht op de eerste langszijdeuitstrekkende langszijde het tweede planodeel minus de lengtevan de scharnierbare bevestiging van het tweede planodeel methet vierde of het vijfde planodeel zich een lip uitstrekt, diescharnierbaar met het tweede planodeel is verbonden.

17. Inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze volgenseen der conclusies 1-5 onder toepassing van twee plano's volgenseen der conclusies 6-16, gekenmerkt door - middelen voor het transporteren van een eerste, vlaksgewijshorizontaal aangevoerde plano, en - middelen voor het tijdens het transporteren opzetten en vullenvan de plano omvattende: - middelen voor het in een verticaal omhoog gerichte standklappen van het tweede planodeel en de daar scharnierbaarmee verbonden delen met uitzondering van het eerste plano¬deel, dat daarbij een horizontale stand blijft innemen, - middelen voor het tot boven het eerste planodeel omklappenvan het vierde planodeel, elke scheidingsflap en het vijf¬de planodeel, - middelen voor het tot tussen een omgebogen vierde of vijf¬de planodeel en een aangrenzende scheidingsflap alsmedetussen twee aangrenzende scheidingsflappen schuiven vaneen houder, - middelen voor het in een verticaal omhoog gerichte standklappen van het derde planodeel, - middelen voor het verbinden van het derde planodeel methet vierde en het vijfde planodeel, - soortgelijke middelen voor het transporteren en voor het op¬zetten en vullen van een tweede plano, - middelen voor het met hun tweede planodelen tegen elkaar aanplaatsen van twee opgezette en gevulde plano's, en - middelen voor het onderling bevestigen van twee aldus tegenelkaar geplaatste plano's.

18. Inrichting volgens conclusie 17, gekenmerkt door midde¬len voor het in een verticaal omlaag gerichte stand klappen vanhet derde planodeel gecombineerd met of aansluitend op de mid¬delen voor het in een verticaal omhoog gerichte stand klappenvan het tweede planodeel.

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, gekenmerkt doormiddelen voor het tot tegen een houder omklappen van de lipvor-mige delen, welke middelen volgen op de middelen voor het in¬schuiven van een houder en de middelen voor het in een verticaalomhoog gerichte stand klappen van het derde planodeel voorafgaan.

20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, geken¬merkt door middelen voor het over 180° omklappen en vastzettenvan de scharnierbaar aan het tweede planodeel bevestigde lippenalsmede middelen voor het over 180° omklappen en vastzetten vanhet door de langgerekte ü-vormige snede van het tweede planodeellosgesneden deel.

21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, methet kenmerk, dat de middelen voor het tot boven het eersteplanodeel omklappen van elke scheidingsflap en het achterlopen¬de, vijfde planodeel zijn voorzien van een rondlopende schotten¬band waarvan het transportvlak zich evenwijdig aan het verticaalomhoog gerichte tweede planodeel uitstrekt en de schotten lood¬recht op het transportvlak en op een onderlinge afstand gelijkaan de tweede dwarsafmeting van een te verpakken houder zijnaangebracht.

22. Drager voorzien van houders vervaardigd met gebruik¬making van een werkwijze volgens een der conclusies 1-5.

23. Drager voorzien van houders en vervaardigd uit tweeplano's volgens een der conclusies 6-17.