NL8102218A - Drager voor houders. - Google Patents

Description

-1- .- * VO i860

Drager voor houders.

Het is bekend een bepaald aantal houders, bijv. nessen, dozen of dergelijke met behulp van geschikte dragers uit plat materiaal, zoals kunststof folie, karton of kunststofbanden tot een bundel samen te stellen. Dergelijke nessendragers kunnen 2, U, 6 of meer nessen 5 opnemen en worden in deze vorm in het bijzonder in winkels gebruikt, waarbij van de overweging wordt uitgegaan, dat de koper op transport-gronden dikwijls slechts een begrensd aantal nessen wenst mee te nemen. Voordelige dragers uit karton voor het dragen van nessen zijn bekend uit de Duitse Gebrauchsmusters 7·1^5.518 of 7.503.830. laatstbedoelde 10 drager is daarenboven geschikt met speciaal uitgevoerde nessenkasten op voordelige wijze gecombineerd te worden.

De bekende drager voor houders omhult een groep houders in de vorm van een manchet onder spanning, waarbij de houders normaliter tegen elkaar aanliggen en het •uitvallen wordt voorkomen, doordat 15 omtreks delen van de houders via sleuven in de omhulling naar buiten steken. Ofschoon dergelijke dragers in grote omvang worden toegepast, hebben zij ook nadelen. Zo is het noodzakelijk, de dragers te vernielen, om een houder daaruit te kunnen nemen.

Daardoor wordt de drager zelf onbruikbaar en kan niet meer 20 worden gebruikt om de orerige flessen veilig in de drager te kunnen transporteren resp. alle flessen nadat deze leeg zijn naar de plaats van afgifte terug te brengen. Het andere nadeel bestaat daarin, dat de houders tegen elkaar aanliggen door stoten en schokken langs elkaar kunnen wrijven, hetgeen tot beschadiging van de etiketten of de opdruk-25 ken kan leiden van het materiaal zelf, in het bijzonder wanneer de houders uit glas gevormd zijh.

Als gevolg van bovengenoemde nadelen zijn er behalve de bovenbeschreven dragers reeds lange tijd alternatieve dragers bekend, welke de houders in naar open toe open vakken, los opnemen. Een aan de 30 bovenzijde van een langsrug of een middenwand aangebrachte handgreep maakt het op gemakkelijke wijze aanvatten en dragen van de drager met inhoud mogelijk. Dragers van dit type worden op de eerste plaats daar gebruikt, waar hoge eisen aan de transportveiligheid gesteld worden, bijv. bij het exporteren van bier. Bierflessen worden in de vakken van 35 de houders gezet, welke op hun beurt dan in geschikte vouwdozen verpakt 81 0 2 2 1 8 * -¾ -2- worden.

Evenals de hierboven bedoelde» de houders manchetvormig omhullende drager, bestaan de laatstbedoelde dragers, voor zover deze uit karton zijn vervaardigd» uit een eendelige plano. Bij vouwdozen en dergelijke verpakking wordt weliswaar normaliter met het oog op be-5 sparing aan materiaal en fabricagekosten aan een eendelige plano de voorkeur gegeven, hetgeen bij de bekende dragers echter als nadeel wordt ondervonden. Eendelige plano verèist naar verhouding veel materiaal. Voorts heeft de bodem vanwege het eendelig zijn van de plano een middenvouw, welke aanleiding geeft tot een doorzakkende bodem, 10 waarvan de stabiliteit veel te wensen overlaat.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een drager voor houders, in het bijzonder flessen te verschaffen, waarbij met zo min mogelijk materiaal kan worden uitgekomen en welke niettemin een verbeterde stabiliteit heeft en welke voor de opgenomen houders 15 een verhoogde beveiliging biedt.

Volgens de uitvinding wordt uitgegaan van het inzicht, dat een materiaalbesparing pas dan bereikt kan worden, wanneer van de tot nog toe gebruikelijke eendeligheid van de plano wordt afgeweken. De drager -volgens de uitvinding bestaat uit tenminste twee vouwbare 20 plano's, waarvan de eerste vormen van een gebruikelijke, van boven open vouwdoos (drager) mogelijk maakt, terwijl een daarvan gescheiden deel (dragende en scheidende inzetsel) in de vouwdoos gezet en daaraan verbonden kan worden, bijv. door lijmen.

Uit transportoverwegingen worden in de regel plano's voor 25 vouwdozen en dus ook voor de betreffende houders in vlakke toestand aan de gebruiker geleverd, welke met behulp van geschikte machines het vormen van de plano's in het kader van het vul- en verpakkingsproces ter hand neemt. Bij de drager Volgens de uitvinding kan de plano voor de doosvormige houder eveneens bij de gebruiker worden gevormd. Daarbij 30 komt dan nog het vormen van het de vakken en de draaggreep vormende draag- en scheidende inzetsel, dat eveneens platliggend door de fabrikant aan de gebruiker wordt geleverd. Het extra werk, dat in verband met de houder en het draag- en scheidende inzetsel moet worden verricht, wordt grotendeels opgeheven door de materiaalbesparing voor de drager 35 als geheel.

De tot nog toe gebruikelijke, voor-gelijmde plano's voor .

81 0 2 2 1 8 “ " i i -3- dergelijke dragers hebben, zoals opgemerkt, een bodem met middenvouw.

De drager volgens de uitvinding heeft daarentegen een stabiele bodem. Bovendien is de constructie als geheel uit doosvormige drager en het de vakken vormende inzetsel stabieler te maken dan bij de bekende 5 dragers, ondanks de besparing aan materiaal.

Voor het' omzetten en vullen van de drager volgens de uitvinding biedt de uitvinding twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is het opzetten van de drager voordat flessen daarin worden gezet, d.w.z. een doosvormige houder enerzijds en een draag- en scheidend inzetsel 10 anderzijds worden vervolgens opgezet en onderling verbonden. De tweede mogelijkheid kan daarin bestaan, groepen flessen allereerst met het draag- en scheidende inzetsel tezamen te voegen, terwijl de doosvormige drager vervolgens daaromheen wordt gezet. In het bijzonder in het laatste geval wordt een aanzienlijke verhoging van de verpakkings-15 snelheid verkregen, omdat een zuiver automatische handeling kan plaatsvinden. .

De bevestigingsstrippen kunnen aan de drager vastgeplakt worden en zorgen dan voor een betere stabiliteit van de drager als geheel. Het anliggen van dwarswaaddelen tegen de dubbellaags midden-20 wand heeft het voordeel, dat de fabrikage en het opzetten van het draag-en scheidende inzetsel vereerraaidigd wordt.

Opdat de bevestigingsstrippen zich in opgezette toestand van het draag- en scheidende inzetsel haaks ter weerszijden van de middenwand uitstrekken, kunnen zij door geschikte middelen worden be-25 diend, doordat aan tegenover elkaar liggende zijden bedieningselementen aangrijpen, welke de bevestigingsstrippen in de bedoelde eindstand brengen.

Het draag- en scheidende inzetsel is doelmatig dubbelwandig, waarbij de aan de ene zijde van de middenwand aangebrachte dwars-30 wanddelen door de bijbehorende wand worden gevormd, dus door de ene laag. Het dubbelwandige deel kan uit een of uit twee delen zijn vervaardigd.

Om een uitermate materiaalbesparend dubbelwandig draag-en scheidend inzetsel te verkrijgen, kunnen de beide lagen in hoofdzaak 35 ' identiek gevormd zijn en omgekeerd tegen elkaar aanliggen. Daardoor wordt verder het voordeel verkregen, dat slechts een werktuig uit stans, 81 0 2 2 1 8 - ---------- ---------- * * i 1 1 -ingroef- en kras gereeds chap noodzakelijk is. Bij toepassing van een eendelige plano moeten-echter gereedschappen over 180° verzet in werking treden.

Be meeste dragers zijn voor het opnemen van zes houders, 5 bijv. flessen bestemd. Voor een dergelijke drager kunnen de dwars-wanddelen aan de vrije einden via verbindingsstrippen zodanig schar-nierbaar met elkaar verbonden zijn, dat het naar buiten zwenken van een dwarswandgedeelte tegelijk het uitzwenken van de drie andere dwars-wanddelen veroorzaakt. De dwarswanddelen vormen met de verbindingsrug-10 geen een zwenkbaar parallellogram, zolang nog een verlijming in de drager heeft plaatsgevonden."

Een verh-ogde draagstabiliteit wordt verkregen, wanneer twee tegenover elkaar gelegen zijden van het bodemdeel van de drager een sleuf voor een bijbehorende zijwand vrijlaten en de bevestigings-• 15 strippen een buiten de middenwand naar onderen reikende draagstrip hebben, welke, door de sleuf heen gestoken, van onderen tegen het bodem— gedeelte van de drager gevouwen kan worden en daaraan bevestigbaar is.

De drager volgens de. uitvinding waarborgt bij een gunstig gebruik van materiaal een bijzonder goed draagvermogen voor houders.

20 Dit wordt door de draagstrippen bereikt, welke bij de verbinding van de doos aan het draag- en scheidende inzetsel van onderen tegen de bodem van de drager gelegd en daarmee verbonden worden, doelmatig door lijmen.

• De pla no voor de houder moet aan twee overliggende zijden 25 een sleuf voor de draagstrip hebben. Dit kan ook worden bereikt, doordat twee overliggende zijden van het bodemgedeelte bij het snijden vrij-blijven, zodat bij het samenbrengen van de beide dragerdelen de draagstrippen zondermeer tussen de zijwand en de vrije zijde van het'.bodemgedeelte gestoken kunnen worden.

30 De draagstrip is doelmatig uit een wand van het dubbelwan dige deel gevormd. Op deze wijze is voor de plano niet meer materiaal nodig dan een inzetsel zonder draagstrip. .

De stabiliteit van de drager kan nog verbeterd worden, doordat de bevestigingsstrip aan het einde van de middenwand aanligt 35 en met de vertikaal op de middenwand verlopende zijwand van de houder kan worden verbonden en de bevestigingsstrip met een bovenste, doelmatig naar boven driehoekig toelopend gedeelte, ten dele buiten de hou- ........81 0 2 2 1 8--------------------------------------------- f i -5- der uitsteekt. Met behulp van een dergelijke bevestigingsstrip wordt in het bijzonder de binnenwand in vertikale zin gestabiliseerd. ..

Dragers van het type volgens de uitvinding worden doorgaans door transport over lange wegen gebruikt Zij moeten derhalve waar-5 borgen, dat bijv. glazen vaten tijdens transport door het tegen elkaar aan stoten niet beschadigd., of vernield worden.In dit verband wordt volgens de uitvinding voorgesteld, dat de middenwand en de tegen de middenwand en het tegen de middenwand steunende dwarswandgedeelte in bereiken, waarin zij met de wand van een vat in contact komen dubbel 10 laags zijn uitgevoerd. Met behulp van dit dubbellaags bereik wordt een voldoend vaste buffer verkregen, welke beschadiging van houders of vaten ook bij zeer sterke optredende stoten verhindert. Bij voorkeur zijn twee dubbellaags bereiken boven elkaar op vertikale afstand aangebracht. Deze bereiken zijn doelmatig bij cilindrische houders van boven en 15 van onderen aanwezig, zodat deze bij het schudden niet tegen elkaar kunnen aanslaan.

De dwarsvanddelen zijn voor het vormen van vakken uit de middenwand weg-klapbaar. Zij zijn voorts doelmatig door een verbindingsrug aan de einden met elkaar verbonden, om een gelijktijdig evenwijdig uitklappen 20 te verkrijgen en de dwarswanddelen aan de bijbehorende zijwand te kunnen vastzetten. De delen van de dwarsscheidingswand kunnen door een T-of dubbele T vormige rug met elkaar verbonden zijn. Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt een bijzonder gunstig insnijden mogelijk met het oog op het draag- en scheidende inzetsel, zodanig, dat de genoemde 25 dubbellaags bereiken voor alle delen van de dwarse scheidingswand en de middenwandbereiken verkregen kunnen worden.

Er is reeds opgemerkt, dat de drager volgens de uitvinding een bijzonder doelmatige verpakkingsmethode mogelijk maakt. Bijzonder voordelig is het, wanneer het uitgevouwen draag- en scheidende inzetsel 30 van boven op een gerede groep houders wordt gestoken. De vooraf gevulde houders, bijv. bierflessen, komen in een voorafbepaald groepsverband op een transportband aan, zodat het van tevoren open gevouwen draag- en scheidende inzetsel eenvoudig over de gereedstaande groep flessen gestoken kan worden. Aansluitend wordt de plano voor de houder om dit ge-35 heel opgesteld en afgewerkt. Een dergelijke mathode is zeer geschikt om door een automatische verpakkingsinstallatie te worden uitgevoerd. Plano’s voor de houder en voor het draag- en scheidende inzetsel kunnen 81 0 2 2 1 8 :: -6-.

i in vlakke toestand in de verpakkingsmachine opgeslagen en in volgorde naar een transportband worden gevoerd nadat deze op de beschreven wijze worden verwerkt,

Resumerend kan met betrekking tot de drager volgens de 5 uitvinding worden opgemerkt, dat niettegenstaande een rationeel benutten van het uitgangsmateriaal, bijv. karton, een goed draagvermogen en een zekere beveiliging tijdens transport voor de houders gewaarborgd is.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt aan de hand TO van de tekening besproken. Daarin toont: - Figuur 1 een plano voor een drager volgens de uitvinding.

Figuur 2 een andere uitvoeringsvorm voor een drager volgens. de uitvinding; ♦ figuur 3 .een derde uitvoeringsvorm voor een drager vol-T5 gens de uitvinding; figuur k een plano voor een vierde uitvoeringsvorm van een drager volgens de uitvinding; ' figuur 5 een zijaanzicht .van een voorbehandelde plano voor een draag- en scheidend inzetsel volgens de uitvinding; 20 figuur 6 een overliggend zijaanzicht van het draag- en scheidende inzetsel volgens figuur 5; figuur T het draag- en scheidende inzetsel volgens de figuren 5 en 6 in uit gevouwen toestand; ' figuur 8 de drager volgens de uitvinding in zijaanzicht; 25 figuur 9 een onderaanzicht van de drager volgens figuur 8 in de richting van de pijl 8; figuur 10 schematisch een werkwijze voor het maken van een drager volgens de uitvinding en voor het verpakken van houders of dergelijke in die drager.

30 Alv-orens op details van de tekening in te gaan wordt op gemerkt, dat elk van de wezenskenmerken als zodanig of in verband met andere voor de uitvinding van wezenlijke betekenis is.

De plano A volgens figuur 1 heeft een bodemgedeelte 10, waartegen aan overliggende zijden de wanddelen 11 en 12 aanliggen. Aan 35 tegenover elkaar gelegen zijden van de wanddelen 11, 12 zijn kopwand-strippen 13, 1U, resp. 15, 16 aanwezig. Zoals door lijmstrepen 17» 18 — aangeduid, vindt het verlijmen van de kopwandstrippen 13 tot 16 in het ----------81 0 2 218 " “ * <- < -7- langsmidden van de drager of·doos plaats.

De plano B voor een drager volgens figuur 2 onderscheidt zich van die volgens figuur 1 door iets anders uitgevoerde kopwand-strippen 15’» 16*» welke aan de buitenzijde uitsparingen 19» 20 hebben.

5 Het doel van deze uitsparingen 19, 20 wordt later nog behandeld.

De plano C volgens figuur 3 heeft wederom een bodemgedeel-te 10 en twee overliggende wanddelen 11, 12. Tegen het wandgedeelte 11 liggen korte kopwandstrippen 13" resp. 1V’ aan, terwijl tegen het wandgedeelte 12 lange kopwandstrippen 15", 16", aanliggen. De verbin-10 ding van de kopwand geschiedt dus in het midden van een zijwand.

De plano D volgens figuur 1+ onderscheidt zich van die volgens figuur 1, doordat aan de kopwandstrippen 13 tot 16 versterkings-strippen 21, 22 , 23 en 2k aanliggen, waarbij op deze strippen 21, 22 een lijmstreep 25» resp. 26 is aangebracht.

15 Bij het opzetten komen de versterkingsstrippen 21 tot 2k boven elkaar van onderen tegen het bodemgedeelte 10 en worden hier vast gelijmd, om een grotere stevigheid van de bodem te verkrijgen, in het bijzonder wanneer condens vorming kan optreden. Het in de figuren 5-7 getekende draag- en scheidende inzetsel 30 bestaat uit een eendelige 20 plano, welke in hoofdzaak uit twee spiegelsymmetrisch aangebrachte gesneden delen bestaat ter vorming van twee lagen 31 (figuur 5) resp.

32 (figuur 6), welke passend op elkaar gelegd worden door het vouwen om de ingegroefde lijn 33 en in de schuin gearceerd getekende bereiken aan elkaar worden vast gelijmd.

25' De laag resp. het gedeelte 32 is naar boven iets langer dan het gedeelte 31, zodat een versterkingsgedeelte 3l+ om,de bovenzijde van het deel 32 gevouwen en met de laag 31 verlijmd kan worden, zoals uit de figuur 5 blijkt.

Het draag- en scheidend inzetsel volgens figuur 5-7 heeft 30 een dubbel laags middenwand 3*+» welke in het bovenste bereik als draaggreep is uitgevoerd met een grijpopening 35, welke naar boven toe door een grijplip 36 is begrensd,welke met een gegroefde lijn 37 tegen de middenwand 3*+ aanligt en haaks op heb vlak van de middenwand 3*+ om die gegroefde lijn 37 gezwenkt kan worden.

35 Tegen de middenwand 3k liggen aan tegenover liggende zij den via gegroefde lijnen 38, 39 bevestigingsstrippen 1+0, resp. 1+1 aan.

8102218 ' > + ' -3-

Door een rechthoekig uitstansen uit de laag 31 van de be-vestigingsstrip Uo, resp. Ui is een draagstrip U2, resp. U3 gevormd, welke, zoals uit de figuren 5-7 blijkt, naar onderen reikt. Op deze plaats zij opgemerkt, dat de recht gearceerde bereiken in de figuren 5 5 en 6 de zichtbare bereiken van de onderste laag zijn.

, In het bovenste bereik loopt de bevest'igingsstrip, zoals bij Uk, resp. k5 weergegeven, schuin toe. In-de laag 32 (figuur 6) is een stanslijn k6, resp. U7 zodanig aangebracht, dat de bevestigings-strip Uo, resp. Ui, in het bovenste bereik driehoekig uitloopt, zoals 10 bij U8, resp. k9 weergegeven. Bij het omklappen van de bevestigings-strippen Uo, Ui in een vlak haaks de middenwand 3k, klapt ook het uit de laag 32 gestanste deel mede om en wordt ten dele aan de bijbehorende binnenwand gan de drager vast-geplakt, zoals nog beschreven zal worden.

Door een stanslijn 50 is uit de laag 31 een eerst dwars— 15 wandgedeelte 51 gestanst, dat via de op een lijn liggende groefLijnen 52, 53 tegen de laag 31 aanligt. Door stanslijnen 53, resp. 55zijn uit de laag 31 voorts een tweede bovenst dwarswandgedeelte 56, resp. een tweede onderst dwarswandgedeelte 57 gevormd,, welke via een ingegroefde lijn 58,. resp. 59 tegen een laag 31 aanliggen. Door ingegroéfde 20 lijnen 60, resp. 61, 62 is een dubbel T-vormige verbindingsrug 63 aan het eerste dwarswanddeel 51 en aan de tweede dwarswanddelen 56, 57 gevormd. Zoals uit figuur 6 blijkt, is de laag 32 met betrekking tot de beschreven delen spiegelsymmetrisch opgebouwd. Gelijke delen zijn dan ook met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid en van een accent 25 voorzien.

Zoals reeds opgemerkt, worden de beide lagen 31, 32 in de schuin gearceerd getekende bereiken aan elkaar vastgeplakt, zodat na het opzetten van een aldus gevormd draag- en scheidend inzetsel 30 een toestand ontstaat, zoals deze in figuur 7 is weergegeven. De dwars-30 wanddelen ·51» 51'» resp. 56, 56' zijn om de ingegroefde lijnen haaks op het middenwandgedeelte 3k geklapt, waarbij dit omklappen door de verbinding van het middenwandgedeèlte de verbindingsrug 63, 63* evenwijdig plaatsvindt. De daardoor in de middenwand 3k vrijgekomen bereiken zijn evenals de grijpopening 3k duidelijkheidshalve met puntjes 35 aangeduid. Men onderkent, dat het draag- en scheidende inzetsel drie velden van vakken aan elke zij de begrenst, wanneer dit in een betreffende drager wordt gezet. Dit is in figuur 8 schematisch weergegeven. De dra- ........ 01 0 2 2 1 8 X. > .-9- ger volgens figuur 8 is gevormd uit de plano volgens figuur 1.

Het volgens figuur T opgezette draag- en scheidende inzet-sel 30wordt aan de drager volgens figuur 8 vastgelijmd, in het bijzonder via de bevestigingsstrippen 40, 50 en de verbindingsruggen 63, 63'.

5 De zich ten dele buiten de bovenrand van de drager zich uitstrekkende bereiken U8, i*9 worden eveneens in het onderste gedeelte aan de bijbehorende binnenwand van de drager vastgeplakt. De draaglip-pen 1*2, 1*3 worden door sleuven gestoken, welke door de vrije zijden van het bodemgedeelte 10 vrij blijft, zodattzij van onderen tegen de 10 onderkant van het bodemgedeelte 10 gelegd en hieraan vast geplakt kunnen worden, zoals uit figuur 9 blijkt.

Het is duidelijk, dat de in de figuren 5-7 weergegeven draag- en scheidingsinzetsels op dezelfde wijze met dragers verbonden kunnen worden, welke uit plano's volgens figuur 2-1* gevormd zijn.

15 Door het op de juiste wijze maken van insnijdingen zijn aan elke zijde van de dwarswanddelen 51» 51*» resp. 5l*, 5l*' van boven en van onderen dubbellaags bereiken gevormd, voor een extra beveiliging van de houders.

Opdat ook in de beide andere diagonaal tegenover elkaar 20 gelegen bereiken dubbelwandige delen ontstaan, zijn in het dwarswand-deel 51 twee boven elkaar op afstand aangebrachte uitstansingen 6k, 65 voor het vormen van lippen aangebracht, welke aan de binnenzijde van het dwarsvanddeel 51 terugeklapt worden, zoals dit door stippellijnen bij 66, resp. 67 is aangeduid. De laag 31 is dus in het récht gearceer-25' de bereik zichtbaar. De teruggeslagen en met het dvarsvanLcbel 51 verbonden lippen 66, 67 komen met betrekking tot de dwarswanddelen dubbellaags bereiken voor een verbeterde beveiliging van houders.

Uitsluitend op fabricagetechnische gronden is in het dwarsvanddeel 51' slechts een lip 68 gevormd en met de rugzijde van 30 het dwarsvanddeel 51 * verbonden. Ook hier ontstaat dus een dubbellaags bereik. In totaal hebben alle dwarswanddelen (hier vier) en ook de de vakken scheidende middenvanddelen dubbellaags bereiken, om er zeker van te zijn, dat de houders tijdens transport niet tegen elkaar slaan.

Figuur 10 toont schematisch het verpakken van flessen in 35 een drager, welke is samengesteld uit een draaginzetsel en de dit omgevende drager of doos. Een groep J0 uit zes flessen, welke in twee rijen van drie zijn opgesteld, wordt volgens de pijl 71 bewogen. De 81 02 2 1 8 —10*·.

Ir ♦ flessen zijn gevuld en gesloten. Een hetzij voorgevormd of in een ! Γ niet veer gegeven verpakkingsinrichting uit een vlakke plano vervaardigd draaginzetsel 30 vordt volgens figuur 7 in de richting van de pijl 72 naar de groep flessen 20 neergelaten en op de flessen gestoken, zodat dit in het middengedeelte van figuur 10 is weergegeven. De flessen 5 zijn dan zodanig in het draag- en scheidende inzetsel 30 aangebracht, ' i zoals zij zich later in de drager bevinden. Met behulp van niet weer-: gegeven mechanische middelen wordt dan om de in figuur 10 in het midden weergegeven toestand de drager of de doos daaromheen gezet en geplakt waarbij-bijv. plano's gebruikt kunnen worden zoals deze in figuur 1-4 10 zijn weergegeven. Deze toestand is rechts in figuur 10 aangeduid.

De beschreven handeling kan volledig automatisch verlopen zonder enig handwerk.

In verband met de plano volgens figuur 2 wordt nog opge-merkt, dat de uitsparingen 19» 20 het mogelijk maken, dat de op de 15 kopvandstrippen J3, 14 aangebrachte lijmstreek 17, 18 gelijktijdig met de uit gespaarde andere kopvandstrippen 15'* 16' de bevestigings-strippen 40, 41 omvatten, om een extra goede verlijming te waarborgen.

____81 02 2 1 8_____________

Claims (20)

1. Drager uit plat vouvbaar materiaal en bestemd voor houders, in bet bijzonder flessen, met vier vanddelen, een bodemdeel, dvarsvanddelen en een middenvand, velke binnen de vanddelen naar 5 boven toe open vakken begrenzen, alsmede een draaggreep aan de bovenzijde van de middenvand, met bet kenmerk, dat de uit een eendelige vouwbare plano gevormd vandgedeelte en bet bodemgedeelte een van boven open kastvormige drager vormen en een gescheiden, draag- en scheidend inzets el de dvarsvanddelen, de middenvand en de draaggreep vormen, 10 en in de drager gezet en daarin bevesfigbaar is.

2. Drager volgens conclusie 1, met bet kenmerk, dat de dvarsvandgedeelten tegen de middenvand aanliggen en aan de vrije einden van de dvarsvanddelen bevestigingsstrippen aanvezig zijn, velke tegen de binnenzijde van de drager komen aan te liggen.

3. Drager volgens conclusies 1-2, met bet kenmerk, dat aap de einden van., de middenvand bevestigingsstrippen aanvezig zijn, velke in een haaks stand ten opzichte van de middenvand tegen de binnenzijde van de drager aanliggen en bevestigd vorden. . k. Drager volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 20 bevestigingsstrippen met een bovenst, bij voorkeur naar boven driehoekig toelopend gedeelte, ten dele uit de drager uitsteken.

5. Drager volgens conclusie Λ, met het kenmerk, dat de bovenste gedeelten ten dele door het omklappen van een eenlaags uit een dubbellaags middenvand uitgestanst deel gevormd is.

6. Drager volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de bevestigingsstrippen in tvee lagen zijn uitgevoerd.

7· Drager volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de middenvand en de tegen een laag van de dubbellaags middenvand aan- liggende dvarsvanddelen in bereiken, vaarin zij met de vand van een 30 houder in contact komen, dubbellaags zijn uit gevoerd.

8. Drager volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat tvee dubbellaags bereiken boven elkaar op vertikale afstand zijn aangebracht.

9· Drager volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de dubbellaags bereiken in de dvarsvanddelen door het omvouwen van een 35 uit het dvarse scheidingsvandgedeelte gestanste lippen aan een van de zijden van het betreffende dvarsscheidingsvandgedeelte, gevormd vordt.

10. Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 81 0 2 2 1 8 i -12- draag- en scheidende inzetsel uit twee vlakke piano's wordt gevormd, welke ten dele met elkaar verbonden zijn, hij voorkeur door lijmen.

11 Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draag- en scheidende inzetsel uit een eendelige plano is gevormd. 5 12.. Drager volgens conclusie 10, of 11, met het kenmerk, dat de ene laag van de plano hoger dan de andere gevormd is en het uitstekende bereik van het hogere gedeelte buiten het lage naar onderen in het vlak daarvan omgebogen is.

13. Drager volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat . tO een grijpopening zich door beide lagen uit strekt binnen het naar omlaag gevouwen deel. 1 h-. Drager volgens conclusies 9-13, met het kenmerk, dat de lagen van de plano voor het draag- en scheidende inzetsel in hoofdzaak identiek gevormd zijn en omgekeerd op elkaar zijn gelegd en ten T5 dele met elkaar zijn verbonden.

15· Drager volgens conclusies 1—1 h-, met het kenmerk, dat bij zes vakken de dwarse wanddelen aan de vrije einden met elkaar verbon-en zijn.

16. Drager volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat 20 de dwarse scheidingswandgedeelten door een T- of dubbele T-vormige rug met elkaar verbonden zijn.

17. Drager volgens conclusies I-I6, met het kenmerk, dat twee tegenover elkaar liggende zijden van het bovendeel van de drager een sleuf voor een bijbehorende zijwand vrijlaten en de bevestigings- 25 strippen een buiten de middenwand naar onderen leikende draagstrip hebben, welke, door een sleuf gestoken, van onderen tegen het bodem-gedeelte van de drager gevouwen en daaraan bevestigbaar is.

18. Drager volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de draaglip uit een laag van het dübbellaags inzetsel gevormd is.

19. Drager volgens conclusies 1—18, met het kenmerk, dat de tegenover elkaar gelegen kopwanden van de drager door kopwandstrippen zijn gevormd, welke tegen de bijbehorende wanddelen aanliggen.

20. Drager volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het tegen een wandgedeelte aanliggende paar kopwandstrippen aan de vrije 35’ zij de een uitsparing heefb.

21. Drager volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat tegen de naar elkaar toegekeerde zijden van de kopwandstrippen verster- .....8102218 -13- kings strippen aanliggen, velke van onderen tegen het hodemgedeelte gevouwen en gemeenschappelijk met de draagstrippen aan het hodemgedeelte verbonden worden.

22. Werkwijze voor het maken van een drager voor houders 5 en het verpakken van houders in die dragers in het bijzonder een drager volgens conclusies 1-21» met het kenmerk, dat gescheiden vervaardigde, platte planofs voor een houder en een draag- en scheidend inzetsel naar een verpakkingsinstallatie worden gevoerd, met voorgevormde of in de verpakkingsinstallatie opgezette draag- en scheidende 10 inzetsels voor het vormen van vakken, omgevouwen en met een groep houders samengebracht wordt en aansluitend de plano voor de drager om de groep houders en het draag- en scheidende inzetsel tot een doos of dergelijke wordt gevouwen en daarmee wordt verbonden.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat 15 het gevouwen draag-en scheidende inzetsel van boven op een gereed gehouden:.groep houders wordt gestoken. 8102218---------