NL9201343A - Preparaat voor het bestand tegen water, olie en oplosmiddelen maken van een drager van papier of textiel, aldus behandelde drager en werkwijze voor het behandelen van de drager. - Google Patents

Description

Preparaat voor het bestand tegen water, olie en oplosmiddelen maken van een drager van papier of textiel, aldus behandelde drager en werkwijze voor het behandelen van de drager

De uitvinding betreft een preparaat voor het bekleden en/of impregneren van een drager teneinde deze drager tegelijkertijd bestand te maken tegen water, olie en oplosmiddelen, dat wil zeggen hydrofobe, oleofobe en solvanofobe eigenschappen te verlenen. Ook betreft zij met behulp van dit preparaat behandelde dragers, en een werkwijze voor het behandelen van de drager met het preparaat.

Onder "drager" wordt hier elk type drager of substraat verstaan dat een goede porositeit heeft en waaraan men hydrofobe, oleofobe en solvanofobe eigenschappen wenst te verlenen. Bij voorkeur, maar niet uitsluitend, heeft de uitvinding betrekking op dragers of substraten van papier of textiel. In het laatste geval kunnen de geweven dragers uit een verscheidenheid van synthetische en/of natuurlijke vezels zijn gemaakt.

Bij één van de voorkeurstoepassingen, namelijk de toepassing op papiergebied, wordt reeds lang gezocht naar papier met afwerende of afstotende eigenschappen. Er zijn momenteel diverse soorten afstotend papier in de handel, die met een gebruikelijke bekledingswerkwijze zijn verkregen en waarvan de afstotende eigenschappen afhangen van het op de drager aangebrachte preparaat.

Bij het maken van papier met afstotende eigenschappen is het reeds bekend om op een papieren drager, die reeds bestand tegen vet kan zijn gemaakt, een preparaat op latex-basis aan te brengen. Zo wordt in de Franse octrooiaanvrage 2.365.002 een werkwijze voor het tegen water en waterdamp bestand maken van een papieren drager beschreven, waarbij deze drager wordt bekleed met een preparaat dat gelijke hoeveelheden acrylostyreenlatex en waterige dispersie van een metaalzout zoals calciumstearaat bevat. Het Amerikaanse octrooischrift 2.453.380 beschrijft reeds een werkwijze voor het bekleden van de binnenzijde van kartonnen houders met een mengsel van latex, was, en eventueel een vulstof zoals zinkstearaat of zinkoxyde en zeep, teneinde een bekleding te verschaffen waaraan een van weekmaker voorzien organisch polymeer niet hecht. Het Canadese octrooischrift 870.055 beschrijft een preparaat voor het hydrofoob maken van dragers op basis van vinylesters of harslatex, welk preparaat calcium, magnesium-, barium- of aluminiumstearaat in combinatie met een stearaat of een oleaat van triethanolamine bevat. Ook zijn reeds bekledingspreparaten ontworpen op basis van een mengsel van latex met een fluorhoudend produkt of chroomzouten, al dan niet gecombineerd met een polyvinyl-alcohol.

In alle genoemde gevallen zullen de preparaten goed voldoen, wat betreft de afstotende eigenschappen die zij aan de drager moeten geven, maar is hun voornaamste nadeel gelegen in de monofunctionele aard van de afstotende eigenschappen, die namelijk in hoofdzaak tot hydrofobe eigenschappen zijn beperkt. Verder blijkt in het algemeen dat de met dergelijke preparaten beklede dragers een onvoldoende porositeit voor lucht hebben, hetgeen bij bepaalde toepassingen een groot nadeel vormt.

Het was ook reeds bekend om de bestandheid tegen water van bepaalde dragers te verbeteren door in het bekle-dingspreparaat een materiaal op basis van glyoxal op te nemen. Zo stelt het Franse octrooischrift 1.527.721 voor om de sterkte van papier in natte toestand te verbeteren door gebruik van glyoxal-houdende polymeren. Uit de Europese octrooiaanvrage 0 187 673 is het bekend om de bestandheid tegen water van papieren dragers te verbeteren door ze te impregneren met een preparaat op basis van polyvinylalcohol in combinatie met een aldehyde zoals glyoxal. Dergelijke preparaten kunnen ook als bevredigend worden beschouwd indien het alleen gaat om het verlenen van hydrofobe eigenschappen aan het papier.

In het bijzondere geval van het maken van bordkaton is het uit het document EP-A-0 327 215 bekend om het aaneenhechten van cellulosevezels te verbeteren onder verlening van hydrofobe eigenschappen aan het verkregen produkt. Hiertoe wordt voorgesteld om het produkt te behandelen met een preparaat, dat een mengsel is van een hars op basis van een alkylketeen-dimeer en een hydrofoob makend middel zoals een was.

Ondanks het feit dat in de handel een groot aantal produkten verkrijgbaar is voor het verlenen van bestandheid tegen water of bestandheid tegen vet of zelfs in bepaalde gevallen bestandheid tegen oplosmiddelen, moet men vaststellen dat er geen preparaten beschikbaar zijn die een drager van papier of textiel gelijktijdig van deze uiteenlopende eigenschappen kunnen voorzien.

De uitvinding beoogt daarom een preparaat te verschaffen dat in staat is om een drager zowel hydrofobe als oleofobe en solvanofobe eigenschappen te geven, terwijl de behandelde drager toch een grote porositeit voor lucht behoudt. Verder beoogt de uitvinding een behandelingsprepa-raat te verschaffen waarmee elke drager, welke dan ook, en in het bijzonder een drager van papier of textiel, kan worden behandeld.

Daarnaast beoogt de uitvinding een preparaat te verschaffen dat op eenvoudige wijze kan worden opgebracht, bijvoorbeeld door bekleding van papier met behulp van een lijmpers.

Tenslotte beoogt de uitvinding een preparaat te verschaffen dat met de gebruikelijke toevoegsels van papier of textiel kan worden vermengd zonder verlies van de gewenste afstotende eigenschappen en zonder verkrijging van ongewenste effecten.

De oogmerken van de uitvinding worden bereikt met behulp van een preparaat voor het impregneren van een drager, in het bijzonder een drager van papier of textiel, dat bestemd is om de drager afstotende en vooral tenminste hydrofobe eigenschappen te verlenen en dat glyoxal bevat, welk preparaat gekenmerkt is doordat het bovendien bestemd is om tegelijkertijd oleofobe en solvanofobe eigenschappen te verlenen en doordat het: - tenminste 0,03 gewichtsprocent glyoxal, - tenminste 0,01 gewichtsprocent alkylketeen-dimeer, - tenminste 0,002 gewichtsprocent fluor-houdend zout, gekozen uit de diethanolaminezouten van perfluoralkyl-ethylfosfaten bevat, - gerekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager.

De oogmerken van de uitvinding worden eveneens bereikt door een werkwijze voor het impregneren van een drager met een preparaat, welke gekenmerkt is doordat men het preparaat met behulp met een impregneerpers opbrengt.

Het impregneerpreparaat volgens de uitvinding is bedoeld om de drager gelijktijdig te voorzien van hydrofobe, oleofobe, en solvanofobe eigenschappen en bevat tot dit doel een combinatie van glyoxal met een alkylketeen-dimeer en een fluor-houdend zout, gekozen uit de groep van diethanolaminezouten van perfluoralkyl-ethylfosfaten.

Door combinatie van deze drie bestanddelen wordt een preparaat gevormd dat op elke drager kan worden aangebracht die hydrofobe, oleofobe en solvanofobe eigenschappen moet verkrijgen. In het bijzonder is het preparaat bedoeld om te worden aangebracht op dragers van papier of textiel. Een dergelijke drager kan geheel of gedeeltelijk bestaan uit synthetische vezels, bijvoorbeeld van polyester of nylon, of uit natuurlijke vezels, zoals van katoen, viscose, een mengsel van linnen en viscose, of van cellulose, of anders uit een mengsel van synthetische en natuurlijke vezels van het type cellulose/polyester (synthetisch papier) of van het type katoen/polyester.

Het glyoxal dat bij voorkeur binnen het kader van de uitvinding wordt gebruikt, bestaat uit glyoxal 40T van HOECHST, een 40%'s oplossing. Het zal duidelijk zijn dat ook een andere concentratie van het produkt kan worden gebruikt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

De minimale hoeveelheid glyoxal in het mengsel, gerekend als droge stof en betrokken op de drager, is 0,03 gewichtsprocent. Deze minimale dosis voldoet vooral bij een textieldrager, terwijl de minimale dosis voor een papieren drager 0,15% is.. Onafhankelijk van het type drager bedraagt de optimale dosis, die de voorkeur geniet, 0,8%, terwijl de maximale dosis wordt bepaald door economische eisen in samenhang met het gewenste effect.

Handelsprodukten van het alkylketeen-dimeer worden gekozen aan de hand van de pH van de oplossing van het fluor-houdende middel dat men wenst toe te passen en aan de hand van andere criteria zoals de beschikbaarheid of de kostprijs. Geschikt bevonden zijn bijvoorbeeld de alkylke-teen-dimeerpolymeren van HERCULES, aangeduid als AQUAPEL 360 XV en AQUAPEL 34.

De minimale hoeveelheid alkylketeen-dimeer in het mengsel, gerekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager, is 0,01 gewichtsprocent voor een drager van textiel en 0,05 gewichtsprocent voor een papieren drager, waarbij de optimale voorkeursdosis 0,3 gewichtsprocent is. Evenals bij glyoxal behoeft geen maximale dosis te worden aangegeven. De maximaal ingebrachte hoeveelheid hangt af van de hoeveelheden der andere bestanddelen en van het gewenste doel.

De te gebruiken fluor-houdende verbinding kan variëren afhankelijk van de gewenste mate van bestandheid tegen vetten, oplosmiddelen of water. Wel wordt het fluor-houdende zout steeds gekozen uit de groep van diethanolami-nen en in het bijzonder uit de diethanolaminezouten van mono- en bis-(lH, 1H, 2H, 2H-perfluoralkylethyl)fosfaten met 8 tot 18 koolstofatomen in de alkylgroep. De fluor-houdende middelen die de voorkeur genieten zijn diethanolaminezouten van perfluoralkyl-ethylfosfaten, opgelost in isopropanol tot een gehalte van 33%, welke oplossing door HOECHST in de handel wordt gebracht onder de aanduiding HOES 2746. Andere fluor-houdende middelen kunnen ook geschikt zijn en zich verdragen met de andere bestanddelen van het preparaat, maar de resultaten wat betreft de bestandheid tegen water of het gecombineerde afstotende effect, zijn dan minder.

De ingebrachte hoeveelheid fluor-houdend produkt in het preparaat, gerekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager, kan zeer gering zijn gezien zijn goede doeltreffendheid. Een minimale dosis van 0,002 ge-wichtsprocent voldoet goed bij een drager van textiel, terwijl de minimale dosis voor een drager van papier 0,01% is. In beide gevallen bedraagt de optimale voorkeursdosis 0,35 gewichtsprocent. Een maximale dosis is niet naar voren gekomen, zodat de bovengrens wordt bepaald door de kostprijs en de doeltreffendheid van het produkt. Overigens is gebleken dat afhankelijk van de aard van de drager, de bestand-heid tegen vetten en oplosmiddelen boven een bepaalde limietwaarde niet langer toenam.

Behalve de genoemde drie basisbestanddelen kunnen natuurlijk ook de gebruikelijke toevoegsels aan papier en textiel in het preparaat worden opgenomen, voorzover zij zich althans met het preparaat verdragen. Bij wijze van niet-beperkend voorbeeld kunnen viscositeitsverhogende of verdikkende middelen, zoals polyvinylalcoholen of zetmeel, anti-schuimmiddelen, disperse wassen, minerale vulstoffen en spreidingsmiddelen, alleen of tezamen in het preparaat worden opgenomen.

De combinatie van de drie genoemde basisbestanddelen moet als nieuw worden beschouwd en resulteert in een syner-gistisch effect tussen de drie bestanddelen, zodat afstotende eigenschappen tegen een combinatie van oplosmiddelen, olie-achtige en waterige middelen worden verschaft terwijl de behandelde drager een goede porositeit voor lucht behoudt. Bijvoorbeeld is geconstateerd dat het afwerende effect tegen water significant groter is dan de effecten die door een equivalente hoeveelheid van elk bestanddeel van het preparaat afzonderlijk konden worden geleverd.

De werkwijze voor het impregneren van een papieren drager met een preparaat volgens de uitvinding bestaat hierin dat men het preparaat met behulp van een impregneer-pers opbrengt. Dit kan bijvoorbeeld een lijmpers, een im-pregnator of een walseninrichting zijn. Bij voorkeur wordt de impregnering uitgevoerd met behulp van een lijmpers. In tegenstelling tot vroeger, toen bij het verkrijgen van oleofobe en hydrofobe eigenschappen met behulp van twee afzonderlijke produkten in een lijmpers grote moeilijkheden werden ondervonden, kan men door een impregnering met het preparaat volgens de uitvinding in een lijmpers een syner-gistisch effect van de drie gewenste eigenschappen verkrijgen. Het impregneren met behulp van een impregneerpers dient zodanig te worden uitgevoerd dat het preparaat goed in de drager doordringt zodat de afwerende of afstotende eigenschappen aan de gehele dikte van de drager worden meegedeeld.

Dragers uit textiel kunnen met een walseninrichting worden geïmpregneerd zoals eerder beschreven, of anders met een methode van directe dompeling in het behandelingsprepa-raat.

De met de behandeling verkregen eigenschappen werden nagegaan met behulp van de volgende genormaliseerde methoden: - Doordringing van water: COBB-methode volgens de norm AFNOR NF Q 03-018. Een met behulp van een lijmpers behandelde drager vertoont volgens de COBB-methode goede hydrofobe eigenschappen als de verkregen waarde lager dan 13 is.

.- Doordringing van oplosmiddelen en oliën: methode 3M volgens het voorschrift TAPPI UM 557, uitgevoerd met de zogenaamde KIT TEST.

- Porositeit van de drager voor lucht: norm AFNOR NF Q 03-001.

VOORBEELD 1:

Op een met colofoniumhars (zuur milieu) gelijmd papier zonder minerale vulstof van 45g/mz en met een fijn-heidsgraad van 40° SR wordt met behulp van een lijmpers van ïiet merk DIXON één der volgende preparaten opgebracht, waarbij preparaat 1 volgens de uitvinding en de preparaten 2, 3, 4 en 5 vergelijkingspreparaten zijn. De opgebrachte hoeveelheden in gewichtsprocenten, berekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager, zijn als volgt: PREPARAAT ls 0,5% AQUAPEL 360 XV (alkylketeen-dimeer van HERCULES) 1,5% Fluorzout HOES 2746 (HOECHST) 1,2% GLYOXAL 40T (HOECHST) PREPARAAT 2ï AQUAPEL 360 XV (HERCULES) als handel sprodukt, dat wil zeggen 1,4% PREPARAAT 3s 3% Fluorzout HOES 2746 (HOECHST) PREPARAAT 4: 1,5% Fluorzout (HOES) 2746 (HOECHST) PREPARAAT 5: GLYOXAL 40T als handelsprodukt (dat wil zeggen 8 gewichtsprocent afgezet op papier)

De verkregen resultaten zijn vermeld in tabel A:

TABEL A

COBB 1 min. KIT TEST

PREPARAAT 1: 0,5 8 PREPARAAT 2ï 12,9 0 PREPARAAT 3ï 19,3 12 PREPARAAT 4: 16,8 9 PREPARAAT 5ï 16,2 0 VOORBEELD 2i

Op een niet-gelijmd, niet-gevuld en matig vervezeld dragerpapier van 112 g/m2 wordt het eerder genoemde preparaat 1 aangebracht.

De resultaten zijn vermeld in tabel B.

VOORBEELD 3:

Op een weinig gelijmd, met calciumcarbonaat gevuld en weinig vervezeld dragerpapier van 51 g/m2 wordt het voorgaande preparaat 1 aangebracht. De resultaten zijn vermeld in tabel B.

VOORBEELD 4;

Op een met colofoniumhars sterk gelijmd, met talg gevuld en weinig vervezeld dragerpapier van 72 g/m2 wordt het genoemde preparaat 1 aangebracht.

De resultaten zijn vermeld in tabel B.

VOORBEELD 5:

Op een met AQUAPEL in de massa gelijmd, niet-gevuld en met SCOTCHBAN FC 807 (van de firma 3M) behandeld, weinig vervezeld dragerpapier van 203 g/m2 wordt het genoemde preparaat 1 aangebracht.

De resultaten zijn vermeld in tabel B.

TABEL B: PREPARAAT 1 AANGEBRACHT OP DIVERSE DRAGERS

POROSITEIT COBB KIT

AFNOR 1 min TEST

VOORBEELD 1 DRAGER: 0,13 18,5 0 BEDEKT PAPIER 0,08 10,5 8 VOORBEELD 2 DRAGER: 3,5 158 0 BEDEKT PAPIER 2,3 8,2 12 VOORBEELD 3 DRAGER: 8,3 54,5 0 BEDEKT PAPIER 5,6 7,5 5 VOORBEELD 4 DRAGER: 9,6 14,9 0 BEDEKT PAPIER 7,2 7,8 6 VOORBEELD 5 DRAGER: 14,2 19,6 8 BEDEKT PAPIER 14,5 21,1 10 N.B. In deze tabel wordt met "drager" een niet-behandelde drager bedoeld, die als controlemonster dienst doet.

VOORBEELD 6i

Op de drager van voorbeeld 1 wordt met een lijmpers van DIXON een preparaat aangebracht met de volgende bestanddelen (opgegeven in gewichtsprocenten droge stof betrokken. op het gewicht van papier): - AQUAPEL 360 (HERCULES): 0,25% - HOES 2746 (HOECHST) : 0,45% - GLYOXAL 40T (HOECHST): 0,6%.

De resultaten waren als volgt: COBB: 10,4 KIT TEST: 3 VOORBEELD 7:

Op de in voorbeeld 5 beschreven drager wordt het genoemde preparaat 1 met behulp van een lijmpers van een testinrichting (snelheid 50 m/min) aangebracht. Deze testin-richting leidt tot een grotere preparaatopname dan de in voorbeeld 1 tot 6 gebruikte lijmpers van het merk DIXON, die bovendien verder in het papier doordringt.· De opgenomen hoeveelheden zijn als volgt: -0,75% AQUAPEL 360 XV (alkylketeen-dimeer) (HERCULES) -2,3% Fluorhoudend zout HOES 2746 (HOECHST) -1,8% GLYOXAL 40T (HOECHST).

De resultaten zijn dan: COBB: 10,7 KIT TEST: 12 VOORBEELD 8: '

Op de drager van voorbeeld l wordt met de testinrichting (snelheid 50 m/min) het volgende preparaat aangebracht: - AQUAPEL 360 (HERCULES): 0,43% - GLYOXAL 40T (HOECHST) : 1% - HOES 2746 (HOECHST) : 1,5%

De percentages zijn gewichtspercentages betrokken op de drager.

De resultaten zijn: COBB : 9,4 KIT TEST: 9 VOORBEELD 9:

Op de drager van voorbeeld 1 wordt met de testinrichting (snelheid 50 m/min) het volgende preparaat aangebracht: - AQUAPEL 360 (HERCULES): 0,5% - GLYOXAL 40T (HOECHST) : 1,2% - HOES 2746 (HOECHST) : 0,9%

De percentages zijn gewichtspercentages betrokken op de drager.

De resultaten zijn: COBB: 8,8 KIT TEST: 7 VOORBEELD 10:

Op een niet-geweven drager bestaande uit 50% cellulosevezels en 50% polyestervezels (waarvan 90% vezels van 18 mm lengte en 1,7 dtex en 10% vezels van 38 mm lengte en 16 dtex), welke drager niet gelijmd is, wordt met een DIXON-pers het in voorbeeld 1 beschreven preparaat 1 aangebracht. De resultaten zijn als volgt:

POROSITEIT COBB KIT TEST

AFNOR 1 min

NIET-BEHANDELDE

DRAGER 89 148 0 BEDEKTE DRAGER 51 8,4 12 VOORBEELD 11:

Een weefsel van 100 % katoen met een gewicht van 226 g/m2, dat als impregneerdrager dient wordt in de- onderstaande oplossingen gedompeld waarna daarmee de eerder beschreven genormaliseerde papiertests worden uitgevoerd. De resultaten zijn als volgt:

COBB KIT lmin TEST

GEWEVEN DRAGER, 100% KATOEN 425 0 WEEFSEL GEÏMPREGNEERD MET: AQUAPEL 360: 0,07% ' HOES 2746 : 0,23% 10,3 9 GLYOXAL : 0,17% WEEFSEL GEÏMPREGNEERD MET: AQUAPEL 360: 0,07% 108 0 WEEFSEL GEÏMPREGNEERD MET: HOES 2746 :0,23% 351 12

Door het impregneren met de drie bestanddelen tegelijk worden derhalve goede hydrofobe en oleofobe eigenschappen verkregen.

VOORBEELD 12:

Diverse weefsels worden met eenzelfde preparaat geïmpregneerd dat per liter oplossing de volgende stoffen bevat: - AQUAPEL 360: 350 g - HOES 2746 : 250 g - GLYOXAL : 150 g

Vervolgens wordt de wateropname (COBB) en de be-standheid tegen vetten en oplosmiddelen (KIT TEST) gemeten. Aangezien de genoemde oplossing niet ,in gelijke mate door de diverse vezels wordt vastgehouden, worden de opgenomen hoeveelheden evenals in de voorgaande voorbeelden opgegeven in gewichtspercentages, betrokken op de weefsels.

De resultaten zijn weergegeven in tabel C. Deze resultaten zijn bepaald na het impregneren of anders na impregneren en wassen, waarbij het wassen van het weefsel geschiedt met een vaste zeep van de volgende samenstelling: - talgbasis, - palmolie, - vetzuur, gedestilleerd uit plantaardige olie 25% (waaronder soja-, raap-, mais-, zonnebloem-, aardnotenolie) met toevoeging van 2% glycerol.

\ TABEL C (VOORBEELD 12) VERANDERING VAN DE HYDROFOBE EIGENSCHAPPEN:

TABEL C (VERVOLG): • r r

i

Geconcludeerd moet worden dat de combinatie van drie basisbestanddelen in het preparaat een synergistisch effect ten gevolge heeft wat betreft het afwerende of afstotende effect tegen oplosmiddelen en oliehoudende en waterige middelen, terwijl toch een grote porositeit voor lucht behouden blijft, die niet of nauwelijks door de behandeling wordt gewijzigd. Ook blijkt dat de drager voorafgaand aan de impregnering met het preparaat reeds met een fluorhoudend middel behandeld kan worden dat voor bestandheid tegen vetten zorgt, zonder dat de hydrofobe eigenschappen van het eindprodukt nadelig worden beïnvloed.

Verder blijkt dat een impregnering met het preparaat volgens de uitvinding tot een globale verbetering van de natte sterkte van papier leidt en dat drukinkt beter aan het oppervlak van het papier wordt vastgehouden. Ook wordt er op gewezen dat, afhankelijk van de opgebrachte hoeveelheden, naast de afstotende werking ook andere effecten kunnen worden verkregen.

De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven voorbeelden, aangezien diverse wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (14)

1. Preparaat voor het impregneren van een drager, in het bijzonder een drager van papier of textiel, bestemd om aan de drager afstotende en vooral tenminste hydrofobe eigenschappen te verlenen, welk preparaat glyoxal bevat, met het kenmerk, dat het preparaat bovendien bestemd is om tegelijkertijd oleofobe en solvanofobe eigenschappen te verlenen en dat het: - tenminste 0,03 gewichtsprocent glyoxal, - tenminste 0,01 gewichtsprocent alkylketeen-dimeer, - tenminste 0,002 gewichtsprocent fluor-houdend zout, gekozen uit de diethanolaminezouten van perfluoralkyl-ethylfosfaten bevat, - gerekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager.

2. Preparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het: - tenminste 0,15 gewichtsprocent en bij voorkeur circa 0,8 gewichtsprocent glyoxal, - tenminste 0,05 gewichtsprocent en bij voorkeur tenminste 0,3 gewichtsprocent alkylketeen-dimeer, en - tenminste 0,01 gewichtsprocent en bij voorkeur ongeveer 0,35 gewichtsprocent fluorhoudend zout bevat, gerekend als droge stof en betrokken op het gewicht van de drager.

3. Preparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het fluorhoudende zout is gekozen uit de groep van diethanolaminezouten van mono en bis-(lH, 1H, 2H, 2H, perfluoralkyl-ethyl)fosfaten, met 8 tot 18 koolstof-atomen in de alkylgroep.

4. Preparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het alkylketeen-dimeer wordt gekozen in afhankelijkheid van de pH van het fluorhoudende zout.

5. Preparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovendien gebruikelijke toeslagstoffen voor papier of textiel bevat, zoals viscositeitsver- hogende middelen en/of spreidingsmiddelen, wassen, minerale vulstoffen, anti-schuimstoffen of adjuvantia.

6. Drager, behandeld met een preparaat volgens één der conclusies 1 tot 5.

7. Drager van textiel, behandeld volgens conclusie 6, welke door de gehele massa met het preparaat is geïmpregneerd.

8. Behandelde drager volgens conclusie 6 of 7, welke natuurlijke en/of synthetische vezels bevat.

9. Drager van papier, behandeld met een preparaat volgens één der conclusies 1 tot 5.

10. Drager van papier volgens conclusie 9, welke door de gehele massa met het preparaat is geïmpregneerd.

11. Drager van papier volgens conclusie 10, welke natuurlijke en/of synthetische vezels bevat.

12. Werkwijze voor het impregneren van een drager met een preparaat volgens één der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat men het preparaat met behulp van een im-pregneerpers opbrengt.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de impregneerpers een lijmpers, een impregnator of een walseninrichting is.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het substraat voorafgaand aan de impregnering wordt behandeld met een fluorhoudend middel dat voor be-standheid tegen vetten zorgt.