NL9200943A - IMPROVED PROCESS FOR THE PREPARATION OF GLYCOSYL TRANSFERASES. - Google Patents

IMPROVED PROCESS FOR THE PREPARATION OF GLYCOSYL TRANSFERASES. Download PDF

Info

Publication number
NL9200943A
NL9200943A NL9200943A NL9200943A NL9200943A NL 9200943 A NL9200943 A NL 9200943A NL 9200943 A NL9200943 A NL 9200943A NL 9200943 A NL9200943 A NL 9200943A NL 9200943 A NL9200943 A NL 9200943A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transferase
promoter
yeast
sequence
dna
Prior art date
Application number
NL9200943A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Ciba Geigy
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ciba Geigy filed Critical Ciba Geigy
Publication of NL9200943A publication Critical patent/NL9200943A/en

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12NMICROORGANISMS OR ENZYMES; COMPOSITIONS THEREOF; PROPAGATING, PRESERVING, OR MAINTAINING MICROORGANISMS; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING; CULTURE MEDIA
    • C12N15/00Mutation or genetic engineering; DNA or RNA concerning genetic engineering, vectors, e.g. plasmids, or their isolation, preparation or purification; Use of hosts therefor
    • C12N15/09Recombinant DNA-technology
    • C12N15/11DNA or RNA fragments; Modified forms thereof; Non-coding nucleic acids having a biological activity
    • C12N15/52Genes encoding for enzymes or proenzymes
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12NMICROORGANISMS OR ENZYMES; COMPOSITIONS THEREOF; PROPAGATING, PRESERVING, OR MAINTAINING MICROORGANISMS; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING; CULTURE MEDIA
    • C12N9/00Enzymes; Proenzymes; Compositions thereof; Processes for preparing, activating, inhibiting, separating or purifying enzymes
    • C12N9/10Transferases (2.)
    • C12N9/1048Glycosyltransferases (2.4)
    • C12N9/1051Hexosyltransferases (2.4.1)

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Genetics & Genomics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Bioinformatics & Cheminformatics (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Plant Pathology (AREA)
  • Micro-Organisms Or Cultivation Processes Thereof (AREA)
  • Enzymes And Modification Thereof (AREA)
  • Preparation Of Compounds By Using Micro-Organisms (AREA)

Description

Verbeterde werkwijze voor de bereiding van glycosyltransferases.Improved method for the preparation of glycosyl transferases.

De uitvinding ligt op het gebied van recombinant-DNA-technologie en verschaft een verbeterde werkwijze voor de bereiding van glycosyltransferases door met behulp van getransformeerde giststammen.The invention is in the field of recombinant DNA technology and provides an improved method for the preparation of glycosyl transferases by using transformed yeast strains.

Suikergroepen van een geactiveerd donorsubstraat, gewoonlijk een nucleotidesuiker, worden door glycosyltransferases overgedragen naar een specifieke acceptorsuiker waarbij een glycosidebinding wordt gevormd. Op basis van het suikertype dat wordt overgedragen, worden deze enzymen in families ingedeeld, bijvoorbeeld galactosyltransferases, sialyltransferases en fucosyltransferases. Aangezien zij membraaneiwitten zijn met een vast verblijf die voornamelijk in het Golgi-apparaat zijn gelokaliseerd, delen de glycosyltransferases een gemeenschappelijke domeinstructuur welke bestaat uit een korte staart in het cytoplasma aan het amino-uit-einde, een signaalverankeringsdomein en een uitgestrekt stamgebied dat door een groot katalytisch domein aan het carboxyl-uiteinde wordt gevolgd. Het signaalverankeringsdomein dient als niet splitsbaar signaal-peptide en als membraan overbruggend gebied en oriënteert het katalytische domein van het glycosyltransferase binnen het lumen van het Golgi-apparaat. Men veronderstelt dat het lumenstam- of spacergebied als flexibele lijn fungeert waardoor het katalytische domein koolhydraatgroepen van aan een membraan gebonden en oplosbare eiwitten van het uitschei-dingspad en route door het Golgi-apparaat kan glycosyleren. Verder heeft men ontdekt dat het stamgedeelte fungeert als retentiesignaal om het enzym aan het Golgi-membraan gebonden te houden (PCT octrooiaanvrage nr. 9I/O6635). Oplosbare vormen van glycosyltransferases worden gevonden in melk, serum en andere lichaamsvloeistoffen. Men veronderstelt dat deze oplosbare glycosyltransferases het gevolg zijn van het proteolytisch vrijmaken van de overeenkomstige aan een membraan gebonden vormen van de enzymen door endogene proteases, waarschijnlijk door splitsing tussen het katalytische domein en het transmembraandomein.Sugar groups from an activated donor substrate, usually a nucleotide sugar, are transferred by glycosyl transferases to a specific acceptor sugar to form a glycoside bond. Based on the type of sugar being transferred, these enzymes are classified in families, for example galactosyl transferases, sialyl transferases and fucosyl transferases. Since they are fixed-stay membrane proteins located primarily in the Golgi apparatus, the glycosyl transferases share a common domain structure consisting of a short tail in the cytoplasm at the amino-out end, a signal anchoring domain and a stretched stem region passing through a large catalytic domain at the carboxyl end is monitored. The signal anchoring domain serves as a non-cleavable signal peptide and as a membrane bridging region and orients the catalytic domain of the glycosyl transferase within the lumen of the Golgi apparatus. The lumen stem or spacer region is believed to function as a flexible line allowing the catalytic domain to glycosylate carbohydrate groups of membrane-bound and soluble proteins of the secretion pathway and pathway through the Golgi apparatus. It has further been discovered that the stem portion functions as a retention signal to keep the enzyme bound to the Golgi membrane (PCT Patent Application No. 9I / O6635). Soluble forms of glycosyl transferases are found in milk, serum and other body fluids. These soluble glycosyl transferases are believed to result from the proteolytic release of the corresponding membrane-bound forms of the enzymes by endogenous proteases, probably by cleavage between the catalytic domain and the transmembrane domain.

Enzymatische synthese van koolhydraatstructuren heeft hoge stereo-selectiviteit en regioselectiviteit als voordeel waardoor de glycosyltransferases waardevol gereedschap voor de modificatie of synthese van glyco-eiwitten, glycolipiden en oligosacchariden worden. In tegenstelling tot chemische werkwijzen is het tijdrovende aanbrengen van beschermende groepen overbodig.Enzymatic synthesis of carbohydrate structures has the advantage of high stereo selectivity and region selectivity, making the glycosyl transferases valuable tools for the modification or synthesis of glycoproteins, glycolipids and oligosaccharides. In contrast to chemical processes, the time-consuming application of protective groups is unnecessary.

Aangezien glycosyltransferases in de natuur in zeer kleine hoeveelheden voorkomen, is isolatie uit natuurlijke bronnen en daaropvolgende zuivering moeilijk. Derhalve is gewerkt aan produktie onder toepassing van recombinant DNA technologie. Galactosyltransferases bijvoorbeeld zijn tot expressie gebracht in E. coli (PCT 90/07000) en in eierstokcellen van de Chinese hamster (CH0) (Smith, D.F. et al. (1990) J. Biol. Chem. 265, 6225-3^), sialyltransferases zijn tot expressie gebracht in CHO-cellen (Lee, E.U. (1990) Diss. Abstr. Int. B. 50, 3453“4) en in C0S-l-cellen (Paulsen, J.C. et al. (1988) J. Cell. Biol. 107, 10A) en fucosyltransfe-rases zijn geproduceerd in COS-l-cellen (Goelz, S.E, et al. (1990) Cell 63» 1349-1356; Larsen R.D. et al. (1990) Proc. Natl. Acad. Sci. USA 87, 6674-6678) en in CHO-cellen (Potvin, B. (1990) J. Biol. Chem. 265, I615-I622). Heterologe expressie in prokaryoten heeft het nadeel dat niet geglycosyleerde produkten worden verschaft terwijl glycosyltransferases juist glyco-eiwitten zijn. Glycosyltransferaseproduktie onder toepassing van zoogdiergastheren zou vanwege de aanwezigheid van vele endogene glycosyltransferases die het gewenste produkt zouden verontreinigen zeer kostbaar en gecompliceerd zijn. Er bestaat derhalve een behoefte aan verbeterde werkwijzen die de economische produktie van glycosyltransferases op grote schaal mogelijk maken.Since glycosyl transferases occur in very small amounts in nature, isolation from natural sources and subsequent purification is difficult. Therefore, work has been carried out using recombinant DNA technology. For example, galactosyl transferases have been expressed in E. coli (PCT 90/07000) and in Chinese hamster ovary (CH0) cells (Smith, DF et al. (1990) J. Biol. Chem. 265, 6225-3 ^), sialyl transferases have been expressed in CHO cells (Lee, EU (1990) Diss. Abstr. Int. B. 50, 3453 "4) and in COS-1 cells (Paulsen, JC et al. (1988) J. Cell Biol. 107, 10A) and fucosyltransferases have been produced in COS-1 cells (Goelz, SE, et al. (1990) Cell 63, 1349-1356; Larsen RD et al. (1990) Proc. Natl. Acad Sci. USA 87, 6674-6678) and in CHO cells (Potvin, B. (1990) J. Biol. Chem. 265, 1615-1662). Heterologous expression in prokaryotes has the drawback of providing non-glycosylated products while glycosyl transferases are just glycoproteins. Glycosyl transferase production using mammalian hosts would be very expensive and complicated due to the presence of many endogenous glycosyl transferases which would contaminate the desired product. Therefore, there is a need for improved methods that enable the large-scale economic production of glycosyl transferases.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding dergelijke werkwijzen te verschaffen.It is an object of the present invention to provide such methods.

De onderhavige uitvinding verschaft een werkwijze voor de bereiding van biologisch actieve glycosyltransferases door middel van recombinant DNA technologie onder toepassing van een gistvector-expressiesysteem.The present invention provides a method for the preparation of biologically active glycosyl transferases by recombinant DNA technology using a yeast vector expression system.

Meer in het bijzonder verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor de bereiding van een aan een membraan gebonden glycosyltransferase uit de groep die galactosyltransferases, sialyltransferases en fucosyltransferases en varianten daarvan omvat, welke werkwijze het kweken van een getransformeerde giststam en het winnen van enzymatische activiteit omvat, welke giststam is getransformeerd met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke cassette een promotor en een DNA-sequentie die voor het glycosyltransferase of een variant codeert, omvat, welk DNA door de promotor wordt geregeld.More specifically, the present invention provides a method for the preparation of a membrane-bound glycosyl transferase from the group comprising galactosyl transferases, sialyl transferases and fucosyl transferases and variants thereof, which method comprises culturing a transformed yeast strain and recovering enzymatic activity, which yeast strain is transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, which cassette comprises a promoter and a DNA sequence encoding the glycosyl transferase or a variant, which DNA is regulated by the promoter.

In een eerste uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor de bereiding van een aan een membraan gebonden glycosyl-transferase uit de groep die respectievelijk galactosyltransferases, sialyltransferases en fucosyltransferases en varianten daarvan omvat welke werkwijze het kweken van een getransformeerde giststam en het winnen van de enzymatische activiteit omvat, welke giststam getransformeerd is met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke cassette een promotor, een DNA-sequentie die voor het glycosyltransferase of variant daarvan codeert, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat.In a first embodiment, the invention relates to a process for the preparation of a membrane-bound glycosyl transferase from the group comprising galactosyl transferases, sialyl transferases and fucosyl transferases and variants thereof, respectively, which method comprises culturing a transformed yeast strain and recovering the enzymatic activity, which yeast strain is transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, which cassette encodes a promoter, a DNA sequence encoding the glycosyl transferase or variant thereof, which DNA sequence is regulated by the promoter, and a DNA sequence containing yeast transcription termination signals includes.

In een tweede uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor de bereiding van een aan een membraan gebonden glycosyl-transferase uit de groep galactosyltransferases, sialyltransferases, fucosyltransferases en varianten daarvan, welke werkwijze het kweken van een getransformeerde giststam en het winnen van de enzymatische activiteit omvat, welke giststam getransformeerd is met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke cassette een promotor die op werkzame wijze gekoppeld is aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpep-tide codeert en in het juiste leesraam is gekoppeld aan een tweede DNA-sequentie die voor het glycosyltransferase of een variant daarvan codeert en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat.In a second embodiment, the invention relates to a method for the preparation of a membrane-bound glycosyl transferase from the group of galactosyl transferases, sialyl transferases, fucosyl transferases and variants thereof, which method comprises cultivating a transformed yeast strain and recovering the enzymatic activity which yeast strain is transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, said cassette comprising a promoter operably linked to a first DNA sequence encoding a signal peptide and linked in the appropriate reading frame to a second DNA sequence encoding the glycosyl transferase or a variant thereof and comprising a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

De term "glycosyltransferase” die in deze beschrijving wordt gebruikt omvat de familie van galactosyltransferases, de familie van sialyl transferases en de familie van fucosyltransferases. De glycosyltransferases zijn in de natuur voorkomende van een zoogdier afkomstige enzymen, bijvoorbeeld van runder-, muize-, ratte- of humane oorsprong. De voorkeur verdienen in de natuur voorkomende humane volledige glycosyl-transferases waaronder de enzymen die hierna door middel van hun EC-num-mers worden aangeduid.The term "glycosyl transferase" as used herein refers to the family of galactosyl transferases, the family of sialyl transferases, and the family of fucosyl transferases. The glycosyl transferases are naturally occurring mammalian enzymes, for example, from bovine, mouse, rat - or Human Origin Preferred are naturally occurring human complete glycosyl transferases, including the enzymes identified below by their EC numbers.

De volgens de inventieve werkwijze verkrijgbare aan een membraan gebonden galactosyltransferases en varianten daarvan katalyseren de overdracht van een galactosegroep van een geactiveerde donor, gewoonlijk een geactiveerde nucleotide zoals uridinedifosfaatgalactose (UDP-Gal) naar een koolhydraatgroep.The membrane-bound galactosyl transferases and variants thereof, which are obtainable by the inventive method, catalyze the transfer of a galactose group from an activated donor, usually an activated nucleotide such as uridine diphosphate galactose (UDP-Gal) to a carbohydrate group.

Voorbeelden van aan een membraan gebonden galactosyltransferases zijn UDP-galactose:β-galactoside a(l-3)-galactosyltransferase (EC 2.4.I.I5I) dat galactose als acceptorsubstraat gebruikt onder vorming van een a(1-3)-binding en UDP-galactose:β-N-acetylglucosamine-β(1-4)-galacto-syltransferase (EC 2.4.1.22) dat galactose overdraagt naar N-acetylglu-cosamine (GlcNAc) onder vorming van een β(1-4)-binding alsmede varianten daarvan. Bij aanwezigheid van α-lactalbumine accepteert het β(1-4)-galactosyl transferase eveneens glucose als acceptorsubstraat waarbij de synthese van lactose wordt gekatalyseerd.Examples of membrane-bound galactosyl transferases are UDP galactose: β-galactoside a (1-3) galactosyl transferase (EC 2.4.I.I5I) which uses galactose as an acceptor substrate to form an α (1-3) bond and UDP galactose: β-N-acetylglucosamine-β (1-4) -galacto-syltransferase (EC 2.4.1.22) which transfers galactose to N-acetylglucosamine (GlcNAc) to form a β (1-4) bond as well variants thereof. In the presence of α-lactalbumin, the β (1-4) -galactosyl transferase also accepts glucose as the acceptor substrate whereby the synthesis of lactose is catalyzed.

Het aan een membraan gebonden galactosyltransferase met de meeste voorkeur is het enzym met de aminozuursequentie die in figuur 1 is afge-beeld.The most preferred membrane-bound galactosyl transferase is the enzyme having the amino acid sequence depicted in Figure 1.

De aan een membraan gebonden sialyltransferases en de varianten daarvan die verkrijgbaar zijn volgens de werkwijze volgens de uitvinding katalyseren de overdracht van siaalzuren (bijvoorbeeld N-acetylneuramine-zuur (NeuAc)) van een geactiveerde donor, gewoonlijk een cytidinemonofos-faatsiaalzuur (CMP-SA) naar een koolhydraatacceptorgroep. Een voorbeeld van een aan een membraan gebonden sialyltransferase dat verkrijgbaar is volgens de inventieve werkwijze is het CMP-NeuAc: {$-galactoside-a(2-6)-sialyltransferase (EC 2.4.99*1) dat de NeuAc-a(2-6)Gal-β(1-4)GlcNAc-se-quentie vormt die vaak voorkomt bij N-gebonden koolhydraatgroepen.The membrane-bound sialyl transferases and the variants thereof available according to the method of the invention catalyze the transfer of sialic acids (e.g. N-acetylneuraminic acid (NeuAc)) from an activated donor, usually a cytidine monophosphate sialic acid (CMP-SA) to a carbohydrate acceptor group. An example of a membrane-bound sialyl transferase available according to the inventive method is the CMP-NeuAc: {$ -galactoside-a (2-6) -sialyl transferase (EC 2.4.99 * 1) containing the NeuAc-a (2 -6) Gal-β (1-4) GlcNAc sequence forms common in N-linked carbohydrate groups.

Het aan een membraan gebonden sialyltransferase met de meeste voorkeur is het enzym met de aminozuursequentie die afgebeeld is in figuur 3·The most preferred membrane-bound sialyl transferase is the enzyme having the amino acid sequence depicted in Figure 3

De aan een membraan gebonden fucosyltransferases en varianten daarvan die verkrijgbaar zijn volgens de werkwijze volgens de uitvinding katalyseren de overdracht van een fucosegroep van een geactiveerde donor, gewoonlijk een geactiveerde nucleotide, zoals guanosinedifosfaatfucose (GDP-Fuc) naar een koolhydraatgroep. Voorbeelden van dergelijke fucosyltransferases zijn GDP-fucose:β-galactoside-a(1-2)-fucosyltransf erase (EC 2.4.1.69) en GDP-f ucose:N-acetylglucosamine-a(1-3/4)-fucosyltransferase (EC 2.4.1.65).The membrane-bound fucosyl transferases and variants thereof available according to the method of the invention catalyze the transfer of a fucose group from an activated donor, usually an activated nucleotide, such as guanosine diphosphate fucose (GDP-Fuc) to a carbohydrate group. Examples of such fucosyl transferases are GDP fucose: β-galactoside-a (1-2) fucosyl transferase (EC 2.4.1.69) and GDP fucose: N-acetylglucosamine-a (1-3 / 4) fucosyl transferase (EC 2.4.1.65).

Het aan een membraan gebonden fucosyltransferase met de meeste voorkeur is het enzym met de aminozuursequentie die afgebeeld wordt in figuur 5«The most preferred membrane-bound fucosyl transferase is the amino acid sequence enzyme depicted in Figure 5.

De term varianten zoals hierin gebruikt wordt, omvat zowel aan een membraan gebonden als oplosbare varianten van de in de natuur voorkomende aan een membraan gebonden glycosyltransferases die van een zoogdier afkomstig zijn met het voorbehoud dat deze varianten enzymatisch actief zijn. Varianten van humane oorsprong verdienen de voorkeur.The term variants as used herein includes both membrane-bound and soluble variants of the naturally occurring membrane-bound glycosyl transferases derived from a mammal with the proviso that these variants are enzymatically active. Human origin variants are preferred.

De term "varianten" omvat bijvoorbeeld in de natuur voorkomende aan een membraan gebonden varianten van aan een membraan gebonden glycosyltransferases die binnen een bepaalde species worden gevonden, bijvoorbeeld een variant van een galactosyltransferase dat verschilt van het enzym met de aminozuursequentie van figuur 1 doordat er een serine op positie 11 ontbreekt en de variant de aminozuren valine en tyrosine in plaats van alanine en leucine op respectievelijk posities 31 en 32 omvat. Een dergelijke variant kan worden gecodeerd door een verwant gen van hetzelfde genfamilie of een allelische variant van een bepaald gen. De term "varianten" omvat eveneens glycosyltransferases die bereid worden van een DNA dat aan in vitro mutagenese is onderworpen, met het voorbehoud dat het eiwit dat door het DNA wordt gecodeerd de enzymatische acti- viteit van het natuurlijke glycosyltransferase bezit. Dergelij'ke modificaties kunnen bestaan uit een additie, uitwisseling en/of deletie van aminozuren waarbij* de laatste resulteert in verkorte varianten.For example, the term "variants" includes naturally occurring membrane-bound variants of membrane-bound glycosyl transferases found within a particular species, for example, a variant of a galactosyl transferase different from the enzyme having the amino acid sequence of Figure 1 in that there is a serine is missing at position 11 and the variant comprises the amino acids valine and tyrosine instead of alanine and leucine at positions 31 and 32, respectively. Such a variant can be encoded by a related gene of the same gene family or an allelic variant of a particular gene. The term "variants" also includes glycosyl transferases prepared from a DNA that has been subjected to in vitro mutagenesis, provided that the protein encoded by the DNA has the enzymatic activity of the natural glycosyl transferase. Such modifications may consist of an addition, exchange and / or deletion of amino acids, the latter of which results in shortened variants.

Voorkeursvarianten die bereid zij‘n volgens de werkwij’ze volgens de uitvinding zij'n verkorte varianten, in het bij*zonder oplosbare varianten, d.w.z. varianten die niet aan een membraan zij*n gebonden. Verkorte varianten omvatten bij'voorbeeld oplosbare vormen van aan een membraan gebonden glycosyltransferases en hun aan een membraan gebonden varianten, bij'voorbeeld de varianten die boven genoemd zij'n die door een getransformeerde giststam die in de werkwij'ze volgens de uitvinding wordt gebruikt, zij*n uit te scheiden. Volgens de onderhavige uitvinding zij'n deze oplosbare enzymen de verkorte varianten die de voorkeur verdienen.Preferred variants prepared according to the method of the invention are shortened variants, especially soluble variants, i.e. variants not bound to a membrane. Shortened variants include, for example, soluble forms of membrane-bound glycosyl transferases and their membrane-bound variants, for example, those listed above which are used by a transformed yeast strain used in the process of the invention, to divorce them. According to the present invention, these soluble enzymes are the preferred truncated variants.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwij'ze voor de bereiding van een oplosbare variant van een aan een membraan gebonden glycosyltransferase uit de groep die galactosyltransferases, sialyltransferases en fucosyltransferases omvat welke werkwij'ze het kweken van een getransformeerde giststam en het isoleren van de variant omvat, welke giststam getransformeerd is met een hybridevector die een expressiecas-sette omvat, welke cassette een promotor die op werkzame wij"ze aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpeptide codeert, is gekoppeld, welke DNA-sequentie in het geschikte leesraam aan een tweede DNA-sequentie die voor de variant codeert, is gekoppeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat.The invention also relates to a method for the preparation of a soluble variant of a membrane-bound glycosyl transferase from the group comprising galactosyl transferases, sialyl transferases and fucosyl transferases, which method comprises culturing a transformed yeast strain and isolating the variant which yeast strain has been transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, which cassette comprises a promoter operably linked to a first DNA sequence encoding a signal peptide, which DNA sequence in the appropriate reading frame a second DNA sequence encoding the variant is linked and comprises a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

Per definitie is de oplosbare vorm van een glycosyltransferase een verkorte variant die van de overeenkomstige volledige vorm, d.w.z. de aan een membraan gebonden vorm die van nature in het endoplasmatisch reticulum of het Golgi-complex gelokaliseerd is, verschilt door het ontbreken van de cytoplasmastaart, het signaalanker en eventueel een gedeelte van het stamgebied. De term "deel van het stamgebied” zoals hierin gebruikt wordt, is gedefinieerd als een klein gedeelte van de N-terminale kant van het stamgebied van ten hoogste 12 aminozuren. Met andere woorden de oplosbare varianten die bereid worden volgens de werkwij'ze volgens de onderhavige uitvinding omvatten vrij'wel het gehele stamgebied en het katalytische domein.By definition, the soluble form of a glycosyl transferase is a truncated variant that differs from the corresponding full form, ie the membrane-bound form naturally located in the endoplasmic reticulum or Golgi complex, by the absence of the cytoplasmic tail, the signal anchor and possibly part of the trunk area. The term "part of the stem region" as used herein is defined as a small portion of the N-terminal side of the stem region of up to 12 amino acids. In other words, the soluble variants prepared by the method of the the present invention encompasses virtually the entire strain region and the catalytic domain.

De oplosbare varianten zij'n enzymatisch actieve enzymen die van de overeenkomstige volledige vormen verschillen door afwezigheid van een NH2-terminaalpeptide dat 26 tot 671 in het bij'zonder 26 tot 61, amino-zuurgroepen mist met het voorbehoud dat de vormen waarbij' een deel van het stamgebied ontbreekt slechts het boven gedefinieerde kleine gedeelte daarvan missen. Oplosbare varianten die van aan een membraan gebonden glycosyltransferases die hiervoor door hun EC-nummers zijn geïdentificeerd verkrijgbaar zijn en daarnaast oplosbare varianten die van het aan een membraan gebonden fucosyltransferase met figuur 5 verkrijgbaar zijn, verdienen de voorkeur.The soluble variants are enzymatically active enzymes which differ from the corresponding complete forms in the absence of an NH2 terminal peptide which lacks 26 to 671, in particular 26 to 61, amino acid groups with the proviso that the forms in which of the trunk area only missing the above-defined small part thereof. Soluble variants available from membrane-bound glycosyl transferases previously identified by their EC numbers, and additionally, soluble variants available from the membrane-bound fucosyl transferase of Figure 5 are preferred.

Oplosbare varianten van galactosyltransferases die de voorkeur verdienen onderscheiden zich van de overeenkomstige volledige vormen door het ontbreken van een NH2-terminaalpeptide dat 37 tot 55. in het bijzonder 4l tot 44, aminozuren mist. De oplosbare variant die volgens de inventieve werkwijze volgens de uitvinding wordt bereid die de meeste voorkeur verdient is het enzym met de aminozuursequentie die in figuur 2 is weergegeven.Preferred soluble variants of galactosyl transferases are distinguished from the corresponding full forms by the lack of an NH 2 terminal peptide that lacks 37 to 55, especially 4 to 44, amino acids. The most preferred soluble variant prepared by the inventive method of the invention is the enzyme having the amino acid sequence shown in Figure 2.

Oplosbare varianten van sialyltransferases met voorkeur missen in vergelijking met de volledige vorm een NH2-terminaalpeptide dat 26 tot 38 aminozuren omvat. De oplosbare variant met de meeste voorkeur die volgens de inventieve werkwijze volgens de uitvinding is bereid, is het enzym met de aminozuursequentie van figuur 4. Eveneens verdient de oplosbare variant die aangeduid is met ST(Lys27-Cysi,0g) de voorkeur, welke variant de aminozuren 27 tot 406 van de aminozuursequentie die in figuur 3 is weergegeven, omvat.Preferred soluble variants of sialyl transferases lack an NH2 terminal peptide comprising 26 to 38 amino acids compared to the full form. The most preferred soluble variant prepared according to the inventive method of the invention is the amino acid sequence enzyme of Figure 4. Also, the soluble variant designated ST (Lys27-Cysi, 0g) is preferred, which variant includes amino acids 27 to 406 of the amino acid sequence shown in Figure 3.

De oplosbare varianten van fucosyltransferases met voorkeur verschillen van de overeenkomstige volledige enzymen doordat zij een NH2-terminaalpeptide missen welk peptide 56 tot 67, in het bijzonder 56 tot 61, aminozuren omvat. In het bijzonder verdient de oplosbare variant die met FT(Arg62-Arg/,05) wordt aangeduid de voorkeur, welke variant de aminozuren 62 tot 405 van de aminozuursequentie volgens figuur 5 omvat.The preferred soluble variants of fucosyltransferases differ from the corresponding complete enzymes in that they lack an NH 2 terminal peptide which comprises 56 to 67, in particular 56 to 61, amino acids. In particular, the soluble variant designated FT (Arg62-Arg / .05) is preferred, which variant comprises amino acids 62 to 405 of the amino acid sequence of Figure 5.

De gistgastheerstammen en de bestanddelen van de hybridevectoren worden hieronder aangeduid.The yeast host strains and the components of the hybrid vectors are indicated below.

De getransformeerde giststammen worden gekweekt onder toepassing van werkwijzen die voor een deskundige bekend zijn.The transformed yeast strains are grown using methods known to a person skilled in the art.

Derhalve worden de getransformeerde giststammen volgens de uitvinding gekweekt in een vloeibaar medium dat assimileerbare bronnen van koolstof, stikstof en anorganische zouten omvat.Therefore, the transformed yeast strains of the invention are grown in a liquid medium comprising assimilable sources of carbon, nitrogen and inorganic salts.

Diverse koolstofbronnen zijn bruikbaar. Voorbeelden van voorkeurs-koolstofbronnen zijn assimileerbare koolhydraten zoals glucose, maltose, mannitol, fructose of lactose of een acetaat zoals natriumacetaat die hetzij afzonderlijk hetzij in geschikte mengsels kunnen worden toegepast. Geschikte stikstofbronnen omvatten bijvoorbeeld aminozuren, zoals casami-nozuren, peptiden en eiwitten en afbraakprodukten daarvan zoals trypton, pepton of vleesextracten, verder gistextract, moutextract, vloeibaar maismengsel alsmede ammoniumzouten zoals ammoniumchloride, -sulfaat of -nitraat die hetzij afzonderlijk hetzij in een geschikt mengsel kunnen worden toegepast. Anorganische zouten die kunnen worden toegepast omvatten bijvoorbeeld sulfaten, chloriden, fosfaten en carbonaten van natrium, kalium, magnesium en calcium. Daarnaast kan het voedingsmedium eveneens groei bevorderende stoffen bevatten. Stoffen die groei bevorderen omvatten bijvoorbeeld spoorelementen zoals ijzer, zink, mangaan en dergelijke of afzonderlijke aminozuren.Various carbon sources are usable. Examples of preferred carbon sources are assimilable carbohydrates such as glucose, maltose, mannitol, fructose or lactose or an acetate such as sodium acetate which can be used either individually or in suitable mixtures. Suitable nitrogen sources include, for example, amino acids such as casamino acids, peptides and proteins and degradation products thereof such as tryptone, peptone or meat extracts, further yeast extract, malt extract, liquid corn mixture as well as ammonium salts such as ammonium chloride, sulfate or nitrate which may be either individually or in a suitable mixture are applied. Inorganic salts that can be used include, for example, sulfates, chlorides, phosphates and carbonates of sodium, potassium, magnesium and calcium. In addition, the nutrient medium can also contain growth-promoting substances. For example, substances that promote growth include trace elements such as iron, zinc, manganese and the like or separate amino acids.

Vanwege het onverenigbaar zijn van endogeen twee-micron-DNA en hybridevectoren die een replicon dragen verliezen gistcellen die met dergelijke hybridevectoren zijn getransformeerd in het algemeen de replicon. Dergelijke gistcellen moeten worden gekweekt onder selectieve omstandigheden, d.w.z. omstandigheden die de expressie van een op een plas-mide gecodeerd gen voor groei vereisen. De meeste selectieve markers die momenteel worden toegepast en aanwezig zijn op de hybridevectoren volgens de uitvinding (infra) zijn genen die coderen voor enzymen voor aminozuur-of purinebiosynthese. Hierdoor wordt het noodzakelijk synthetische minimale media te gebruiken die deficiënt zijn ten aanzien van het overeenkomstige aminozuur of de overeenkomstige purinebase. Genen die resistentie voor een geschikt biocide verschaffen kunnen eveneens worden toegepast [bijvoorbeeld een gen dat resistentie verschaft tegen het aminoglycoside G4l8]. Gistcellen, die getransformeerd zijn met vectoren die genen voor antibiotica-resistentie bevatten, worden in complexe media gekweekt die het overeenkomstige antibioticum bevatten, waarbij grotere groeisnel-heden en hogere celdichtheden worden bereikt.Because of the incompatibility of endogenous two-micron DNA and hybrid vectors carrying a replicon, yeast cells transformed with such hybrid vectors generally lose the replicon. Such yeast cells are to be cultured under selective conditions, i.e. conditions that require the expression of a plasmid-encoded gene for growth. Most of the selective markers currently used and present on the hybrid vectors of the invention (infra) are genes encoding enzymes for amino acid or purine biosynthesis. This makes it necessary to use synthetic minimal media deficient in the corresponding amino acid or the corresponding purine base. Genes that provide resistance to a suitable biocide can also be used [for example, a gene that confers resistance to the aminoglycoside G418]. Yeast cells transformed with vectors containing antibiotic resistance genes are grown in complex media containing the corresponding antibiotic, achieving faster growth rates and higher cell densities.

Hybridevectoren die het volledige twee-micron-DNA (dat een functionele replicatie-oorsprong omvat) omvatten, worden stabiel gehandhaafd in stammen van Saccharomvces cerevisiae die endogene twee-micron-plasmiden missen (zogenaamde cir° stammen), zodat de kweek onder niet-selectieve groeiomstandigheden, d.w.z. in een complex medium kan worden uitgevoerd.Hybrid vectors comprising the full two-micron DNA (which includes a functional replication origin) are stably maintained in strains of Saccharomyces cerevisiae lacking endogenous two-micron plasmids (so-called cir ° strains), so that the culture is under non-selective growing conditions, ie, can be carried out in a complex medium.

Gistcellen die hybrideplasmiden met een constitutieve promotor omvatten, brengen DNA dat voor een glycosyltransferase of een variant daarvan codeert en door de promotor wordt geregeld zonder inductie tot expressie. Wanneer het DNA echter onder regulatie van een geregelde promotor staat moet de samenstelling van het groeimedium worden aangepast teneinde maximale hoeveelheden mRNA-transcripten te verkrijgen. Bij toepassing van de PH05-promotor bijvoorbeeld dient het groeimedium voor derepressie van deze promotor een lage concentratie anorganisch fosfaat te bevatten.Yeast cells comprising hybrid plasmids with a constitutive promoter express DNA encoding a glycosyl transferase or a variant thereof and regulated by the promoter without induction. However, when the DNA is under the control of a regulated promoter, the composition of the growth medium must be adjusted to obtain maximum amounts of mRNA transcripts. For example, when using the PH05 promoter, the growth medium for derepression of this promoter should contain a low concentration of inorganic phosphate.

De kweek wordt uitgevoerd onder toepassing van gebruikelijke technieken. De kweekomstandigheden zoals temperatuur, pH van het medium en fermentatietijd worden zodanig gekozen dat maximale hoeveelheden van het heterologe eiwit worden geproduceerd. Een gekozen giststam wordt bij voorkeur gekweekt onder aerobe omstandigheden in een ondergedompelde kweek waarbij geschud of geroerd wordt en bij een temperatuur van 25 tot 35eC. bij voorkeur rond 28°C, bij een pH-waarde van 4 tot 7» bijvoorbeeld bij pH 5» en gedurende ten minste 1 tot 3 dagen, bij voorkeur zolang de opbrengst aan eiwit voldoende is.The culture is performed using conventional techniques. The culture conditions such as temperature, pH of the medium and fermentation time are chosen to produce maximum amounts of the heterologous protein. Preferably, a selected yeast strain is grown under aerobic conditions in a submerged culture with shaking or stirring and at a temperature of 25 to 35 ° C. preferably around 28 ° C, at a pH value of 4 to 7 », for example at pH 5» and for at least 1 to 3 days, preferably as long as the yield of protein is sufficient.

Na expressie in gist wordt het glycosyltransferase of de variant daarvan hetzij binnen de cellen verzameld hetzij in het kweekmedium uitgescheiden en op gebruikelijke wijze geïsoleerd.After expression in yeast, the glycosyl transferase or the variant thereof is either collected within the cells or secreted into the culture medium and isolated in the usual manner.

De eerste stap bijvoorbeeld omvat gewoonlijk het door centrifugatie scheiden van de cellen uit de kweekvloeistof. Wanneer het glycosyltransferase of de variant daarvan binnen de cellen opgehoopt is, moet het eiwit uit de cel worden vrijgemaakt door vernietiging van de cel. Gist-cellen kunnen op diverse algemeen bekende wijzen worden vernietigd: bijvoorbeeld door het uitoefenen van mechanische krachten zoals door te schudden met glazen kralen, door ultrasone vibratie, door osmotische shock en/of door enzymatische digestie van de celwand. Wanneer het te isoleren glycosyltransferase of de variant daarvan geassocieerd is met of gebonden is aan een membraanfractie kan verdere verrijking worden verkregen bijvoorbeeld door differentiële centrifugatie van het celextract en eventueel daaropvolgende behandeling van de bepaalde fractie met een detergens zoals Triton. Werkwijzen die geschikt zijn voor de zuivering van het ruwe glycosyltransferase of de variant daarvan omvatten standaard chromatografiewerkwijzen zoals affiniteits-chromatografie bijvoorbeeld met een geschikt substraat, antilichamen of Concanavaline A, ionenuitwis-selings-chromatografie, gelfiltratie, verdelings-chromatografie, HPLC, elektroforese, precipitatiestappen zoals ammoniumsulfaatprecipitatie en andere processen, in het bijzonder uit de literatuur bekende processen.For example, the first step usually involves separating the cells from the culture broth by centrifugation. When the glycosyl transferase or its variant has accumulated within the cells, the protein must be released from the cell by destruction of the cell. Yeast cells can be destroyed in various well known ways: for example, by exerting mechanical forces such as shaking with glass beads, by ultrasonic vibration, by osmotic shock and / or by enzymatic digestion of the cell wall. When the glycosyl transferase or the variant thereof to be isolated is associated with or bound to a membrane fraction, further enrichment can be obtained, for example, by differential centrifugation of the cell extract and optionally subsequent treatment of the particular fraction with a detergent such as Triton. Methods suitable for the purification of the crude glycosyl transferase or the variant thereof include standard chromatography methods such as affinity chromatography for example with a suitable substrate, antibodies or Concanavalin A, ion exchange chromatography, gel filtration, partition chromatography, HPLC, electrophoresis, precipitation steps such as ammonium sulfate precipitation and other processes, in particular processes known from the literature.

Wanneer glycosyltransferase of de variant daarvan door de gistcel in de periplasmaruimte wordt uitgescheiden, kan een vereenvoudigd isola-tieprotocol worden toegepast: het eiwit wordt zonder cellysis gewonnen door enzymatische verwijdering van de celwand of door chemische middelen, bijvoorbeeld thiolreagentia of EDTA die tot beschadiging van de celwand leiden die het vrijlaten van het geproduceerde glycosyltransferase mogelijk maken. Wanneer het glycosyltransferase of de variant daarvan in het kweekmedium wordt uitgescheiden kan het direct daaruit worden gewonnen en gezuiverd onder toepassing van de werkwijzen die hierboven zijn aangeduid.When glycosyl transferase or its variant is secreted by the yeast cell into the periplasmic space, a simplified isolation protocol can be used: the protein is recovered without cell lysis by enzymatic removal of the cell wall or by chemical agents, for example, thiol reagents or EDTA which damage the cell wall that allow the release of the produced glycosyl transferase. When the glycosyl transferase or the variant thereof is secreted into the culture medium, it can be directly recovered and purified using the methods indicated above.

Teneinde glycosyltransferase-activiteit te detecteren kunnen uit de literatuur bekende testen worden toegepast. Galactosyltransferase-activi-teit kan bijvoorbeeld worden gemeten door de hoeveelheid met radioactiviteit gemerkte galactose die in een geschikt acceptormolecuul zoals een glyco-eiwit of een vrije suikergroep wordt ingebouwd, te meten. Op analoge wijze kan sialyltransferase-activiteit worden onderzocht bijvoorbeeld door het inbouwen van siaalzuur in geschikte substraten en kan fucosyl-transferase-activiteit worden onderzocht door de overdracht van fucose naar een geschikte acceptor.In order to detect glycosyl transferase activity, tests known from the literature can be used. For example, galactosyl transferase activity can be measured by measuring the amount of radioactivity labeled galactose that is incorporated into a suitable acceptor molecule such as a glycoprotein or a free sugar group. Analogously, sialyl transferase activity can be tested, for example, by incorporating sialic acid into suitable substrates, and fucosyl transferase activity, can be examined by transfer of fucose to a suitable acceptor.

De getransformeerde gistgastheercellen volgens de uitvinding kunnen worden bereid door recombinant-DNA-technieken die de volgende stappen omvatten: het bereiden van een hybridevector welke vector een gistpromotor en een DNA-sequentie, die voor een aan een membraan gebonden glycosyl-transferase of een variant daarvan codeert, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld, omvat, het transformeren van een gistgastheerstam met de hybridevector, en het selecteren van getransformeerde gistcellen van niet-getrans-formeerde gistcellen.The transformed yeast host cells of the invention can be prepared by recombinant DNA techniques comprising the steps of preparing a hybrid vector comprising a yeast promoter and a DNA sequence for a membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof encoding which DNA sequence is regulated by the promoter includes transforming a yeast host strain with the hybrid vector, and selecting transformed yeast cells from non-transformed yeast cells.

ExpressievectorenExpression vectors

De gisthybridevector volgens de uitvinding omvat een expressiecas-sette welke cassette een gistpromotor en een DNA-sequentie die voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan codeert, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld, omvat.The yeast hybrid vector of the invention comprises an expression cassette which cassette comprises a yeast promoter and a DNA sequence encoding a membrane bound glycosyl transferase or a variant thereof, which DNA sequence is controlled by the promoter.

In een eerste uitvoeringsvorm omvat de gisthybridevector volgens de uitvinding een expressiecassette welke cassette een gistpromotor, een DNA-sequentie die voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan codeert, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesigna-len omvat.In a first embodiment, the yeast hybrid vector of the invention comprises an expression cassette comprising a yeast promoter, a DNA sequence encoding a membrane bound glycosyl transferase or a variant thereof, which DNA sequence is regulated by the promoter and a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

In een tweede uitvoeringsvorm omvat de gisthybridevector volgens de uitvinding een expressiecassette welke cassette een gistpromotor die op werkzame wijze aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpeptide codeert, is gekoppeld, welke sequentie in het juiste leesraam aan een tweede DNA-sequentie die voor een aan een membraan gebonden glycosyl-In a second embodiment, the yeast hybrid vector of the invention comprises an expression cassette, which cassette is a yeast promoter operably linked to a first DNA sequence encoding a signal peptide, which sequence is in the correct reading frame to a second DNA sequence containing a membrane bound glycosyl

vX CUI0I Ci. uOC UI vwil VCll· Ittü L· UCLcLL VCUl LUuCCL U ^ JLO ‘ M cll CgXI X/iin DCvX CUI0I Ci. uOC UI vwil VCll · Ittü L · UCLcLL VCUl LUuCCL U ^ JLO "M cll CgXI X / iin DC

quentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat.sequence with yeast transcription termination signals.

De gistpromotor is een geregelde of een constitutieve promotor die bij voorkeur wordt verkregen van een gistgen dat in hoge mate tot expressie wordt gebracht, in het bijzonder een gen van Saccharomvces cerevi-siae. Derhalve kan de promotor van het TRPl-gen, het ADHI- of ADHII-gen, het zuurfosfatase (PHQ5.)-gen, een promotor van de gistparingsferomoon-genen die voor de a- of α-faktor coderen of een promotor die verkregen wordt van een gen dat voor een glycolytisch enzym codeert zoals de promotor van het enolase, glyceraldehyde-3-fosfaatdehydrogenase (GAP), 3-fos-foglyceraatkinase (PGK), hexokinase, pyruvaatdecarboxylase, fosfofructo-kinase, glucose-6-fosfaatisomerase, 3"fosfoglyceraatmutase, pyruvaatkina-se, triosefosfaatisomerase, fosfoglucose-isomerase of glucokinasegenen worden toegepast. Verder is het mogelijk hybridepromotors te gebruiken die stroomopwaartse activeringssequenties (UAS) van één gistgen en stroomafwaartse promotorelementen met een functioneel TATA-gebied van een ander gistgen omvatten, bijvoorbeeld een hybridepromotor die de UAS(s) van het gist-PHO^-gen en stroomafwaartse promotorelementen met een functioneel TATA-gebied van het gist-GAP-gen (PHOS-GAP hybridepromotor) omvatten. Een voorkeurspromotor is de promotor van het GAP-gen, in het bijzonder functionele fragmenten daarvan die beginnen bij nucleotiden tussen posities -550 en -I80, in het bijzonder bij nucleotide -5^0, -263 of -198 en eindigen bij nucleotide -5 van het GAP-gen. Een andere voor-keurspromotor van het geregelde type is de PH05-promotor. Als constitutieve promotor verdient een verkorte zuurfosfatase PH05-promotor waarbij de stroomopwaartse regelende elementen (UAS) ontbreken de voorkeur evenals het ΡΗ05(-173)-promotorelement dat bij nucleotide -173 begint en bij nucleotide -9 van het PH05-gen eindigt.The yeast promoter is a controlled or constitutive promoter, preferably obtained from a highly expressed yeast gene, in particular a gene from Saccharomyces cerevisiae. Therefore, the promoter of the TRP1 gene, the ADHI or ADHII gene, the acid phosphatase (PHQ5.) Gene, a promoter of the yeast pairing pheromone genes encoding the α or α factor, or a promoter obtained of a gene encoding a glycolytic enzyme such as the enolase promoter, glyceraldehyde-3-phosphate dehydrogenase (GAP), 3-phosphoglycerate kinase (PGK), hexokinase, pyruvate decarboxylase, phosphofructo-kinase, glucose-6-phosphate isomerase, phosphoglycerate mutase, pyruvate kinase, triosephosphate isomerase, phosphoglucose isomerase or glucokinase genes Furthermore, it is possible to use hybrid promoters comprising upstream activation sequences (UAS) of one yeast gene and downstream promoter elements with a functional TATA promoter region of another yeast gene gene comprising the UAS (s) of the yeast PHO 2 gene and downstream promoter elements with a functional TATA region of the yeast GAP gene (PHOS-GAP hybrid promoter) and. A preferred promoter is the promoter of the GAP gene, in particular functional fragments thereof starting at nucleotides between positions -550 and -180, particularly at nucleotide -5 ^ 0, -263 or -198 and ending at nucleotide -5 of the GAP gene. Another regulated type preferred promoter is the PH05 promoter. As a constitutive promoter, a truncated acid phosphatase PH05 promoter, lacking the upstream regulatory elements (UAS), is preferred, as is the ΡΗ05 (-173) promoter element that starts at nucleotide -173 and ends at nucleotide -9 of the PH05 gene.

De DNA-sequentie die voor een signaalpeptide ("signaalsequentie") codeert, wordt bij voorkeur verkregen van een gistgen dat voor een polypeptide codeert dat gewoonlijk wordt uitgescheiden. Andere signaalsequen-ties van heterologe eiwitten die gewoonlijk worden uitgescheiden kunnen eveneens worden gekozen. Gistsignaalsequenties zijn bijvoorbeeld de signaal- en preprosequenties van de gistinvertase-, α-faktor-, feromoon-peptidase (KEX1)-, “killer toxin"- en represseerbare zuurfosfatase (PHQ5)-genen en de glucoamylasesignaalsequentie van Aspergillus awamori. Anderzijds kunnen gefuseerde signaalsequenties worden geconstrueerd door een deel van de signaalsequentie (indien aanwezig) van het gen dat van nature aan de gebruikte promotor (bijvoorbeeld PH05.) is gekoppeld te ligeren met een deel van de signaalsequentie van een ander heteroloog eiwit. De combinaties die een precieze splitsing tussen de signaalsequentie en de glycosyltransferase-aminozuursequentie mogelijk maken verdienen de voorkeur. Additionele sequenties zoals pro- of spacer-sequenties die al dan niet specifieke verwerkingssignalen kunnen dragen, kunnen eveneens worden opgenomen in de constructen om het nauwkeurig verwerken van pre-cursormoleculen te vergemakkelijken. Anderzijds kunnen fusie-eiwitten worden gevormd die interne verwerkingssignalen bevatten die juiste rijping in vivo of in vitro mogelijk maken. De verwerkingssignalen bevatten bijvoorbeeld Lys-Arg, hetgeen door een gistendopeptidase dat in de Golgi-membranen voorkomt, wordt herkend. De voorkeurssignaalsequentie volgens de onderhavige uitvinding is de signaalsequentie van het gistinvertase-gen.Preferably, the DNA sequence encoding a signal peptide ("signal sequence") is obtained from a yeast gene encoding a polypeptide which is usually secreted. Other signal sequences of heterologous proteins that are usually secreted can also be selected. For example, yeast signal sequences are the signal and prepro sequences of the yeast invertase, α-factor, pheromone peptidase (KEX1), "killer toxin" and repressible acid phosphatase (PHQ5) genes, and the glucoamylase signal sequence of Aspergillus fused signal sequences. are constructed by ligating part of the signal sequence (if any) of the gene that is naturally linked to the promoter used (eg PH05.) with part of the signal sequence of another heterologous protein The combinations that provide a precise cleavage between the signal sequence and enable the glycosyltransferase amino acid sequence are preferred Additional sequences such as pro or spacer sequences which may or may not carry specific processing signals may also be included in the constructs to facilitate the precise processing of pre-cursor molecules. fusion proteins can be formed internally e contain processing signals that allow proper maturation in vivo or in vitro. The processing signals contain, for example, Lys-Arg, which is recognized by a yeast dopeptidase found in the Golgi membranes. The preferred signal sequence of the present invention is the signal sequence of the yeast invertase gene.

Indien een volledig glycosyltransferase of een aan een membraan gebonden variant daarvan in gist tot expressie wordt gebracht, omvat de voorkeursgisthybridevector een expressiecassette welke cassette een gist-promotor, een DNA-sequentie die voor het glycosyltransferase of variant daarvan codeert, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat. Wanneer het DNA codeert voor een aan een membraan gebonden enzym is geen additionele signaalsequentie vereist.When a complete glycosyl transferase or a membrane-bound variant thereof is expressed in yeast, the preferred yeast hybrid vector comprises an expression cassette encoding a yeast promoter, a DNA sequence encoding the glycosyl transferase or variant thereof, which DNA sequence by the yeast promoter is regulated and includes a DNA sequence with yeast transcription termination signals. When the DNA encodes a membrane-bound enzyme, no additional signal sequence is required.

Indien een oplosbare variant van een aan een membraan gebonden glycosyltransferase in gist tot expressie wordt gebracht omvat de gist-hybridevector bij voorkeur een expressiecassette welke cassette een op werkzame wijze aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpeptide codeert gekoppelde gistpromotor die in het juiste leesraam aan een tweede DNA-sequentie die voor de variant codeert, is gekoppeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptieterminatiesignalen omvat.Preferably, when a soluble variant of a membrane-bound glycosyl transferase is expressed in yeast, the yeast hybrid vector comprises an expression cassette which cassette operably coupled to a first DNA sequence encoding a signal peptide in the correct reading frame. is linked to a second DNA sequence encoding the variant and comprises a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

DNA coderend voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan kan worden bereid volgens werkwijzen die algemeen bekend zijn en omvat genomisch DNA, bijvoorbeeld van ratte-, muize-, runder- of humane cellen. Indien nodig worden de intronen die in genomisch DNA dat voor het enzym codeert, voorkomen, verwijderd. Verder omvat DNA dat voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan codeert cDNA dat uit een zoogdier-cDNA-bank kan worden geïsoleerd of van het overeenkomstige mRNA kan worden geproduceerd. De cDNA-bank kan worden verkregen van cellen van verschillende weefsels, bijvoorbeeld placentacellen of levercellen. De bereiding van cDNA via de mRNA route wordt bereikt onder toepassing van gebruikelijke werkwijzen zoals de polymeraseketenreactie (PCR).DNA encoding a membrane bound glycosyl transferase or a variant thereof can be prepared according to methods well known and includes genomic DNA, for example from rat, mouse, bovine or human cells. If necessary, the introns contained in genomic DNA encoding the enzyme are removed. Furthermore, DNA encoding a membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof includes cDNA that can be isolated from a mammalian cDNA library or produced from the corresponding mRNA. The cDNA library can be obtained from cells of different tissues, for example, placental cells or liver cells. The preparation of cDNA via the mRNA pathway is accomplished using conventional methods such as the polymerase chain reaction (PCR).

Isolatie van poly(A)+RNA uit zoogdiercellen bijvoorbeeld, zoals HeLa-cellen en daaropvolgende eerste-strengs-cDNA-synthese worden volgens algemeen bekende standaardvoorschriften uitgevoerd. Uitgaande van deze gesynthetiseerde DNA-mal kan PCR worden toegepast voor het amplificeren van de beoogde sequentie, d.w.z. het glycosyltransferase DNA of een fragment daarvan terwijl de amplificatie van andere getalsmatig overweldigende ongewenste sequenties wordt geminimaliseerd. Hiertoe moet de sequentie van een kleine reeks nucleotiden aan beide zijden van de beoogde sequentie bekend zijn. Deze flankerende sequenties worden toegepast om twee synthetische enkelstrengige primer-oligonucleotiden te ontwikkelen waarvan de sequentie zodanig wordt gekozen dat deze qua baseparen complementair is aan de respectievelijke flankerende sequenties. PCR begint met denaturatie van de mRNA-DNA hybridestreng, gevolgd door het aan elkaar fuseren van primers en flankerende sequenties van de beoogde sequentie. Toevoeging van DNA-polymerase en desoxynucleosidetrifosfaten zorgt voor de vorming van twee stukken dubbelstrengig DNA, waarbij elk stuk begint bij de primer en zich uitstrekt langs de beoogde sequentie waarbij de beoogde sequentie wordt gekopieerd. Elk van de nieuwe gesynthetiseerde produkten kan als mal dienen waaraan de primer kan fuseren en uitbreidingen kunnen plaatsvinden (volgende cyclus) hetgeen leidt tot een exponentiële toename in dubbelstrengige fragmenten van een bepaalde lengte.For example, isolation of poly (A) + RNA from mammalian cells, such as HeLa cells, and subsequent first strand cDNA synthesis are performed according to well known standard procedures. From this synthesized DNA template, PCR can be used to amplify the intended sequence, i.e., the glycosyl transferase DNA or a fragment thereof, while minimizing the amplification of other numerically overwhelming undesired sequences. To this end, the sequence of a small series of nucleotides on both sides of the intended sequence must be known. These flanking sequences are used to develop two synthetic single-stranded primer oligonucleotides whose sequence is selected to be complementary in base pair to the respective flanking sequences. PCR begins with denaturation of the mRNA-DNA hybrid strand, followed by fusion of primers and flanking sequences of the intended sequence together. Addition of DNA polymerase and deoxynucleoside triphosphates creates two pieces of double stranded DNA, each piece starting from the primer and extending along the target sequence copying the target sequence. Any of the new synthesized products can serve as a template to which the primer can fuse and extensions can take place (next cycle) leading to an exponential increase in double-stranded fragments of a given length.

Verder kan DNA dat voor een aan een membraan gebonden glycosyltransf erase of een variant daarvan codeert enzymatisch of chemisch worden gesynthetiseerd. Een variant van een aan een membraan gebonden glycosyl-transferase met enzymatische activiteit en een aminozuursequentie waarin een of meer aminozuren zijn verwijderd (DNA-fragmenten) en/of met een of meer andere aminozuren zijn uitgewisseld, wordt gecodeerd door een mutant DNA-sequentie. Verder omvat een mutant DNA-sequentie een stille mutatie waarbij een of meer nucleotiden zijn vervangen door andere nucleotiden waarbij de nieuwe codon of codons voor hetzelfde aminozuur of -zuren codeert of coderen. Een gedegenereerde DNA-sequentie vormt eveneens een dergelijke mutantsequentie. Gedegenereerde DNA-sequenties zijn qua genetische code gedegenereerd doordat een onbeperkt aantal nucleotiden kan worden vervangen door andere nucleotiden zonder tot een verandering van de oorspronkelijk gecodeerde aminozuursequentie te leiden. Dergelijke gedegenereerde DNA-sequenties kunnen bruikbaar zijn vanwege verschillen in restrictieknipplaatsen en/of frequentie van bepaalde codons die bij de specifieke gastheer de voorkeur verdienen voor het verkrijgen van optima-Furthermore, DNA encoding a membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof can be synthesized enzymatically or chemically. A variant of a membrane bound glycosyl transferase with enzymatic activity and an amino acid sequence in which one or more amino acids have been removed (DNA fragments) and / or exchanged with one or more other amino acids is encoded by a mutant DNA sequence. Furthermore, a mutant DNA sequence includes a silent mutation in which one or more nucleotides have been replaced by other nucleotides in which the new codon or codons encode or encode the same amino acid or acids. A degenerate DNA sequence also forms such a mutant sequence. Degenerate DNA sequences are genetically degenerated in that an unlimited number of nucleotides can be replaced by other nucleotides without altering the originally encoded amino acid sequence. Such degenerate DNA sequences may be useful due to differences in restriction sites and / or frequency of certain codons that are preferred by the specific host to obtain optimal

Ie expressie van een glycosyltransferase of een variant daarvan. Bij voorkeur bezitten dergelijke DNA-sequenties de voorkeurscodons die gist gebruikt.The expression of a glycosyl transferase or a variant thereof. Preferably, such DNA sequences have preferred codons that use yeast.

Een mutant DNA-sequentie kan eveneens door in vitro mutatie van een in de natuur optredend genomisch DNA of een cDNA worden verkregen volgens werkwijzen die algemeen bekend zijn. Het partiële DNA bijvoorbeeld dat voor een oplosbare vorm van een glycosyl transferase codeert, kan uit het DNA dat voor het overeenkomstige aan een membraan gebonden volledig gly-cosyltransferase codeert onder toepassing van restrictie-enzymen worden verkregen. De beschikbaarheid van een geschikte restrictieknipplaats is hiervoor voordelig.A mutant DNA sequence can also be obtained by in vitro mutation of a naturally occurring genomic DNA or a cDNA according to methods well known in the art. For example, the partial DNA encoding a soluble form of a glycosyl transferase can be obtained from the DNA encoding the corresponding membrane-bound complete glycosyl transferase using restriction enzymes. The availability of a suitable restriction cutting site is advantageous for this.

Een DNA-sequentie die gisttranscriptie-terminatiesignalen bevat is bij voorkeur de 3'-flankerende sequentie van een gistgen die geschikte signalen voor transcriptieterminatie en polyadenylering bevat. Geschikte 3'-flankerende sequenties zijn bijvoorbeeld de sequenties van het gistgen die van nature aan de toegepaste promotor zijn gekoppeld. De voorkeurs-flankerende sequentie is de sequentie van het gist-PH05-gen.Preferably, a DNA sequence containing yeast transcription termination signals is the 3 'flanking sequence of a yeast gene that contains suitable signals for transcription termination and polyadenylation. Suitable 3 'flanking sequences are, for example, the yeast gene sequences naturally linked to the promoter used. The preferred flanking sequence is the yeast PH05 gene sequence.

De gistpromotor, eventueel de voor het signaalpeptide coderende DNA-sequentie, de voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie en de DNA-sequentie met gisttranscriptie-terminatiesignalen zijn op werkbare wijze in een tandem-opstelling gekoppeld, d.w.z. op een dergelijke manier naast elkaar geplaatst dat hun gewone functies worden gehandhaafd. De opstelling is zodanig dat de promotor juiste expressie van de voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie (eventueel voorafgegaan door een signaalsequentie), teweegbrengt, dat de transcriptie-terminatiesignalen juiste terminatie van transcriptie en polyadenylering teweegbrengen en dat de signaalsequentie die eventueel aanwezig is, in het juiste leesraam op zodanige wijze aan de bovengenoemde DNA-sequentie is gekoppeld dat de laatste codon van de signaalsequentie direct aan de eerste codon van de DNA-sequentie is gekoppeld, zodat uitscheiding van het eiwit plaatsvindt. Indien de promotor en de signaalsequentie worden verkregen van verschillende genen, wordt de promotor bij voorkeur op een plaats tussen de voornaamste mRNA-startplaats en de ATG van het gen dat van nature aan de promotor is. gekoppeld aan de signaalsequentie gekoppeld. De signaalsequentie dient zijn eigen ATG voor trans-latie-initiatie te hebben. De koppeling van deze sequenties kan worden teweeggebracht door middel van synthetische oligodesoxynucleotidelinkers die de herkenningssequentie van een endonuclease dragen.The yeast promoter, optionally the DNA sequence coding for the signal peptide, the DNA sequence encoding a membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof, and the DNA sequence with yeast transcription termination signals are operably linked in a tandem arrangement, ie juxtaposed in such a way that their normal functions are maintained. The arrangement is such that the promoter causes proper expression of the membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof encoding (optionally preceded by a signal sequence), that the transcription termination signals induce proper termination of transcription and polyadenylation and that the signal sequence, if present, is linked in the correct reading frame to the above-mentioned DNA sequence in such a way that the last codon of the signal sequence is directly linked to the first codon of the DNA sequence, so that secretion of the protein takes place. Preferably, if the promoter and signal sequence are obtained from different genes, the promoter is located in a location between the main mRNA start site and the ATG of the gene which is naturally attached to the promoter. linked to the signal sequence linked. The signal sequence should have its own ATG for translation initiation. The coupling of these sequences can be accomplished by synthetic oligodeoxynucleotide linkers carrying the recognition sequence of an endonuclease.

Vectoren die voor replicatie en expressie in gist geschikt zijn omvatten een gistreplicatie-oorsprong. Hybridevectoren die een gistrepli-catie-oorsprong omvatten, bijvoorbeeld het chromosomale autonoom replicerende fragment (ars) worden na transformatie extrachromosomaal gehandhaafd binnen de gisteel en worden gedurende mitose autonoom gerepliceerd. Eveneens kunnen hybridevectoren die sequenties omvatten die homoloog zijn met het gist-2p-plasmide-DNA worden toegepast. Dergelijke hybridevectoren worden geïntegreerd door recombinatie in 2p-plasmiden die reeds aanwezig zijn binnen de cel of zich autonoom repliceren.Vectors suitable for yeast replication and expression include a yeast replication origin. Hybrid vectors comprising a yeast replication origin, for example, the chromosomal autonomously replicating fragment (ars), are retained extrachromosomally within the yeast after transformation and are replicated autonomously during mitosis. Hybrid vectors comprising sequences homologous to the yeast 2p plasmid DNA can also be used. Such hybrid vectors are integrated by recombination into 2p plasmids already present within the cell or replicating autonomously.

Bij voorkeur omvatten de hybridevectoren volgens de uitvinding een of meer, in het bijzonder een of twee selectieve genetische markers voor gist en een dergelijke marker en een oorsprong van replicatie voor een bacteriële gastheer, in het bijzonder Escherichia coli.Preferably, the hybrid vectors of the invention comprise one or more, in particular one or two, selective yeast genetic markers and such marker, and an origin of replication for a bacterial host, in particular Escherichia coli.

Met betrekking tot de selectieve marker-genen voor gist kan elk marker-gen worden toegepast dat de selectie van transformanten door feno-typische expressie van het marker-gen vergemakkelijkt. Geschikte markers voor gist zijn bijvoorbeeld markers die antibioticumresistentie tot expressie brengen of in het geval van auxotrofe gistmutanten genen die gastheerlesies aanvullen. Overeenkomstige genen verlenen bijvoorbeeld resistentie tegen de antibiotica G*H8, hygromycine of bleomycine of verschaffen prototrofie aan een auxotrofe gistmutant, zoals de URAR-. LEU2-. LYS2- of TRP1-genen.With regard to the yeast selective marker genes, any marker gene can be used which facilitates the selection of transformants by phenotypic expression of the marker gene. Suitable markers for yeast are, for example, markers expressing antibiotic resistance or, in the case of auxotrophic yeast mutants, genes that complement host lesions. For example, corresponding genes confer resistance to the antibiotics G * H8, hygromycin or bleomycin or provide prototrophy to an auxotrophic yeast mutant, such as the URAR-. LEU2-. LYS2 or TRP1 genes.

Aangezien amplificatie van de hybridevectoren op gemakkelijke wijze in E. coli wordt verricht, worden met voordeel een E. coli genetische marker en een E. coli replicatie-oorsprong opgenomen. Deze kunnen worden verkregen van E. coli plasmiden zoals pBR322 of een pUC plasmide, bijvoorbeeld pUCl8 of pUC19 die beide een E. coli replicatie-oorsprong en een E. coli genetische marker die resistentie voor antibiotica zoals ampicilline verleent omvatten.Since amplification of the hybrid vectors is easily performed in E. coli, an E. coli genetic marker and an E. coli origin of replication are advantageously included. These can be obtained from E. coli plasmids such as pBR322 or a pUC plasmid, for example pUC18 or pUC19, both of which include an E. coli replication origin and an E. coli genetic marker conferring resistance to antibiotics such as ampicillin.

De hybridevectoren volgens de uitvinding worden bereid volgens werkwijzen die algemeen bekend zijn voor een deskundige, bijvoorbeeld door de expressiecassette die een gistpromotor en een voor een glycosyl-transferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie die door de promotor wordt geregeld of de diverse bestanddelen van de expressiecassette omvat in een van tevoren bepaalde volgorde te koppelen met de DNA-fragmenten die selectieve genetische markers voor gist en voor een bacteriële gastheer en oorsprongen van replicatie voor gist en voor een bacteriële gastheer omvatten.The hybrid vectors of the invention are prepared according to methods well known to those skilled in the art, for example, by the expression cassette containing a yeast promoter and a DNA sequence encoding a glycosyl transferase or a variant thereof which is regulated by the promoter or the various components of the expression cassette comprises linking in a predetermined order to the DNA fragments comprising selective genetic markers for yeast and for a bacterial host and origins of replication for yeast and for a bacterial host.

De hybridevectoren volgens de uitvinding worden toegepast voor de transformatie van de giststammen die hieronder worden beschreven.The hybrid vectors of the invention are used for the transformation of the yeast strains described below.

Gistfifrflmmen en transformatie daarvanYeast fermentations and transformation thereof

Geschikte gistgastheerorganismen zijn stammen van het genus Saccha-romvces. in het bijzonder stammen van Saccharomvces cerevisiae. Deze giststammen omvatten stammen die eventueel geen endogene twee-micron-plasmiden omvatten en/of eventueel geen gistpeptidase-activiteit of -activiteiten, bijvoorbeeld peptidase-ysca-, -yscA-, -yscB-, -yscY- en/of -yscS-activiteit bevatten.Suitable yeast host organisms are strains of the genus Saccha romvces. in particular strains of Saccharomvces cerevisiae. These yeast strains include strains which optionally do not include endogenous two-micron plasmids and / or which optionally do not contain yeast peptidase activity or activities, e.g. peptidase ysca, scA, scB, scY and / or scS activity contain.

De uitvinding heeft verder betrekking op een giststam die getransformeerd is met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke expressiecassette een gistpromotor en een voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie omvat, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld.The invention further relates to a yeast strain transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, said expression cassette comprising a yeast promoter and a membrane-bound glycosyl transferase or variant thereof encoding DNA sequence which is promoted by the promoter. regularly.

In een eerste uitvoeringsvorm is de giststam volgens de uitvinding getransformeerd met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke expressiecassette een gistpromotor, een voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie, welke DNA-sequentie door de promotor wordt geregeld en een DNA-sequentie met gisttranscriptie-terminatiesignalen omvat.In a first embodiment, the yeast strain of the invention is transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, said expression cassette a yeast promoter, a membrane bound glycosyl transferase encoding a variant thereof, which DNA sequence is regulated by the promoter and a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

In een tweede uitvoeringsvorm is de giststam volgens de uitvinding getransformeerd met een hybridevector die een expressiecassette omvat, welke expressiecassette een gistpromotor die op werkzame wijze is gekoppeld aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpeptide codeert die in het juiste leesraam is gekoppeld aan een tweede DNA-sequentie die voor een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan codeert en een DNA-sequentie met gisttranscriptie-terminatiesignalen omvat.In a second embodiment, the yeast strain of the invention is transformed with a hybrid vector comprising an expression cassette, which expression cassette is a yeast promoter operably linked to a first DNA sequence encoding a signal peptide coupled in the right reading frame to a second DNA sequence encoding a membrane bound glycosyl transferase or a variant thereof and comprising a DNA sequence with yeast transcription termination signals.

De giststammen volgens de uitvinding worden toegepast voor de bereiding van een aan een membraan gebonden glycosyltransferase of een variant daarvan.The yeast strains according to the invention are used for the preparation of a membrane-bound glycosyl transferase or a variant thereof.

De transformatie van gist met de hybridevectoren volgens de uitvinding wordt verkregen door werkwijzen die algemeen bekend zijn, bijvoorbeeld volgens de werkwijzen die beschreven worden door Hinnen et al. (Proc. Natl. Acad. Sci. USA (1978) 75» 1929) en Ito et al. (J. Bact. (1983) 153, 163-168).The transformation of yeast with the hybrid vectors of the invention is accomplished by methods well known, for example, by the methods described by Hinnen et al. (Proc. Natl. Acad. Sci. USA (1978) 75 »1929) and Ito et al. (J. Bact. (1983) 153, 163-168).

De aan een membraan gebonden glycosyltransferases en de varianten daarvan die bereid worden volgens de werkwijze volgens de uitvinding kunnen worden toegepast in een op zich bekende wijze bijvoorbeeld voor de synthese en/of modificatie van glyco-eiwitten, oligosacchariden en glyco-lipiden (Amerikaans octrooischrift 4.925.796; EP octrooiaanvrage 414.171).The membrane bound glycosyl transferases and the variants thereof which are prepared according to the method according to the invention can be used in a manner known per se, for example for the synthesis and / or modification of glyco proteins, oligosaccharides and glyco-lipids (US patent 4,925 .796; EP patent application 414,171).

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op de werkwijze voor de bereiding van aan een membraan gebonden glycosyltransferases en varianten daarvan, de hybridevectoren, de getransformeerde giststammen en de glycosyltransferases die volgens de inventieve werkwijze verkrijgbaar zijn zoals beschreven wordt in de voorbeelden.The invention particularly relates to the process for the preparation of membrane bound glycosyl transferases and variants thereof, the hybrid vectors, the transformed yeast strains and the glycosyl transferases available according to the inventive process as described in the examples.

In de voorbeelden worden de volgende afkortingen gebruikt: GT = galactosyltransferase (EC 2.4.1.22), PCR = polymeraseketenreactie; ST = sialyltransferase (EC 2.4.99*1); FT = fucosyltransferase.In the examples, the following abbreviations are used: GT = galactosyl transferase (EC 2.4.1.22), PCR = polymerase chain reaction; ST = sialyl transferase (EC 2.4.99 * 1); FT = fucosyl transferase.

Voorbeeld 1Example 1

Klonering van het galactosyltransferase (GT)-cDNA uit HeLa-cellen GT-cDNA wordt geïsoleerd uit HeLa-cellen (Watzele, G. en Berger, E.G. (1990) Nucleic Acids Res. 18, 7174) door middel van de polymeraseketenreactie (PCR): 1.1 Bereiding van poly(A)+RNA uit HeLa-cellenCloning of the galactosyl transferase (GT) cDNA from HeLa cells GT cDNA is isolated from HeLa cells (Watzele, G. and Berger, EG (1990) Nucleic Acids Res. 18, 7174) by the polymerase chain reaction (PCR) : 1.1 Preparation of poly (A) + RNA from HeLa cells

Voor RNA bereiding worden HeLA-cellen in een eenlaagskweek op 5 platen (23x 23 cm) gekweekt. De snelle en efficiënte isolatie van RNA uit gekweekte cellen wordt uitgevoerd door extractie met guanidine-HCl zoals beschreven is door MacDonald, R.J. et al. (Meth. Enzymol. (1987) 152. 226-227). In het algemeen zijn opbrengsten ongeveer 0,6-1 mg totaal RNA per plaat samenlopende cellen. Verrijking van poly(A)+RNA wordt bereikt door affiniteits-chromatografie op oligo(dT)-cellulose volgens de werkwijze die in het handboek van Maniatis wordt beschreven (Sambrook, J., Fritsch, E.F. en Maniatis, T. (1989) Molecular Cloning: A Laboratory Manual (2de uitgave), Cold Spring Harbor Laboratory Press, Cold Spring Harbor, USA), onder toepassing van 4 mg totaal RNA op een kolom 400 μΐ. 3% van het opgebrachte RNA wordt gewonnen als verrijkt poly(A)+RNA dat bewaard wordt in gelijke hoeveelheden dat met 3 volumina ethanol is geprecipiteerd bij -70°C tot gebruik.For RNA preparation, HeLA cells are grown in a single layer culture on 5 plates (23x23 cm). The rapid and efficient isolation of RNA from cultured cells is performed by extraction with guanidine HCl as described by MacDonald, R.J. et al. (Meth. Enzymol. (1987) 152, 226-227). Generally, yields are about 0.6-1 mg of total RNA per confluent cell plate. Enrichment of poly (A) + RNA is accomplished by affinity chromatography on oligo (dT) cellulose according to the method described in the Maniatis manual (Sambrook, J., Fritsch, EF and Maniatis, T. (1989) Molecular Cloning: A Laboratory Manual (2nd edition), Cold Spring Harbor Laboratory Press, Cold Spring Harbor, USA) using 4 mg of total RNA on a 400 μΐ column. 3% of the applied RNA is recovered as enriched poly (A) + RNA which is stored in equal proportions precipitated with 3 volumes of ethanol at -70 ° C until use.

1.2 Eerstestreng cDNA synthese voor PCR1.2 First strand cDNA synthesis for PCR

Poly(A)+RNA (mRNA) wordt door Moloney Murine Leukemia Virus RNase H' reverse transcriptase (M-MLV H' RT) (BRL) in omgekeerde richting overgeschreven naar DNA. Bij het opzetten van het reactiemengsel van 20 μΐ wordt het protocol dat door BRL wordt verschaft gevolgd met kleine afwij kingen: 1 pg HeLa cel poly(A)+RNA en 500 ng oligo(dT)12_i8 (Pharmacia) in 11,5 μΐ steriel H20 worden verwarmd tot 70eC gedurende 10 minuten en daarna snel op ijs gekoeld. Vervolgens worden 4 μΐ reactiebuffer die door BRL wordt verschaft (250 mM Tris-HCl pH 8,3. 375 mM KC1, 15 mM MgCl2). 2 μΐ 0,1 M dithiotreïtol, 1 μΐ gemengde dNTP (10 mM elk van dATP, dCTP, dGTP, TTP, Pharmacia), 0,5 μΐ (17.5 U) RNA guard (RNase remmer van Pharmacia) en 1 μΐ (200 U) M-MLVH" RT toegevoegd. De reactie wordt bij 42°C uitgevoerd en na 1 uur gestopt door de buis gedurende 10 minuten bij 95°C te verwarmen.Poly (A) + RNA (mRNA) is reverse transferred to DNA by Moloney Murine Leukemia Virus RNase H 'reverse transcriptase (M-MLV H' RT) (BRL). When setting up the 20 μΐ reaction mixture, the protocol provided by BRL is followed with minor deviations: 1 pg HeLa cell poly (A) + RNA and 500 ng oligo (dT) 12_i8 (Pharmacia) in 11.5 μΐ sterile H2 O are heated to 70 ° C for 10 minutes and then quickly chilled on ice. Then, 4 µl of reaction buffer provided by BRL (250 mM Tris-HCl pH 8.3, 375 mM KCl, 15 mM MgCl2). 2 μΐ 0.1 M dithiothreitol, 1 μΐ mixed dNTP (10 mM each from dATP, dCTP, dGTP, TTP, Pharmacia), 0.5 μΐ (17.5 U) RNA guard (RNase inhibitor from Pharmacia) and 1 μΐ (200 U M-MLVH "RT added. The reaction is run at 42 ° C and stopped after 1 hour by heating the tube at 95 ° C for 10 minutes.

Teneinde de efficiëntie van de reactie te controleren wordt een gelijke hoeveelheid van het mengsel (5 μΐ) geïncubeerd bij aanwezigheid van 2 pCi α-32Ρ dCTP. Door de ingebouwde dCTP te meten kan de hoeveelheid gesynthetiseerde cDNA worden berekend. De opbrengst van de eerstestreng synthese ligt gewoonlijk tussen 5 en 13%· 1.3 Polymerase ketenreactieTo check the efficiency of the reaction, an equal amount of the mixture (5 μΐ) is incubated in the presence of 2 pCi α-32Ρ dCTP. By measuring the built-in dCTP, the amount of synthesized cDNA can be calculated. The yield of the first strand synthesis is usually between 5 and 13% · 1.3 Polymerase chain reaction

De oligodesoxynucleotideprimers die voor PCR worden toegepast worden in vitro gesynthetiseerd via de fosforamidietwerkwijze (M.H. Caruthers, in Chemical and Enzymatic Synthesis of Gene Fragments, H.G. Gassen en A. Lang, red., Verlag Chemie, Weinheim, Duitsland) op een Applied Biosystems Model 3Ö0B synthetiseerinrichting. Zij worden weergegeven in tabel A.The oligodeoxynucleotide primers used for PCR are synthesized in vitro via the phosphoramidite method (MH Caruthers, in Chemical and Enzymatic Synthesis of Gene Fragments, HG Gassen and A. Lang, ed., Verlag Chemie, Weinheim, Germany) on an Applied Biosystems Model 3Ö0B synthesizer. They are shown in Table A.

Tabel A: PCR primers primer Sequentie (5’ naar 3')1) Overeenkomend met bp in GT cDNA2)Table A: PCR primers primer Sequence (5 'to 3') 1) Corresponding to bp in GT cDNA2)

Plup (Kpnl) cgcggtACCCTTCTTAAAGCGGCGGCGGGAAGATG (-26) - 3 PI (EcoRI) gccgaattcATGAGGCTTCGGGAGCCGCTCCTGAGCG 1 - 28 P3 (Sad) CTGGAGCTCGTGGCAAAGCAGAACCC 448 - 473 · P2d (EcoRI) gccgaaTTCAGTCTCTTATCCGTGTACCAAAACGCCTA 1222 - 1192 P4 (HindlII) cccaagctTGGAATGATGATGGCCACCTTGTGAGd 546 - 520 15 Hoofdletters stellen sequenties van GT voor, kleine letters zijn additionele sequenties, plaatsen voor restrictie-enzymen zijn onderstreept. Codons voor 'start* en 'stop' van RNA translatie worden in dikgedrukte letters weergegeven.Plup (KpnI) cgcggtACCCTTCTTAAAGCGGCGGCGGGAAGATG (-26) - 3 PI (EcoRI) gccgaattcATGAGGCTTCGGGAGCCGCTCCTGAGCG 1-28 P3 (Sad) CTGGAGCTCGTGGCAAAGCAGAACCC 448-473 · P2d (EcoRI) gccgaaTTCAGTCTCTTATCCGTGTACCAAAACGCCTA 1222-1192 P4 (HindIII) cccaagctTGGAATGATGATGGCCACCTTGTGAGd 546-520 Couples 15 Uppercase sequences from GT for, lowercase letters are additional sequences, sites for restriction enzymes are underlined. Codons for 'start * and' stop 'of RNA translation are shown in bold letters.

2) GT-cDNA-sequentie van humane placenta zoals gepubliceerd in GenBank (Accession nr. M22921).2) Human placenta GT cDNA sequence as published in GenBank (Accession No. M22921).

Standaard PCR omstandigheden voor een 30 μΐ incubatiemengsel zijn: 1 μΐ Reverse Transcriptasereactie dat ongeveer 5 ng eerstestrengs-cDNA, 15 pmol van elk van de relevante primers, 200 pmol van elk van de vier desoxynucleosidetrifosfaten (dATP, dCTP, dGTP en ΤΓΡ) in PCR buffer (10 mM Tris-HCl pH 8,3 (bij 23eC), 50 mM KC1, 1,5 mM MgCl2, 0,001% gelatine) en 0,5 U AmpliTaq-polymerase (Perkin Elmer) omvat. De amplificatie wordt uitgevoerd in de Thermocycler 60 (Biomed) onder toepassing van de volgende omstandigheden: denaturatie gedurende 0,5 min bij 95eC, 1 min versmelten bij 56°C en extensie gedurende 1 min 15 sec bij 72eC gedurende 20-25 cycli. Bij de laatste cyclus wordt primerverlenging bij 72eC gedurende 5 min uitgevoerd.Standard PCR conditions for a 30 μΐ incubation mix are: 1 μΐ Reverse Transcriptase reaction containing approximately 5 ng of first strand cDNA, 15 pmol of each of the relevant primers, 200 pmol of each of the four deoxynucleoside triphosphates (dATP, dCTP, dGTP and en) in PCR buffer (10 mM Tris-HCl pH 8.3 (at 23eC), 50 mM KCl, 1.5 mM MgCl2, 0.001% gelatin) and 0.5 U AmpliTaq polymerase (Perkin Elmer). Amplification is performed in the Thermocycler 60 (Biomed) under the following conditions: denaturation for 0.5 min at 95 ° C, fusion for 1 min at 56 ° C, and extension for 1 min, 15 sec at 72 ° C for 20-25 cycles. In the last cycle, primer extension is performed at 72eC for 5 min.

Voor het sequencen en subkloneren wordt het HeLa GT-cDNA in twee overlappende stukken geamplificeerd onder toepassing van verschillende primercombinaties: (1) Fragment P1-P4: primers PI en P4 worden toegepast om een 0,55 kb DNA-fragment te amplificeren dat nucleotideposities 7~556 in HeLa GT-cDNA (figuur 1) omvat (2) Fragment P3_P2d: primers P3 en P2d worden toegepast om een 0,77 kb fragment te amplificeren dat nucleotideposities 457-1232 (figuur 1) omvat.For sequencing and subcloning, the HeLa GT cDNA is amplified in two overlapping stretches using different primer combinations: (1) Fragment P1-P4: Primers PI and P4 are used to amplify a 0.55 kb DNA fragment containing nucleotide positions 7 ~ 556 in HeLa GT cDNA (Figure 1) includes (2) Fragment P3_P2d: Primers P3 and P2d are used to amplify a 0.77 kb fragment comprising nucleotide positions 457-1232 (Figure 1).

Teneinde fouten gedurende amplificatie te voorkomen worden vier onafhankelijke PCRs voor elk fragment uitgevoerd. Eveneens wordt primer Plup (Kpnl) in combinatie met primer P4 toegepast ter bepaling van de DNA-sequentie die door de startcodon wordt gevolgd.In order to avoid errors during amplification, four independent PCRs are performed for each fragment. Primer Plup (Kpnl) is also used in combination with primer P4 to determine the DNA sequence followed by the start codon.

Na PCR amplificatie wordt fragment P1-P4 aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen EcoRI en HindlII, geanalyseerd op een 1,2%'s agarosegel, geëlueerd uit de gel door GENECLEAN (BIO 101) en gesubklo-neerd in de vector pUCl8 (Pharmacia), en aan digestie met dezelfde enzymen onderworpen. Fragment P3~P2d wordt aan digestie onderworpen met SacI en EcoRI, geanalyseerd op een 1,2%'s gel, geëlueerd en gesubkloneerd in PUC18 en aan digestie met SacI en EcoRI onderworpen. De resulterende subklonen zijn respectievelijk pUCl8/Pl-P4 en pUCl8/P3-P2d. Voor het subkloneren, ligeren en transformeren van E. coli stam DH5a worden standaardprotocollen gevolgd zoals beschreven in voorbeeld II. Minipreparaten van plasmiden pUCl8/Pl-P4 en pUCl8/P3“P2d worden toegepast voor het di-desoxy-sequencen van gedenatureerd dubbelstrengig DNA met de TJ-polymerase Sequencing kit (Pharmacia). M13/pUC sequencing primers en reverse sequencing primers (Pharmacia) worden toegepast om overlappende fragmenten te sequencen die door digestie met diverse restrictie-enzymen van beide DNA-strengen zijn geproduceerd. Verder is subkloneren van restric-tiefragmenten van het GT-gen noodzakelijk voor uitgebreid sequencen van overlappende fragmenten van beide strengen. De sequenties van fragmenten die geamplificeerd zijn door onafhankelijke PCRs tonen dat de fout bij amplificatie minder dan 1 op 3000 nucleotiden bedraagt. De volledige nucleotidesequentie van het HeLa-cel GT-cDNA dat in figuur 1 wordt weergegeven is SS,2% homoloog met het DNA van een humane placenta (Genbank Accession nr. M22921). Drie verschillen worden gevonden: (a) drie extra baseparen bij nucleotideposities 37~39 (figuur 1) die in een extra aminozuur (Ser) in het N-terminale gebied van het eiwit resulteren; (b) basepaar 98 tot 101 zijn "CTCT” in plaats van "TCTG" zoals bij de sequentie van humane placenta, hetgeen leidt tot twee conservatieve aminozuursubstituties (Ala Leu in plaats van Val Tyr) op aminozuurposi-ties 31 en 32 in het membraan overlappend domein van GT; (c) de nucleotide bij positie 10^7 is veranderd van "A" in "G" zonder een verandering in aminozuursequentie tot gevolg te hebben.After PCR amplification, fragment P1-P4 is digested with the restriction enzymes EcoRI and HindlII, analyzed on a 1.2% agarose gel, eluted from the gel by GENECLEAN (BIO 101) and subcloned into the vector pUCl8 ( Pharmacia), and subjected to digestion with the same enzymes. Fragment P3 ~ P2d is digested with SacI and EcoRI, analyzed on a 1.2% gel, eluted and subcloned in PUC18 and digested with SacI and EcoRI. The resulting subclones are pUCl8 / P1-P4 and pUCl8 / P3-P2d, respectively. Standard protocols are followed as described in Example II for subcloning, ligating and transforming E. coli strain DH5a. Mini-preparations of plasmids pUCl8 / P1-P4 and pUCl8 / P3 “P2d are used for di-deoxy sequencing of denatured double-stranded DNA with the TJ polymerase Sequencing kit (Pharmacia). M13 / pUC sequencing primers and reverse sequencing primers (Pharmacia) are used to sequence overlapping fragments produced by digestion with various restriction enzymes from both strands of DNA. Furthermore, subcloning of restriction fragments of the GT gene is necessary for extensive sequencing of overlapping fragments of both strands. The sequences of fragments amplified by independent PCRs show that the amplification error is less than 1 in 3000 nucleotides. The complete nucleotide sequence of the HeLa cell GT cDNA shown in Figure 1 is SS, 2% homologous to the DNA of a human placenta (Genbank Accession No. M22921). Three differences are found: (a) three additional base pairs at nucleotide positions 37 ~ 39 (Figure 1) resulting in an additional amino acid (Ser) in the N-terminal region of the protein; (b) base pair 98 to 101 are "CTCT" in place of "TCTG" as in the human placenta sequence, resulting in two conservative amino acid substitutions (Ala Leu instead of Val Tyr) at amino acid positions 31 and 32 in the membrane overlapping domain of GT (c) the nucleotide at position 10 ^ 7 has changed from "A" to "G" without resulting in a change in amino acid sequence.

De twee overlappende DNA-fragmenten P1-P4 en P3~P2d die het HeLa-GT-cDNA coderen, worden via de Notl-restrictieknipplaats op nucleotidepo-sitie 498 die in beide fragmenten aanwezig is gekoppeld.The two overlapping DNA fragments P1-P4 and P3 ~ P2d encoding the HeLa-GT cDNA are linked via nucleotide position 498 contained in both fragments via the Not I restriction site.

Het volledige HeLa-cel GT-cDNA (figuur 1) is gekloneerd als een 1,2 kb EcoRI-EcoRI-restrictiefragment in plasmide pIC-7, een afgeleide van pUC8 met additionele restrictieknipplaatsen in de multikloneringsknip-plaats (Marsh, J.L., Erfle, M. en Wykes, E.J. (1984) Gene 32, 481-485), resulterend in vector p4AD113. Met het doel de GT-expressiecassette te creëren wordt de EcoRI-restrictieknipplaats (bp 1227) aan het 3'"Uiteinde van de cDNA-sequentie als volgt verwijderd: vector p4AD113 wordt eerst gelineariseerd door digestie met EcoRV en daarna met alkalische fosfatase behandeld. Verder wordt 1 pg van het gelineariseerde plasmide-DNA aan partiële digestie onderworpen met 0,25 U EcoRI gedurende 1 uur bij 37°C. Na agarose-gelelektroforese wordt een fragment dat overeenkomt met de grootte van het gelineariseerde plasmide (3.95 kb) uit de gel geïsoleerd door GENECLEAN (Bio 101). Het uitstekende EcoRI-uiteinde wordt aangevuld met Klenow-polymerase zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra). Na fenolisatie en ethanolprecipitatie wordt het plasmide opnieuw geligeerd en gebruikt om E. coli DH5a (Gibco/BRL) te transformeren. Mini-preparaten van plasmiden worden uit zes transformanten bereid. De verkregen plasmiden worden door restrictie-analyse onderzocht op afwezigheid van de EcoRI- en EcoRV-restrictieknipplaatsen bij het 3'"Uiteinde van HeLa-GT-cDNA. Het plasmide dat aangeduid wordt met p4AE113 wordt gekozen voor de volgende experimenten omdat de DNA-sequentie ervan identiek is aan die van plasmide p4AD113 met als uitzondering dat baseparen 1232-1238 met de EcoRI-EcoRV-restrictieknipplaatsen zijn verwijderd.The complete HeLa cell GT cDNA (Figure 1) has been cloned as a 1.2 kb EcoRI-EcoRI restriction fragment in plasmid pIC-7, a derivative of pUC8 with additional restriction sites in the multi-cloning site (Marsh, JL, Erfle, M. and Wykes, EJ (1984) Gene 32, 481-485), resulting in vector p4AD113. For the purpose of creating the GT expression cassette, the EcoRI restriction cut site (bp 1227) at the 3 '' end of the cDNA sequence is removed as follows: vector p4AD113 is first linearized by digestion with EcoRV and then treated with alkaline phosphatase. 1 µg of the linearized plasmid DNA is partially digested with 0.25 U EcoRI for 1 hour at 37 ° C. After agarose gel electrophoresis, a fragment corresponding to the size of the linearized plasmid (3.95 kb) is removed from the gel isolated by GENECLEAN (Bio 101). The protruding EcoRI end is supplemented with Klenow polymerase as described in the Maniatis manual (supra). After phenolization and ethanol precipitation, the plasmid is ligated again and used to make E. coli DH5a (Gibco / BRL) Mini-plasmid preparations are prepared from six transformants The resulting plasmids are examined by restriction analysis for the absence of the EcoRI- and EcoRV restriction sites at the 3 '' End of HeLa-GT cDNA. The plasmid designated p4AE113 is selected for the following experiments because its DNA sequence is identical to that of plasmid p4AD113 except that base pairs 1232-1238 with the EcoRI-EcoRV restriction sites have been deleted.

Voorbeeld 2Example 2

Constructie van expressiecassettes voor volledig GTConstruction of expression cassettes for full GT

Voor heterologe expressie in Saccharomvces cerevisiae wordt de volledige HeLa-GT-cDNA-sequentie (figuur 1) van gist voor efficiënte initiatie en terminatie van transcriptie gefuseerd aan transcriptie regelende signalen. De promotor en terminatiesequenties zijn afkomstig van het gistzuurfosfatase-gen (PHQ5) (EP 100.561). De volledige PHOB-promotor wordt geregeld door toevoer van anorganisch fosfaat in het kweekmedium. Hoge Pj concentraties leiden tot promotorrepressie terwijl lage Px door inductie werkt. Anderzijds wordt een kort PH05-promotorfragment van 173 bp gebruikt waarbij alle regelende elementen ontbreken en welk fragment zich derhalve als een constitutieve promotor gedraagt.For heterologous expression in Saccharomyces cerevisiae, the yeast full HeLa GT cDNA sequence (Figure 1) is fused to transcription regulatory signals for efficient initiation and termination of transcription. The promoter and termination sequences are from the yeast acid phosphatase gene (PHQ5) (EP 100,561). The complete PHOB promoter is controlled by adding inorganic phosphate into the culture medium. High Pj concentrations lead to promoter repression, while low Px works by induction. On the other hand, a short PH05 promoter fragment of 173 bp is used where all the regulatory elements are missing and which fragment therefore behaves as a constitutive promoter.

2.1. Constructie van een door fosfaat induceerbare expressiecassette2.1. Construction of a phosphate-inducible expression cassette

De GT-cDNA-sequentie wordt als volgt gecombineerd met de gist-PHOS-promotor en transcriptie-terminatiesequenties: (a) Volledige HeLa-GT-cDNA-sequentie:The GT cDNA sequence is combined with the yeast PHOS promoter and transcription termination sequences as follows: (a) Complete HeLa GT cDNA sequence:

Vector p4AE113 met de volledige GT-cDNA-sequentie wordt aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen EcoRI en BglII. De DNA-fragmenten worden elektroforetisch gescheiden op een 1%'s agarose-gel. Een 1,2 kb DNA-fragment dat de volledige cDNA-sequentie voor HeLa-GT bevat, wordt uit de gel geïsoleerd door adsorptie aan glasmelk onder toepassing van de GENECLEAN kit (BIO 101). Op dit fragment is de "ATG" startcodon voor eiwitsynthese van GT onmiddellijk achter de restrictieknipplaats voor EcoRI gelokaliseerd terwijl de stopcodon "TAG" wordt gevolgd door 32 bp die door het 3'-niet-vertaalde gebied van HeLa-GT en de meervoudige klo-neringsplaats van de vector met de BglII-restrictieknipplaats worden geleverd.Vector p4AE113 with the complete GT cDNA sequence is digested with the restriction enzymes EcoRI and BglII. The DNA fragments are electrophoretically separated on a 1% agarose gel. A 1.2 kb DNA fragment containing the complete HeLa-GT cDNA sequence is isolated from the gel by adsorption to glass milk using the GENECLEAN kit (BIO 101). In this fragment, the "ATG" protein start synthesis codon of GT is located immediately behind the restriction site for EcoRI while the stop codon "TAG" is followed by 32 bp passing through the 3 'untranslated region of HeLa-GT and the multiple clock. The vector will be delivered with the BglII restriction cut site.

(b) Vector voor amplificatie in E. coli:(b) Vector for amplification in E. coli:

De vector voor amplificatie, plasmide p31R (cf. EP 100.561), een afgeleide van pBR322, wordt aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen BamHI en Sail. De restrictiefragmenten worden op een 1%'s agarose-gel gescheiden en een 3.5 kb vectorfragment wordt uit de gel geïsoleerd zoals hiervoor is beschreven. Dit DNA-fragment bevat het grote SalI-HindlII-vectorfragment van de afgeleide van pBR322 alsmede een PH05-transcriptieterminatiesequentie van 337 bp in plaats van de HindlII-BamHI-sequentie van pBR322.The amplification vector, plasmid p31R (cf. EP 100,561), a derivative of pBR322, is digested with the restriction enzymes BamHI and Sail. The restriction fragments are separated on a 1% agarose gel and a 3.5 kb vector fragment is isolated from the gel as described above. This DNA fragment contains the large SalI-HindlII vector fragment of the derivative of pBR322 as well as a PH05 transcription termination sequence of 337 bp in place of the HindII-BamHI sequence of pBR322.

(c) Sequentie voor de induceerbare PH05-promotor:(c) Sequence for the inducible PH05 promoter:

Het PHOS-promotorfragment dat de regelende elementen (UASp) voor fosfaatinductie bevat wordt uit plasmide p31R (cf. EP 100.561) geïsoleerd door digestie met de restrictie-enzymen Sail en EcoRI. Het 0,8 kb Sall-EcoRI-DNA-fragment omvat de 276 bp SalI-BamHI-pBR322-sequentie en het 534 bp BamHI-EcoRI-PHOS-promotorfragment met de EcoRI-linker (5'-GAATTC-3') die op positie -8 van de PHQ5.-promotorsequentie is ingébracht.The PHOS promoter fragment containing the phosphate induction control elements (UASp) is isolated from plasmid p31R (cf. EP 100,561) by digestion with the restriction enzymes Sail and EcoRI. The 0.8 kb Sall EcoRI DNA fragment includes the 276 bp SalI-BamHI-pBR322 sequence and the 534 bp BamHI-EcoRI-PHOS promoter fragment containing the EcoRI linker (5'-GAATTC-3 ') position -8 of the PHQ5. promoter sequence has been introduced.

(d) Constructie van plasmide pGTA 1132:(d) Construction of plasmid pGTA 1132:

De drie DNA-fragmenten (a) tot (c) worden geligeerd in een ligatie-mengsel van 12 μΐ: 100 ng van DNA-fragment (a) en 30 ng van afzonderlijke fragmenten (b) en (c) worden geligeerd onder toepassing van 0,3 U T4-DNA-ligase (Boehringer) in de geleverde ligasebuffer (66 mM Tris-HCl pH 7.5. 1 mM dithioerytritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) bij 15eC gedurende 18 uur. De helft van het ligatiemengsel wordt gebruikt om competente cellen van EL.The three DNA fragments (a) to (c) are ligated in a 12 μΐ ligation mixture: 100 ng of DNA fragment (a) and 30 ng of individual fragments (b) and (c) are ligated using 0.3 U T4 DNA ligase (Boehringer) in the supplied ligase buffer (66 mM Tris-HCl pH 7.5. 1 mM dithioerythritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) at 15 ° C for 18 hours. Half of the ligation mixture is used to make competent EL cells.

coli stam DHFja (Gibco/BRL) te transformeren. Voor het bereiden van competente cellen en voor transformatie wordt het standaardprotocol zoals in het handboek van Maniatis (supra) is gegeven, gevolgd. De cellen worden uitgeplaat op selectief LB-medium, aangevuld met 75 pg/ml ampicilline en bij 37°C geïncubeerd. Ongeveer 120 transformanten worden verkregen. Mini-preparaten van plasmide worden bereid uit zes onafhankelijke transformanten onder toepassing van het gemodificeerde alkalische lysisprotocol van Bimboim, H.C. en Doly, J. zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra). De geïsoleerde plasmiden worden gekarakteriseerd door restrictie-analyse met vier verschillende enzymen (EcoRI, PstI, HindlII, Sail, eveneens in combinatie). De zes plasmiden vertonen alle de getoonde restrictiefragmenten. Een van de klonen wordt gekozen en wordt pGTA 1132 genoemd. Plasmide pGTA 1132 omvat de expressiecassette met het volledige HeLa-GT-cDNA onder regeling van de door fosfaat geregelde PHQS-promotor en de PHOS transcriptieterminatiesequentie. Deze expressiecassette kan als een 2,35 kb SalI-HindlII-fragment uit pGTA 1132 worden gehaald, welk fragment DNA-fragment-(lA) wordt genoemd.coli strain DHFja (Gibco / BRL). For the preparation of competent cells and for transformation, the standard protocol as given in the Maniatis manual (supra) is followed. The cells are plated on selective LB medium supplemented with 75 µg / ml ampicillin and incubated at 37 ° C. About 120 transformants are obtained. Plasmid mini-preparations are prepared from six independent transformants using the modified alkaline lysis protocol of Bimboim, H.C. and Doly, J. as described in the Maniatis manual (supra). The isolated plasmids are characterized by restriction analysis with four different enzymes (EcoRI, PstI, HindlII, Sail, also in combination). The six plasmids all show the restriction fragments shown. One of the clones is chosen and is called pGTA 1132. Plasmid pGTA 1132 comprises the expression cassette containing the complete HeLa-GT cDNA under control of the phosphate-regulated PHQS promoter and the PHOS transcription termination sequence. This expression cassette can be extracted as a 2.35 kb SalI-HindII fragment from pGTA 1132, which fragment is called DNA fragment (1A).

2.2 Constructie van een constitutieve expressiecassette:2.2 Construction of a constitutive expression cassette:

Voor de constructie van een expressiecassette met een constitutieve, niet-geregelde promotor, wordt een 5'-verkorte ΡΗΟ'ί-promotorfragment zonder fosfaat regelende elementen toegepast dat geïsoleerd wordt uit plasmide ρ31/ΕΗΩ5(-173)ΚΓΓ.For the construction of an expression cassette with a constitutive, unregulated promoter, a 5'-truncated ί'ί promoter fragment without phosphate-regulating elements is isolated from plasmid ρ31 / ΕΗΩ5 (-173) ΚΓΓ.

(a) Constructie van plasmide p31/PH05(-173)RIT(a) Construction of plasmid p31 / PH05 (-173) RIT

Plasmide p31 RIT12 (EP 288.435) omvat de volledige geregelde PH05.-promotor (met een EcoRI-knipplaats die aangebracht is op nucleotideposi-tie -8 op een 534 bp BamHI-EcoRI-fragment, gevolgd door de coderende sequentie voor de gistinvertasesignaalsequentie (72 bp EcoRI-XhoI) en het PHO’ï-transcriptieterminatiesignaal (135 bp Xhol-HindlII) die in een tan-dem-opstelling zijn gekloneerd tussen BamHI en HindlII van de van pBR322 afgeleide vector.Plasmid p31 RIT12 (EP 288,435) includes the fully regulated PH05. Promoter (with an EcoRI cleavage located at nucleotide position -8 on a 534 bp BamHI EcoRI fragment, followed by the coding sequence for the yeast invertase signal sequence (72 bp EcoRI-XhoI) and the PHOII transcription termination signal (135 bp Xhol-HindII) cloned in a tan-dem arrangement between BamHI and HindII of the pBR322-derived vector.

Het constitutieve PH05(-178)-promotorelement van plasmide pJDB207/PH05(-173)-YHIR (EP 340.170) omvat de nucleotidesequentie van de gist-PHOS-promotor van nucleotidepositie -9 tot -173 (BstEII-restrictie-knipplaats), maar heeft geen stroomopwaartse regelende sequenties (UASp). De PH05(-173)-promotor gedraagt zich derhalve als een constitutieve promotor. Dit voorbeeld beschrijft de vervanging van de geregelde PH05-pro-motor in plasmide P31RIT12 door het korte, constitutieve PH05(-173)-pro- motorelement teneinde plasmide p31/EHQi(-173) RIT te verkrijgen.The constitutive PH05 (-178) promoter element of plasmid pJDB207 / PH05 (-173) -YHIR (EP 340,170) includes the nucleotide sequence of the yeast PHOS promoter from nucleotide position -9 to -173 (BstEII restriction site), but has no upstream regulatory sequences (UASp). The PH05 (-173) promoter therefore behaves as a constitutive promoter. This example describes the replacement of the regulated PH05 pro-motor in plasmid P31RIT12 with the short, constitutive PH05 (-173) promoter element to obtain plasmid p31 / EHQi (-173) RIT.

Plasmiden p31RIT 12 (EP 288.435) en pJDB2Q7/PHQR(-17λ)-YHIR (EP 340.I7O) worden aan digestie onderworpen met restrictie-endonucleases Sail en EcoRI. De respectievelijke 3*6 kb en 0,4 kb Sall-EcoRI-fragmenten worden op een 0,8#'s agarose-gel geïsoleerd, uit de gel geëlueerd, met ethanol geprecipiteerd en in H20 geresuspendeerd in een concentratie van 0,1 pmol/μΐ. Beide DNA-fragmenten worden geligeerd en gelijke hoeveelheden van 1 μΐ van het ligatiemengsel worden toegepast om E. coli HB101 (ATCC) competente cellen te transformeren. Ampicilline-resistente kolonies worden afzonderlijk gekweekt in met ampicilline (100 pg/ml) aangevuld LB medium. Plasmide-DNA wordt volgens de werkwijze van Holmes, D.S. et al. (Anal. Biochem. (1981) 144, 193) geïsoleerd en geanalyseerd door restrictiedigestie met Sail en EcoRI. Het plasmide van een kloon met de juiste restrictiefragmenten wordt p31/PH05(-173)RIT genoemd.Plasmids p31RIT 12 (EP 288,435) and pJDB2Q7 / PHQR (-17λ) -YHIR (EP 340.I7O) are digested with restriction endonucleases Sail and EcoRI. The respective 3 * 6 kb and 0.4 kb Sall-EcoRI fragments are isolated on a 0.8 # agarose gel, eluted from the gel, precipitated with ethanol and resuspended in H 2 O at a concentration of 0.1 pmol / μΐ. Both DNA fragments are ligated and equal amounts of 1 μΐ of the ligation mixture are used to transform E. coli HB101 (ATCC) competent cells. Ampicillin resistant colonies are grown separately in LB medium supplemented with ampicillin (100 µg / ml). Plasmid DNA is isolated according to the method of Holmes, D.S. et al. (Anal. Biochem. (1981) 144, 193) and analyzed by restriction digest with Sail and EcoRI. The clone of the clone with the appropriate restriction fragments is designated p31 / PH05 (-173) RIT.

(b) Constructie van plasmide pGTB1135(b) Construction of plasmid pGTB1135

Plasmide p31/PH05(-173)RIT wordt aan digestie onderworpen met restrictie-enzymen EcoRI en Sail. Na scheiding op een 1%'s agarose-gel wordt een 0,45 kb Sall-EcoRI-fragment uit het gel geïsoleerd door GENECLEAN (BI0 101). Dit fragment omvat de 276 bp Sall-BamHI-sequentie van pBR322 en het 173 bp BamHI(BstEII)-EcoRI-fragment van de constitutieve PHOS-promotor. Het 0,45 kb Sall-EcoRI-fragment wordt geligeerd aan het 1,2 kb EcoRI-BglII-GT-cDNA (fragment (a)) en aan het 3«5 kb BamHI-SalI-vectorgedeelte voor amplificatie in E. coli met de PHO5-terminator (fragment (b)) zoals is beschreven in voorbeeld 2.1. Ligatie en transformatie van E. coli-stam DH5a worden uitgevoerd zoals hierboven is beschreven waarbij 58 transformanten worden verkregen. Plasmiden worden door mini-preparaten geïsoleerd van zes onafhankelijke kolonies en gekarakteriseerd door restrictie-analyse. De zes plasmiden vertonen de verwachte fragmenten. Een juiste kloon wordt pGTB 1135 genoemd en verder gebruikt voor kloneringsexperimenten voor het verschaffen van de expressiecassette voor HeLa-GT onder controle van het constitutieve PH05(-173)-promotorf ragment. Deze expressiecassette kan als een 2 kb SalI-HindIII-fragment, DNA-fragment (1B) genoemd uit de vector pGTB 1135 worden verkregen.Plasmid p31 / PH05 (-173) RIT is digested with restriction enzymes EcoRI and Sail. After separation on a 1% agarose gel, a 0.45 kb Sal-EcoRI fragment is isolated from the gel by GENECLEAN (BI0 101). This fragment includes the 276 bp SalI-BamHI sequence of pBR322 and the 173 bp BamHI (BstEII) EcoRI fragment from the constitutive PHOS promoter. The 0.45 kb SalI-EcoRI fragment is ligated to the 1.2 kb EcoRI-BglII-GT cDNA (fragment (a)) and to the 3.5 Lb BamHI-SalI vector portion for amplification in E. coli with the PHO5 terminator (fragment (b)) as described in example 2.1. Ligation and transformation of E. coli strain DH5a are performed as described above to yield 58 transformants. Plasmids are isolated from six independent colonies by mini-preparations and characterized by restriction analysis. The six plasmids show the expected fragments. A correct clone is designated pGTB 1135 and further used for cloning experiments to provide the expression cassette for HeLa-GT under control of the constitutive PH05 (-173) promoter fragment. This expression cassette can be obtained from the vector pGTB 1135 as a 2 kb SalI-HindIII fragment called DNA fragment (1B).

Voorbeeld RExample R

Constructie van de exoressievectoren pDPGTA8 en pDPffTB5Construction of the pectoral vectors pDPGTA8 and pDPffTB5

De gistvector die voor heterologe expressie wordt gebruikt, is de episomale vector pDP34 (11,8 kb) die een gist - E. coli shuttle vector is met ampicillineresistentie als marker voor E. coli en met URA8 en dLEU2 als gist selectieve markers. Vector pDP34 (cf. EP 340.170) wordt aan digestie onderworpen met het restrictie-enzym BamHI. De gelineariseerde vector wordt geïsoleerd met GENECLEAN en de uitstekende uiteinden worden aangevuld met Klenow-polymerasebehandeling zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra). De reactie wordt na 30 minuten gestopt door verwarming gedurende 20 minuten bij 65 °C bij aanwezigheid van 10 mM EDTA. Na precipitatie met ethanol wordt het plasmide aan digestie met Sail en aan gel-elektroforese op een 0,8#’s agarose-gel onderworpen. Het met (BamHI-SalI) geknipte vector pDP34 met rechte uiteinden wordt als een 11,8 kb DNA-fragment uit de gel geïsoleerd met behulp van de GENECLEAN kit.The yeast vector used for heterologous expression is the episomal vector pDP34 (11.8 kb) which is a yeast E. coli shuttle vector with ampicillin resistance as a marker for E. coli and with URA8 and dLEU2 as yeast selective markers. Vector pDP34 (cf. EP 340,170) is digested with the restriction enzyme BamHI. The linearized vector is isolated with GENECLEAN and the protruding ends are supplemented with Klenow polymerase treatment as described in the Maniatis manual (supra). The reaction is stopped after 30 minutes by heating at 65 ° C for 20 minutes in the presence of 10 mM EDTA. After ethanol precipitation, the plasmid is digested with Sail and gel electrophoresis on a 0.8 # agarose gel. The straight ended vector pDP34 (BamHI-SalI) cut vector is isolated from the gel as an 11.8 kb DNA fragment using the GENECLEAN kit.

Naar analogie van de vectorbereiding worden plasmiden pGTA 1132 en pGTB 1135 elk aan digestie met HindlII onderworpen. De uitstekende uiteinden van de gelineariseerde plasmiden worden aangevuld door behandeling met Klenow-polymerase en vervolgens aan digestie met Sail onderworpen hetgeen resulteert in (2A) een met (HindlII)-Sail geknipt fragment van 2,35 kb met rechte uiteinden met de door fosfaat geregelde expressiecassette, of (2B) een met (HindlII-SalI) geknipt fragment van 2,0 kb met rechte uiteinden met de constitutieve expressiecassette.By analogy with the vector preparation, plasmids pGTA 1132 and pGTB 1135 are each digested with HindIII. The protruding ends of the linearized plasmids are supplemented by treatment with Klenow polymerase and then digestion with Sail resulting in (2A) a (HindIII) -Sail cut fragment of straight-ended 2.35 kb fragment with the phosphate-controlled expression cassette, or (2B) a 2.0 kb straight-ended (HindIII-SalI) cut fragment containing the constitutive expression cassette.

Ligatie van het SalI-pDP34-vectorgedeelte met rechte uiteinden met fragment 2A of fragment 2B en transformatie van competente cellen van E. coli stam DH5a wordt uitgevoerd zoals beschreven is in voorbeeld 2 onder toepassing van 80 ng van het vectorgedeelte en 40 ng van respectievelijk fragment 2A of 2B. Er worden respectievelijk 58 en 24 trans formanten verkregen. Uit elke transformatie worden zes plasmiden bereid en door restrictie-analyse gekarakteriseerd. Voor de constructie met de geregelde expressiecassette (fragment 2A) vertonen twee plasmiden het verwachte restrictiepatroon. Eén van de klonen wordt gekozen en aangeduid als pDPGTA8. Voor de constructie met de constitutieve expressiecassette (fragment 2B) vertoont één plasmide het verwachte restrictiepatroon en wordt aangeduid als pDPGTB5.Ligation of the straight-ended SalI-pDP34 vector portion with fragment 2A or fragment 2B and transformation of competent cells of E. coli strain DH5a is performed as described in Example 2 using 80 ng of the vector portion and 40 ng of fragment, respectively. 2A or 2B. 58 and 24 transformants are obtained, respectively. Six plasmids are prepared from each transformation and characterized by restriction analysis. For the construction with the controlled expression cassette (fragment 2A), two plasmids show the expected restriction pattern. One of the clones is selected and designated as pDPGTA8. For the construction with the constitutive expression cassette (fragment 2B), one plasmid shows the expected restriction pattern and is designated pDPGTB5.

Voorbeeld 4Example 4

Transformatie van S. cerevisiae stam BT1R0Transformation of S. cerevisiae strain BT1R0

Met CsCl gezuiverd DNA van de expressievectoren pDPGTA8 en pDPGTB5 wordt bereid volgens het protocol van R. Treisman in het handboek van Maniatis (supra). De protease deficiënte S. cerevisiae stammen BTI50 (ΜΑΤα, his4, leu2, ura3. pral, prbl, prei, cpsl) en H449 (MATa, prbl, cpsl, ura3A5, leu2-3. 2-112, cir°) worden elk met 5 Pg van elk van de plasmiden pDPGTA8, pDPGTB5 en pDP34 (controle zonder expressiecassette) getransformeerd volgens de werkwijze van transformatie met lithiumacetaat (Ito, H. et al., supra). Ura+-transformanten worden geïsoleerd en onderzocht op GT-activiteit (infra). Afzonderlijke getransformeerde gistcellen worden geselecteerd en aangeduid als Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPGTA8 Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPGTB5 Saccharomvces cerevisiae BT150/pDP34 Saccharomvces cerevisiae H449/pDPGTA8 Saccharomvces cerevisiae H449/pDPGTB5 Saccharomvces cerevisiae H449/pDP34CsCl purified DNA from the expression vectors pDPGTA8 and pDPGTB5 is prepared according to the protocol of R. Treisman in the Maniatis manual (supra). The protease deficient S. cerevisiae strains BTI50 (ΜΑΤα, his4, leu2, ura3. Pral, prbl, leek, cpsl) and H449 (MATa, prbl, cpsl, ura3A5, leu2-3. 2-112, cir °) are each Pg of each of the plasmids pDPGTA8, pDPGTB5 and pDP34 (control without expression cassette) transformed by the method of transformation with lithium acetate (Ito, H. et al., Supra). Ura + transformants are isolated and examined for GT activity (infra). Individual transformed yeast cells are selected and designated as Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPGTA8 Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPGTB5 Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDP34 Saccharomvces cerevisiae H449 / pDPGTA8 Saccharomvces cerevisiaevev cerevisiae H449 / pDPGTA8 Saccharomvces cerevisceev444

Voorbeeld 5Example 5

Enzvmactiviteit van volledig GT dat in gist tot expressie is gebracht 5.1 Bereiding van celextractenEnzyme activity of complete GT expressed in yeast 5.1 Preparation of cell extracts

Cellen van getransformeerde Saccharomvces cerevisiae stammen BT150 en H449 worden elk onder selectie met uracil in minimaal medium (Difco) voor gist dat met histidine en leucine is aangevuld, gekweekt. De groei-snelheid van de cellen wordt niet beïnvloed door aanwezigheid van een expressievector. Exponentieel groeiende cellen (bij 0D57g van 0,5) of stationaire cellen worden door centrifugatie verzameld, eenmaal gewassen met 50 mM Tris-HCl buffer met pH 7.4 (buffer 1) en geresuspendeerd in buffer 1 bij een concentratie die overeenkomt met 0,1-0,2 0D578. Mechanisch breken van de cellen wordt uitgevoerd door heftig te schudden op een vortex menginrichting met glazen korrels (0,45-0,5 mm diameter) gedurende 4 minuten met tussentijdse koeling. De ruwe extracten worden onmiddellijk gebruikt voor bepaling van enzymactiviteit.Cells of transformed Saccharomyces cerevisiae strains BT150 and H449 are each cultured under selection with uracil in minimal medium (Difco) for yeast supplemented with histidine and leucine. The growth rate of the cells is not affected by the presence of an expression vector. Exponentially growing cells (at 0D57g of 0.5) or stationary cells are collected by centrifugation, washed once with 50 mM Tris-HCl buffer with pH 7.4 (buffer 1) and resuspended in buffer 1 at a concentration corresponding to 0.1- 0.2 0D578. Mechanical breaking of the cells is performed by shaking vigorously on a glass bead vortex mixer (0.45-0.5 mm diameter) for 4 minutes with intermediate cooling. The crude extracts are immediately used for determination of enzyme activity.

Fractionering van celbestanddelen wordt bereikt door differentiële centrifugatie van het extract. Eerst wordt het extract gedurende 5 minuten bij 45Ο g gecentrifugeerd; daarna wordt het verkregen supernatans gedurende 45 minuten gecentrifugeerd bij 20.000 g.Fractionation of cellular components is achieved by differential centrifugation of the extract. First, the extract is centrifuged at 45 g for 5 minutes; then the obtained supernatant is centrifuged at 20,000 g for 45 minutes.

Het supernatans wordt verzameld en de pellets worden geresuspendeerd in buffer 1.The supernatant is collected and the pellets are resuspended in buffer 1.

Voor inductie van GT-expressie onder regulatie van de induceerbare PH05-promotor door fosfaat worden cellen van transformanten BT150/pDPGTA8 en H449/pDPGTA8 massaal verschoven naar minimaal medium met een lage fosfaatconcentratie (Meyhack, B. et al. Embo J. (1982) 1, 675“680). De celextracten worden bereid zoals hierboven is beschreven.For induction of GT expression under regulation of the inducible PH05 promoter by phosphate, cells of transformants BT150 / pDPGTA8 and H449 / pDPGTA8 are mass-shifted to minimal medium with a low phosphate concentration (Meyhack, B. et al. Embo J. (1982) 1,675 "680). The cell extracts are prepared as described above.

5.2 Eiwittest5.2 Protein test

De eiwitconcentratie wordt bepaald onder toepassing van de BCA-Protein Assay Kit (Pierce).Protein concentration is determined using the BCA-Protein Assay Kit (Pierce).

5.3 Test voor GT-activiteit GT-activiteit kan worden gemeten door radiochemische methoden onder toepassing van hetzij ovalbumine, een glycoproteïne dat slechts GlcNAc als acceptorplaats blootstelt, hetzij vrij GlcNAc als acceptorsubstraten. Celextracten (met 1-2 0Ds578 van cellen) worden gedurende 45 of 60 minuten bij 37 °C onderzocht in 100 μΐ incubatiemengsel dat 100 mM Tris-HCl met pH 7,4, 50 nCi UDP-l4C-Gal (325 mCi/mmol), 80 nmol UDP-Gal, 1 pmol MnCl2, 1% Triton X-100 en 1 mg ovalbumine of 2 pmol GlcNAc als acceptor bevat. Indien een glyco-eiwit als acceptorsubstraat wordt toegepast wordt de reactie beëindigd door precipitatie van het eiwit met zuur en wordt de hoeveelheid 1ή0 galactose die in ovalbumine is opgenomen, bepaald door vloeistofscintillatietelling (Berger, E.G. et al. (1978) Eur. J. Biochem. 90, 213-222). Voor GlcNAc als acceptorsubstraat wordt de reactie beëindigd door toevoeging van 0,4 ml ijskoude H20 en wordt het niet gebruikte UDP-^C-galactose gescheiden van lhC produkten op een anionenuitwisse-lingskolom (AG XI-8, BioRad) zoals beschreven (Masibay, A.S. en Qasaba, P.K. (1989) Proc. Natl. Acad. Sci. USA 86, 5733-5737)· Testen worden uitgevoerd met en zonder acceptormoleculen ter bepaling van de mate van hydrolyse van UDP-Gal door nucleotide-pyrofosfatases. De resultaten worden in tabel B getoond.5.3 Test for GT activity GT activity can be measured by radiochemical methods using either ovalbumin, a glycoprotein that only exposes GlcNAc as an acceptor site, or free GlcNAc as acceptor substrates. Cell extracts (containing 1-2 0Ds578 of cells) are examined in 100 μl incubation mixture containing 100 mM Tris-HCl pH 7.4, 50 nCi UDP-14C-Gal (325 mCi / mmol) for 45 or 60 minutes at 37 ° C. 80 nmol UDP-Gal, 1 pmol MnCl2, 1% Triton X-100 and 1 mg ovalbumin or 2 pmol GlcNAc as acceptor. If a glycoprotein is used as the acceptor substrate, the reaction is terminated by precipitation of the protein with acid and the amount of galactose contained in ovalbumin is determined by liquid scintillation counting (Berger, EG et al. (1978) Eur. J. Biochem 90, 213-222). For GlcNAc as an acceptor substrate, the reaction is terminated by adding 0.4 ml of ice cold H 2 O and the unused UDP-C galactose is separated from 1 hC products on an anion exchange column (AG XI-8, BioRad) as described (Masibay, AS and Qasaba, PK (1989) Proc Natl Acad Sci USA 86, 5733-5737) Assays are performed with and without acceptor molecules to determine the degree of hydrolysis of UDP-Gal by nucleotide pyrophosphatases. The results are shown in Table B.

Tabel B: GT-activiteit in S. cerevisiae stam BT150 die met verschil lende plasmiden is getransformeerdTable B: GT activity in S. cerevisiae strain BT150 transformed with different plasmids

Figure NL9200943AD00281

niet bepaald.not quite.

GT-activiteit van kweken die verschoven werden naar induceerbare omstandigheden (lage P£ minimaal medium) is ongeveer hetzelfde als de activiteit van kweken in minimaal medium die GT constitutief tot expressie brengen (tabel B). Zoals verwacht wordt geen enzymactiviteit gevonden in cellen die slechts met de vector zijn getransformeerd.GT activity of cultures shifted to inducible conditions (low P 1 minimal medium) is about the same as the activity of cultures in minimal medium expressing GT constitutively (Table B). As expected, no enzyme activity is found in cells transformed only with the vector.

Tijdens fractionering wordt de meeste GT-activiteit (70-90#, zie tabel C) en de hoogste specifieke activiteit altijd in de pellet bij hoge snelheid gevonden (20.000 g). Enzymactiviteit kan worden vergroot door toevoeging van 1-2# Triton X-100 aan de enzymtest. Beide vindingen suggereren dat recombinant-GT aan een membraan gebonden voorkomt in gistcel-len, evenals bij HeLa-cellen.During fractionation, most GT activity (70-90 #, see Table C) and highest specific activity are always found in the pellet at high speed (20,000 g). Enzyme activity can be increased by adding 1-2 # Triton X-100 to the enzyme test. Both findings suggest that recombinant GT is membrane-bound in yeast cells, as well as HeLa cells.

Tabel C: Verdeling van GT-activiteit tijdens fractionering van BT150/pDPGT5-cellenTable C: Distribution of GT activity during fractionation of BT150 / pDPGT5 cells

Figure NL9200943AD00291

Voorbeeld 6Example 6

Zuivering van het recombinant GTPurification of the recombinant GT

Teneinde het aan een membraan gebonden enzym te bevrijden wordt de 20.000 g pelletfractie van BT150/pDPGTB5-cellen gedurende 10 minuten bij kamertemperatuur behandeld met l#'s (gew./vol.) Triton X-100 en in evenwicht gebracht met 50 mM Tris-HCl met pH 7 A, 25 mM MgCl2, 0,5 mM UMP en 1% (gew./vol.) Triton X-100. Het supernatans dat wordt verkregen na cen-trifugatie wordt over 0,2 pm gefiltreerd en over een GlcNAc-p-aminofenyl-Sepharosekolom gehaald (Berger, E.G. et al. (1976) Experientia 32, 69O-69I) met een bedvolume van 5 ml bij een stroomsnelheid van 0,2 ml/min bij 4°C. Het enzym wordt geëlueerd met 50 mM Tris-HCl pH 7,k, 5 mM GlcNAc, 25 mM EDTA en 1% Triton X-100. Een afzonderlijke piek van enzym-activiteit wordt binnen vijf fracties geëlueerd (grootte: 1 ml). Deze fracties worden bij elkaar gevoegd en gedialyseerd tegen 2x 11 50 mMIn order to free the membrane-bound enzyme, the 20,000 g pellet fraction of BT150 / pDPGTB5 cells are treated with 1 # (w / v) Triton X-100 at room temperature for 10 minutes and equilibrated with 50 mM Tris HCI with pH 7 A, 25 mM MgCl 2, 0.5 mM UMP and 1% (w / v) Triton X-100. The supernatant obtained after centrifugation is filtered over 0.2 µm and passed over a GlcNAc-β-aminophenyl Sepharose column (Berger, EG et al. (1976) Experientia 32, 69O-69I) with a bed volume of 5 ml at a flow rate of 0.2 ml / min at 4 ° C. The enzyme is eluted with 50 mM Tris-HCl pH 7, k, 5 mM GlcNAc, 25 mM EDTA and 1% Triton X-100. A separate peak of enzyme activity is eluted within five fractions (size: 1 ml). These fractions are pooled and dialyzed against 2x11 50 mM

Tris-HCl pH 7,4, 0,1# Triton X-100. Het gezuiverde GT is enzymatisch actief.Tris-HCl pH 7.4, 0.1 # Triton X-100. The purified GT is enzymatically active.

Voorbeeld 7Example 7

Constructie van een expressiecassette voor oplosbaar GTConstruction of an expression cassette for soluble GT

Galactosyltransferase dat tot expressie is gebracht in gist kan worden uitgescheiden in het kweekmedium indien een gistpromotor op werkzame wijze is gekoppeld aan een eerste DNA-sequentie die de signaal-sequentie van het gist-invertase-gen SUC2 dat in het juiste leesraam aan een cDNA dat voor oplosbaar GT codeert, is gekoppeld, omvat.Galactosyl transferase expressed in yeast can be secreted into the culture medium if a yeast promoter is operably linked to a first DNA sequence that contains the signal sequence of the yeast invertase gene SUC2 in the correct reading frame to a cDNA that encodes soluble GT, is linked, includes.

(a) Partiële HeLa-GT-cDNA-sequentie GT-cDNA wordt uit plasmide p4AD113 (voorbeeld 1) gehaald door digestie met EcoRI. Het 1,2 kb fragment dat het volledige GT-cDNA omvat wordt geïsoleerd en partieel aan digestie onderworpen met Mvnl (Boehringer) waarbij de GT-sequentie wordt geknipt op posities 43, 55» 140 en 288 van de nucleotidesequentie die afgebeeld wordt in figuur 1. Wanneer 0,2 pg van het EcoRI-EcoRI-fragment gedurende 1 uur met 0,75 U Mvnl aan digestie wordt onderworpen, wordt het GT-cDNA slechts eenmaal geknipt bij nucleotidepositie 134 hetgeen een 1,1 kb Mvnl-EcoRI-fragment geeft.(a) Partial HeLa GT cDNA sequence GT cDNA is extracted from plasmid p4AD113 (Example 1) by digestion with EcoRI. The 1.2 kb fragment comprising the complete GT cDNA is isolated and partially digested with Mvnl (Boehringer) cutting the GT sequence at positions 43, 55, 140 and 288 of the nucleotide sequence depicted in Figure 1 When 0.2 µg of the EcoRI-EcoRI fragment is digested with 0.75 U Mvnl for 1 hour, the GT cDNA is cut only once at nucleotide position 134 to give a 1.1 kb Mvnl EcoRI fragment .

(b) Vector voor amplificatie in E. coli(b) Vector for amplification in E. coli

Plasmide pUCl8 (Pharmacia) wordt in de meervoudige kloneringsplaats aan digestie met BamHI en EcoRI onderworpen. Vervolgens wordt het plasmide met alkalische fosfatase behandeld zoals is beschreven in het handboek van Maniatis (supra), onderworpen aan agarose-gel-elektroforese en als een DNA-fragment van 2,7 kb uit de gel geïsoleerd.Plasmid pUC18 (Pharmacia) is digested in the multiple cloning site with BamHI and EcoRI. The plasmid is then treated with alkaline phosphatase as described in the Maniatis manual (supra), subjected to agarose gel electrophoresis and isolated from the gel as a 2.7 kb DNA fragment.

(c) Constitutieve PHOB(-173)-promotor en SUC2-signaalsequentie(c) Constitutive PHOB (-173) promoter and SUC2 signal sequence

De vector p31/PHOS(-173)RIT (voorbeeld 2) wordt aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen BamHI en Xhol. Een BamHI-XhoI-fragment van 0,25 kb met de constitutieve PHQ5.(”173)-promotor en de daaraan grenzende coderende sequentie voor de invertasesignaalsequentie (inv ss) wordt geïsoleerd. Vervolgens wordt het fragment opnieuw geknipt met Hgal (BioLabs). De Hgal herkenningssequentie bevindt zich op de antisense-DNA-streng. Het restrictie-enzym knipt stroomopwaarts van de herkenningssequentie op een zodanige wijze dat het 5'-uitstekende uiteinde van de antisense-streng overeenkomt met het uiteinde van de coderende sequentie van de invertasesignaalsequentie. Het met BamHI en Hgal geknipte DNA-fragment van 0,24 kb bevat de constitutieve PH05(-173)-promotorsequentie gekoppeld aan de gist-invertasesignaalsequentie.The vector p31 / PHOS (-173) RIT (Example 2) is digested with the restriction enzymes BamHI and Xhol. A 0.25 kb BamHI-XhoI fragment with the constitutive PHQ5. (”173) promoter and the adjacent coding sequence for the invertase signal sequence (inv ss) is isolated. The fragment is then cut again with Hgal (BioLabs). The Hgal recognition sequence is on the antisense DNA strand. The restriction enzyme cuts upstream of the recognition sequence in such a way that the 5 'protruding end of the antisense strand matches the end of the coding sequence of the invertase signal sequence. The 0.24 kb DNA fragment digested with BamHI and Hgal contains the constitutive PH05 (-173) promoter sequence linked to the yeast invertase signal sequence.

(d) Adaptor(d) Adapter

Fragment (a) wordt gekoppeld aan fragment (c) door middel van een adaptorsequentie die bereid wordt uit equimolaire hoeveelheden synthetische oligonucleotiden (Microsynth) 5'CT GCA CTG GOT GGC CG 3' en 5'CG GCC AGO CAG 3’ voor de complementaire streng. De oligonucleotiden worden aan elkaar versmolten door eerst tot 95°C te verwarmen en vervolgens langzaam tot 20° C af te koelen. De versmolten adaptor wordt ingevroren bewaard.Fragment (a) is linked to fragment (c) by an adapter sequence prepared from equimolar amounts of synthetic oligonucleotides (Microsynth) 5'CT GCA CTG GOT GGC CG 3 'and 5'CG GCC AGO CAG 3' for the complementary strand . The oligonucleotides are fused together by first heating to 95 ° C and then slowly cooling to 20 ° C. The fused adapter is stored frozen.

(e) Constructie van plasmide psGT(e) Construction of plasmid psGT

Voor ligatie worden gelineariseerde vector (b), het GT-cDNA-frag-ment (a), het fragment (c) dat de promotor en de sequentie die voor het signaalpeptide codeert bevat en de adaptor (d) gebruikt in een molaire verhouding van 1:2:2:30-100. Ligatie wordt uitgevoerd in 12 μΐ ligasebuf-fer (66 mM Tris-HCl met pH 7*5» 1 mM dithioerytritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) gedurende 18 uur bij l6eC. Het ligatiemengsel wordt toegepast om competente cellen van E. coli stam DH5a te transformeren zoals hierboven is beschreven. Minipreparaten van plasmide worden gemaakt uit 24 onafhankelijke transformanten. De geïsoleerde plasmiden worden gekenmerkt door restrictie-analyse onder toepassing van vier verschillende enzymen (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, alsmede combinaties daarvan). Een afzonderlijke kloon met het verwachte restrictiepatroon wordt aangeduid met psGT.For ligation, linearized vector (b), the GT cDNA fragment (a), the fragment (c) containing the promoter and the sequence encoding the signal peptide and the adapter (d) are used in a molar ratio of 1: 2: 2: 30-100. Ligation is performed in 12 μl ligase buffer (66 mM Tris-HCl with pH 7 * 5 »1 mM dithioerythritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) for 18 h at 16eC. The ligation mixture is used to transform competent cells of E. coli strain DH5a as described above. Mini plasmid preparations are made from 24 independent transformants. The isolated plasmids are characterized by restriction analysis using four different enzymes (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, as well as combinations thereof). A separate clone with the expected restriction pattern is designated psGT.

De juiste sequentie bij de fusieplaats van de voor invertasesig-naalpeptide coderende sequentie met het voor oplosbaar GT coderende cDNA wordt voor plasmide psGT bevestigd onder toepassing van de T7~sequencing kit (Pharmacia) en primer 5'AGTCGAGGTTAGTATGGC 3' die bij positie -77 in de constitutieve PH05(-173)-promotor begint.The appropriate sequence at the fusion site of the invertase signal peptide coding sequence with the soluble GT coding cDNA is confirmed for plasmid psGT using the T7 sequencing kit (Pharmacia) and primer 5'AGTCGAGGTTAGTATGGC 3 'at position -77 in the constitutive PH05 (-173) promoter begins.

Sequentie voor Mvnl DNA1): 5' AAA ATA Tct gca ctg get ggc cgC GAC CTG AGC 3' 3’ TTT TAT AGA CGT gac ega ccg gcG CAG GAC TCG 5’Sequence for Mvnl DNA1): 5 'AAA ATA Tct gca ctg get ggc cgC GAC CTG AGC 3' 3 'TTT TAT AGA CGT gac ega ccg gcG CAG GAC TCG 5'

Eiwit: Lys lie Ser Ala Leu Ala Gly Arg Asp Leu Ser 16 19 42 inv ss GT sequentie splitsings-plaats voor signaal-endopeptidase 1} Kleine letters geven de adaptorsequentie weer.Protein: Lys lie Ser Ala Leu Ala Gly Arg Asp Leu Ser 16 19 42 inv ss GT sequence cleavage site for signal endopeptidase 1} Lowercase letters represent the adapter sequence.

De expressiecassette voor uitgescheiden GT die de constitutieve PHO^f-173)-promotor, de voor invertasesignaalpeptide coderende DNA-se-quentie en het partiële GT-cDNA van plasmide psGT omvat, kan worden verkregen als een Sail (BamHI)-EcoRI-fragment van 1,35 kb. De expressiecassette mist nog steeds de PH05-terminatiesequenties die in de volgende kloneringsstap worden toegevoegd.The secreted GT expression cassette comprising the constitutive PHO (f-173) promoter, the invertase signal peptide encoding DNA sequence and the partial GT cDNA of plasmid psGT can be obtained as a Sail (BamHI) EcoRI fragment of 1.35 kb. The expression cassette still lacks the PH05 termination sequences added in the next cloning step.

Voorbeeld 8Example 8

Constructie van de exoressievector pDPGTSConstruction of the exoression vector pDPGTS

Voor constructie van de expressievector voor oplosbaar GT worden de volgende fragmenten gecombineerd; (a) VectorgedeelteFor construction of the soluble GT expression vector, the following fragments are combined; (a) Vector portion

Plasmide pDP34 wordt aan digestie onderworpen en voorbehandeld zoals beschreven is in voorbeeld 3 resulterend in een 11,8 kb Sall-vec-torfragment met rechte uiteinden.Plasmid pDP34 is digested and pretreated as described in Example 3 resulting in a 11.8 kb Sall vector fragment with straight ends.

(b) Expressiecassette(b) Expression cassette

Plasmide psGT wordt eerst gelineariseerd door digestie met Sail (in de meervoudige kloneringsplaats) en vervolgens aan partiële digestie met EcoRI onderworpen. Een DNA-fragment van 1,35 kb wordt geïsoleerd dat de constitutieve PH05(-173)-promotor. een voor het gist-invertasesignaalpep-tide coderende DNA-sequentie en het partiële GT-cDNA omvat.Plasmid psGT is first linearized by digestion with Sail (in the multiple cloning site) and then partial digestion with EcoRI. A 1.35 kb DNA fragment is isolated containing the constitutive PH05 (-173) promoter. comprises a DNA sequence encoding the yeast invertase signal peptide and the GT partial cDNA.

(c) PHOS-terminatiesequentie(c) PHOS termination sequence

De PH05-terminatieseauentie wordt uit plasmide p31 geïsoleerd welk plasmide geconstrueerd wordt uitgaande van plasmide p30 zoals beschreven is in EP 100.561. Na digestie met het restrictie-enzym HindlII worden de uitstekende uiteinden aangevuld met Klenow-polymerasebehandeling zoals hierboven beschreven wordt. Vervolgens wordt het plasmide aan digestie onderworpen met EcoRI en wordt een 0,39 kb EcoRI-fragment met rechte uiteinden welk fragment de PH05-terminatiesequenties omvat, geïsoleerd.The PH05 termination entity is isolated from plasmid p31 which is constructed from plasmid p30 as described in EP 100,561. After digestion with the restriction enzyme HindII, the protruding ends are supplemented with Klenow polymerase treatment as described above. Then, the plasmid is digested with EcoRI and a 0.39 kb EcoRI straight-ended fragment, which fragment comprises the PH05 termination sequences, is isolated.

Ligatie van fragmenten (a), (b) en (c) en transformatie van competente cellen van E. coli stam DH5a worden uitgevoerd zoals in voorbeeld 2 wordt beschreven. Uit de verkregen transformanten worden plasmiden geïsoleerd en gekarakteriseerd door restrictie-analyse. Het plasmide van één kloon met de juiste restrictiefragmenten wordt aangeduid met pDPGTS.Ligation of fragments (a), (b) and (c) and transformation of competent cells of E. coli strain DH5a are performed as described in Example 2. Plasmids are isolated from the transformants obtained and characterized by restriction analysis. The single clone plasmid with appropriate restriction fragments is designated pDPGTS.

Voorbeeld QExample Q

Expressie van oplosbaar GT in gistExpression of soluble GT in yeast

Naar analogie van voorbeeld k wordt met CsCl gezuiverd DNA van de expressievector pDPGTS toegepast om S. cerevisiae stammen BT150 en H449 te transformeren. Ura+-transformanten worden geïsoleerd en onderzocht op GT-activiteit. In elk geval wordt één transformant gekozen en aangeduid met respectievelijk Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPGTS en Saccharomv-ces cerevisiae Η^9/pDPGTS. Onder toepassing van de test die in voorbeeld 5 wordt beschreven, wordt GT-activiteit in de kweekmedia van beide transformanten gevonden.By analogy to example k, CsCl purified DNA from the expression vector pDPGTS is used to transform S. cerevisiae strains BT150 and H449. Ura + transformants are isolated and screened for GT activity. In any case, one transformant is selected and designated with Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPGTS and Saccharomvces cerevisiae Η ^ 9 / pDPGTS, respectively. Using the assay described in Example 5, GT activity is found in the culture media of both transformants.

Voorbeeld 10Example 10

Klonering van het sialvltransferase (ST)-cDNA uit humane HenG2-cellen ST-cDNA wordt uit HepG2-cellen geïsoleerd door PCR naar analogie met GT-cDNA. Bereiding van poly(A)+RNA en eerstes trengs-cDNA-synthese worden uitgevoerd zoals beschreven wordt in voorbeeld 1. De primers (Microsynth) die weergegeven worden in tabel 5 worden gebruikt voor PCR.Cloning of the sialvl transferase (ST) cDNA from human HenG2 cells. ST cDNA is isolated from HepG2 cells by PCR by analogy with GT cDNA. Preparation of poly (A) + RNA and first strand cDNA synthesis are performed as described in Example 1. The primers (Microsynth) shown in Table 5 are used for PCR.

Figure NL9200943AD00331

Hoofdletters geven sequenties van ST aan, kleine letters zijn additionele sequenties met knipplaatsen voor restrictie-enzymen (onderstreept) . Codons voor 'start' en 'stop' voor eiwitsynthese worden dikgedrukt weergegeven.Uppercase letters indicate sequences of ST, lowercase letters are additional sequences with restriction enzyme sites (underlined). Codons for 'start' and 'stop' for protein synthesis are shown in bold.

2) ST-cDNA-sequentie van humane placenta (27) zoals deze gepubliceerd is in EMBL Data Bank (Accession nr. X17247).2) ST cDNA sequence from human placenta (27) as published in EMBL Data Bank (Accession No. X17247).

HepG2-ST-cDNA kan worden geamplificeerd als een DNA-fragment van 1,2 kb onder toepassing van de primers SIA1 en SIA3. PCR wordt uitgevoerd zoals beschreven wordt voor GT-cDNA onder enigszins gemodificeerde cyclusomstandigheden: 0,5 min denaturatie bij 95°C, 1 min 15 sec versmelten bij 56°C en 1 min 30 sec verlenging bij 72°C gedurende een totaal van 25-35 cycli. In de laatste cyclus wordt primerverlenging gedurende 5 min uitgevoerd bij 72°C.HepG2-ST cDNA can be amplified as a 1.2 kb DNA fragment using primers SIA1 and SIA3. PCR is performed as described for GT cDNA under slightly modified cycle conditions: 0.5 min denaturation at 95 ° C, 1 min 15 sec fusion at 56 ° C and 1 min 30 sec extension at 72 ° C for a total of 25- 35 cycles. In the last cycle, primer extension is performed at 72 ° C for 5 min.

Na PCR-amplificatie wordt het 1,2 kb fragment aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen BamHI en PstI, geanalyseerd op een 1,2#'s agarose-gel, uit de gel geëlueerd en in de vector pUCl8 gesubklo- neerd. De resulterende subkloon wordt aangeduid met pSIA2.After PCR amplification, the 1.2 kb fragment is digested with the restriction enzymes BamHI and PstI, analyzed on a 1.2 # agarose gel, eluted from the gel and subcloned into the vector pUC18. The resulting subclone is designated pSIA2.

Voorbeeld 11Example 11

Constructie van de constitutieve ST expressiecassetteConstruction of the constitutive ST expression cassette

Voor constitutieve heterologe expressie wordt ST-cDNA geligeerd met het constitutieve PH05(-173)-promotorfragment en PH05-terminatiesequen-ties.For constitutive heterologous expression, ST cDNA is ligated with the constitutive PH05 (-173) promoter fragment and PH05 termination sequences.

Plasmide pSIA2 wordt eerst gelineariseerd door digestie met het restrictie-enzym BamHI en vervolgens partieel aan digestie onderworpen met EcoRI. Aangezien ST-cDNA eveneens een interne restrictieknipplaats voor het enzym EcoRI (bij basepaar 144) bevat, wordt een 1,2 kb fragment met het volledige ST-cDNA (figuur 3) gecreëerd door partiële digestie met EcoRI onder toepassing van 1 pg DNA en 0,25 U EcoRI (1 uur, 37eC). Na gel-elektroforese wordt het 1,2 kb EcoRI-BamHI-fragment dat het volledige ST-cDNA (figuur 3) omvat, geïsoleerd. De "ATG" startcodon voor translatie van ST is op dit DNA-fragment dicht bij de EcoRI restrictieknipplaats gelokaliseerd. Drie adenosinefosfaten (zie PCR primer SIA1) verschaffen een "A" op basepaar positie 12, hetgeen in de consensussequentie in gist rond de "ATG" van genen die een hoge expressie kennen, wordt gevonden (Hamilton, R. et al, (1987) Nucleic Acids Res. l4, 5125-51*19)♦ De stopco-don "TAA" en 5 bp van het 3 ’ -niet vertaalde gebied van het gen worden gevolgd door de BamHI-knipplaats.Plasmid pSIA2 is first linearized by digestion with the restriction enzyme BamHI and then partially digested with EcoRI. Since ST cDNA also contains an internal restriction cut site for the enzyme EcoRI (at base pair 144), a 1.2 kb fragment containing the complete ST cDNA (Figure 3) is created by partial digestion with EcoRI using 1 µg DNA and 0 .25 U EcoRI (1 hour, 37 ° C). After gel electrophoresis, the 1.2 kb EcoRI-BamHI fragment comprising the complete ST cDNA (Figure 3) is isolated. The "ATG" start codon for translation of ST is located on this DNA fragment close to the EcoRI restriction cut site. Three adenosine phosphates (see PCR primer SIA1) provide an "A" at base pair position 12, which is found in the yeast consensus sequence surrounding the "ATG" of high-expressing genes (Hamilton, R. et al, (1987) Nucleic Acids Res.14, 5125-51 * 19) ♦ The stopco-don "TAA" and 5 bp of the 3 'untranslated region of the gene are followed by the BamHI site.

Het 1,2 kb EcoRI-BamHI-ST-cDNA-fragment wordt geligeerd met het 0,45 kb SalI-EcoRI-fragment dat de constitutieve PH03(-I73)-promotor (voorbeeld 2.2(b)) en een 3,5 kb BamHI-Sall vectorgedeelte voor amplificatie in E. coli met de PH05-terminatiesequentie (cf. voorbeeld 2.1, fragment (b)) omvat. Ligatie en transformatie van E. coli stam DH5a wordt uitgevoerd zoals in detail is weergegeven in voorbeeld 2.1. Een kloon die het verwachte restrictiepatroon vertoont wordt aangeduid met pST2.The 1.2 kb EcoRI-BamHI-ST cDNA fragment is ligated with the 0.45 kb SalI-EcoRI fragment containing the constitutive PH03 (-I73) promoter (Example 2.2 (b)) and a 3.5 kb BamHI-Sall vector portion for amplification in E. coli with the PH05 termination sequence (cf. example 2.1, fragment (b)). Ligation and transformation of E. coli strain DH5a is performed as detailed in Example 2.1. A clone showing the expected restriction pattern is designated pST2.

Vector pST2 omvat de expressiecassette voor HepG2-ST onder regulatie van de constitutieve PH0S(-173)-promotor als een 2,0 kb SalI-HindlII-fragment aangeduid met DNA-fragment (1C).Vector pST2 includes the expression cassette for HepG2-ST under control of the constitutive PH0S (-173) promoter as a 2.0 kb SalI-HindII fragment designated DNA fragment (1C).

Voorbeeld 12 Expressie van ST in gistExample 12 Expression of ST in yeast

Vector pDP34 (cf. EP 340.170) wordt aan digestie onderworpen met het restrictie-enzym BamHI. De gelineariseerde vector wordt geïsoleerd met GENECLEAN en de uitstekende uiteinden worden aangevuld met Klenow-polymerasebehandeling zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra). De reactie wordt na 30 minuten gestopt door gedurende 20 minuten te verwarmen bij 65 °C bij aanwezigheid van 10 mM EDTA. Na precipitatie met ethanol wordt het plasmide aan digestie onderworpen met Sail en aan gel-elektroforese op een 0,8^'s agarose-gel. De met (BamHI)-SalI geknipte vector met rechte uiteinden pDP3^ wordt met de GENECLEAN kit als een DNA-fragment van 11,8 kb geïsoleerd.Vector pDP34 (cf. EP 340,170) is digested with the restriction enzyme BamHI. The linearized vector is isolated with GENECLEAN and the protruding ends are supplemented with Klenow polymerase treatment as described in the Maniatis manual (supra). The reaction is stopped after 30 minutes by heating at 65 ° C for 20 minutes in the presence of 10 mM EDTA. After ethanol precipitation, the plasmid is digested with Sail and gel electrophoresis on a 0.8 µg agarose gel. The (BamHI) -SalI cut straight-ended vector pDP3 ^ is isolated with the GENECLEAN kit as an 11.8 kb DNA fragment.

Plasmide pST2 wordt aan digestie onderworpen met het restrictie-enzym HindlII en naar analogie met de bereiding van het vectorgedeelte aangevuld bij de HindlII-knipplaats door behandeling met Klenow-polymera-se. Het produkt wordt aan digestie met Sail onderworpen hetgeen een met (HindlII)-Sail geknipt fragment met rechte uiteinden van 2,0 kb geeft welk fragment de constitutieve ST expressiecassette (2C) omvat.Plasmid pST2 is digested with the restriction enzyme HindlII and analogous to the preparation of the vector portion supplemented at the HindlII site by treatment with Klenow polymerase. The product is digested with Sail to give a 2.0 kb straight-ended (HindIII) -Sail-cut fragment which contains the constitutive ST expression cassette (2C).

Ligatie van 80 ng van pDP3^ vector met 40 ng fragment 2C en transformatie van competente cellen van E. coli stam DH5a wordt uitgevoerd zoals beschreven wordt in voorbeeld 2. Een kloon die het verwachte restrictiepatroon vertoont wordt gekozen en aangeduid met pDPST5.Ligation of 80 ng of pDP3 ^ vector with 40 ng fragment 2C and transformation of competent cells of E. coli strain DH5a is performed as described in Example 2. A clone showing the expected restriction pattern is selected and designated pDPST5.

Voor transformatie van gist wordt met CsCl gezuiverd DNA van de expressievector pDPST5 bereid volgens het standaardprotocol dat in het handboek van Maniatis wordt gegeven (supra). S. cerevisiae stammen BTI50 en H449 worden afzonderlijk met 5 pg plasmide-DNA getransformeerd volgens de lithium-acetaattransformatiewerkwijze (Ito, H. et al., supra). Ura+-transformanten worden gekozen en onderzocht op ST-activiteit. In elk geval wordt één positieve transformant gekozen en aangeduid met Saccharo-mvces cerevisiae BT150/pDPST5 en Saccharomvces cerevisiae H449/pDPST5.For yeast transformation, CsCl purified DNA from the expression vector pDPST5 is prepared according to the standard protocol given in the Maniatis manual (supra). S. cerevisiae strains BTI50 and H449 are separately transformed with 5 µg of plasmid DNA according to the lithium acetate transformation method (Ito, H. et al., Supra). Ura + transformants are selected and screened for ST activity. In any case, one positive transformant is selected and designated Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPST5 and Saccharomvces cerevisiae H449 / pDPST5.

Voorbeeld 13Example 13

Enzvmactiviteit van volledig ST dat tot expressie wordt gebracht in gist 13.1 Bereiding van celextractenEnzyme activity of complete ST expressed in yeast 13.1 Preparation of cell extracts

Cellen van Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPST5 worden onder selectie met uracil in met histidine en leucine aangevuld minimaal medium voor gist gekweekt. Exponentieel groeiende cellen (bij 0D578 van 0,5) of stationaire cellen worden door centrifugatie verzameld, eenmaal gewassen met 50 mM imidazoolbuffer, met pH 7*0 (buffer 1) en opnieuw gesuspendeerd in buffer 1 bij een concentratie die overeenkomt met 0,1-0,2 0D5?8. Mechanisch breken van de cellen wordt teweeggebracht door heftig schudden met glazen kralen (0,45-0,5 min doorsnede) op een vortex-menginrichting gedurende 4 minuten met tussentijdse koeling.Cells of Saccharomyces cerevisiae BT150 / pDPST5 are cultured with uracil in histidine and leucine supplemented minimal yeast medium. Exponentially growing cells (at 0D578 of 0.5) or stationary cells are collected by centrifugation, washed once with 50 mM imidazole buffer, pH 7 * 0 (buffer 1), and resuspended in buffer 1 at a concentration corresponding to 0.1 -0.2 0D5? 8. Mechanical breaking of the cells is accomplished by vigorous shaking with glass beads (0.45-0.5 min diameter) on a vortex mixer for 4 minutes with intermediate cooling.

ST-activiteit kan in de ruwe extracten worden gemeten onder toepassing van de test die hieronder wordt beschreven.ST activity can be measured in the crude extracts using the assay described below.

13.2 Test voor ST-activiteit ST-activiteit kan worden bepaald door de hoeveelheid radioactief gemerkt siaalzuur te meten dat overgedragen wordt van CMP-siaalzuur naar een glyco-eiwitacceptor. Na beëindiging van de reactie door precipitatie met zuur wordt het precipitaat gefilterd onder toepassing van glasvezel-filters (Whatman GFA), uitgebreid gewassen met ijskoude ethanol en onderzocht op radioactiviteit door vloeistofscintillatietelling (Hesford et al. (1984), Glycoconjugate J. 1, 141-153)· Celextracten worden gedurende 45 minuten onderzocht in een incubatiemengsel dat 37 μΐ celextract omvat, hetgeen overeenkomt met ongeveer 0,5 mg eiwit, 3 pl imidazoolbuffer 50 mmol/1, met pH 7,0; 50 nmol CMP-N-acetylneuraminezuur (Sigma) waaraan CMP-3H-N-acetylneuraminezuur (Amersham) is toegevoegd om een uiteindelijke specifieke activiteit van 7»3 Ci/mol te geven en 75 pg asialo-fetuin (bereid door zuurhydrolyse onder toepassing van 0,1 M H2S0i, gedurende 60 minuten bij 80°C gevolgd door neutralisatie, dialyse en lyofilisatie).13.2 Test for ST activity ST activity can be determined by measuring the amount of radiolabeled sialic acid transferred from CMP sialic acid to a glycoprotein acceptor. After completion of the reaction by acid precipitation, the precipitate is filtered using glass fiber filters (Whatman GFA), washed extensively with ice-cold ethanol and examined for radioactivity by liquid scintillation counting (Hesford et al. (1984), Glycoconjugate J. 1, 141 -153) · Cell extracts are examined for 45 minutes in an incubation mixture comprising 37 µl of cell extract, which corresponds to about 0.5 mg protein, 3 µl imidazole buffer 50 mmol / 1, with pH 7.0; 50 nmol CMP-N-acetylneuramic acid (Sigma) to which CMP-3H-N-acetylneuramic acid (Amersham) has been added to give a final specific activity of 7 »3 Ci / mol and 75 µg of asialophore garden (prepared by acid hydrolysis using 0.1 M H2S0i, at 80 ° C for 60 minutes followed by neutralization, dialysis and lyophilization).

ST-activiteit wordt in de ruwe extracten die uit S. cerevisiae BTl50/pDPST5 en H449/pDPST5-cellen zijn bereid.ST activity is made in the crude extracts prepared from S. cerevisiae BT150 / pDPST5 and H449 / pDPST5 cells.

Voorbeeld 14Example 14

Constructie van een expressiecassette voor oplosbaar ST (Lvs^-Cvs;,^)Construction of an expression cassette for soluble ST (Lvs ^ -Cvs;, ^)

Het oplosbare ST dat met ST (Lys3g-Cys/,06) wordt aangeduid, is een aan het N-uiteinde verkorte variant en bestaat uit 368 aminozuren (figuur 4).The soluble ST designated ST (Lys3g-Cys /, 06) is an N-terminated variant and consists of 368 amino acids (Figure 4).

(a) Partiële HepG2-ST-cDNA-sequentie(a) Partial HepG2-ST cDNA sequence

Plasmide pSIA2 wordt aan digestie onderworpen met EcoRI en een EcoRI-EcoRI-fragment van 1,1 kb wordt geïsoleerd.Plasmid pSIA2 is digested with EcoRI and a 1.1 kb EcoRI-EcoRI fragment is isolated.

(b) Vector voor amplificatie in E. coli(b) Vector for amplification in E. coli

Plasmide pUCl8 (Pharmacia) wordt in de meervoudige kloneringsplaats aan digestie onderworpen met BamHI en EcoRI. Vervolgens wordt het plasmide met alkalische fosfatase behandeld zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra), aan agarose-gel-elektroforese onderworpen en als een 2,7 kb DNA-fragment uit de gel geïsoleerd.Plasmid pUC18 (Pharmacia) is digested in the multiple cloning site with BamHI and EcoRI. The plasmid is then treated with alkaline phosphatase as described in the Maniatis manual (supra), agarose gel electrophoresis and isolated from the gel as a 2.7 kb DNA fragment.

(c) Constitutieve PH05(-173)-promotor en SUC2-signaalsequentie(c) Constitutive PH05 (-173) promoter and SUC2 signal sequence

De vector p31/PH05(-173) RIT (voorbeeld 2) wordt aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen BamHI en Xhol. Een BamHI-Xhol-frag-ment van 0,25 kb met de constitutieve ΡΗ05(-173)-promotor en de daaraan grenzende coderende sequentie voor de invertasesignaalsequentie (inv ss) wordt geïsoleerd. Vervolgens wordt het fragment opnieuw geknipt met Hgal (BioLabs). De Hgal herkenningssequentie bevindt zich op de antisense-DNA-streng. Het restrictie-enzym knipt stroomopwaarts van de herkenningssequentie op een zodanige wijze dat het 5'-uitstekende uiteinde van de antisense-streng overeenkomt met het uiteinde van de coderende sequentie van de invertasesignaalsequentie. Het met BamHI en Hgal geknipte Defragment van 0,24 kb omvat de constitutieve PH05.(-173)-promotorsequentie gekoppeld aan de gist-invertasesignaalsequentie.The vector p31 / PH05 (-173) RIT (Example 2) is digested with the restriction enzymes BamHI and Xhol. A 0.25 kb BamHI-Xhol fragment with the constitutive ΡΗ05 (-173) promoter and the adjacent coding sequence for the invertase signal sequence (inv ss) is isolated. The fragment is then cut again with Hgal (BioLabs). The Hgal recognition sequence is on the antisense DNA strand. The restriction enzyme cuts upstream of the recognition sequence in such a way that the 5 'protruding end of the antisense strand matches the end of the coding sequence of the invertase signal sequence. The 0.24 kb BamHI and Hgal cut Defragment comprises the constitutive PH05. (-173) promoter sequence linked to the yeast invertase signal sequence.

(d) Adaptor(d) Adapter

Fragment (a) wordt gekoppeld aan fragment (c) door middel van een adaptorsequentie die uit equimolaire hoeveelheden synthetische oligo-nucleotiden 5'CTGCAAAATTGCAAACCAAGG3’ en 5'AATTCCTTGGTTTGCAATTT3' voor de complementaire streng wordt bereid. De oligonucleotiden worden aan elkaar versmolten door eerst tot 95eC te verwarmen en vervolgens naar 20eC langzaam af te koelen. De versmolten adaptor wordt ingevroren bewaard.Fragment (a) is linked to fragment (c) by an adapter sequence prepared from equimolar amounts of synthetic oligonucleotides 5'CTGCAAAATTGCAAACCAAGG3 'and 5'AATTCCTTGGTTTGCAATTT3' for the complementary strand. The oligonucleotides are fused together by heating to 95eC first and then slowly cooling to 20eC. The fused adapter is stored frozen.

(e) Constructie van plasmide psST(e) Construction of plasmid psST

Voor ligatie worden gelineariseerde vector (b), het ST-cDNA-frag-ment (a), fragment (c) dat de promotor en de sequentie die voor het sig-naalpeptide codeert bevat en de adaptor (d) toegepast in een molaire verhouding van 1:2:2:30-100. Ligatie wordt in 12 μΐ ligasebuffer (66 mM Tris-HCl met pH 7.5» 1 mM dithioerytritol, 5 ωΜ MgCl2, 1 mM ATP) gedurende 18 bij 16°C uitgevoerd. Het ligatiemengsel wordt gebruikt om competente cellen van E. coli stam DH5a te transformeren zoals hierboven wordt beschreven. Minipreparaten van plasmide worden bereid uit 24 afzonderlijke transformanten. Een afzonderlijke kloon die het verwachte restrictie-patroon na karakterisatie door restrictie-analyse onder toepassing van vier verschillende enzymen (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, en combinaties daarvan) vertoont, wordt aangeduid als psST.For ligation, linearized vector (b), the ST cDNA fragment (a), fragment (c) containing the promoter and the sequence encoding the signal peptide and the adapter (d) are used in a molar ratio from 1: 2: 2: 30-100. Ligation is performed in 12 μl ligase buffer (66 mM Tris-HCl with pH 7.5, 1 mM dithioerythritol, 5 μMgCl2, 1 mM ATP) for 18 at 16 ° C. The ligation mixture is used to transform competent cells of E. coli strain DH5a as described above. Mini plasmid preparations are prepared from 24 separate transformants. A separate clone showing the expected restriction pattern after characterization by restriction analysis using four different enzymes (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, and combinations thereof) is referred to as psST.

De correcte sequentie bij de fusieplaats van de voor het invertase-signaalpeptide coderende sequentie met het voor oplosbaar ST (Lys39-Cysj,06) coderende cDNA, wordt bevestigd voor plasmide psST onder toepassing van de T7-Sequencing kit (Pharmacia) en primer 5'ACGAGGTTAATGGC3' beginnend op positie -77 in de constitutieve PH05(-173)-promotor.The correct sequence at the fusion site of the invertase signal peptide coding sequence with the soluble ST (Lys39-Cysj, 06) coding cDNA is confirmed for plasmid psST using the T7 Sequencing kit (Pharmacia) and primer 5 ' ACGAGGTTAATGGC3 'starting at position -77 in the constitutive PH05 (-173) promoter.

Sequentie voor DNA15: 5' AAA ATA Tct gca aaa ttg caa acc aag gAA 3* 3' TTT TAT AGA GTG ttt aac gtt tgg ttc ctt 5'Sequence for DNA15: 5 'AAA ATA Tct gca aaa ttg caa acc aag gAA 3 * 3' TTT TAT AGA GTG ttt aac gtt tgg ttc ctt 5 '

Eiwit: Lys lie Ser Ala Lys Leu Gin Thr Lys Glu 16 19 39 inv ss ST sequentie splitsings-plaats voor signaal-endopeptidaseProtein: Lys lie Ser Ala Lys Leu Gin Thr Lys Glu 16 19 39 inv ss ST sequence cleavage site for signal endopeptidase

Kleine letters geven de adaptorsequentie weer.Lowercase letters represent the adapter sequence.

De expressiecassette voor uitgescheiden ST die de constitutieve PHQEj (-173)-promotor, de DNA-sequentie coderend voor invertasesignaalpep-tide en het partiële ST-cDNA uit plasmide psST omvat kan worden verkregen als een Sail (BamHI) - EcoRI-fragment van 1,35 kb. De expressiecassette mist nog steeds de PH05-terminatiesequenties die in de volgende klone-ringsstap moeten worden toegevoegd.The secreted ST expression cassette comprising the constitutive PHQEj (-173) promoter, the DNA sequence encoding invertase signal peptide and the partial ST cDNA from plasmid psST can be obtained as a Sail (BamHI) EcoRI fragment of 1 , 35 kb. The expression cassette still lacks the PH05 termination sequences to be added in the next cloning step.

Voorbeeld IRExample IR

Constructie van de expressievector pDPSTSConstruction of the expression vector pDPSTS

Voor constructie van de expressievector voor oplosbaar ST (Lys3g-CySi,o6) worden de volgende fragmenten gecombineerd: (a) VectorgedeelteFor construction of the expression vector for soluble ST (Lys3g-CySi, o6) the following fragments are combined: (a) Vector portion

Plasmide pDP34 wordt aan digestie onderworpen en voorbehandeld zoals beschreven wordt in voorbeeld 3 hetgeen een Sall-vectorfragment van 11,8 kb met rechte uiteinden geeft.Plasmid pDP34 is digested and pretreated as described in Example 3 to give a 11.8 kb Sall vector fragment with straight ends.

(b) Expressiecassette(b) Expression cassette

Plasmide psST wordt eerst gelineariseerd door digestie met Sail (in de meervoudige kloneringsplaats) en vervolgens partieel aan digestie met EcoRI onderworpen. Een DNA-fragment van 1,35 kb wordt geïsoleerd die de constitutieve ΡΗ05(-173)-promotor, een DNA-sequentie die voor het gist-invertasesignaalpeptide codeert en het partiële ST-cDNA omvat.Plasmid psST is first linearized by digestion with Sail (in the multiple cloning site) and then partially digested with EcoRI. A 1.35 kb DNA fragment is isolated containing the constitutive ΡΗ05 (-173) promoter, a DNA sequence encoding the yeast invertase signal peptide and comprising the partial ST cDNA.

(c) PHOS-terminatiesequentie(c) PHOS termination sequence

De PHO5-terminatiesequentie wordt uit plasmide p31 geïsoleerd welk plasmide wordt geconstrueerd uitgaande van plasmide p30 zoals beschreven wordt in EP 100.561. Na digestie met het restrictie-enzym HindTII worden de uitstekende uiteinden aangevuld door behandeling met Klenow-polymerase zoals hierboven wordt beschreven. Vervolgens wordt het plasmide aan digestie onderworpen met EcoRI en wordt een EcoRI-fragment met rechte uiteinden en met de PH05-terminatieseauenties geïsoleerd.The PHO5 termination sequence is isolated from plasmid p31 which is constructed from plasmid p30 as described in EP 100,561. After digestion with the HindTII restriction enzyme, the protruding ends are supplemented by treatment with Klenow polymerase as described above. The plasmid is then digested with EcoRI and a straight-ended EcoRI fragment with the PH05 termination units isolated.

Ligatie van fragmenten (a), (b) en (c) en transformatie van competente cellen van E. coli stam DH5a wordt uitgevoerd zoals beschreven wordt in voorbeeld 2. Uit de verkregen transformanten worden plasmiden geïsoleerd en gekarakteriseerd door restrictie-analyse. Het plasmide van een kloon met de juiste restrictiefragmenten wordt aangeduid met pDPSTS.Ligation of fragments (a), (b) and (c) and transformation of competent cells of E. coli strain DH5a is performed as described in Example 2. From the obtained transformants, plasmids are isolated and characterized by restriction analysis. The clone plasmid with appropriate restriction fragments is designated pDPSTS.

Voorbeeld 16Example 16

Expressie van oplosbaar ST in gistExpression of soluble ST in yeast

Naar analogie met voorbeeld 4 wordt met CsCl gezuiverd DNA van de expressievector pDPSTS toegepast voor het transformeren van S. cerevisiae stammen BTI50 en h449. Ura+-transformanten worden geïsoleerd en onderzocht op ST-activiteit. In elk geval wordt een transformant gekozen en aangeduid met respectievelijk Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPSTS en Saccharomvces cerevisiae H449/pDPSTS. Onder toepassing van de test die in voorbeeld 13 wordt beschreven, wordt ST-activiteit in de kweekmedia van beide transformanten gevonden.By analogy with Example 4, CsCl purified DNA from the expression vector pDPSTS is used to transform S. cerevisiae strains BTI50 and h449. Ura + transformants are isolated and screened for ST activity. In any case, a transformant is selected and designated with Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPSTS and Saccharomvces cerevisiae H449 / pDPSTS, respectively. Using the assay described in Example 13, ST activity is found in the culture media of both transformants.

Voorbeeld 17Example 17

Constructie van een expressiecassette voor oplosbaar ST (Lvs2y-CvS)IQ6)Construction of an expression cassette for soluble ST (Lvs2y-CvS) IQ6)

Het als ST (Lys27-Cys/,o6) aangeduide oplosbare ST is een aan het N-uiteinde verkorte variant die het katalytische domein en het volledige stamgebied omvat en uit 380 aminozuren, d.w.z. aminozuren 27 tot 406 van de aminozuursequentie volgens figuur 3 bestaat.The soluble ST designated as ST (Lys27-Cys /, o6) is an N-terminal truncated variant comprising the catalytic domain and the entire stem region and consisting of 380 amino acids, i.e. amino acids 27 to 406 of the amino acid sequence of Figure 3.

(a) Partiële HepG2-ST-cDNA-sequentie(a) Partial HepG2-ST cDNA sequence

Plasmide pSIA2 wordt aan digestie onderworpen met EcoRI en een EcoRI-EcoRI-fragment van 1,1 kb wordt geïsoleerd.Plasmid pSIA2 is digested with EcoRI and a 1.1 kb EcoRI-EcoRI fragment is isolated.

(b) Vector voor amplificatie in E. coli(b) Vector for amplification in E. coli

Plasmide pUCl8 (Pharmacia) wordt in de meervoudige kloneringsplaats aan digestie onderworpen met BamHI en EcoRI. Vervolgens wordt het plasmi-de met alkalische fosfatase behandeld zoals beschreven wordt in het handboek van Maniatis (supra), aan agarose-gel-elektroforese onderworpen en als een DNA-fragment van 2,7 kb uit de gel geïsoleerd.Plasmid pUC18 (Pharmacia) is digested in the multiple cloning site with BamHI and EcoRI. The plasmid is then treated with alkaline phosphatase as described in the Maniatis manual (supra), subjected to agarose gel electrophoresis and isolated from the gel as a 2.7 kb DNA fragment.

(c) Constitutieve PH05(-173)-promotor en SUC2-signaalsequentie(c) Constitutive PH05 (-173) promoter and SUC2 signal sequence

De vector p31/PH05(-173) RIT (voorbeeld 2) wordt aan digestie onderworpen met de restrictie-enzymen BamHI en Xhol. Een BamHI-Xhol-frag-ment van 0,25 kb met de constitutieve PH05(-173)-promotor en de aangrenzende coderende sequentie voor de invertasesignaalsequentie (inv ss) wordt geïsoleerd. Vervolgens wordt het fragment opnieuw geknipt met Hgal (BioLabs). De Hgal-herkenningssequentie bevindt zich op de antisense-DNA-streng. Het restrictie-enzym knipt stroomopwaarts van de herkenningsse-quentie in een zodanige wijze dat het 5'-uitstekende uiteinde van de antisense-streng overeenkomt met het uiteinde van de coderende sequentie van de invertasesignaalsequentie. Het DNA-fragment van 0,24 kb dat met BamHI en Hgal geknipt is, bevat de constitutieve PH05(-173)-promotor-sequentie gekoppeld aan de gist-invertasesignaalsequentie.The vector p31 / PH05 (-173) RIT (Example 2) is digested with the restriction enzymes BamHI and Xhol. A 0.25 kb BamHI-Xhol fragment with the constitutive PH05 (-173) promoter and the adjacent coding sequence for the invertase signal sequence (inv ss) is isolated. The fragment is then cut again with Hgal (BioLabs). The Hgal recognition sequence is on the antisense DNA strand. The restriction enzyme cuts upstream of the recognition sequence in such a way that the 5 'protruding end of the antisense strand matches the end of the coding sequence of the invertase signal sequence. The 0.24 kb DNA fragment cut with BamHI and Hgal contains the constitutive PH05 (-173) promoter sequence linked to the yeast invertase signal sequence.

(d) Adaptor(d) Adapter

Fragment (a) wordt gekoppeld aan fragment (c) door middel van een adaptorsequentie die bereid wordt uit equimolaire hoeveelheden synthetische oligonucleotiden 5'CTGCAAAGGAAAAGAAGAAAGGGAGTTACTATGATTCCTTTAAATTGCAAACCAAGG3' en 5 * AATTCCTTGTTGCAATTTAAAGGAATCATAGTAACTCCCTTTCTTCTTTTCCTT3' voor de complementaire streng. De oligonucleotiden worden aan elkaar versmolten door eerst tot 95°C te verwarmen en vervolgens langzaam tot 20eC af te koelen. De versmolten adaptor wordt ingevroren bewaard.Fragment (a) is linked to fragment (c) by means of an adapter sequence which is prepared from equimolar amounts of the synthetic oligonucleotides 5'CTGCAAAGGAAAAGAAGAAAGGGAGTTACTATGATTCCTTTAAATTGCAAACCAAGG3 'and 5 * AATTCCTTGTTGCAATTTAAAGGAATCATAGTAACTCCCTTTCTTCTTTTCCTT3' for the complementary strand. The oligonucleotides are fused together by first heating to 95 ° C and then slowly cooling to 20 ° C. The fused adapter is stored frozen.

(e) Constructie van plasmide psSTl(e) Construction of plasmid psST1

Voor ligatie worden gelineariseerde vector (b), het ST-cDNA-fragment (a), fragment (c) dat de promotor en de sequentie die voor het sig-naalpeptide codeert, bevat en de adaptor (d) gebruikt in een molaire verhouding van 1:2:2:30-100. Ligatie wordt uitgevoerd in 12 μΐ ligasebuf-fer (66 mM Tris-HCl met pH 7.5. 1 mM dithioerytritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) gedurende 18 uur bij 16°C. Het ligatiemengsel wordt toegepast voor het transformeren van competente cellen van E. coli stam DH5a zoals hierboven beschreven wordt. Minipreparaten van plasmide worden bereid uit 24 onafhankelijke transformanten. Een afzonderlijke kloon die het verwachte restrictiepatroon vertoont na karakterisatie door restrictie-analyse onder toepassing van vier verschillende enzymen (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, eveneens in combinatie) wordt aangeduid met psSTl.For ligation, linearized vector (b), the ST cDNA fragment (a), fragment (c) containing the promoter and the sequence encoding the signal peptide and the adapter (d) are used in a molar ratio of 1: 2: 2: 30-100. Ligation is performed in 12 μl ligase buffer (66 mM Tris-HCl with pH 7.5. 1 mM dithioerythritol, 5 mM MgCl2, 1 mM ATP) for 18 hours at 16 ° C. The ligation mixture is used to transform competent cells of E. coli strain DH5a as described above. Mini plasmid preparations are prepared from 24 independent transformants. A single clone showing the expected restriction pattern after characterization by restriction analysis using four different enzymes (BamHI, PstI, EcoRI, Xhol, also in combination) is designated psST1.

De juiste sequentie bij de fusieplaats van de sequentie coderend voor invertasesignaalpeptide met het cDNA dat voor oplosbaar ST (Lys27-CySi,o6) codeert wordt voor plasmide psSTl bevestigd onder toepassing van T7_Sequencing kit (Pharmacia) en primer 5'AGTCGAGTAGTATGGC3' beginnend bij positie -77 in de constitutieve ΡΗ05(-173)-promotor.The appropriate sequence at the fusion site of the sequence encoding invertase signal peptide with the cDNA encoding soluble ST (Lys27-CySi, o6) is confirmed for plasmid psSTl using T7_Sequencing kit (Pharmacia) and primer 5'AGTCGAGTAGTATGGC3 'starting at position - 77 in the constitutive ΡΗ05 (-173) promoter.

Sequentie voor DNA1J: 5* AAA ATA Tct gca aag gaa aag aag aaa ggg 3' 3' TTT TAT AGA GTG ttc ctt ttc ttc ttt ccc 5'Sequence for DNA1J: 5 * AAA ATA Tct gca aag gaa aag aag aaa ggg 3 '3' TTT TAT AGA GTG ttc ctt ttc ttc ttt ccc 5 '

Eiwit: Lys lie Ser Ala Lys Glu Lys Lys Lys Gly 16 19 27 inv ss ST sequentie splitsings-plaats voor signaal-endopeptidase 1} Kleine letters geven de adaptorsequentie weer.Protein: Lys lie Ser Ala Lys Glu Lys Lys Lys Gly 16 19 27 inv ss ST sequence cleavage site for signal endopeptidase 1} Lowercase letters represent the adapter sequence.

De expressiecassette voor uitgescheiden ST (Lys^-Cys^g) die de constitutieve PHO^i (-173)-promotor. de DNA-sequentie die voor invertase-signaalpeptide codeert en het partiële ST-cDNA van plasmide psSTl omvat, kan als een Sail (BamHI) - EcoRI-fragment van 1,35 kb worden verkregen. De expressiecassette mist de PH05-terminatieseauenties die in de volgende kloneringsstap worden toegevoegd.The expression cassette for secreted ST (Lys ^ -Cys ^ g) containing the constitutive PHO ^ i (-173) promoter. the DNA sequence encoding invertase signal peptide and comprising the partial ST cDNA of plasmid psST1 can be obtained as a 1.35 kb Sail (BamHI) EcoRI fragment. The expression cassette lacks the PH05 termination entities added in the next cloning step.

Voorbeeld 18Example 18

Constructie van de exoressievector pDPSTSIConstruction of the pDPSTSI exoression vector

Voor constructie van de expressievector voor oplosbaar ST (Lys27-Cys/jo^) worden de volgende fragmenten gecombineerd: (a) VectorgedeelteFor construction of the expression vector for soluble ST (Lys27-Cys / jo ^), the following fragments are combined: (a) Vector portion

Plasmide pDP3^ wordt aan digestie onderworpen en voorbehandeld zoals beschreven wordt in voorbeeld 3 hetgeen een Sall-vectorfragment van 11,8 kb geeft met rechte uiteinden.Plasmid pDP3 ^ is digested and pretreated as described in Example 3 to give a 11.8 kb Sall vector fragment with straight ends.

(b) Expressiecassette(b) Expression cassette

Plasmide psSTl wordt eerst door digestie met Sail (in de meervoudige kloneringsplaats) gelineariseerd en vervolgens aan partiële digestie onderworpen met EcoRI. Een DNA-fragment van 1,35 kb wordt geïsoleerd dat de constitutieve PH05(-173)-promotor. een DNA-sequentie die voor het gist-invertasesignaalpeptide codeert en het partiële ST-cDNA omvat.Plasmid psST1 is first linearized by digestion with Sail (in the multiple cloning site) and then partial digestion with EcoRI. A 1.35 kb DNA fragment is isolated containing the constitutive PH05 (-173) promoter. a DNA sequence encoding the yeast invertase signal peptide and comprising the partial ST cDNA.

(c) PHO5-terminatiesequentie(c) PHO5 termination sequence

De PHQ5-terminatiesequentie wordt uit plasmide p31 geïsoleerd welk plasmide wordt geconstrueerd uitgaande van plasmide p30 zoals beschreven wordt in EP 100.561. Na digestie met het restrictie-enzym HindllI worden de uitstekende uiteinden opgevuld door behandeling met Klenow-polymerase zoals beschreven wordt hierboven. Vervolgens wordt het plasmide aan digestie onderworpen met EcoRI en wordt een EcoRI-fragment van 0,39 kb met rechte uiteinden en met de PHOS-terminatieseauenties geïsoleerd.The PHQ5 termination sequence is isolated from plasmid p31, which plasmid is constructed from plasmid p30 as described in EP 100,561. After digestion with the restriction enzyme HindIII, the protruding ends are filled by treatment with Klenow polymerase as described above. The plasmid is then digested with EcoRI and a 0.39 kb EcoRI fragment with straight ends and with the PHOS termination units isolated.

Ligatie van fragmenten (a), (b) en (c) en transformatie van competente cellen van E. coli stam DH5a wordt uitgevoerd zoals beschreven wordt in voorbeeld 2. Uit de verkregen transformanten worden plasmiden geïsoleerd en gekarakteriseerd door restrictie-analyse. Het plasmide van een kloon met de juiste restrictiefragmenten wordt aangeduid met pDPSTSl.Ligation of fragments (a), (b) and (c) and transformation of competent cells of E. coli strain DH5a is performed as described in Example 2. From the obtained transformants, plasmids are isolated and characterized by restriction analysis. The clone plasmid with appropriate restriction fragments is designated pDPSTS1.

Voorbeeld 10Example 10

Expressie van oplosbaar ST (Lvs27-Cys>,0ft) in gistExpression of soluble ST (Lvs27-Cys>, 0ft) in yeast

Naar analogie met voorbeeld 4 wordt met CsCl gezuiverd DNA van de expressievector pDPSTSl toegepast voor het transformeren van S. cerevi-siae stammen BT150 en H449. Ura+-transformanten worden geïsoleerd en onderzocht op ST-activiteit. In elk geval wordt een transformant gekozen en aangeduid als Saccharomvces cerevisiae BT150/pDPSTSl en Saccharomvces cerevisiae H449/pDPSTSl. Onder toepassing van de test die in voorbeeld 13 wordt beschreven, wordt ST-activiteit in de kweekmedia van beide transformanten gevonden.By analogy with Example 4, CsCl purified DNA from the expression vector pDPSTS1 is used to transform S. cerevisiae strains BT150 and H449. Ura + transformants are isolated and screened for ST activity. In any case, a transformant is selected and designated as Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDPSTSl and Saccharomvces cerevisiae H449 / pDPSTSl. Using the assay described in Example 13, ST activity is found in the culture media of both transformants.

Voorbeeld 20Example 20

Klonering van het FT-cDNA van de humane HL60-celliinCloning of the FT cDNA from the human HL60 cell line

Op basis van de gepubliceerde cDNA-sequentie (Goelz, S.E. et al. (I99O) Cell 63, 13^9-1356) voor ELFT (ELAM-1 ligand fucosyltransferase) die voor a(1-3)-fucosyltransferase codeert worden de volgende oligo-nucleotide-primers ontworpen om een DNA-fragment te amplificeren dat het open leesraam van het ELFT-cDNA omvat welke amplificatie plaatsvindt door PCR-technologie: 5'-CAGCGCTGCCTGTTCGCGCCAT-3 * (ELFT-1B) en 5'-GGAGATGCACAGTAGAGGATCA-3' (ELFT-2B). ELFT-1B begint bij baseparen 38-59 van de gepubliceerde sequentie en ELFT-2B begint bij baseparen 1347-1326 in de antisense-richting. De primers worden toegepast om een fragment van 1,3 kb te amplificeren onder toepassing van de Perkin-Elmer Cetus Taq-polymerase kit. Het fragment wordt geamplificeerd uit vers HLéO-cDNA bij aanwezigheid van 5# DMSO en 2 ü MgCl2 met de volgende cyclus: 95°C 5 min, 25x (1 min 95°C. 1 min 60°C, 1,5 min 72°C), ΙΟχ (1 min 95°C, 1 min 60eC, 1,5 min + 15 sec/cyclus 'J2°C). Agarose-gel-elektroforese onthult een prominente band van 1,3 kb die bij digestie met Smal of Apal het patroon geeft dat voorspeld wordt door de gepubliceerde sequentie. De band van 1,3 kb wordt gezuiverd onder toepassing van een Gene-Clean kit (Bio 101) en gesubkloneerd in de pCRIOOO vector (Invitrogen). Een afzonderlijke kloon met de juiste insertie van 1,3 kb wordt gekozen en aangeduid met BRB.ELFT/pCR1000-13. Het FT-cDNA wordt in de vector ingebracht in een omgekeerde oriëntatie met betrekking tot de T7-promotor. Het open leesraam van het FT-cDNA is volledig gese-quenced en is identiek aan de gepubliceerde sequentie (figuur 5)·Based on the published cDNA sequence (Goelz, SE et al. (I99O) Cell 63, 13 ^ 9-1356) for ELFT (ELAM-1 ligand fucosyl transferase) encoding a (1-3) fucosyl transferase, the following oligo nucleotide primers designed to amplify a DNA fragment that includes the open reading frame of the ELFT cDNA amplified by PCR technology: 5'-CAGCGCTGCCTGTTCGCGCCAT-3 * (ELFT-1B) and 5'-GGAGATGCACAGTAGAGGATCA-3 (ELFT-2B). ELFT-1B starts at base pairs 38-59 of the published sequence and ELFT-2B starts at base pairs 1347-1326 in the antisense direction. The primers are used to amplify a 1.3 kb fragment using the Perkin-Elmer Cetus Taq polymerase kit. The fragment is amplified from fresh HLéO cDNA in the presence of 5 # DMSO and 2 µ MgCl2 with the following cycle: 95 ° C 5 min, 25x (1 min 95 ° C, 1 min 60 ° C, 1.5 min 72 ° C), ΙΟχ (1 min 95 ° C, 1 min 60eC, 1.5 min + 15 sec / cycle 'J2 ° C). Agarose gel electrophoresis reveals a prominent 1.3 kb band that gives the pattern predicted by the published sequence upon digestion with Narrow or Apal. The 1.3 kb band is purified using a Gene-Clean kit (Bio 101) and subcloned into the pCRIOOO vector (Invitrogen). A separate clone with the correct 1.3 kb insert is chosen and designated BRB.ELFT / pCR1000-13. The FT cDNA is inserted into the vector in an inverted orientation with respect to the T7 promoter. The open reading frame of the FT cDNA is fully sequenced and identical to the published sequence (Figure 5)

Voorbeeld 21Example 21

Constructie van plasmiden voor induceerbare en constitutieve expressie van oplosbaar FTfArg^-Arg;,^) in gistConstruction of plasmids for inducible and constitutive expression of soluble FTfArg ^ -Arg;, ^) in yeast

Oplosbaar FT (Arg62-Arg/,05) wordt gevormd door expressie van het FT-cDNA beginnend bij nucleotidepositie 241 (Nrul restrictieknipplaats) waarbij het N-terminale gebied dat voor de cytoplasmastaart en het membraan overbruggende domein codeert, wordt weggelaten (zie de sequentie van figuur 5)·Soluble FT (Arg62-Arg / .05) is generated by expression of the FT cDNA starting at nucleotide position 241 (Nrul restriction cut site) omitting the N-terminal region encoding the cytoplasmic tail and membrane bridging domain (see sequence of figure 5)

Plasmide BRB.ELFT/pCR1000-13 wordt aan digestie onderworpen met HindlII, dat in het multikloneringsgebied 3' van de FT-cDNA-insert knipt. De uitstekende uiteinden worden omgezet in rechte uiteinden in een reactie met Klenow DNA-polymerase. Xhol linker (5’CCTCGAGG3', Biolabs), wordt met kinase behandeld, versmolten en geligeerd aan de rechte uiteinden van het plasmide onder toepassing van een 100-voudig molair overmaat aan linkers. Niet gereageerde linkers worden verwijderd door precipitatie van het DNA met isopropanol hetgeen verder aan digestie wordt onderworpen met Xhol en Nrul (splitsing bij nucleotidepositie 240 van het FT-cDNA volgens figuur 5)· Het Nrul-Xhol-fragment (a) van 1,1 kb bevat de FT-cDNA-sequen-tie waarbij het gebied dat voor de cytoplasmastaart en het membraan overbruggende domein codeert tot aminozuur 61 ontbreekt.Plasmid BRB.ELFT / pCR1000-13 is digested with HindII, which cuts into the multi-cloning region 3 'of the FT cDNA insert. The protruding ends are converted to straight ends in a reaction with Klenow DNA polymerase. Xhol linker (5'CCTCGAGG3 ', Biolabs), is kinase treated, fused and ligated to the straight ends of the plasmid using a 100-fold molar excess of linkers. Unreacted linkers are removed by precipitation of the DNA with isopropanol which is further digested with Xhol and Nrul (cleavage at nucleotide position 240 of the FT cDNA of Figure 5). The Nrul-Xhol fragment (a) of 1.1 kb contains the FT cDNA sequence lacking the region encoding the cytoplasmic tail and membrane bridging domain to amino acid 61.

Plasmiden p31 RIT12 en p31/PH04(-173)RIT (zie voorbeeld 2) worden elk aan digestie onderworpen met Sail en Xhol. De respectievelijke fragmenten van 0,9 kb en 0,5 kb worden geïsoleerd en geknipt met Hgal. De resulterende uitstekende uiteinden worden aangevuld met Klenow DNA-poly-merase. De gecreëerde rechte uiteinden komen overeen met het 3'-uiteinde van de coderende sequentie voor de gist-invertasesignaalsequentie. Vervolgens maakt splitsing met BamHI een BamHI-fragment (b) van 596 bp met rechte uiteinden vrij dat de induceerbare PHOS-promotor en de invertase-signaalsequentie met eigen ATG of een bp BamHI-fragment (c) met rechte uiteinden met de korte constitutieve ΡΗ05(-173)-promotor en de inver-tasesignaalsequentie omvat.Plasmids p31 RIT12 and p31 / PH04 (-173) RIT (see example 2) are each digested with Sail and Xhol. The respective 0.9 kb and 0.5 kb fragments are isolated and cut with Hgal. The resulting protruding ends are supplemented with Klenow DNA polymerase. The straight ends created correspond to the 3 'end of the coding sequence for the yeast invertase signal sequence. Subsequently, cleavage with BamHI releases a 596 bp straight-ended BamHI fragment (b) that the inducible PHOS promoter and the invertase signal sequence with native ATG or a straight-ended bp BamHI fragment (c) with the short constitutive ΡΗ05 (-173) promoter and the inverse signal sequence.

Plasmide p31 RIT12 wordt gelineariseerd met restrictie-endonuclease Sail. Partiële digestie met HindlII bij aanwezigheid van ethidiumbromide geeft een SalI-HindlII-fragment van 1 kb dat de SalI-BamHI-pBR322-sequen-tie van 276 bp, de 53^ bp promotor van de gistzuurfosfatase PHQü, de gist-invertasesignaalsequentie (coderend voor 19 aminozuren) en de PH05-transcriptie-terminatie omvat. Het 1 kb SalI-HindlII-fragment van p31 RIT12 wordt gekloneerd in de gist-E. coli shuttle-vector pJDB207 (Beggs, J.D. in: Molecular Genetics in yeast, Alfred Benzon Symposium 16, Kopenhagen, 1981, biz. 383“389) welke shuttle-vector geknipt is met Sail en HindlII. Het resulterende plasmide dat de lkb insert bevat wordt aangeduid met pJDB207/PH05-RIT12.Plasmid p31 RIT12 is linearized with restriction endonuclease Sail. Partial digestion with HindII in the presence of ethidium bromide gives a 1 kb SalI-HindII fragment containing the 276 bp SalI-BamHI-pBR322 sequence, the 53 ^ bp promoter of the yeast acid phosphatase PHQü, the yeast invertase signal sequence (encoding 19 amino acids) and the PH05 transcription termination. The 1 kb SalI-HindIII fragment of p31 RIT12 is cloned into yeast E. coli shuttle vector pJDB207 (Beggs, J.D. in: Molecular Genetics in yeast, Alfred Benzon Symposium 16, Copenhagen, 1981, biz. 383 “389) which shuttle vector is cut with Sail and HindIII. The resulting plasmid containing the 1kb insert is designated pJDB207 / PH05-RIT12.

Plasmide pJDB207/PH-5~RIT12 wordt aan digestie onderworpen met BamHI en Xhol en het grote BamHI-XhoI-fragment (d) van 6,8 kb wordt geïsoleerd. Dit fragment bevat alle pJDB207 vectorsequenties en de PH05-transcriptie-terminatie.Plasmid pJDB207 / PH-5 ~ RIT12 is digested with BamHI and Xhol and the large 6.8 kb BamHI-XhoI fragment (d) is isolated. This fragment contains all pJDB207 vector sequences and the PH05 transcription termination.

Het BamHI-fragment (b) van 596 bp met rechte uiteinden, het Nrul-Xhol-fragment (a) van 1,1 kb en het XhoI-BamHI-vectorfragment (d) van 6,8 kb worden geligeerd onder standaardcondities voor ligatie met rechte uiteinden. Gelijke hoeveelheden van het ligatiemengsel worden toegepast om competente E. coli HBlOl-cellen te transformeren. Plasmide-DNA van ampicilline resistente kolonies wordt geanalyseerd door restrictiediges-ten. Een afzonderlijke kloon met het juiste expressieplasmide wordt aangeduid als pJDB207/PH05”I-FT. Ligatie van DNA-fragmenten (c), (a) en (d) leidt tot expressieplasmide pJDB207/PHO5-(-173)-I-FT. De expressiecasset-tes van deze plasmiden omvatten de coderende sequentie van de invertase- signaalsequentie welke sequentie in het leesraam is gefuseerd aan de sequentie van het oplosbare α(1-3)fucosyltransferase dat tot expressie komt onder regulatie van respectievelijk de induceerbare PH05- of de constitutieve PHOS(-178)-promotor♦ De expressiecassettes worden in de gist-E. coli shuttle-vector pJDB207 tussen de BamHI en HindlII restric-tieknipplaatsen gekloneerd. De nucleotidesequentie ter plekke van de fusie tussen de invertasesignaalsequentie en het cDNA dat voor oplosbaar FT codeert wordt bevestigd door DNA sequencing op dubbelstrengs-plasmide-DNA onder toepassing van de primer 5,AGTCGAGGTTAGTATGGC3’ die de nucleotidesequentie bij positie -77 tot -60 van de ΡΗ05- alsmede van de PH05(-17R)-promotor voorstelt. De correcte koppeling is: 5’ AAA ATA TCT GCA CGA CCG GTG 3' 3' TTT TAT AGA CGT GCT GGC CAC 5'The 596 bp straight-ended BamHI fragment (b), the 1.1 kb Nrul-Xhol fragment (a), and the 6.8 kb XhoI-BamHI vector fragment (d) are ligated under standard ligation conditions with straight ends. Equal amounts of the ligation mixture are used to transform competent E. coli HB10 cells. Plasmid DNA from ampicillin resistant colonies is analyzed by restriction digits. A separate clone with the appropriate expression plasmid is designated pJDB207 / PH05 ”I-FT. Ligation of DNA fragments (c), (a) and (d) leads to expression plasmid pJDB207 / PHO5 - (- 173) -I-FT. The expression cassettes of these plasmids comprise the coding sequence of the invertase signal sequence which sequence is fused in the reading frame to the sequence of the soluble α (1-3) fucosyl transferase expressed under regulation of the inducible PH05 or the constitutive PHOS (-178) promoter ♦ The expression cassettes are placed in the yeast E. coli shuttle vector pJDB207 cloned between the BamHI and HindII restriction cleavage sites. The nucleotide sequence at the fusion between the invertase signal sequence and the cDNA encoding soluble FT is confirmed by DNA sequencing on double-stranded plasmid DNA using the primer 5, AGTCGAGGTTAGTATGGC3 'which contains the nucleotide sequence at position -77 to -60 of the ΡΗ05 as well as the PH05 (-17R) promoter. The correct link is: 5 'AAA ATA TCT GCA CGA CCG GTG 3' 3 'TTT TAT AGA CGT GCT GGC CAC 5'

Lys lie Ser Ala Arg Pro Val 19 62Lys lie Ser Ala Arg Pro Val 19 62

inv ss FTinv ss FT

splitsings-plaats voor signaal-peptidasecleavage site for signal peptidase

Voorbeeld 22Example 22

Constructie van plasmiden voor induceerbare en constitutieve expressie van aan een membraan gebonden FT in gistConstruction of plasmids for inducible and constitutive expression of membrane bound FT in yeast

Bij deze constructen wordt de coderende sequentie van het FT-cDNA met eigen ATG gebruikt. De nucleotidesequentie die zich onmiddellijk stroomopwaarts van ATG bevindt is echter ongunstig voor expressie in gist vanwege een hoog G-C gehalte. Dit gebied is vervangen door een A-T-rijke sequentie onder toepassing van PCR. Tegelijkertijd is een restrictieknip-plaats voor EcoRI aangebracht op de nieuwe nucleotideposities -4 tot -9·In these constructs, the coding sequence of the FT cDNA with its own ATG is used. However, the nucleotide sequence located immediately upstream of ATG is unfavorable for expression in yeast due to a high G-C content. This region has been replaced with an A-T rich sequence using PCR. At the same time, a restriction snap site for EcoRI has been introduced at the new nucleotide positions -4 to -9

Figure NL9200943AD00461

15 Hoofdletters geven nucleotiden van FT weer, kleine letters zijn additionele nieuwe sequenties, restrictieknipplaatsen zijn onderstreept, 'start'- en 'stop'-codons zijn dikgedrukt.Uppercase letters represent nucleotides of FT, lowercase letters are additional new sequences, restriction cut sites are underlined, 'start' and 'stop' codons are in bold.

Standaard PCR-omstandigheden worden toegepast om het FT-cDNA te amplificeren met primers FT1 en FT2 (zie tabel F) in 30 DNA-synthesecycli (Taq DNA-polymerase, Perkin-Elmer, 5 U/μΙ, 1 min bij 72°C), denaturatie (10 sec bij 93 °C) en versmelten (40 sec bij 60eC). Het resulterende DNA-fragment van 1,25 kb wordt door extractie met fenol en precipitatie met ethanol gezuiverd, vervolgens aan digestie onderworpen met EcoRI, Xhol en Nrul. Het EcoRI-Nrul-fragment (e) van 191 bp wordt geïsoleerd op een preparatieve 4#'s Nusieve 3:1 agarose (FMC BioProducts, Rockland, ME, USA)-gel in tris-boraatbuffer met pH 8,3, uit de gel geëlueerd en met ethanol geprecipiteerd. Fragment (e) omvat het 5*-gedeelte van het FT-gen dat voor aminozuren 1 tot 6l codeert. Het DNA heeft een 5'-verlenging met de EcoRI-knipplaats zoals in PCR primer FT1.Standard PCR conditions are used to amplify the FT cDNA with primers FT1 and FT2 (see Table F) in 30 DNA synthesis cycles (Taq DNA polymerase, Perkin-Elmer, 5 U / μΙ, 1 min at 72 ° C) , denaturation (10 sec at 93 ° C) and fusion (40 sec at 60 ° C). The resulting 1.25 kb DNA fragment is purified by phenol extraction and ethanol precipitation, then digested with EcoRI, Xhol and Nrul. The 191 bp EcoRI-Nrul fragment (e) is isolated on a preparative 4 # 's Nusive 3: 1 agarose (FMC BioProducts, Rockland, ME, USA) gel in tris borate buffer of pH 8.3, from the gel eluted and precipitated with ethanol. Fragment (e) includes the 5 * portion of the FT gene encoding amino acids 1 to 6l. The DNA has a 5 'extension with the EcoRI cleavage site as in PCR primer FT1.

Plasmiden p31 RIT12 en p31/PH05(“173)RIT worden elk aan digestie onderworpen met EcoRI en Xhol. De grote vectorfragmenten (respectievelijk f en g) worden op een preparatieve 0,8#'s agarose-gel geïsoleerd, geëlueerd en gezuiverd. Het XhoI-EcoRI-fragment (f) van 4,1 kb omvat de van pBR322 afgeleide vector, de PHOS-promotor van 534 bp (3'EcoRI-knipplaats) en de PH05-transcriptieterminatie van 131 bp (5'XhoI-knipplaats). Het XhoI-EcoRI-fragment (g) van 3.7 kb verschilt slechts door de korte constitutieve PH05(-173)-promotor van 172 bp (3'EcoRI-knipplaats) in plaats van de volledige PH05-promotor.Plasmids p31 RIT12 and p31 / PH05 (“173) RIT are each digested with EcoRI and Xhol. The large vector fragments (f and g, respectively) are isolated, eluted and purified on a preparative 0.8 # agarose gel. The 4.1 kb XhoI-EcoRI fragment (f) includes the pBR322-derived vector, the 534 bp PHOS promoter (3'EcoRI site), and the 131 bp PH05 transcription termination (5'XhoI site) . The 3.7 kb Xho I-EcoRI fragment (g) differs only by the 172 bp short constitutive PH05 (-173) promoter (3'EcoRI cleavage site) rather than the full PH05 promoter.

Het EcoRI-NruI-fragment (e) van 191 bp, het NruI-XhoI-fragment (a) van 1,1 kb en het XhoI-EcoRI-fragment (f) van 4,1 kb worden geligeerd. Een gelijke hoeveelheid van 1 μΐ van het ligatiemengsel wordt toegepast om competente E. coli HBlOl-cellen te transformeren. Plasmide-DNA uit ampicilline resistente kolonies wordt geanalyseerd. Plasmide-DNA van een afzonderlijke kloon wordt aangeduid met p31R/PH05~ssFT.The 191 bp EcoRI-NruI fragment (e), the 1.1 kb NruI-XhoI fragment (a) and the 4.1 kb XhoI-EcoRI fragment (f) are ligated. An equal amount of 1 μΐ of the ligation mixture is used to transform competent E. coli HB10 cells. Plasmid DNA from ampicillin resistant colonies is analyzed. Plasmid DNA from a single clone is designated p31R / PH05 ~ ssFT.

Ligatie van DNA-fragmenten (e), (a) en (g) leidt tot plasmide P31R/PH05(-173)-ssFT. Deze plasmiden omvatten de coderende sequentie van het aan een membraan gebonden FT onder regulatie van respectievelijk de induceerbare PH05- of de constitutieve PHO^f-173)-promotor.Ligation of DNA fragments (e), (a) and (g) leads to plasmid P31R / PH05 (-173) -ssFT. These plasmids comprise the coding sequence of the membrane-bound FT under regulation of the inducible PH05 or the constitutive PHO (f-173) promoter, respectively.

Voorbeeld 23Example 23

Klonering van de FT-expressiecassettes in pDP^4Cloning of the FT expression cassettes into pDP ^ 4

Plasmiden p31R/PH05-ssFT en p31R/PH05(-173)-ssFT worden aan digestie met HindlII onderworpen waarbij 3* van de PH05-transcriptieterminatie wordt geknipt. Na reactie met Klenow DNA-polymerase wordt het DNA aan digestie onderworpen met Sail. De Sall-fragmenten van respectievelijk 2,3 kb en 1,9 kb met rechte uiteinden worden geïsoleerd.Plasmids p31R / PH05-ssFT and p31R / PH05 (-173) -ssFT are digested with HindIII cutting 3 * of the PH05 transcription termination. After reaction with Klenow DNA polymerase, the DNA is digested with Sail. The 2.3 kb and 1.9 kb straight-ended Sall fragments are isolated.

Plasmiden pJDB207/PH05-I-FT en pJDB207/PH05(-173)-I-FT worden partieel aan digestie onderworpen met HindlII bij aanwezigheid van 0,1 mg/ml ethidiumbromide (om splitsing bij een additionele HindlII-knipplaats in de invertasesignaalsequentie te voorkomen) en vervolgens met Klenow-DNA-polymerase en Sail behandeld zoals hierboven is beschreven. De respectievelijke fragmenten van 2,1 kb en 1,8 kb worden geïsoleerd.Plasmids pJDB207 / PH05-I-FT and pJDB207 / PH05 (-173) -I-FT are partially digested with HindlII in the presence of 0.1 mg / ml ethidium bromide (to cleave at an additional HindlII site in the invertase signal sequence). and then treated with Klenow DNA polymerase and Sail as described above. The respective 2.1 kb and 1.8 kb fragments are isolated.

De vier DNA-fragmenten worden elk aan het Sall-vectorfragment van 11,8 kb van pDP34 met rechte uiteinden (zie voorbeeld 3) geligeerd. Bij transformatie van competente E. coli HBlOl-cellen en analyse van plasmi-de-DNA van afzonderlijke transformanten worden vier correcte expressie-plasmiden aangeduid met pDP34/PH05-I-FT; pDP34/PH05(-173)-I-FT; pDP34R/PH05-ssFT en pDP34R/PH05(-173)-ssFT.The four DNA fragments are each ligated to the 11.8 kb Sall vector fragment of straight-ended pDP34 (see Example 3). In transformation of competent E. coli HB10 cells and analysis of plasmid DNA from individual transformants, four correct expression plasmids are designated pDP34 / PH05-I-FT; pDP34 / PH05 (-173) -I-FT; pDP34R / PH05-ssFT and pDP34R / PH05 (-173) -ssFT.

S. cerevisiae stammen BT150 en H449 worden getransformeerd met 5 Pg afzonderlijk van de vier expressieplasmiden (hierboven) volgens voorbeeld 4. Afzonderlijke getransformeerde gistkolonies worden gekozen en aangeduid metS. cerevisiae strains BT150 and H449 are transformed with 5 Pg separately from the four expression plasmids (above) according to Example 4. Individual transformed yeast colonies are selected and indicated by

Saccharomvces cerevisiae BT150/pDP34/PH05'I'FT> " ” BT150/pDP34/PH05(-173)“I-FT; " " BT150/pDP3WPH05-ssFT; " " BT150/PDP34R/PH05(-173)'SsFT; " " H4ii9/pDP3it/PH05-I-FT; " " H^9/pDP3^/PH05('i73)-i-FT; " " H449/pDP34R/PH05-ssFT; " " h449/pDP34r/ph05(-173)-ssFT.Saccharomvces cerevisiae BT150 / pDP34 / PH05'I'FT> "" BT150 / pDP34 / PH05 (-173) "I-FT;" "BT150 / pDP3WPH05-ssFT;" "BT150 / PDP34R / PH05 (-173) 'SsFT; "" H4ii9 / pDP3it / PH05-I-FT; "" H ^ 9 / pDP3 ^ / PH05 ('i73) -i-FT; "" H449 / pDP34R / PH05-ssFT; "" h449 / pDP34r / ph05 (- 173) -ssFT.

Fermentatie en bereiding van de celextracten wordt uitgevoerd volgens voorbeeld 5· Onder toepassing van een test die analoog is aan de test beschreven door Goelz et al. (supra) wordt FT-activiteit in de ruwe extracten gevonden die uit stammen BT150/pDP34R/PH05'SsFT, BT150/pDP34R/PH05(-173)-ssFT, H449/pDP34r/PH05-ssFT en H449/pDP34R/PH05(-173)-ssFT zijn bereid en in de kweekmedia van stammen H449/pDP34/PH05-I-FT, H449/pDP34/PH05(-173)-I-FT, BT150/pDP34/PH05-I-FTFermentation and preparation of the cell extracts is carried out according to Example 5. Using an assay analogous to the assay described by Goelz et al. (Supra), FT activity is found in the crude extracts from strains BT150 / pDP34R / PH05 ' SsFT, BT150 / pDP34R / PH05 (-173) -ssFT, H449 / pDP34r / PH05-ssFT and H449 / pDP34R / PH05 (-173) -ssFT have been prepared and in the culture media of strains H449 / pDP34 / PH05-I-FT , H449 / pDP34 / PH05 (-173) -I-FT, BT150 / pDP34 / PH05-I-FT

en BT150/pDP34/PH05(-173)'I-FT.and BT150 / pDP34 / PH05 (-173) -1-FT.

Depot van micro-organismenDeposit of micro-organisms

De volgende stammen van micro-organismen werden bij de Deutsche Sammlung von Mikroorganismen (DSM), Mascheroder Weg 16, D-33OO Braunschweig gedeponeerd (depotdata en accessienummers worden gegeven): Escherichia coli JM109/pDP34: 14 maart 1988; DSM 4473 Escherichia coli HB101/p30: 23 oktober 1987; DSM 4297 Escherichia coli HB101/p31R: 19 december 1988; DSM 5H6 Saccharomvces cerevisiae H449: l8 februari 1988; DSM 4413 Saccharomvces cerevisiae BT150: 23 mei 1991; DSM 6530The following strains of microorganisms were deposited with Deutsche Sammlung von Mikroorganismen (DSM), Mascheroder Weg 16, D-33OO Braunschweig (deposit data and accession numbers are given): Escherichia coli JM109 / pDP34: March 14, 1988; DSM 4473 Escherichia coli HB101 / p30: October 23, 1987; DSM 4297 Escherichia coli HB101 / p31R: December 19, 1988; DSM 5H6 Saccharomyces cerevisiae H449: February 18, 1988; DSM 4413 Saccharomyces cerevisiae BT150: May 23, 1991; DSM 6530

Claims (19)

1. Werkwijze voor de bereiding van aan een membraan gebonden zoog-dier-glycosyltransferase welk transferase wordt gekozen uit galactosyl-transferases, sialyltransferases, fucosyltransferases en varianten daarvan, door het kweken van een gists tam die met een hybride vector is getransformeerd, welke vector een expressiecassette omvat die een promotor en een door de promotor geregelde, voor het glycosyltransferase of een variant daarvan coderende DNA-sequentie omvat, winnen van de enzymatische activiteit.A method for the preparation of membrane-bound mammalian glycosyl transferase which transferase is selected from galactosyl transferases, sialyl transferases, fucosyl transferases and variants thereof, by cultivating a yeast strain transformed with a hybrid vector, which vector is a expression cassette comprising a promoter and a DNA sequence encoded by the promoter encoding the glycosyl transferase or a variant thereof, recovering the enzymatic activity. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het glycosyltransferase van humane oorsprong is.The method of claim 1, wherein the glycosyl transferase is of human origin. 3. Werkwijze voor de bereiding van een variant volgens conclusie 1, waarbij de variant verschilt van het overeenkomstige volledig glycosyl-transferase door het ontbreken van de cytoplasmastaart, het signaalanker en eventueel een klein gedeelte van het stamgebied.The method of preparing a variant according to claim 1, wherein the variant differs from the corresponding complete glycosyl transferase in the absence of the cytoplasmic tail, the signal anchor and optionally a small portion of the stem region. 4. Werkwijze voor de bereiding van een variant volgens conclusie 3» door het kweken van een giststam die een expressiecassette omvat, welke expressiecassette een promotor die op werkzame wijze gekoppeld is aan een eerste DNA-sequentie die voor een signaalpeptide codeert en in het juiste leesraam is gekoppeld aan een tweede DNA-sequentie voor de variant codeert en door de promotor wordt geregeld omvat.Method for the preparation of a variant according to claim 3 »by cultivating a yeast strain comprising an expression cassette, said expression cassette having a promoter operably linked to a first DNA sequence encoding a signal peptide and in the correct reading frame is linked to a second DNA sequence for the variant encoding and is regulated by the promoter. 5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, waarbij het glycosyl-transferase een galactosyltransferase is.A method according to any one of claims 1-4, wherein the glycosyl transferase is a galactosyl transferase. 6. Werkwijze volgens conclusie 5» waarbij het galactosyltransferase wordt gekozen uit UDP-galactose: β-galactoside a(1-3)-galactosyltransferase (EC 2.4.I.I5I) en UDP-galactose: β-Ν-acetylglucosamine β(1-4)-galactosyl trans f erase (EC 2.4.1.22).The method of claim 5, wherein the galactosyl transferase is selected from UDP galactose: β-galactoside α (1-3) galactosyl transferase (EC 2.4.I.I5I) and UDP galactose: β-Ν-acetylglucosamine β (1- 4) -galactosyl transferase (EC 2.4.1.22). 7· Werkwijze volgens conclusie 5» waarbij het galactosyltransferase de aminozuursequentie heeft die is weergegeven in figuur 1.The method of claim 5, wherein the galactosyl transferase has the amino acid sequence shown in Figure 1. 8. Werkwijze volgens conclusie 5« waarbij het galactosyltransferase de aminozuursequentie heeft die is weergegeven in figuur 2.The method of claim 5, wherein the galactosyl transferase has the amino acid sequence shown in Figure 2. 9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, waarbij het glycosyl-transferase een sialyltransferase is.The method of any one of claims 1-4, wherein the glycosyl transferase is a sialyl transferase. 10. Werkwijze volgens conclusie 9. waarbij het sialyltransferase CMP-NeuAc β-galactoside α(2-6)-sialyltransferase (EC 2.4.99*1) is.The method of claim 9. wherein the sialyl transferase is CMP-NeuAc β-galactoside α (2-6) sialyl transferase (EC 2.4.99 * 1). 11. Werkwijze volgens conclusie 9» waarbij het sialyltransferase de aminozuursequentie heeft die is weergegeven in figuur 3*The method of claim 9 wherein the sialyl transferase has the amino acid sequence shown in Figure 3 * 12. Werkwijze volgens conclusie 9» waarbij het sialyltransferase wordt aangeduid met ST(Lys27-Cys/,o6) en aminozuren 27 tot 406 van de amino- zuursequentie die in figuur 3 is weergegeven, omvat.The method of claim 9, wherein the sialyl transferase is designated ST (Lys27-Cys /, o6) and comprises amino acids 27 to 406 of the amino acid sequence shown in Figure 3. 13. Werkwijze volgens conclusie 9. waarbij het sialyltransferase de aminozuursequentie heeft die is weergegeven in figuur 4.The method of claim 9. wherein the sialyl transferase has the amino acid sequence shown in Figure 4. 14. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, waarbij het glycosyl-transferase een fucosyltransferase is.A method according to any one of claims 1-4, wherein the glycosyl transferase is a fucosyl transferase. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het fucosyltransferase wordt gekozen uit GDP-fucose: β-galactoside a(l-2)-fucosyltransferase (EC 2.4.I.69) en GDP-fucose: N-acetylglucosamine a(1-3/4)-fucosyltransferase (EC 2.4.1.65).The method of claim 14, wherein the fucosyl transferase is selected from GDP fucose: β-galactoside a (1-2) fucosyl transferase (EC 2.4.I.69) and GDP fucose: N-acetylglucosamine a (1-3 / 4) -fucosyl transferase (EC 2.4.1.65). 16. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het fucosyltransferase de aminozuursequentie heeft die is weergegeven in figuur 5·The method of claim 14, wherein the fucosyl transferase has the amino acid sequence shown in Figure 5 17. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het fucosyltransferase wordt aangeduid met FT(Arg62-Arg/,05) en aminozuren 62 tot 405 van de aminozuursequentie die in figuur 5 is weergegeven, omvat.The method of claim 14, wherein the fucosyl transferase is designated FT (Arg62-Arg / .05) and comprises amino acids 62 to 405 of the amino acid sequence shown in Figure 5. 18. Hybridegist-vector die een expressiecassette omvat welke ex-pressiecassette een gistpromotor en een DNA-sequentie die voor een aan een membraan gebonden zoogdier-glycosyltransferase codeert en door de promotor wordt geregeld, omvat, waarbij het glycosyltransferase uit galactosyl transferases, sialyltransferases, fucosyltransferases en varianten daarvan is gekozen.A hybrid yeast vector comprising an expression cassette comprising an expression cassette comprising a yeast promoter and a DNA sequence encoding a membrane bound mammalian glycosyl transferase and controlled by the promoter, the glycosyl transferase from galactosyl transferases, sialyl transferases, fucosyl transferases and variants thereof has been chosen. 19. Giststam die met een hybride vector volgens conclusie 18 is getransformeerd.A yeast strain transformed with a hybrid vector according to claim 18.
NL9200943A 1991-05-31 1992-05-27 IMPROVED PROCESS FOR THE PREPARATION OF GLYCOSYL TRANSFERASES. NL9200943A (en)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP91810414 1991-05-31
EP91810414 1991-05-31
EP92810167 1992-03-04
EP92810167 1992-03-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9200943A true NL9200943A (en) 1992-12-16

Family

ID=26130266

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200943A NL9200943A (en) 1991-05-31 1992-05-27 IMPROVED PROCESS FOR THE PREPARATION OF GLYCOSYL TRANSFERASES.

Country Status (6)

Country Link
KR (1) KR920021709A (en)
CH (1) CH685057A5 (en)
DE (1) DE4217616A1 (en)
FR (1) FR2677040B1 (en)
GB (1) GB2256197B (en)
NL (1) NL9200943A (en)

Families Citing this family (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NZ251096A (en) * 1992-03-09 1996-03-26 Univ California Sialyltransferases and compositions and methods for their identification and synthesis
AU2001248588B2 (en) 2000-04-13 2006-02-02 Biotica Technology Limited Hybrid glycosylated products and their production and use
US7214660B2 (en) 2001-10-10 2007-05-08 Neose Technologies, Inc. Erythropoietin: remodeling and glycoconjugation of erythropoietin
US7173003B2 (en) 2001-10-10 2007-02-06 Neose Technologies, Inc. Granulocyte colony stimulating factor: remodeling and glycoconjugation of G-CSF
MXPA05010773A (en) 2003-04-09 2005-12-12 Neose Technologies Inc Glycopegylation methods and proteins/peptides produced by the methods.
WO2005012484A2 (en) 2003-07-25 2005-02-10 Neose Technologies, Inc. Antibody-toxin conjugates
US20080305992A1 (en) 2003-11-24 2008-12-11 Neose Technologies, Inc. Glycopegylated erythropoietin
US20080300173A1 (en) 2004-07-13 2008-12-04 Defrees Shawn Branched Peg Remodeling and Glycosylation of Glucagon-Like Peptides-1 [Glp-1]
EP1814573B1 (en) 2004-10-29 2016-03-09 ratiopharm GmbH Remodeling and glycopegylation of fibroblast growth factor (fgf)
JP4951527B2 (en) 2005-01-10 2012-06-13 バイオジェネリックス アーゲー GlycoPEGylated granulocyte colony stimulating factor
EP2386571B1 (en) 2005-04-08 2016-06-01 ratiopharm GmbH Compositions and methods for the preparation of protease resistant human growth hormone glycosylation mutants
US20070105755A1 (en) 2005-10-26 2007-05-10 Neose Technologies, Inc. One pot desialylation and glycopegylation of therapeutic peptides
US20090048440A1 (en) 2005-11-03 2009-02-19 Neose Technologies, Inc. Nucleotide Sugar Purification Using Membranes
DE102005060813A1 (en) * 2005-12-20 2007-06-28 Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen Selective labeling of glycans of antibodies with modified nucleotide sugars as substrates of recombinant galactosyltransferases
EP2049144B8 (en) 2006-07-21 2015-02-18 ratiopharm GmbH Glycosylation of peptides via o-linked glycosylation sequences
JP2010505874A (en) 2006-10-03 2010-02-25 ノヴォ ノルディスク アー/エス Purification method for polypeptide conjugates
EP2144923B1 (en) 2007-04-03 2013-02-13 BioGeneriX AG Methods of treatment using glycopegylated g-csf
WO2008154639A2 (en) 2007-06-12 2008-12-18 Neose Technologies, Inc. Improved process for the production of nucleotide sugars
CN101965200B (en) 2008-02-27 2013-06-19 诺沃-诺迪斯克有限公司 Conjugated factor VIII molecules
CN113481180A (en) * 2021-07-05 2021-10-08 吉林大学 Alkaline thermophilic inorganic pyrophosphatase and application thereof in enhancing polymerase chain reaction and UDP-galactose synthesis reaction
CN114369584B (en) * 2022-02-06 2023-09-22 北京睿脉医药科技有限公司 Recombinant human source fucosyltransferase variant and application thereof

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
MY103358A (en) * 1987-04-15 1993-06-30 Novartis Ag Process for the production of protiens.
AU4751990A (en) * 1988-12-13 1990-07-10 La Jolla Cancer Research Foundation Nucleotides encoding human b1, 4-galactosyltransferase and uses thereof
US5032519A (en) * 1989-10-24 1991-07-16 The Regents Of The Univ. Of California Method for producing secretable glycosyltransferases and other Golgi processing enzymes
CA2075949A1 (en) * 1990-02-14 1991-08-15 John B. Lowe Methods and products for the synthesis of oligosaccharide structures on glycoproteins, glycolipids, or as free molecules
EP0485532A1 (en) * 1990-04-27 1992-05-20 Biogen, Inc. Fucosyl transferases involved in adhesion molecule expression

Also Published As

Publication number Publication date
GB9208211D0 (en) 1992-05-27
GB2256197A (en) 1992-12-02
KR920021709A (en) 1992-12-18
CH685057A5 (en) 1995-03-15
DE4217616A1 (en) 1992-12-03
GB2256197B (en) 1995-11-22
FR2677040A1 (en) 1992-12-04
FR2677040B1 (en) 1995-07-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9200943A (en) IMPROVED PROCESS FOR THE PREPARATION OF GLYCOSYL TRANSFERASES.
US5641668A (en) Proteins having glycosyltransferase activity
AU655470B2 (en) Improved process for the production of glycosyltransferases
EP0643132B1 (en) Alpha-1,3-fucosyltransferase
EP0552470B1 (en) alpha 2-3 Sialyltransferase
EP2365089B1 (en) Method of engineering a cytidine monophosphate-sialic acid synthetic pathway in yeast
CA2140550C (en) Cloning and expression of a human .alpha.(1,3)fucosyltransferase, fuct-vi
EP0905232B1 (en) Beta 1-4 N-ACETYLGLUCOSAMINYLTRANSFERASE AND GENE ENCODING THE SAME
JPH06197756A (en) New glycosyltransferase and gene capable of coding the same and production of the same enzyme
Mori et al. Potato tuber type H phosphorylase isozyme. Molecular cloning, nucleotide sequence, and expression of a full-length cDNA in Escherichia coli.
WO1992009694A2 (en) CLONING OF UDP-N-ACETYLGLUCOSAMINE:α-3-D-MANNOSIDE β-1,2-N-ACETYLGLUCOSAMINYLTRANSFERASE I
JP3170369B2 (en) β1,3-galactosyltransferase
EP0654529B1 (en) alpha-2,8-SIALYLTRANSFERASE
JPH09266792A (en) Gene positively controlling transfer of yeast mannose-1-phosphate and production of high mannose type neutral sugar chain using defective variant of the same
JPWO2002068661A1 (en) Fusion protein having β1,2-N-acetylglucosaminyltransferase II activity and method for producing the same
JPH06277052A (en) Alpha2,3-sialyltransferase
KR20240017407A (en) Methods and compositions for protein synthesis and secretion
JPH11253163A (en) Production of sialyltransferase

Legal Events

Date Code Title Description
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: NOVARTIS AG

BV The patent application has lapsed