NL9200762A - Inrichting voor het openen van een wegwerp-filterpatroon. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET OPENEN VAN EEN WEGWERP-FILTERPATROON

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het openen van een wegwerp-filterpatroon die uit een dun-plaatstalen bus met een door een felsrand daarmee verbonden eindwand en een daarin opgenomen filterelement bestaat. Dergelijke filterpatronen worden in het bijzonder als olie- en brandstoffilter voor bijvoorbeeld auto's gebruikt. Als het filter na gebruik vervangen is, moet dit als afval worden verwerkt.

Ter beperking van het afvalvolume respectievelijk -gewicht en dientengevolge van de kosten voor het verwerken daarvan, is het wel bekend om dergelijke filterpatronen te openen en het filterelement afzonderlijk te verwerken, waarbij de nog aanwezige olierestanten daaruit worden geperst. De dun-plaatstalen bus, de eindwand en eventuele andere metalen delen daarvan kunnen als metaalafval worden verwerkt.

De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen waarmee dergelijke wegwerp-filterpatronen snel en doeltreffend geopend kunnen worden.

Dit doel wordt met de in conclusie 1 gekenmerkte inrichting bereikt. De filterpatroon wordt op de rollen gelegd. Bij ingeschakelde aandrijfmiddelen zal het filterpatroon dus gaan roteren. Door de snij rol tegen de wand van de bus aan te drukken wordt de bus over de omtrek doorgesneden, zodat deze uiteengenomen kan worden. Doordat de felsrand in de groeven van de rollen valt, wordt de filterpatroon nauwkeurig in axiale richting gefixeerd, zodat wordt voorkomen dat de snede schroeflijnvormig verloopt en dus de patroon niet goed geopend wordt.

Door de voorkeursmaatregel van conclusie 2 wordt bereikt dat ook filters met een verlaagde felsrand betrouwbaar worden opgenomen en verwerkt.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. De ruwe oppervlakken zorgen voor een goede aan-grijping op de filterpatroon ten gevolge van de door het aandrukken van de steunmiddelen opgewekte reactiekrachten.

Een zeer gunstige verdere ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 4. Door deze maatregelen wordt bereikt dat de patroon vlak naast de felsrand wordt opengesneden. De snijbewerking verloopt zeer gelijkmatig, doordat vanwege de stijfheid van de patroon ter plekke, de wand van de patroon niet in kan deuken.

Een gunstige uitvoering wordt gekenmerkt in conclusie 5. Het cilindrische basisdeel vormt aan weerszijden van de uitstekende scherpe rug een aanslagoppervlak dat de diepte waarover de snijrand in het plaatstalen materiaal van de bus kan steken, beperkt. Hierdoor wordt een zeer goede snijwerking verkregen.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 6 wordt de inrichting zeer gemakkelijk te bedienen. Het filterpatroon wordt met één hand op de rollen gelegd, terwijl met de andere hand de hefboom naar beneden wordt bewogen totdat het snijwiel met de patroon in contact is. Zodra de wand van de patroon doorgesneden is, wordt de hefboom opgetild en kunnen de delen van de patroon worden verwijderd. Direct daarna kan een volgende patroon worden bewerkt. Aldus kan in zeer korte tijd een groot aantal filterpatronen worden verwerkt.

De maatregel van conclusie 7 levert daarbij extra veiligheid op. Zodra de schakelmiddelen losgelaten worden schakelt de inrichting uit.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de in de bijgevoegde figuur getoonde voorkeursuitvoering.

De in de figuur getoonde inrichting 1 omvat een gestel 2 waarin twee rollen 3 en 4 gelagerd zijn. De rollen 3 en 4 kunnen in rotatie aangedreven worden door middel van aandrijfmiddelen 5, welke een aan het gestel gemonteerde elektromotor 6 omvat en een tandriemdrijfwerk. Dit tandriem-drijfwerk omvat een tandwiel 7 op de uitgaande as van de motor 6, een tandwiel 9 op de rol 3 en een om deze tandwielen 7 en 9 aangebrachte tandriem 8. De tweede rol 4 wordt vanaf de eerste rol 3 aangedreven door middel van een tandriem 12 die om een tandwiel 10 aan het einde van de rol 3 en een tandwiel 11 aan het einde van rol 4 is aangebracht. Het aandrijvingsdeel 10, 11, 12 wordt deugdelijk afgeschermd door een niet nader getoonde kap. De tandwielen 10 en 11 hebben hetzelfde aantal tanden, zodat de rollen 3 en 4 met dezelfde snelheid in dezelfde richting roteren wanneer de aandrijfmiddelen 5 zijn ingeschakeld.

De aandrijfmiddelen 5 en meer in het bijzonder de motor 6 wordt ingeschakeld door een bedieningsarm 14 van een elektrische schakelaar 13 in de richting van de pijl, in de figuur gezien naar rechts, te verplaatsen. Indien de steker 15 verbonden is met het elektriciteitsnet zal de schakelaar 13 daarbij elektriciteit aan de motor 6 toevoeren, waardoor de rollen 3 en 4 in rotatie worden gebracht.

De bedieningsarm 14 van de schakelaar 13 wordt in de met de pijl aangeduide richting verplaatst met behulp van een met een nog nader te beschrijven knijphefboom 31 verbonden kabel 33. Zoals getoond is om de kabel een veer 16 aangebracht die de hefboom 14 in de figuur gezien naar links dwingt, zodat alleen bij het inknijpen van de knijphefboom 31 de schakelaar 13 wordt ingeschakeld. Bij het loslaten van de knijphefboom 31 beweegt de arm 14 terug en wordt de elektriciteit dus uitgeschakeld.

De rollen 3, 4 zijn nabij één einde, in de figuur het rechter einde, voorzien van een groef 18. De groeven in beide rollen 3, 4 liggen in één vlak. Grenzend aan de groeven 18 is het oppervlak van de rollen 3, 4 opgeruwd door een karteling 19.

De rollen 3, 4 zijn op een zodanige afstand geplaatst dat een filterpatroon 20 daar op de getoonde wijze op gelegd kan worden. De filterpatroon 20 bestaat uit een dun-plaatstalen bus 21 met een door een felsrand 23 daarmee verbonden eindwand 22. In de aldus omsloten ruimte in de bus 21 is een filterelement 24 opgenomen.

De groeven 18 en eventueel een verhoogde rand 17 van de rollen 3, 4 nemen de felsrand 23 van de filterpatroon op de getoonde wijze op.

Wanneer nu met een filterpatroon liggend op de rollen 3, 4 de aandrijfmiddelen 5 worden ingeschakeld, zal de filterpatroon in de met de pijl aangeduide richting gaan roteren.

Aan een hefboom 25, die bij 26 scharnierend met het gestel 2 is verbonden, is een snijrol 27 roteerbaar aangebracht. Deze snijrol bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch basisdeel 28 met halverwege een daarvan uitstekende snijrug 29.

De hefboom 25 kan bij de handgreep 32 worden vastgegrepen, waarbij tegelijkertijd de knijphefboom 31 kan worden bediend (z.g.n. dodemansbediening). Met ingeknepen knijphefboom 31 en dus op de eerder beschreven wijze ingeschakelde aandrij f middelen 5 kan de hefboom 25 in de met de pijl aangeduide richting worden gezwenkt, waarbij de snijrol 27 in contact komt met de wand van de filterpatroon 20. Door de rotatie van de filterpatroon zal de sriijrug 29 gelijkmatig in de wand van de filterpatroon snijden. Zoals getoond is de hefboom op een zodanige positie ten opzichte van de groeven 18 aan het gestel 2 aangebracht, dat de snij rug ten minste nagenoeg in een vlak ligt door de in de figuur gezien linker eindwanden van de groeven 18. Aldus snijdt de snijrug 29, nagenoeg aanliggend tegen de felsrand 23, in de wand van de bus 21.

De wand van de bus is met slechts enkele omwentelingen van de filterpatroon doorgesneden, zodat de eindwand 22 losraakt van de bus 21 zelf, en de filterpatroon dus uiteengenomen kan worden.

Doordat de snijrol 27 op de beschreven wijze is opgebouwd, te weten bestaande uit een in hoofdzaak cilindrisch basisdeel 28 en een halverwege daarvan uitstekende snij rug 29, vormen de aan weerszijden van de rug 29 uitstekende delen van het cilindrische basisdeel 28 aanslagen die de diepte waarover de snijrol in de patroon gestoken kan worden, begrenzen. Bij het ontbreken van dergelijke aanslag- middelen zou de snijrol te diep in de filterpatroon gestoken kunnen worden, waardoor deze geen goede snijdende werking meer zou kunnen uitoefenen.

De delen van het basisdeel 28 aan weerszijden van de snijrug 29 kunnen verschillende diameters hebben. Het deel aan de zijde van de felsrand kan daarbij een enigszins kleinere diameter hebben dan het andere deel, zodat de aanslagwerking tegelijkertijd tegen de felsrand zowel als tegen de mantel van de filterpatroon optreedt.

Zoals de figuur toont is nog een steun 35 aangebracht die zijdelings tegen de filterpatroon aan ingesteld kan worden door middel van een hevelbout 37 die door een sleuf in een klemarm 36 steekt. De steun 35 voorkomt dat de filterpatroon als het ware over de rol 4 "klimt".

Door dè met de snijrol 27 op de filterpatroon uitgeoefende neerwaartse kracht, wordt een goede aangrijping op het ruwe gedeelte 19 van de rollen 3, 4 verkregen. De aangrijpingskracht neemt toe met een toenemende, door de snijrol 27 uitgeoefende druk. Hierdoor wordt op betrouwbare wijze doorslippen van de rollen voorkomen.

Met de inrichting 1 kan een verscheidenheid aan filterpatronen voor wat betreft diameter en lengte worden verwerkt. Onafhankelijk van de diameter en de lengte wordt door de groeven 18 een betrouwbare positionering van de felsrand verkregen, zodat de snijrol 27 te allen tijde juist op de roterende patroon kan aangrijpen.

De inrichting is gemonteerd op een olie-opvangbak 38, die eventueel kan zijn voorzien van poten, zodat een geschikte werkhoogte wordt verkregen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuur getoonde uitvoeringsvorm. Zo kunnen de door de hefboom 25 gerealiseerde steunmiddelen voor de snijrol 27 bijvoorbeeld bewogen worden door een pneumatische cilinder, die bijvoorbeeld wordt geactiveerd met een voetschakelaar. De verwerkingssnelheid kan hierdoor verder worden vergroot.

Claims (7)

1. Inrichting voor het openen van een wegwerp-filterpatroon die uit een dun-plaatstalen bus met een door een felsrand daarmee verbonden eindwand en een daarin opgenomen filterelement bestaat, omvattende een gestel, twee op een afstand evenwijdig aan elkaar aan het gestel gelagerde langwerpige rollen die op gelijke hoogte van een de felsrand opnemende groef zijn voorzien, aandrijfmiddelen voor het in één rotatierichting aandrijven van beide rollen en een snijrol die om een aan de rollen evenwijdige as roteerbaar gelagerd is aan steunmiddelen die dwars op het vlak door de rollen naar deze toe en van deze af beweegbaar aan het gestel zijn gemonteerd, waarbij een snijvlak van de snijrol in een vlak door de groeven in de rollen beweegt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de diameter van de rol aan één kant naast de groef vergroot is, zodat een verhoogde aanslag voor de felsrand wordt gevormd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de rollen ten minste nabij de groeven van een ruw oppervlak zijn voorzien.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de groeven nabij een einde van de rollen zijn aangebracht en het snijvlak van de snijrol in een vlak door de van dat roleinde verwijderde eindwand van de groeven beweegbaar is.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de snijrol een cilindrisch basisdeel met halverwege een uitstekende scherpe rug omvat.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de steunmiddelen een hefboom met handgreep omvatten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de hefboom nabij de handgreep schakelmiddelen draagt voor het inschakelen van de aandrijfmiddelen.