NL9200750A - Werkwijze voor het bereiden van pluimveevoeder. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het bereiden van pluimveevoeder.

De uitvinding betreft het bereiden van pluimveevoeder. Aan pluimveevoeder worden steeds meer eisen gesteld. De eerste is uiteraard, dat het voeder uit zodanige grondstoffen wordt bereid, dat een voor het pluimvee aanvaardbaar voeder wordt verkregen. Daarbij is het van belang, dat het voeder gemakkelijk en zo volledig mogelijk verteerbaar is, weinig milieubelastende stoffen in de mest achterlaat, en een structuur heeft, die het pluimvee gemakkelijk op kan pikken.

Een verdere steeds belangrijker wordende eis is, dat het voeder steriel is, althans aan bacteriële eisen voldoet, zoals het (nagenoeg geheel) ontbreken van bacteriën, die eventueel ziekten kunnen verwekken, zoals salmonella.

De verteerbaarheid van het voeder is mede afhankelijk van het ontbreken van zogenaamde antinutritionele factoren (ANF's) die in min of meerdere mate in de grondstoffen kunnen voorkomen. Het afbreken van deze factoren verhoogt de verteerbaarheid. Verder kan het zetmeel, dat in de grondstoffen aanwezig is beter ontsluitbaar gemaakt worden. Zowel het afbreken van de antinutritionele factoren als het verbeteren van de ontsluitbaarheid van zetmeel kan verkregen worden door een verwarming tot boven 105° C., bij welke temperatuur tevens eventueel aanwezige bacteriën uitgeschakeld worden.

Een moeilijkheid is evenwel, dat modern pluimveevoeder veelal additieven bevat, zoals vitaminen, medicijnen en enzymen, die in belangrijke mate temperatüurgevoelig zijn en dus bij hogere temperatuur worden afgebroken.

Een verdere wens voor pluimveevoeder is, dat de deeltjes waaruit het bestaat betrekkelijk hard zijn. Het pluimvee pikt graag harde korreltjes en de vertering wordt beter, wanneer zich harde korreltjes in de maag bevinden.

Betere vertering van het voedsel leidt niet alleen tot een hoger rendement van het voedsel en een geringe gehalte aan schaadstoffen in de mest, maar tevens tot een betere gezondheid van het pluimvee, omdat er minder darmbeschadigin-gen zullen plaatsvinden.

Nog een verdere eis, die aan pluimveevoeder gesteld wordt is, dat het zo homogene samenstelling heeft, dat pluimvee geen voorkeur voor bepaalde bestanddelen heeft, waardoor de samenstelling van het voeder kan wijzigen wanneer het langs de hokken beweegt waar het pluimvee er toegang toe heeft. Ook dient het voeder geen delen te bevatten, die zo fijn zijn dat het pluimvee ze niet oppikt. Bovendien veroorzaken fijne delen stof in transportsystemen en de ruimten, waarin het pluimvee gehouden wordt. Dit is nadelig voor de hygiëne en het leefklimaat voor dier en mens.

In de praktijk wordt nimmer aan al deze eisen en wensen tegelijkertijd voldaan. Uiteraard is mengen op zichzelf bekend. Verwarming door middel van vocht en stoomtoevoer, expanderen, wordt eveneens bij voederbereiding wel toegepast. Deze bewerking geeft dan de voordelen van sterilise-ring van het voeder, afbreken van de antinutritionele factoren en vergemakkelijking van de ontsluiting van zetmeel, maar tot dusver is daarbij nimmer een goede structuur bereikt van korrels, die alle dezelfde samenstelling hebben en ook in gelijke mate additieven bevatten en daarbij bovendien hard zijn en van de afmetingen, die pluimvee graag oppikken.

Toevoeging van additieven is uiteraard bekend. Daarbij werden de additieven evenwel bij het einde van het proces aan het nagenoeg gerede voeder toegevoerd, hetgeen een volledig homogene verdeling van deze stoffen in de praktijk onmogelijk maakte. Toevoeging vóór elke hittebehandeling, zoals stoomtoevoer, expanderen en/of pelleteren (waarbij door wrijving temperatuurverlaging kan optreden) zou de additieven, althans vele van hen, afbreken.

Tenslotte is nog nimmer aan de eis voldaan, dat uitsluitend korrels verkregen worden, die volkomen homogeen zijn wat samenstelling betreft en die de door pluimvee geprefereerde afmetingen van 1-4 mm hebben en daarbij hard zijn. Het hard zijn van de korrels is niet alleen aantrekkelijk voor het pluimvee, maar verhindert bovendien in aanmerkelijke mate, dat gedurende het hanteren van het voeder gruis ontstaat.

De uitvinding verschaft een werkwijze voor het bereiden van pluimveevoeder, waarbij aan alle genoemde eisen wordt voldaan en een pluimveevoeder wordt verkregen, dat gelijkmatig door het pluimvee opgepikt wordt, zeer goed verteerd wordt, een harde kruimelstructuur heeft en schaadstoffen, in het bijzonder stikstofverbindingen, in de mest terugdringt.

De bovengenoemde doeleinden worden volgens de uitvinding bereikt door er bij een werkwijze voor het bereiden van pluimveevoeder, waarbij grondstoffen worden gemalen en gemengd, het gemalen mengsel bevochtigd wordt, met stoom verhit en geëxpandeerd, uit welk geëxpandeerd produkt het pluimveevoeder wordt bereid, in te voorzien, dat het geëxpandeerde produkt gebroken en gekoeld wordt, dat na de koeling additieven zoals medicijnen, vitaminen en enzymen worden toegevoegd onder of voor het nogmaals mengen, dat vervolgens korrels van het materiaal worden geperst, die, eventueel na koeling, verkruimeld worden.

Het met de uitvinding verkregen harde homogene onbeschadigde additieven bevattende maar van antinutritionele factoren bevrijde voeder kan op zichzelf bekende wijze van de fijne of stoffractie (kleiner dan 1 mm) worden ontdaan, welke fractie op eveneens op zichzelf bekende wijze gerecircu-leerd kan worden.

Bij voorkeur wordt er bij toepassing van de uitvinding in voorzien, dat de stoom ter verhitting van het bevochtigde mengsel een druk van 1-10 bar heeft. Bij deze temperaturen wordt voldoende sterilisatie en verbetering van zetmeelont-sluiting verkregen, waarbij behalve stoom ook vocht, bijvoorbeeld in de vorm van melasse, kan worden toegevoerd. Op zichzelf bekende wijze wordt de expansie uitgevoerd door het deegachtige mengsel door een bijvoorbeeld ringvormige spleet te stuwen, waarna een sterke expansie optreedt en een min of meer poreus materiaal ontstaat, dat evenwel in een breker gebroken kan worden. Hoewel de expansie een aanmerkelijke temperatuurverlaging door plotselinge verdamping van stoom met zich meebrengt, is de temperatuur toch te hoog voor de toevoer van additieven, die veelal reeds bij betrekkelijk lage temperaturen afbraakverschijnselen vertonen. Om deze reden wordt het geëxpandeerde en gebroken materiaal gekoeld, bij voorkeur door middel van lucht, die van buitenaf is aangezogen. Het van buitenaf aanzuigen van koellucht heeft het voordeel, dat het gevaar dat een plaatselijke besmettingshaard, die niet altijd binnen een gebouw met voedingsstoffen te vermijden is, geen mogelijkheid heeft het voeder na de sterilisatie door de stoombehande-ling weer te besmetten. Bovendien is gebleken dat in de buitenlucht betrekkelijk lage bacteriënconcentraties heersen en in het bijzonder kan daarbij gebruik gemaakt worden van lucht, die van een betrekkelijk hoog niveau afkomstig is, bijvoorbeeld via een aanzuigleiding.

Na het korrelpersen kan eveneens gekoeld worden door middel van lucht, die weer bij voorkeur van buitenaf wordt aangetrokken .

De eventueel gekoelde, door persen verkregen korrels met bijvoorbeeld een middellijn van ongeveer 3 mm worden dan in een verkruimelaar verkruimeld tot deeltjes met een deeltjesgrootte van minder dan 4 mm. Deze deeltjes zijn betrekkelijk onregelmatig gevormd en de opeenvolging van bewerkingen van geëxpandeerd materiaal dat gekoeld wordt (en daarbij een weinig gedroogd), met additieven gemengd, tot korrels geperst, na eventuele droging verkruimeld wordt, waarborgt hardheid en homogeniteit, met name ten aanzien van de verdeling van de additieven.

Bij pluimveevoeder is het bekend het stof af te zeven om dat weer te verwerken. Deze maatregel kan bij toepassing van de uitvinding eveneens wordt toegepast, zodat het pluimvee alleen voeders krijgt aangeboden van een afmeting, die het gaarne oppikt, terwijl geen of nauwelijks verlies optreedt door vergruizing van het voeder.

Een aanvullend voordeel van de uitvinding is, dat de apparatuur, die bij de bereiding van het voeder gebruikt wordt vóór de wisseling van produkt behoorlijk leeg gemaakt kan worden, zodat het gevaar van versleping (het overbrengen van een gedeelte van het produkt van een eerste charge op een tweede) niet of nauwelijks optreedt.

De uitvinding is in principe bruikbaar voor de bereiding van alle mengvoeders, die als pluimveevoeder gebruikt worden. Voor al deze bekende stoffen en eventueel combinaties van stoffen of zelfs nieuwe combinaties blijven de voordelen van de uitvinding, namelijk bacterievrij, goed verteerbaar, hard, korrelachtig voeder met een volledig homogene verdeling in stand.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin schematisch een werkschema van het proces volgens de uitvinding is weergegeven.

In de tekening zijn met 1 en 2 silo's aangegeven met door middel van hamermolens gemalen meel van verschillende grondstoffen. De silo's 1 en 2 monden uit in afvoertrans-porteurs 3 en 4, die voor een gedoseerde afvoer zorgen, die op de band 5 gecombineerd wordt en toegevoerd aan een hopper 6, die tevens gerecirculeerd stof of gruis ontvangt. De hopper 6 sluit aan op een paddelmixer 7, waar het meel gemengd wordt met vloeistof, die bijvoorbeeld uit melasse bestaat of deze bevat en stoom van 1-10 bar. Na doorgang door de paddelmixer 7 wordt het materiaal toegevoerd aan de paddelmixer 8 en bij 9 afgevoerd en na passage van een magneet 10, die dient om eventuele ijzeren delen te verwijderen ter sparing van de daarop volgende mechanieken, wordt de goed gemengde, hete, vochtige brij toegevoerd aan een expander 11, die eerst een compartiment heeft met een schroeftransporteur die op niet weergegeven maar op zichzelf bekende wijze eindigt in een smalle ringspleet, waar het materiaal een plotselinge drukverlaging ondergaat met als gevolg dat een gedeelte van het water wordt omgezet in stoom waardoor het materiaal poreus wordt en tevens een temperatuur verkrijgt die lager is dan de 120-140°, die het in de schroeftransporteur 12 had. Vervolgens wordt het materiaal toegevoerd aan een breker 13. Een dergelijke breker is op zichzelf bekend en levert het materiaal in de vorm van betrekkelijk grote vlokken af. Deze vlokken worden in een koelinrichting 14 op schudtransportorganen 15 gebracht, waarbij lucht via een opening 16 wordt aangezogen, door de materialen die van de schudorganen vallen heen stroomt en deze koelt. De afvoer 17 voor de lucht is op bekende wijze via een brandklep 18 verbonden met een filter 19, waarbij het verkregen stof aan een transporteur 20 wordt toegevoerd om via een leiding 21 naar de afvoer 22 te komen.

Het gekoelde materiaal dat de koeler 14 verlaat wordt aan een paddelmixer 23 toegevoerd, die tevens de additieven ontvangt en deze grondig door het materiaal mengt. Vanaf deze menger wordt het materiaal toegevoerd aan een op zichzelf bekende korrelpers 24 en dan via een luchtkoeler 25 toegevoerd aan een verkruimelaar 26, die kruimels met een deeltjesgrootte tot 4 mm afgeeft aan een transporteur 27, die eveneens afvoert naar de afvoer 22, die in de tekening omhoog voert naar een rotatiezeef 28, die bij 29 het produkt afgeeft en bij 30 het fijne materiaal of stof, dat weer aan de hopper 6 wordt toegevoerd.

In het bovenstaande is slechts een schema van een uitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven, welk schema niet als beperking dient te worden uitgelegd. In plaats van paddelmixers kunnen andere menginrichtingen worden gebruikt en de constructie van de expander kan anders zijn dan is beschreven. Hoewel de korrelpers 24 een zekere verwarming geeft, is gebleken dat die de additieven niet of nauwelijks schaadt. De op de korrelpers 24 volgende koelinrichting heeft daarbij tot taak, de tijd gedurende welke de additieven aan een hogere temperatuur zijn blootgesteld, te verkorten, maar is niet voor elke korrelpers noodzakelijk.

Ook kan de verkruimelaar 26 van willekeurig type zijn, mits het produkt verkleind wordt tot een deeltjesgrootte van ongeveer 4 mm of kleiner, maar bij voorkeur niet kleiner dan 1 mm.

Wanneer dit voor bepaalde mengvoeders gewenst of nodig is kan de tijd, gedurende welke zij op hoge temperatuur worden gehouden, worden verlengd door hen door een reservoir of transportbuis te bewegen met een gewenste verblijfsduur.

Claims (6)

1. Werkwijze voor het bereiden van pluimveevoeder, waarbij grondstoffen worden gemalen en gemengd, het gemalen mengsel bevochtigd wordt, met stoom verhit en geëxpandeerd, uit welk geëxpandeerd produkt het pluimveevoeder wordt bereid, met het kenmerk, dat het geëxpandeerde produkt gebroken en gekoeld wordt, dat na de koeling additieven zoals medicijnen, vitaminen en enzymen worden toegevoegd onder of voor het nogmaals mengen, dat vervolgens korrels van het materiaal worden geperst, die, eventueel na koeling, verkruimeld worden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stoom ter verhitting van het bevochtigde mengsel een druk van 1-10 bar heeft.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gekoeld wordt met van buiten afkomstige lucht die langs of door het gebroken geëxpandeerde produkt wordt gevoerd.

4. Werkwijze volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de koeling van de geperste korrels plaats heeft door middel van lucht, die van buitenaf is aangevoerd.

5. Werkwijze volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat verkruimeld wordt tot een deeltjesgrootte van minder dan 4 mm.

6. Werkwijze volgens conclusies 4, met het kenmerk, dat van het kruim de fracties van fijner dan 1 mm wordt afgescheiden en gerecirculeerd.