NL9200721A - Inrichting voor het beproeven van een gewricht. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET BEPROEVEN VAN EEN GEWRICHT

De uitvinding betreft een inrichting voor het beproeven van een gewricht, in het bijzonder kniegewricht.

Voor het beproeven van bijvoorbeeld kniegewrichten wordt gebruik gemaakt van een werkwijze waarbij de verplaatsing in het kniegewricht gemeten wordt met behulp van het scheenbeen (tibia). Daartoe wordt op het scheenbeen een kracht uitgeoefend, terwijl tegelijkertijd de knieschijf gestabiliseerd wordt. De beweging van het scheenbeen ten opzichte van de knieschijf is een maat voor de verplaatsing in het kniegewricht. Voor de toepassing van genoemde werkwijze is bijvoorbeeld een inrichting bekend, welke een op het scheenbeen aan te brengen kast omvat, welke voorzien is van een aanwijsarm voor het scheenbeen en een referentiearm voor de knieschijf. Beide armen zijn ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de kast beweegbaar. Terwijl een stabiliserende kracht wordt uitgeoefend op de knieschijf wordt een opwaartse respectievelijk neerwaartse kracht uitgeoefend op het scheenbeen. Aan de hand van de referentiearmen kan vervolgens de verplaatsing in het kniegewricht bepaald worden. De kast is rondom het been bevestigbaar door middel van klitteband-riemen. Een dergelijke inrichting heeft als nadelen dat de bevestiging van de kast op het been niet optimaal is, waardoor de meting niet nauwkeurig en reproduceerbaar uitgeoefend kan worden.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding een ten opzichte van de stand van de techniek verbeterde inrichting voor het beproeven van een gewricht, in het bijzonder kniegewricht, te verschaffen, waarmee op nauwkeurige en veilige wijze de verplaatsing in het kniegewricht vastgesteld kan worden.

Dit wordt door de uitvinding bereikt door een inrichting, omvattende middelen voor het vasthouden van door het te beproeven gewricht verbonden lichaamsdelen, met één van de lichaamsdelen te verbinden middelen voor het op het gewricht uitoefenen van een kracht en het meten van de in het gewricht optredende verplaatsing, welke middelen een referentiedeel en een beweegbaar met het referentiedeel verbonden aanwijsdeel omvatten, waarbij het referentiedeel aan het lichaamsdeel bevestigbaar is onder tussenkomst van tenminste één van krachtbegrenzingsmiddelen voorzien ver-bindingsorgaan. Door de toepassing van krachtbegrenzingsmiddelen, welke bij voorkeur de vorm hebben van een zogeheten slipkoppeling, in het verbindingsorgaan wordt een gelijke bevestiging om iedere kuit verkregen. Hierdoor zijn individuele variabelen in de bevestiging uitgesloten en zijn nauwkeuriger metingen mogelijk.

Het verbindingsorgaan wordt bij voorkeur gevormd door scharnierbaar met elkaar verbonden beugeldelen, het vrije uiteinde van één waarvan een zogeheten slipkoppeling vertoont. De beugeldelen worden aangebracht om een ledemaat, bijvoorbeeld het been, met name om de proximale kuit, waarna de delen door middel van de slipkoppeling met elkaar verbonden worden. Hierbij wordt de slipkoppeling vastgedraaid. Wanneer een vaste ingebouwde kracht bereikt wordt zal de slipkoppeling slippen waardoor een verder aandraaien van de slipkoppeling onmogelijk gemaakt wordt. De bevestiging van het verbindingsorgaan om de kuit is daardoor heel constant, waardoor variaties in de metingen van zowel linker- als rechterknie als bij proefpersonen onderling voorkomen worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de verbindingsorganen zwenkbaar met het referentiedeel verbonden. Het voordeel hiervan is dat de positionering van het verbindingsorgaan aan elk denkbaar been aangepast kan worden, waardoor een optimale bevestiging van de inrichting mogelijk wordt.

Teneinde de bepaling van de aangebracht kracht te vergemakkelijken is de inrichting bij voorkeur voorzien van krachtwaarnemingsmiddelen. Het referentiedeel vertoont daartoe bij voorkeur een verend daarmee verbonden bedie-ningsarm, terwijl de krachtwaarnemingsmiddelen tenminste één bedienbaar met de arm verbonden microschakelaar omvatten. De microschakelaar wordt bij een bepaalde kracht omgeschakeld, waardoor een indicatiemiddel ingeschakeld wordt. Een derge- lijk indicatiemiddel is bij voorkeur een visueel indicatiemiddel, bijvoorbeeld een lampje. Door een aantal indicatie-middelen aan te brengen, waarvan de daarmee verbonden micro-schakelaars elk een bepaalde belasting weergeven, is het mogelijk relatief nauwkeurig de belasting vast te stellen. Bij voorkeur is de eerste trekkracht zeer licht hierdoor wordt beschadiging van het kniegewricht voorkomen. Zelfs na een acuut trauma is meting zonder risico's mogelijk.

De inrichting vertoont verder vasthoudmiddelen voor het stabiliseren en ondersteunen van het been. Bij voorkeur hebben de vasthoudmiddelen de gedaante van aan de vorm van de vast te houden lichaamsdelen aangepaste steunelementen en klembanden. Dergelijke vasthoudmiddelen voorkomen verplaatsing van het been tijdens een meting en derhalve onnauwkeurigheden daarin.

De onderhavige uitvinding zal verder worden beschreven aan de hand van bijgaande tekeningen waarin tonen : figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een slipkoppeling zoals toegepast in de uitvinding; en figuur 3 en 4 detailaanzichten van de vasthoudmiddelen volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont de inrichting volgens de uitvinding, welke is samengesteld uit vasthoudmiddelen 1, 2 en een meetorgaan 11. De vasthoudmiddelen 1 omvatten voetsteunen 3, welke aan hun bovenzijde voorzien zijn van bevestigingsrie-men 4. De voetsteunen 3 vertonen aan hun naar de voet gerichte zijde een zachte bekleding 5. De riemen 4 zijn beves-tigbaar door middel van klitteband (niet zichtbaar). Figuur 4 toont dat de twee voetsteunen 3 door middel van een brug 6 met elkaar verbonden zijn.

De vasthoudmiddelen 2 omvatten een steun 7, welke aan zijn naar het bovenbeen gerichte zijde voorzien is van een zachte bekleding 8. Voor het vasthouden van het been zijn de middelen voorzien van een bevestigingsriem 9, welke door middel van een riemklem 10 in elke gewenste stand bevestigbaar is (zie ook figuur 3).

Figuur 1 toont verder het meetorgaan 11 van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Het meetorgaan 11 omvat onder andere een kast 12, welke op een been 13 geplaatst is onder tussenkomst van twee verbin-dingsorganen 14 en 15. Verbindingsorgaan 14 bestaat uit een aan de vorm van het been aangepast blok 16, dat door een bevestigingsband 17 aan het been 13 bevestigd is. Het tweede verbindingsorgaan 15 bestaat uit twee van een halfcirkelvormige uitsparing voorziene beugeldelen 18 en 19, welke aan één uiteinde door middel van een scharnier 20 met elkaar verbonden zijn. Het scharnier 20 is zodanig gevormd dat de doorsnede van de uit de beugeldelen 18, 19 samengestelde beugel aan het te testen been aangepast kan worden. Het aan beugeldeel 18 bevestigde scharnier 20 vertoont daartoe een drietal sleuven 21, waarin een aan één uiteinde van beugeldeel 19 verschafte nok 22 gehaakt kan worden. De beugeldelen worden aan hun andere uiteinde gekoppeld onder tussenkomst van een zogeheten slipkoppeling (zie ook figuur 2). Beide verbindingsorganen 14 en 15 zijn onder tussenkomst van scharnierpennen 23 zwenkbaar in de kast opgenomen. Het voordeel hiervan is dat de stand van de verbindingsorganen aan elk willekeurig te testen been aangepast kan worden.

Het meetorgaan 11 is voorzien van een referentiearm 24, en een aanwijsarm 25 (slechts gedeeltelijk zichtbaar), welke beide scharnierend in de kast 12 zijn opgenomen. De aanwijsarm is voorzien van een aanwijsorgaan 26. De referentiearm 24 bestaat uit een op de knieschijf te plaatsen plaat 27 en een door middel van een staafvormig element 28 daarmee verbonden knop 29. Door op de knop 29 te drukken wordt de knieschijf gestabiliseerd, waardoor deze als referentie dienst kan doen. In ruststand, dat wil zeggen vóór het uitoefenen van een kracht op het scheenbeen, hebben de referentiearm 24 en de aanwijsarm 25 een bepaalde onderlinge uitgangspositie. Een schaalverdeling 30 wordt uitgaande van deze positie op nul gesteld. Wanneer een kracht op het scheenbeen wordt uitgeoefend door middel van handvat 32 van de krachtuitoefeningsmiddelen 31 zal de positie van de aanwijsarm 25 veranderen. Deze verandering is representatief voor de verplaatsing in het kniegewricht en wordt op de schaalverdeling 30 aangegeven.

Door aan het handvat 32 te trekken wordt een opwaartse kracht op het scheenbeen uitgeoefend, terwijl een neerwaartse kracht wordt uitgeoefend wanneer op het handvat gedrukt wordt. Afhankelijk van de grootte van de uitgeoefende kracht worden in de kast één of meer microschakelaars (niet getoond) omgeschakeld, waardoor één of meer van de visuele indicatiemiddelen 33, zoals bijvoorbeeld lampjes, gaan branden. Het aantal brandende lampjes geeft een indicatie van de op het scheenbeen uitgeoefende kracht.

De in figuur 2 in detail getoonde slipkoppeling 34 bestaat uit een schroef 35, die in een uit drie door middel van een flexibele ring 40 bij elkaar gehouden segmenten 37 bestaande moer 36 geschroefd is. De moer is op zijn beurt onder tussenkomst van met de moersegmenten 37 verbonden pennen 38 opgenomen in een mof 39. De mof 39 dient voor het vastschroeven van de slipkoppeling nadat deze door middel van pennen 40 in een uitsparing 41 in beugeldeel 19 gehaakt is. In geval van het te ver aandraaien van de slipkoppeling wordt op de mof 39 een zodanige kracht uitgeoefend dat de moersegmenten 37 naar buiten bewogen worden, waardoor de binnendiameter van de moer toeneemt en de koppeling slipt.

De mof 39 dient voor het aandraaien van de slipkoppeling.

De uitvinding verschaft een inrichting voor het beproeven van een gewricht, in het bijzonder kniegewricht, waarmee overbelasting van het kniegewricht tijdens het beproeven voorkomen wordt. Tevens verschaft de uitvinding een inrichting welke op voor de patiënt comfortabele wijze aangebracht kan worden en welke daarnaast aan de vorm van het been aangepast kan worden.

Claims (7)

1. Inrichting voor het beproeven van een gewricht, in het bijzonder kniegewricht, omvattende middelen (l;2) voor het vasthouden van door het te beproeven gewricht verbonden lichaamsdelen, met één van de lichaamsdelen te verbinden middelen voor het op het gewricht uitoefenen van een kracht en het meten van de in het gewricht optredende verplaatsing, welke middelen een referentiedeel (ll) omvatten, dat voorzien is van een referentiearm (24) en een beweegbaar met het referentiedeel (11) verbonden aanwijsarm (25), waarbij het referentiedeel (11) aan het lichaamsdeel bevestigbaar is onder tussenkomst van tenminste één van krachtbegrenzingsmiddelen (34) voorzien verbindingsorgaan (14).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan (14) wordt gevormd door scharnier-baar met elkaar verbonden beugeldelen (18;19), het vrije uiteinde van één waarvan een zogeheten slipkoppeling (34) vertoont.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of conclusie 2, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan (14;15) zwenkbaar met het referentiedeel (11) verbonden is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2, of 3, met het kenmerk, dat het referentiedeel (11) krachtwaarnemingsmidde-len vertoont.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het referentiedeel (11) een verend daarmee verbonden bedieningsarm vertoont en de krachtwaarnemingsmiddelen tenminste één bedienbaar met de arm verbonden microschake-laar omvatten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de krachtwaarnemingsmiddelen meerdere schakelaars omvatten, elk waarvan opgenomen is in de stroomkring van een visueel indicatiemiddel (33).

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen (1;2) een aantal aan de vorm van de vast te houden lichaamsdelen aangepaste steunelementen (3;7) en klembanden (4;9) omvatten.