NL9200579A - Verlichtingsarmatuur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Verlichtingsarmatuur.

De uitvinding heeft betrekking op een verlichtingsarmatuur, omvattende een bakvormige behuizing met een rechthoekige bodemplaat en met een eerste en tweede tweetal evenwijdige, met de bodemplaat verbonden en een rechthoekig verlichtingsopening bepalende zijplaten, een aan de binnenkant van een respective van het eerste tweetal zijplaten bevestigde lamphouder voor een langwerpige lichtbron, en een tweetal evenwijdig aan het tweede tweetal zijplaten en op afstand daarvan, van elkaar en van de verlichtingsopening aangebrachte langslamellen.

Een dergelijk verlichtingsarmatuur is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 89 00 477.

Bij het bekende verlichtingsarmatuur zijn tussen het tweetal langslamellen met het eerste tweetal zijplaten evenwijdige dwarslamellen opgenomen.

Voordelen van het bekende verlichtingsarmatuur zijn het hoge verlichtingsrendement, het ontbreken van puntluminanties en een lage luminantiewaarde.

Een onvolkomenheid van het bekende verlichtingsarmatuur is echter dat de lichtbron zichtbaar blijft.

De uitvinding beoogt deze onvolkomenheid op te heffen onder behoud van de reeds bereikte voordelen of zelfs verbetering daarvan.

De uitvinding voorziet daartoe in een verlichtingsarmatuur van de in de aanhef genoemde soort, dat het kenmerk heeft, dat aan de bovenzijde van het tweetal langslamellen is voorzien in een de afstand tussen het tweetal langslamellen overbruggend, de lichtbron aan het zicht onttrekkend orgaan.

Door deze maatregel wordt de lichtbron in zowel dwars- als langsrichting volledig aan het zicht onttrokken, en wel zonder ventilatie in het verlichtingsarmatuur te hinderen.

Tot de ontwerpparameters of instelmogelijkheden behoren de afstand tussen de langslamellen en de afstand van de onderkant van de langslamellen tot de verlichtingsopening.

Als het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan kunnen metalen en kunststofrasters, prismatische en opale platen, gedeeltelijk gediffuseerde acrylaat platen en eenzijdig spiegelende, gedeeltelijk gediffuseerde glazen en kunststofplaten worden toegepast.

In het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan zelf of in een additionele gelijksoortig aangebrachte metalen of kunststoffen hulpplaat kan een hulporgaan zoals een halogeeninbouwstraler, luidspreker, brand- en rookmelder, infrarooddetector of wandcontactdoos worden opgenomen.

Het verlichtingsarmatuur volgens de uitvinding is geschikt voor toepassing van zowel elektromagnetische als hoogfrequentvoorschakel-apparatuur.

De uitvinding zal nu onder verwijzing naar de tekening worden toegelicht, weLke tekening bestaat uit een enkele figuur die schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een verlichtingsarmatuur laat zien, waarop de onderhavige uitvinding is toegepast.

In de figuur is met het verwijzingscijfer 1 een bakvormige behuizing van een schematisch in dwarsdoorsnede weergegeven verlichtingsarmatuur volgens de uitvinding aangegeven. De bakvormige behuizing 1 heeft een rechthoekige bodemplaat 2, een eerste tweetal onderling en aan het vlak van de figuur evenwijdige zijplaten, waarvan er een is aangegeven met het verwij2ingseijfer 3, en een tweede tweetal evenwijdige zijplaten 4, 5, welke vier zijplaten met de bodemplaat 2 zijn verbonden en een rechthoekige verlichtingsopening 6 bepalen. Met het verwijzingscijfer 7 is een Langwerpige Lichtbron 7 aangegeven, die op een als voorbeeld getoonde mogelijke plaats in het verlichtingsarmatuur is aangebracht. Deze Lichtbron 7 kan een fLuorescentielamp zijn, een gebruikelijke of een modernere compacte, in welk geval aan beide zijplaten van het eerste tweetal, waarvan alleen 2ijplaat 3 is getoond, een of meer (niet getoonde) lamphouders zullen zijn bevestigd voor het op een of meer posities opnemen van een of meer lichtbronnen 7. Natuurlijk hoeft bij lichtbronnen 7 met de aansluiting aan een einde van de lichtbron 7 er slechts in één lamphouder op een van de zijplaten, bijvoorbeeld zijpLaat 3, van het eerste tweetal zijplaten te zijn voorzien. Met de verwijzingscijfers 8 en 9 zijn zij reflectoren aangegeven, die aan een einde, in dit geval het onderste, aan de behuizing 1 zijn bevestigd. De tegengestelde einden, in dit geval de bovenste, kunnen vast aan de behuizing 1 zijn bevestigd, of door middel van een (niet getoond) instelorgaan, waardoor aan de zij reflectoren 8, 9 verschillende, ook ten opzichte van elkaar, krommingen kunnen worden gegeven. Met het verwijzings- getal 10 is een kopspiegel aangegeven, die zoaLs is getoond, zo kan zijn gevormd, dat deze in het midden is geprofileerd, dat wil zeggen aan weerszijden van en aansluitend aan de middellijn naar de lichtbron(nen) is toegebogen. Ook kan in de armatuurbodem een kopreflectorvorm worden ingedrukt. Met de verwijzingsgetallen 11 en 12 zijn twee langslamellen aangegeven, die respectievelijk de zij reflectoren 9 en 8 voortzetten. Hierdoor kunnen de reflecterende eigenschappen van enerzijds zij reflectoren 8 en 9 en anderzijds langslamellen 11 en 12 verschillend worden gekozen. De zij reflectoren 8 en 9 kunnen zich overigens onder wegLating van de langslamellen 11 en 12 tot de verlichtingsopening 6 uitstrekken. Zijn de langslamellen 11, 12 wel aanwezig, dan is hun configuratie in principe bepaald door die van de zij-reflectoren 8 en 9, waarvan zij de voortzetting vormen. Met de verwijzings-getallen 18 en 19 zijn twee aanvullende langslamellen getoond, die zowel ten opzichte van de zij reflectoren 9 en 8 alsmede onderling verschillend kunnen zijn geconfigureerd, bijvoorbeeld verschillende krommingen kunnen hebben. In de in de figuur getoonde uitvoeringsvorm hebben de lamellen 18 en 19 echter een wigvormige doorsnede, waarbij de van elkaar afgerichte zijden verticaal staan en de naar elkaar toe gerichte zijden een hoek met de verticaal maken die in een uitvoeringsvorm kleiner dan 25° is. De reden daarvoor is de volgende. Is de genoemde hoek groter dan 25° dan treden dubbele reflecties op, waardoor het armatuurrendement wordt verlaagd. Is de genoemde hoek kleiner dan 25° dan vloeit de Lichtstroom langs de aanvullende langslamel, zodat geen dubbele reflecties optreden. De aanvullende langslamellen 18, 19 zijn dus evenwijdig aan het tweede tweetal zijplaten 4, 5 en op afstand daarvan, van elkaar en van de verlichtingsopening 6 aangebracht. Tot zover is het in de figuur getoonde verlichtingsarmatuur in principe, afgezien van de specifieke configuratie van de aanvullende langslamellen 18, 19, conventioneel en bijvoorbeeld in overeenstemming met hetgeen is beschreven en getoond in de in de beschrijvingsinleiding genoemde Nederlandse octrooiaanvrage.

Terloops wordt opgemerkt, dat ofschoon in de figuur een inbouw-verLichtingsarmatuur is getoond, de uitvinding onder behoud van dezelfde voordelen in andere verlichtingsarmaturen, zoals opbouwverlichtings-armaturen kan worden toegepast.

In overeenstemming met de uitvinding is het in de figuur getoonde verlichtingsarmatuur aan de bovenzijde van het tweetal aanvullende langs-

Lamellen 18, 19 voor2ien van een de afstand tussen het tweetal aanvullende langslamellen 18, 19 overbruggend, de lichtbron 7 aan het zicht onttrekkend orgaan 20, in het getoonde voorbeeld in de vorm van een opaalplaat 20, dat wil zeggen een plaat die enerzijds ondoorzichtig en anderzijds doorschijnend is. Het effect van de opaalplaat 20 is dat de lichtbron 7 aan het zicht is onttrokken en aldus ook niet of in ieder geval minder in een onder het verlichtingsarmatuur opgesteld beeldscherm kan worden gereflecteerd.

Met andere woorden wordt ongewenste hoge Luminantie bij beeldschermapparatuur afgeschermd. Dit is in het bijzonder van voordeel bij heldere fluorescentielampen met een doorsnede van 21 of 26 mm, bijvoorbeeld compactlampen van 40 a 55 watt. Als alternatief voor de aanvullende langslamellen 18, 19 kan er zijn voorzien in middelen, bijvoorbeeld geleidings-kanalen, voor het dragen van het de lichtbron afschermende orgaan 20. In plaats van een opaalplaat kan ook een kwadratisch raster worden toegepast voor het de lichtbron aan het zicht onttrekkend orgaan 20. In het algemeen en niet uitputtend kunnen metalen en kunststoffen rasters, prismatische en opaalplaten, gedeeltelijk gediffuseerde acrylaat platen en eenzijdig spiegelende, gedeeltelijk gediffuseerde glazen en kunststofplaten worden toegepast. Gedeeltelijk wil hierbij zeggen een gecentreerde langsstrook.

Bij voorkeur wordt een lens of brekend rooster genoemde plaat van acrylplastic met een hexagonale reeks van halfsferische brekende elementen toegepast. Het optische patroon aan de onderzijde van de lens kan bestaan uit een aantal convexe oppervlakken met constante straal en aan de bovenzijde uit overeenkomstige concave. Aan de bovenzijde worden dan verder prisma's toegepast voor het reflecteren van invallend licht, terwijl daar verder is voorzien in een reeks van in essentie gebogen driehoeken die regelmatig binnen de hexagonale prismareeks is verspreid. Een dergelijke

R

lens wordt door Holophane Europe Ltd. onder de aanduiding "Controlens 8224" op de markt gebracht.

De Lichttransmissefactor van zo een lens is ongeveer 92%, terwijl die van paraboolvormige dwarslamellen maximaal 85% is. Het armatuur- en verlichtingsrendement bij toepassing van een dergelijke lens volgens de uitvinding zijn dus hoger dan bij de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage, omdat de lichtstroomverliezen geringer zijn. De luminantiewaarde is lager doordat de lens hoger in het armatuur ligt dan de heIderheidbepalende onderkant van de dwarslamellen in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage; bij deze lens met name in zowel dwars- als langsrichting.

In de toekomst zullen bijvoorbeeld in kantoren verlichtings-armaturen vaker uit zijn dan nu het geval is, in welk geval de eenzijdig spiegelende platen een verhogende esthetische waarde hebben. Aldus wordt aan de architect, respectievelijk ontwerper een nieuw gereedschap geboden.

In het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan 20, of in een gelijksoortig aangebrachte additionele metalen of kunststoffen hulp-plaat kan zijn voorzien in een hulporgaan, zoals een halogeeninbouwstra Ier, luidspreker, brand- en rookmelder, infrarooddetector, wandcontactdoos etcetera.

Claims (8)

1. Verlichtingsarmatuur, omvattende een bakvormige behuizing met een rechthoekige bodemplaat en met een eerste en tweede tweetal evenwijdige, met de bodemplaat verbonden en een rechthoekig verlichtingsopening bepalende zijplaten, een aan de binnenkant van een respectieve van het eerste tweetal zijplaten bevestigde lamphouder voor een langwerpige lichtbron, en een tweetal evenwijdig aan het tweede tweetal zijplaten en op afstand daarvan, van elkaar en van de verlichtingsopening aangebrachte langs-lamellen, met het kenmerk, dat aan de bovenzijde van het tweetal langs-Lamellen is voorzien in een de afstand tussen het tweetal langslamellen overbruggend, de lichtbron aan het zicht onttrekkend orgaan.

2. Verlichtingsarmatuur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het de Lichtbron aan het zicht onttrekkend orgaan is gekozen uit metalen en kunststoffen rasters, prismatische en opaalplaten, gedeeltelijk gediffu-seerde acrylaat platen en eenzijdig spiegelende, gedeeltelijk gediffuseerde glazen en kunststoffen platen.

3. Verlichtingsarmatuur volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan een lens met een hexagonale reeks van halfsferisch brekende elementen met een bepaald optisch patroon aan de onder- en bovenzijde is.

4. Verlichtingsarmatuur volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan of een gelijksoortige additionele hulpplaat een hulporgaan zoals een halogeeninbouwstraler, luidspreker, brand- en rookmelder, infrarood-detector, wandcontactdoos is aangebracht.

5. Verlichtingsarmatuur volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de langslamellen in dwarsdoorsnede wigvormig zijn.

6. Verlichtingsarmatuur volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naar elkaar toe gerichte gedeelten van de langs-Lamellen een zodanige hoek met de verticaal maken, dat geen dubbele reflecties optreden.

7. Verlichtingsarmatuur volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de Langslamellen aan de bovenkant zijn voorzien van een geleidingskanaal voor het opnemen van een kant van een plaatvormig, de lichtbron aan het zicht onttrekkend orgaan.

8. Verlichtingsarmatuur volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat in plaats van de langslamellen in middelen voor het dragen van het de lichtbron aan het zicht onttrekkende orgaan is voorzien. Eindhoven, maart 1992.