NL8900477A - Verlichtingsarmatuur met ingekorte dwarslamellen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Verlichtingsarmatuur met ingekorte dwarslamellen.

De uitvinding heeft betrekking op een verlichtingsarmatuur, omvattende een bakvormige behuizing met een rechthoekige bodemplaat en met een eerste en tweede tweetal evenwijdige, met de bodemplaat verbonden, een rechthoekige verlichtingsopening bepalende zijplaten, ten minste één, op ten minste één positie aan de binnenkant van ten minste één van de zijplaten van het eerste tweetal bevestigbare lamphouder voor een in hoofdzaak langwerpige lichtbron, twee tussen een respectieve zijplaat van het eerste tweetal en de bodemplaat opgenomen zijreflectoren, en evenwijdig met de zijplaten van het eerste tweetal aangebrachte reflecterende dwars lamellen.

Een verlichtingsarmatuur van de genoemde soort is bekend. Bij het bekende verlichtingsarmatuur valt de onderkant van de dwarslamellen samen met de verlichtingsopening en zijn de dwarslamellen hetzij aan de zijreflectoren bevestigd, hetzij opgenomen in een lamellenrooster met enerzijds (in langsdoorsned^ evenwijdig met de zijplaten van het tweede tweetal en anderzijds evenwijdig met de verlichtingsopening in de behuizing aangebrachte, gekromde, reflecterende langslamellen. In het laatstgenoemde geval vormen de langslamellen een voortzetting van de respectieve zijreflec-toren, hetgeen inhoudt dat hun kromming daardoor vastligt.

Een ongewenst verschijnsel, dat in het bekende verlichtingsarmatuur met de hierboven geschetste opbouw optreedt, is dat ten gevolge van reflectie van door de lichtbron(nen) uitgezonden licht op de bovenkant van de dwarslamellen zich langs een bepaald traject lichtsporen op de zij reflectoren voordoen, welke lichtsporen voor een waarnemer zichtbaar zijn. Dit verschijnsel wordt ook wel deprojectie genoemd.

De uitvinding beoogt het optreden van de genoemde, hinderlijke lichtsporen ten minste te verminderen en zij voorziet hiertoe in een verlichtingsarmatuur van de in de aanhef genoemde soort, dat het kenmerk heeft, dat de dwarslamellen op afstand van de zij reflectoren zijn aangebracht.

Door de maatregel van het als het ware inkorten van de dwarslamellen kan het door de lichtbron(nen) uitgestraalde licht niet meer door de, nu ontbrekende, einddelen van de dwarslamellen worden gereflecteerd, waardoor in de zij reflectoren de lichtsporen in kwestie ten min- ste in mindere mate zullen optreden.

Bovendien wordt er door vermindering of voorkoming van deprojectie een lagere optische helderheid verkregen, hetgeen met name van voordeel is bij het werken met beeldschermapparatuur en wordt door de genoemde inkorting een hoger armatuurrendement bereikt, zonder dat dit ten koste van de afschermhoek gaat.

De voorkeur hebbend zijn volgens de uitvinding de dwars lamel ten op afstand van de verlichtingsopening in de behuizing aangebracht.

Door de maatregel van het als het ware dichter bij de tichtbron(nen) plaatsen van de ingekorte dwarslametlen kan de deprojectie volledig worden opgeheven.

Bij voorkeur vormen de ingekorte dwarslamellen met op afstand van de zij reflectoren gelegen langs lamellen wat hier een brug-reflector zal worden genoemd, dat wil zeggen als het ware een versmald lamellenrooster, dat resulteert in een hoger verlichtingsrendement, dankzij de reflecterende langs lamellen van de brugreflector, waarbij er voor zorg kan worden gedragen dat een afbuiging naar lagere uitstralingshoeken van maximaal en absoluut 45 graden ten opzichte van de verticaal kan worden verkregen, waardoor onnodige kwadratische afnameverliezen kunnen worden voorkomen. Hierbij kunnen de langslamellen onafhankelijk van de kromming van de zijreflectoren (in dwarsdoorsnede) geschikt worden gekromd. Hierbij wordt opgemerkt dat de configuratie van de dwars- en langslamellen op de gebruikelijke wijze kan worden uitgevoerd, zoals aan een vakman op dit gebied van de techniek duidelijk zal zijn.

Door het genoemde dichter bij de lichtbron(nen) plaatsen van de brugreflector wordt een betere afscherming van de lichtbron Cnen) in dwarsrichting verkregen. Een korte steek van de dwarslamellen zorgt in langsrichting voor een afschermhoek van 45 graden. Daarbij kan de dwarslamelspatiëring afhankelijk van de hoogte van de dwarslamel variëren.

Wanneer een kopspiegel aanwezig is, kan deze in het midden worden geprofileerd, dat wil zeggen (in dwarsdoorsnede) aan weerszijden van en aansluitend aan de middellijn naar de lichtbron(nen) worden toegebogen.

Door het gebruik van langslamellen is een optimale lichtstroomafbuiging mogelijk naar de lagere uitstralingshoeken, hetgeen een hoger verlichtingsrendement tot gevolg heeft, alsmede uitsluiting van verblinding.

De lichtsterkteverdeling is variabel, enerzijds door het kunnen verplaatsen van een lichtbron(nen) en anderzijds door het kunnen verplaatsen van de brugreflector. Aldus kunnen asymmetrische of dubbele lichtbronposities worden gerealiseerd.

Ter verwezenlijking van deze variabele instelling heeft een verlichtingsarmatuur volgens de uitvinding het verdere kenmerk dat dit voorts is voorzien van middelen voor het instellen van de afstand tussen de verlichtingsopening en de onderkant van de lamellen.

Zo kan de brugreflector zijn voorzien van een in/op-legnokconstructie, waartoe in het eerste tweetal zijplaten van de behuizing inhangopeningen zijn aangebracht.

Door de verstelbaarheid van de brugref lector in een aantal, bijvoorbeeld drie, posities kan het relatief hoge armatuurrendement worden getransformeerd naar een hoog verlichtingsrendement of is bij- of instelling van de brugreflector naar de ruimtelijke coördinaten in kwestie voor het behalen van een zo goed mogelijk verlichtingsresultaat mogelijk. Het verlichtingsarmatuur werkt hierdoor bij verschillende plafondhoogten en onderling verschillende verlichtingsarmatuurafstanden optimaal.

Eventueel kan de brugrefLector in een van horizontaal afwijkende positie worden aangebracht, waardoor een asymmetrische lichtsterkteverdeling wordt verkregen.

De dwarslamellen kunnen parabolisch zijn gevormd, gestructureerd of vlak zijn. De langslamellen kunnen wigvormig, paraboolvormig of vlak zijn.

De dwars- en langslamellen kunnen gematteerd of hoogglanzend zijn uitgevoerd.

Tenslotte kunnen de radii van de zij reflectoren verstelbaar zijn..

De uitvinding zal nu onder verwijzing naar de tekening worden toegelicht, welke tekening bestaat uit een enkele figuur die schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een verlichtingsarmatuur laat zien, waarop de onderhavige uitvinding is toegepast.

In de figuur is met het verwijzingscijfer 1 een bakvormige behuizing van een schematisch in dwarsdoorsnede weergegeven ver- lichtingsarmatuur volgens de uitvinding aangegeven. De bakvormige behuizing 1 heeft een rechthoekige bodemplaat 2, een eerste tweetal onderling en aan het vlak van de figuur evenwijdige zijplaten, waarvan er één is aangegeven met het verwijzingscijfer 3, en een tweede tweetal evenwijdige zij-; platen 4, 5, welke vier zijplaten met de bodemplaat 2 zijn verbonden en een rechthoekige verlichtingsopening 6 bepalen. Met zwarte stippen zijn mogelijke posities aan de binnenkant van ten minste één van de zijplaten, in dit geval zijplaat 3, van het eerste tweetal aangegeven voor een in hoofdzaak langwerpige lichtbron 7. Deze lichtbron 7 kan een fluorescentielamp zijn, een gebruikelijke of een modernere compacte, in welk geval aan beide zijplaten van het eerste tweetal, waarvan alleen zijplaat 3 is getoond, één of meer (niet-getoonde) lamphouders zullen zijn bevestigd voor het op één of meer van de met zwarte stippen aangegeven posities opnemen van één of meer lichtbronnen 7. Natuurlijk hoeft bij Lichtbronnen 7 met de aansluitingen aan één einde van de lichtbron 7 er slechts in één lamphouder op één van de zijplaten, bijvoorbeeld 3, van het eerste tweetal te zijn voorzien.

Met de verwijzingscijfers 8 en 9 zijn de zijreflec-toren aangegeven, die aan één einde, in dit geval het onderste, aan de behuizing 1 zijn bevestigd. De tegengestelde einden, in dit geval de bovenste, kunnen vast aan de behuizing 1_ zijn bevestigd, of door middel van een (niet-getoond) instelorgaan, waardoor a'an de zijreflectoren 8, 9 verschillende, ook ten opzichte van elkaar, krommingen kunnen worden gegeven.

Met het verwijzingsgetal 10 is een kopspiegel aangegeven, die is gevormd zoals in de beschrijvingsinleiding als mogelijkheid is aangegeven, wat echter voor de uitvinding niet noodzakelijk is.

Met de verwijzingsgetallen 11 en 12 zijn twee langs-lamellen aangegeven, die respectievelijk de zijreflectoren 9 en 8 voortzetten. Hierdoor kunnen de reflecterende eigenschappen van enerzijds zijref Lectoren 8 en 9 en anderzijds langslamellen 11 en 12 verschillend worden gekozen. Ook dit is weer niet noodzakelijk voor de uitvinding, waarbij de zijreflectoren 8 en 9 zich tot de verlichtingsopening 6 kunnen uitstrekken. Wanneer de langslamellen 11, 12 aanwezig zijn, is hun configuratie in principe bepaald door die van de zijreflectoren 8 en 9, waarvan zij de voortzetting vormen.

Terloops wordt opgemerkt, dat ofschoon in de figuur een inbouwverlichtingsarmatuur is getoond, de uitvinding onder behoud van dezelfde voordelen in andere verlichtingsarmaturen, zoals opbouwverlich-tingsarmaturen wordt toegepast.

Met het verwijzingsgetal 13 is een dwarslamel aangegeven, die in een verlichtingsarmatuur volgens de uitvinding niet aanwezig zal zijn. Bij aanwezigheid van de dwarslamel 13 zal een met het verwijzings-getal 14 aangegeven lichtstraal vanaf de lichtbron 7 reflecteren op de bovenkant van de dwarslamel 13 en een lichtspoor op de zijreflector 8 veroorzaken. Verschillende (niet-getoonde) lichtstralen onder verschillende hoeken zullen trajecten 15 en 16 op respectievelijk de zijreflectoren 8 en 9 veroorzaken, waarbij deprojectie optreedt.

In een verlichtingsarmatuur volgens de uitvinding zijn in plaats van de dwarslamellen 13 ingekorte dwarslamellen aanwezig, waarvan er één is aangegeven met het verwijzingsgetal 17. Ook zijn, in dwarsdoorsnede, twee langslamellen 18 en 19 getoond, die nu zowel ten opzichte van de zij reflectoren 9 en 8 alsmede onderling verschillende krommingen kunnen hebben. Dit geldt dan ook voor de linker en rechter zijkanten van de ingekorte dwarslamel 17. De aanwezigheid van de langslamellen 18 en 19 is niet noodzakelijk. Zoals getoond zijn de ingekorte dwarslamellen 17 enerzijds op afstand van de zijreflectoren 8 en 9 en anderzijds op afstand van de verLichtingsopening 6 aangebracht. Eventueel kunnen de ingekorte dwarslamellen 17 onder een hoek met de horizontaal zijn aangebracht. Met het verwijzingsgetal 20 is één van de T-vormige gaten in zij plaat 3 van de behuizing 1 aangegeven waarin de (niet-getoonde) draagconstructie van de brugreflector 17, 18, 19 kan worden ingestoken, waarbij met het verwijzingsgetal 30 de draagstiften zijn aangegeven. Daardoor is de positie van de brugreflector instelbaar. Zoals in de figuur is aangegeven kunnen in dwarsdoorsnede de langslamellen 18, 19 voorbij de dwarslamellen 17 uitsteken. Anders dan getoond kan dit ook één langslamel 18 of 19 betreffen en kan het uitsteken alleen aan de bovenkant of alleen aan de onderkant van de dwarslamel 17 zijn.

Met lichtstraal 22 is de directe uitstraling (maximaal 45 graden met de verticaal) aangegeven, waaruit de optimale afscherming van de lichtbron 7 blijkt. Met lichtstraal 23 is de indirecte uitstraling weergegeven, die eveneens maximaal 45 graden met de verticaal mag zijn. Ook de hoek met de verticaal in het midden van de lichtbron 7 met lichtstraal 21 mag maximaal 45 graden zijn. Dit kan zoals duidelijk zal zijn worden beïnvloed door de hoogt-instelling van de brugreflector 17, 18, 19. Ook voor directe lichtstraal 24 geldt een maximale lichtuittredingshoek met de verticaal van 45 graden. Met het verwijzingsgetal 25 is een voorbeeld van nieuwe reflectiemogelijkheden door de ingekorte dwarslamel 17 aangegeven.

Claims (6)

1. Verlichtingsarmatuur, omvattende een bakvormige behuizing met een rechthoekige bodemplaat en met een eerste en tweede tweetal evenwijdige, met de bodemplaat verbonden, een rechthoekige verlichtingsope-ning bepalende zijplaten, ten minste één, op ten minste één positie aan de binnenkant van ten minste één van de zijplaten van het eerste tweetal bevestigbare lamphouder voor een in hoofdzaak langwerpige lichtbron, twee tussen een respectieve zijplaat van het tweede tweetal en de bodemplaat opgenomen zijreflectoren, en evenwijdig met de zijplaten van het eerste tweetal in de behuizing aangebrachte reflecterende dwarslamellen, met het kenmerk, dat de dwarslamellen op afstand van de zijreflectoren zijn aangebracht.

2. Ver Lichtingsarmatuur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dwarslamellen op afstand van de verlichtingsopening in de behuizing zijn aangebracht.

3. Verlichtingsarmatuur volgens conclusie 1 of 2, omvattende (in langsdoorsnede) evenwijdig met de zijplaten van het tweede tweetal in de behuizing aangebrachte, met de einden van de dwarslamellen verbonden, reflecterende langs lamellen, met het kenmerk, dat de langslamel len op afstand van de zijreflectoren in de behuizing zijn aangebracht en met de dwarslamellen een brugreflector vormen.

4. Verlichtingsarmatuur volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kromming (in dwarsdoorsnede) van de langslamellen verschilt van die van de zij reflectoren.

5. Verlichtingsarmatuur volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat ten minste één langslamel (in dwarsdoorsnede) voorbij ten minste één van de bovenkant en onderkant van de dwarslamellen uitsteekt.

6. Verlichtingsarmatuur volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit voorts is voorzien van middelen voor het instellen van de afstand tussen de verlichtingsopening en de onderkant van de lamellen. Eindhoven, februari 1989.