NL9200368A - Cutter-samenstel zoals voor montage aan de ladder van een baggerzuiger. - Google Patents

Description

Cutter-samenstel zoals voor montage aan de ladder van een baggerzuiger.

De uitvinding heeft betrekking op een cutter-samenstel dat gemonteerd kan worden aan de ladder en/of de zuigbuis van een baggerzuiger, welk cutter-samenstel een draaibaar opgestelde motorisch aandrijfbare kooivormige cutter omvat met een aantal rondom de draaiïngsas opgestelde ten minste bij de einden met elkaar verbonden messen en met een vast binnen de cutter opgestelde, zich tegenover de cuttermessen uitstrekkende, als een omwentelingslichaam gevormde, scherm-plaat die is verbonden met een radiaal lopende eindplaat die zich nabij de zuigbuis bevindt.

Een dergelijk cutter-samenstel is bekend uit NL-A-7013543 en heeft het bezwaar, dat de mogelijkheid bestaat dat niet al de losgemaakte specie terecht komt in de zuigbuis.

Dit nu is bijzonder ongewenst indien bijvoorbeeld bij het te baggeren van slib het te verwijderen slib verontreinigd is door zware metalen en dergelijke zoals dit in de praktijk steeds meer het geval is. Het gevaar bestaat dat het losgemaakte slib zal worden opgewerveld, het omringende water verontreinigt en zich op andere plaatsen weer afzet. Dit nu is bijzonder ongewenst.

Het doel van de uitvinding is het boven beschreven cutter-samenstel zodanig te verbeteren, dat de genoemde bezwaren zoveel mogelijk worden ondervangen.

Volgens de uitvinding wordt er daartoe in voorzien, dat de naar de cuttermessen toe gerichte wand van de schermplaat zich op enige afstand van de messen bevindt en dat op de genoemde wand een zich tot de messen uitstrekkende en in hoofdzaak haaks op de wand staande geleidingsschoep uitstrekt, die zodanig verloopt dat het door de messen losgemaakte slib naar de zich in de eindplaat van de schermplaat bevindende afzuigopening wordt gevoerd, waarbij om een deel van de cutter heen een kap is aangebracht, die zich op enige afstand van de messen en in draairichting daarvan gezien zodanig uitstrekt dat slechts dat gedeelte van de cutter geopend is, waar het te snijden materiaal binnen treedt.

Hierdoor wordt bereikt, dat al het door de cuttermessen losgemaakte slib nagenoeg direct aan een omsloten ruimte wordt toegevoerd en dat al het slib in de zuigbuis terecht komt.

In het algemeen zal de geleidingsschoep spiraalvormig verlopen onder een zodanige hoek, dat de bewegingsrichting van het er door de cuttermessen aan toegevoerde slib wordt afgebogen in de richting van de afzuigopening.

Ter bereiking van een zo gunstig mogelijke werking van de cuttermessen kan er in worden voorzien, dat gezien in draairichting van de cutter de buitenliggende rand van de messen voorloopt ten opzichte van de binnenliggende rand en dat op de binnenliggende rand een in hoofdzaak vlak deel aansluit, dat zich tegen de draairichting in uitstrekt en nagenoeg tangentiaal loopt ten opzichte van het door de binnenliggende rand van de cuttermessen beschreven omwentelingslichaam.

Hoewel de cutter in het algemeen een conische vorm zal bezitten, zoals dit het geval is bij de bekende inrichting, kan de cutter ook cilindrisch zijn uitgevoerd. Dit zal echter geen nadere toelichting behoeven.

Om het slib, dat zich direct naast het door de cutter los te maken slib bevindt, zo weinig mogelijk te beïnvloeden kan er in worden voorzien, dat de tegenover elkaar liggende langsranden van de kap, die de cutter omsluit, elk zijn voorzien van een dwarsplaat, zodanig dat de beide dwarspla-ten zich nagenoeg in één vlak bevinden, welk vlak in de bedrijfsstand van het cutter-samenstel nagenoeg horizontaal zal lopen.

In het bijzonder zullen hierbij de dwarsplaten een naar binnen toe gericht deel bezitten, dat tezamen met de cuttermessen een snijinrichting vormt. Hierdoor kunnen planten, zoals bij voorbeeld riet, worden doorgesneden en is het gevaar van blokkeren van de cutter door dergelijke planten nagenoeg uitgesloten.

Bij het werken met het cutter-samenstel zal dit in hoofdzaak haaks op de draaiïngsas van de cutter over de bodem worden verplaatst en wel in beide richtingen. Hierbij zal de cutter steeds in dezelfde richting blijven draaien.

Bij verplaatsing van het cutter-samenstel in de richting waarin ook de cutter bij de bodem draait kan het slib direct in de omsloten ruimte worden gebracht. Wanneer het cutter-samenstel echter in tegengestelde richting over de bodem wordt verplaatst, waarbij de ene dwarsplaat ongeveer over de bodem heen schuift, zal het los gemaakte slib eerst de open ruimte tussen de tegenover liggende dwarsplaat en de bodem moeten passeren. Hierdoor zou de werking van het samenstel nadelig worden beïnvloed. Om dit te voorkomen kan er in worden voorzien, dat de kap verzwenkbaar is om de langsas van het cutter-samenstel, dan wel een verzwenkbaar deel bezit.

Voor een zo gunstig mogelijke werking van het cutter-samenstel volgens de uitvinding is het gewenst dat de dwars-platen van de kap steeds zo goed mogelijk aansluiten op de bodem. Om dit te bereiken kan er in worden voorzien, dat het cutter-samenstel door middel van een in hoofdzaak horizontale as verzwenkbaar is verbonden met de ladder en dat middelen aanwezig zijn om het samenstel in een gewenste stand te brengen en te houden en middelen om de stand van het samenstel op afstand vast te kunnen stellen.

Verder zal hierbij een flexibele verbinding aanwezig zijn tussen de met de ladder en de met het cutter-samenstel verbonden zuigbuisdelen.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin:

Fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van een deel van een baggerzuiger met een daaraan bevestigde ladder, die is voorzien van een cutter-samenstel volgens de uitvinding; i Fig. 2 schematisch een verticale doorsnede toont over een cutter-samenstel volgens de uitvinding met een deel van de bijbehorende ladder;

Fig. 3 schematisch een doorsnede toont volgens de lijn III-III van fig. 2; en

Fig. 4 schematisch een bovenaanzicht toont van de inrichting van fig. 2.

In fig. 1 is met 1 een deel van een baggerzuiger aangegeven, die is voorzien van een ladder 2, die ten opzichte van de baggerzuiger 1 verzwenkbaar is om een niet nader aangeduide horizontale as. Het de ladder 2 is een zuigbuis 3 verbonden, die enerzijds loopt naar een op de zuiger aangebrachte, niet weergegeven pomp en die anderzijds door middel van een flexibele leiding 4 is verbonden met het cutter-samenstel 5. Dit cutter-samenstel 5 is door middel van de horizontale as 6 scharnierend verbonden met een van de ladder 2 afstekend deel 7, zie ook fig. 2, en wordt door middel van de hydraulische cilinder 8 in de gewenste stand gehouden.

De ladder 2 kan op de bekende wijze door middel van een niet nader aangeduide kabel en lier op de gewenste hoogte worden gebracht waarbij het cutter-samenstel 5 zich in de bedrijfsstand bevindt.

Het cutter-samenstel 5 wordt nu beschreven aan de hand van de figuren 2, 3 en 4 en omvat een console 9, die is verbonden met de eindplaat 10. In de eindplaat 10 bevindt zich de aanzuigopening 11, die aansluit op het deel 12 van de zuigleiding, welk deel anderzijds is verbonden met de flexibele leiding 4.

De eindplaat 10 is voorzien van een console 13 die het verbindingspunt 14 voor de hydraulische cilinder 8 vormt, terwijl in de console een niet nader aangeduide opening kan zijn aangebracht. Door middel van enkele harpsluitingen kan hierdoor het cutter-samenstel 5 nagenoeg vast met de ladder 2 worden verbonden bij voorbeeld wanneer het samenstel 5 buiten bedrijf wordt gesteld en de hydraulische cilinder 8 is losgekoppeld.

In de eindplaat 10 is een buis 15 aangebracht, die dient voor het ondersteunen van de as 16, die kan worden aangedreven door middel van de hydraulische motor 17. Tussen de buis 15 en de as 16 bevindt zich daartoe bijvoorbeeld het lager 18.

De eindplaat 10 is eveneens verbonden met de kegelvormige schermplaat 19 waarop de geleidingsschoep 20 is aangebracht. Zoals blijkt uit de figuren 3 en 4 staat de schoep nagenoeg haaks op de plaat 19 en strekt zich volgens een spiraal uit over deze plaat zodanig dat hij bij de eindplaat 10 juist na de afzuigopening 11 eindigt, als gezien in de draaairichting V van de hierna te beschrijven cutter 21.

De cutter 21 omvat allereerst de naaf 22, die is aangebracht op de as 16 en door middel van een niet nader aangeduide spie en moer daarop is vastgezet. Vanaf het radiaal lopende deel van de naaf strekken zich de messen 23 uit naar de steunring 24, die zich dicht bij de eindplaat 10 bevindt.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3 loopt de bui-tenliggende rand 25 van de cuttermessen 23 voor op de binnenliggende rand 26 als gezien in de draairichting V van de cutter 21 en sluit op de binnenliggende rand 26 een in hoofdzaak vlak deel 27 aan. Gebleken is dat op deze wijze de stroming van het door de cuttermessen 23 losgemaakte slib radiaal naar binnen toe wordt verbeterd. Het slib komt terecht in de ruimte 28 tussen de cutter 21 en de scherm-plaat 19 en wordt door de in deze ruimte aanwezige gelei-dingsschoep 20 naar de afzuigopening 11 in de plaat 10 toegeleid.

Rondom een deel van de cutter 21 strekt zich de kap 29 uit, die in hoofdzaak wordt gevormd door een kegelvormige plaat 30. De plaat 30 is bij het ene einde voorzien van een ring 31, die door middel van niet nader aangeduide bouten is vastgezet aan de eindplaat 10. Aan het andere einde is de kap afgesloten door een schijf 32, die zich dicht bij het einde van de cutter 21 bevindt.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3 ligt de plaat 30 op enige afstand van de cuttermessen 23 en zijn de langs-randen 33 van de plaat 30 elk voorzien van een dwarsplaat 34. De dwarsplaten 34 worden ondersteund door een U-vormig gebogen buis 35, waarvan het deel 36 voor de schijf 32 ligt, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4. De buis 35 kan dan als buffer dienen wanneer zich onder water een voorwerp zou bevinden. De buisdelen die zich bij de langsranden 33 bevinden zijn verder nog afgesteund door middel van de platen 37.

De naar de cutter 21 toegerichte randen van de dwarsplaten 34 zijn schuin afgesneden, evenals de randen van de cuttermessen 23, zodat deze randen met elkaar samen kunnen werken voor het doorsnijden van planten of dergelijke.

Zoals blijkt uit fig. 3 zullen de dwarsplaten 34 zich op een zodanige hoogte bevinden ten opzichte van de cutter 21, dat zij de dikte van de los te maken laag slib bepalen.

Bij de in fig. 3 weergegeven toestand beweegt het cutter-samenstel 5 in de richting van de pijl P. Daarbij zijn de dwarsplaten 34 in een nagenoeg horizontaal vlak 38 gebracht door middel van de hydraulische cilinder 8f zie fig. 1. Wanneer het samenstel in tegengestelde richting beweegt zou het losgemaakte slib eerst moeten worden verplaatst langs de opening die dan aanwezig is tussen de in fig. 3 linker dwarsplaat 34 en het vlak 39. In verband daarmee zal het gewenst zijn, dat ofwel het cutter-samenstel 5 iets om zijn langsas kan worden verdraaid of dat de plaat 30 van de kap 29 een deel bezit, dat in omtreks-richting, dus in de richting van de pijl V of tegengesteld daaraan, verschuifbaar is ten opzichte van het verdere deel van de plaat. De verschuiving kan weer plaats vinden met behulp van een hydraulische cilinder of op andere bekende wijze. Deze mogelijkheden zijn verder niet in de tekening weergegeven daar zij voor een deskundige duidelijk zullen zijn. Ook kunnen verdere modificaties worden toégepast zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims (7)

1. Cutter-samenstel dat gemonteerd kan worden aan de ladder (2) en/of de zuigbuis (3) van een baggerzuiger (1), welk cutter-samenstel een draaibaar opgestelde motorisch aandrijfbare kooivormige cutter (21) omvat met een aantal rondom de draaiïngsas opgestelde ten minste bij de einden met elkaar verbonden messen (23) en met een vast binnen de cutter opgestelde, zich tegenover de cuttermessen uitstrekkende, als een omwentelingslichaam gevormde, schermplaat (19) die is verbonden met een radiaal lopende eindplaat (10) die zich nabij de zuigbuis (3) bevindt, met het kenmerk, dat de naar de cuttermessen (23) toe gerichte wand van de schermplaat (19) zich op enige afstand van de messen bevindt en dat op de genoemde wand een zich tot de messen uitstrekkende en in hoofdzaak haaks op de wand staande geleidings-schoep (20) uitstrekt, die zodanig verloopt dat het door de messen losgemaakte slib naar de zich in de eindplaat (10) van de schermplaat bevindende afzuigopening (11) wordt gevoerd, waarbij om een deel van de cutter (21) heen een kap (29) is aangebracht, die zich op enige afstand van de messen (23) en in draairichting (V) daarvan gezien zodanig uitstrekt dat slechts dat deel van de cutter geopend is, waar het te snijden materiaal binnen treedt.

2. Cutter-samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsschoep (20) spiraalvormig verloopt onder een zodanige hoek, dat de bewegingsrichting van het er door de cuttermessen (23) aan toegevoerde slib wordt afgebogen in de richting van de afzuigopening (11).

3. Cutter-samenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gezien in draairichting (V) van de cutter (21) de buitenliggende rand (25) van de messen (23) voorloopt ten opzichte van de binnenliggende rand (26) en dat op de binnenliggende rand een in hoofdzaak vlak deel (27) aansluit, dat zich tegen de draairichting in uitstrekt en nagenoeg tangentiaal loopt ten opzichte van het door de binnenliggende rand (26) van de cuttermessen (23) beschreven omwentelingslichaam.

4. Cutter-samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tegenover elkaar liggende langsran-den (33) van de kap (29), die de cutter (21) omsluit, elk zijn voorzien van een dwarsplaat (34), zodanig dat de beide dwarsplaten zich nagenoeg in één vlak (38) bevinden, welk vlak in de bedrijfsstand van het cutter-samenstel (5) nagenoeg horizontaal loopt.

5. Cutter-samenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de dwarsplaten (34) een naar binnen gericht deel bezitten, dat tezamen met de cuttermessen (23) een snijinrichting vormt.

6. Cutter-samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kap (29) verzwenkbaar is om de langsas van het cutter-samenstel (5), dan wel een verzwenkbaar deel bezit.

7. Cutter-samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het cutter-samenstel (5) door middel van een in hoofdzaak horizontale as (6) verzwenkbaar is verbonden met de ladder (2) en dat middelen (8) aanwezig zijn om het samenstel in een gewenste stand te brengen en te houden en middelen om de stand van het samenstel op afstand vast te kunnen stellen terwijl een flexibele verbinding (4) aanwezig is tussen de met de ladder (2) en de met het cutter-samenstel (5) verbonden zuigbuisdelen (3,12).