NL9200323A - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen. Download PDF

Info

Publication number
NL9200323A
NL9200323A NL9200323A NL9200323A NL9200323A NL 9200323 A NL9200323 A NL 9200323A NL 9200323 A NL9200323 A NL 9200323A NL 9200323 A NL9200323 A NL 9200323A NL 9200323 A NL9200323 A NL 9200323A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vessel
bitumen
pipe
tube
space
Prior art date
Application number
NL9200323A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Handelsonderneming H Swanenber
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Handelsonderneming H Swanenber filed Critical Handelsonderneming H Swanenber
Priority to NL9200323A priority Critical patent/NL9200323A/nl
Priority to PCT/NL1993/000039 priority patent/WO1993016817A1/en
Priority to EP93906897A priority patent/EP0710162A1/en
Publication of NL9200323A publication Critical patent/NL9200323A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B08CLEANING
    • B08BCLEANING IN GENERAL; PREVENTION OF FOULING IN GENERAL
    • B08B9/00Cleaning hollow articles by methods or apparatus specially adapted thereto 
    • B08B9/02Cleaning pipes or tubes or systems of pipes or tubes
    • B08B9/023Cleaning the external surface
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B08CLEANING
    • B08BCLEANING IN GENERAL; PREVENTION OF FOULING IN GENERAL
    • B08B7/00Cleaning by methods not provided for in a single other subclass or a single group in this subclass
    • B08B7/0064Cleaning by methods not provided for in a single other subclass or a single group in this subclass by temperature changes
    • B08B7/0071Cleaning by methods not provided for in a single other subclass or a single group in this subclass by temperature changes by heating

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Working-Up Tar And Pitch (AREA)

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van bitumen van buis- of pijpstukken die aan de buiten- en/of binnenkant van een laag bitumen zijn voorzien, en op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
Onder bitumen wordt in deze beschrijving verstaan de bij de thermische behandeling van aardolie (destilleren, kraken enzovoort) resterende, donker gekleurde, halfvaste tot harde, smeltbare, hoogmoleculaire koolwaterstofmengsels en de in zwavelkoolstof oplosbare fractie van natuurlijk asfalt, alsmede teer, pek en bitumineuze stoffen die in hoofdzaak uit bitumen, teer en/of pek bestaan.
Metalen buis- of pijpstukken, bijvoorbeeld van ijzer of staal, die bijvoorbeeld voor bovengrondse en ondergrondse transportleidingen, gewoonlijk voor het transport van water of gas, worden gebruikt en gewoonlijk een lengte hebben van enkele meters tot wel 20 m en een diameter die wel tot 2 m kan gaan, zijn vaak aan de buitenkant en/of binnenkant bekleed met een laag bitumen ter bescherming tegen corrosie of andere beschadiging. Dit kan geschieden meteen na produk-tie van de buizen om deze daarna te verwerken in leidingen voor het transport van water of gas of te kunnen opslaan zonder risico van corrosie of andere beschadiging. De laag bitumen wordt bij verhoogde temperatuur aangebracht, zodat het bitumen plastisch of vloeibaar wordt en zo gemakkelijker kan worden verwerkt. Vaak wordt de laag bitumen door middel van vezelachtig materiaal of weefsel, bijvoorbeeld jute of een synthetisch vezelmateriaal, op de buizen aangebracht, met name aan de buitenkant van buizen, waarbij het vezelachtige materiaal of weefsel in het vloeibare bitumen wordt gedrenkt en dan om de buizen wordt gewikkeld.
Vanneer men het metaal van met bitumen beklede buis-of pijpstukken wil bewerken of afgedankte, met bitumen beklede buis- of pijpstukken tot schroot wil verwerken, moet het bitumen eerst verwijderd worden. Het verwijderen van de laag bitumen van dergelijke buis- of pijpstukken is tot nu toe verre van eenvoudig. Bij buizen met een buitenbekleding van bitumen wordt het verwijderen bijvoorbeeld uitgevoerd door hete lucht, verbrandingsgassen of een mengsel daarvan, verkregen met een gas- of oliebrander, door de buis te leiden en wel zo dat het bitumen verweekt of zacht wordt, waarna het bitumen handmatig met messen of schrapers wordt verwijderd. Dit is een moeizame en veel tijd kostende bezigheid. De temperatuur kan, ook wegens brandgevaar, niet al te hoog worden opgevoerd. Bovendien kunnen bij verwarming kwalijke dampen en gassen vrijkomen die gevaarlijk kunnen zijn voor de personen die het bitumen verwijderen, bij werken in de open lucht schadelijk kunnen zijn voor het milieu en bij werken in een afgesloten ruimte speciale afzuigvoorzieningen nodig maken.
Ook heeft men wel geprobeerd om de laag bitumen van de buitenkant van een buis te verwijderen door de buis met grote kracht door een opening in een dikke plaat van staal te trekken, waarbij de diameter van de opening gelijk is aan de buitendiameter van de buis zelf en genoemde opening eventueel voorzien is van een scherpe rand, zodat de laag bitumen op deze wijze van de buis wordt afgeschraapt- Ook deze methode is moeilijk uitvoerbaar, terwijl de inrichting aan sterke slijtage onderhevig is.
Voor het verwijderen van bitumen van de binnenkant van buizen is geen praktisch uitvoerbare methode bekend.
Er werd nu een nieuwe werkwijze en een nieuwe inrichting gevonden voor het verwijderen van bitumen van een buis of pijp die aan de buiten- en/of binnenkant van een laag bitumen is voorzien, welke werkwijze bij uitvoering in genoemde inrichting het mogelijk maakt om bitumen en de eventueel daarin opgenomen vezelachtige materialen of weefsels op snelle en veilige wijze afdoende van de buis te verwijderen en bovendien bitumen in een voor gebruikelijke doeleinden geschikte vorm terug te winnen.
De werkwijze heeft als kenmerk dat men de met bitumen beklede buis in verticale of nagenoeg verticale stand in een op een temperatuur in het gebied van 100 tot 250 *C verhit bad van bitumen onderdompelt en na 5 - 15 minuten, gewoonlijk 10 minuten, in dezelfde stand langzaam uit genoemd bad verwijdert.
Bitumen verweekt in het gebied van 30 - 70 *C en is in het gebied van 70 - 100 °C al redelijk vloeibaar, maar de viscositeit is dan nog te hoog om de werkwijze volgens de uitvinding effectief te kunnen uitvoeren. Boven 100 *0 is bitumen goed vloeibaar. Verhitting boven 250 °C is niet nodig en zelfs ongewenst, omdat dan teveel schadelijke dampen en gassen vrijkomen die moeten worden opgevangen en/of verwijderd. Het bad van bitumen wordt bij voorkeur op een temperatuur tussen 160 en 200 °C gehouden, bijvoorbeeld op een temperatuur van ongeveer 180 °C. Bij die temperatuur is de viscositeit meer dan voldoende laag en komt de in het bad ondergedompelde, met bitumen beklede buis snel <binnen enkele minuten) op de gewenste temperatuur waarbij het bitumen van de bekleding ook dun-vloeibaar wordt. Het van de bekleding afkomstige bitumen mengt zich dan snel met het in het bad aanwezige bitumen en bij het verwijderen van de buis in verticale of nagenoeg verticale stand zal het bitumen als water van de buis aflopen, waardoor de buis zonder binnen-en/of buitenbekleding uit het bad komt.
In een bitumineuze bekleding aanwezig vezelachtig materiaal, weefsel of ander materiaal en/of aanhangend materiaal (zand, steentjes en dergelijke) komt ook in het vloeibare bitumen terecht en zakt naar de bodem van het bad. De op de bodem verzamelde verontreinigingen kunnen regelmatig worden verwijderd op een wijze en met middelen die hierna bij de beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht. Op deze wijze wordt dus ook een scheiding bewerkstelligd tussen het bitumen en het genoemde materiaal.
De inrichting volgens de uitvinding, waarmee de werkwijze volgens de uitvinding kan worden uitgevoerd, bestaat uit een vat dat gevuld is met bitumen en verhit kan worden op een temperatuur tussen 100 en 250 °C, welk vat een zodanige vorm en afmeting heeft dat genoemde buis bij genoemde temperatuur verticaal of nagenoeg verticaal daarin kan worden geplaatst, waarbij middelen aanwezig zijn om het vat met inhoud tot genoemde temperatuur te verhitten en op deze temperatuur te handhaven, middelen aanwezig zijn om genoemde buis bij genoemde temperatuur in het vat te plaatsen en de buis na 5 - 15 minuten weer uit het vat te verwijderen, middelen aanwezig zijn om genoemde verontreinigingen te verwijderen en middelen aanwezig zijn om overtollig bitumen uit het vat te verwijderen..
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven. De hierna beschreven uitvoeringsvoorbeelden hebben niet de bedoeling om de uitvinding op enigerlei wijze te beperken.
Fig. 1 is een doorsnede door de hartlijn van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2A en 2B zijn doorsneden van een schematisch aangeduid sluissysteem ter verwijdering van materiaal uit de inrichting volgens fig. 1; .
fig. 3 is een doorsnede door de hartlijn van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding fig. 4 is een doorsnede door een uitvergroot detail van de inrichting volgens fig. 3; fig. 5, 6 en 7 zijn doorsneden door de inrichting volgens fig. 3 langs de lijnen V - V, VI - VI respectievelijk VII - VII.
De inrichting volgens fig. 1 bestaat uit een vat 1 met bitumen 2 dat in een ruimer vat 3 is geplaatst dat aan de buitenkant voorzien is van een isolatiemantel 4. De bovenkanten van de vaten bevinden zich op ongeveer dezelfde hoogte. Vat 1 is gemaakt van plaatstaal met een dikte van 10 - 20 mm, bijvoorbeeld 15 mm, is cirkelvormig in doorsnede en aan de onderzijde afgerond. Een platte bodem is ook mogelijk. Vat 3 is ook een cylinder van plaatstaal van geschikte dikte, bijvoorbeeld 25 mm. Beide vaten kunnen ook andere vormen en doorsneden hebben dan de getekende, maar de getekende vormen en de cirkelvormige doorsneden genieten de voorkeur.
De diameter en de hoogte van vat 1 dienen uiteraard aangepast te zijn aan de diameter van de te behandelen buis-stukken. Een inwendige diameter van 1,5 - 2,0 m, bijvoorbeeld 1,6 m, en een hoogte van 10 - 20 m, bijvoorbeeld 15 m, is voor de behandeling van de meest gangbare buisstukken voldoende.
Vat 1 is zodanig in cylinder 3 geplaatst dat onderin de cylinder 3 een ruimte beschikbaar blijft die een stookruimte 5 vormt voor de verhitting van het bitumen 2 in vat 1. Met behulp van een buiten aan de zijkant van de stookruimte 5 in cylinder 3 onderaan geplaatste, met gas of olie gevoede brander 6 kan het vat 1 op de genoemde temperatuur worden gebracht en gehandhaafd.
De diameter van cylinder 3 is aangepast aan die van het cylindrische vat 1. Bij een uitwendige diameter van 1,6 m voor vat 1 en een inwendige diameter van 2,0 m voor cylinder 3 is tussen vat 1 en cylinder 3 een ringvormige ruimte 7 van ongeveer 20 cm aanwezig. Door deze ruimte 7 worden de hete rookgassen uit de stookruimte 5 afgevoerd,
Ket behulp van in de tussenruimte 7 aangebrachte, als een spiraal rondom vat 1 van onderen naar boven toe doorlopende metalen geleidestrippen of ribben 8 wordt de weg van de rookgassen naar de boven in de inrichting aanwezige afvoer verlengd, waardoor de in deze gassen aanwezige warmte zo optimaal mogelijk wordt benut om het bitumen mede op temperatuur te brengen en te houden. De metalen strippen 8 zijn bijvoorbeeld gemaakt van staalplaat met een dikte van 5 mm en een breedte van 15 cm. De afstand tussen de windingen van de spiraalvarmig verlopende strippen is bijvoorbeeld 1,5 B.
Ook de hoogte van cylinder 3 is aangepast aan die van het cylindrische vat 1. De hoogte van cylinder 3 boven de bodem van de stookruimte 5 is bijvoorbeeld 16 m, waardoor bij een hoogte van vat 1 van 15 m een stookruimte van ongeveer 1 m hoog ontstaat. Bij de constructie van de inrichting volgens fig. 1 wordt een cylinder 3 van grotere lengte gebruikt, bijvoorbeeld 18 m. Deze cylinder 3 wordt dan over een lengte van 2 m verankerd in een blok of plaat gewapend beton 9, zodat een stevige constructie ontstaat.
Het uit het betonblok 9 stekende deel van cylinder 3 is aan de buitenkant omhuld door de isolatiemantel 4 die bijvoorbeeld bestaat uit een ongeveer 40 cm dikke laag zand die opgesloten is tussen de buitenwand van de cylinder 3 en een daaromheen geplaatste buitenste cylinder van 3 mm dik staal met een inwendige diameter van 2,8 m. In plaats van zand kan ook een ander isolatiemateriaal, bijvoorbeeld glaswol of een hittebestendig schuimmateriaal, gebruikt worden.
De bodem van de stookruimte 5 is bedekt met eenlaag vuurvaste stenen 10 om warmteverlies via het betonblok 9 tegen te gaan en ook het betonblok 9 tegen te hoge temperatuur te beschermen.
Het vat 1 is tot ongeveer 2 meter onder dé bovenrand ervan met bitumen gevuld, zodat daarin in dit geval buizen met een lengte van maximaal 13 m kunnen worden behandeld.
Bij de behandeling van de buizen neemt het volume aan bitumen toe. Het niveau van het vloeibare bitumen 2 wordt ongeveer 2 meter onder de bovenrand van vat 1 constant gehouden door middel van een overloopsysteem 11, bestaande uit een op ongeveer 2 m onder de bovenrand van vat 1 in de zijwand aangebrachte afvoerpijp 11 <inw. diameter 10 cm) met afsluiter 12, welke afvoerpijp vanaf genoemde hoogte in de tussenruimte 7 naar beneden loopt en onderaan door de wand van cylinder 3 en de isolatiemantel 4 naar buiten wordt gevoerd naar de afsluiter 12. Op deze wijze blijft de afvoerpijp op temperatuur en het zich daarin bevindende bitumen goed vloeibaar, zodat een ongestoorde afvoer gewaarborgd blijft. Via dit overloopsysteem 11 wordt overmaat bitumen uit het vat 1 verwijderd. Het via afsluiter 12 afgetapte bitumen kan desgewenst opgeslagen worden in drums en/of kan zonder meer voor de gebruikelijke doeleinden worden toegepast.
Bij de hoge temperatuur waarop het bitumen verhit wordt, komen hieruit dampen en gassen vrij, onder andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen, die dienen te worden opgevangen. Daartoe is vat 1 afgesloten met een verwijderbaar deksel 13 en is boven het bitumen in de zijwand van vat 1 een leiding 14 <inw. diameter 20 cm) aangebracht die eerst horizontaal door de zijwand van cylinder 3 en de isolatiemantel 4 steekt en dan naar beneden afbuigt en verbonden is met een afzulginrichting of ventilator 15, waarmee de gassen en dampen samen met lucht boven het bitumen weggezogen worden. Dit mengsel wordt dan, zo nodig gesuppleerd met lucht, aan de brander 6 toegevoerd en met de aan de brander toegevoerde brandstof verbrand.
Vanneer met bitumen beklede buizen worden behandeld, waarvan het bitumen "gevuld" is met vezelachtig materiaal of weefsel, dan zal dit materiaal of weefsel in het hete bad door het vloeibaar worden van de bekleding van bitumen naar de bodem van het vat 1 zakken. Ook aanhangend vuil (zand, steentjes en dergelijke) komen in het vloeibare bitumen terecht en zakken naar de bodem van het vat 1. In de in fig. 1 getekende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is op enige afstand boven de bodem van vat 1 een uitneembaar rooster 16 aangebracht, waarmee het vezelmateriaal en/of weefsel en grof ander materiaal worden opgevangen. Het rooster 16 is cirkelvormig en heeft een iets geringere diameter dan vat 1. Het rooster 16 rust op enkele onder in het vat 1 aangebrachte steunen 17. Het rooster 16 kan een geperforeerde staalplaat zijn of kan bestaan uit een aantal evenwijdig op enige afstand van elkaar gelegen staven die bijvoorbeeld in een metalen ring zijn bevestigd, of twee stel elkaar kruisende staven die op de kruispunten aan elkaar zijn bevestigd. Bij voorkeur is het rooster voorzien van een opstaande rand of zijwand die ook bij voorkeur geperforeerd is, zodat in feite een geperforeerde cylindrische bak ontstaat. Aan het rooster of de geperforeerde bak 16 zijn een aantal staalkabels of kettingen 18 (tenminste 3) bevestigd, waarmee het rooster of de bak 16 door het vloeibare bitumen heen uit het vat 1 kan worden getakeld. Dit wordt regelmatig gedaan tussen de behandelingen van buizen door om op het rooster of in de bak verzameld materiaal te verwijderen, waarna men het rooster of de bak aan de staalkabels of kettingen 18 weer in het bituxnenbad laat zakken tot op de steunen 17.
Zand en ander fijn materiaal gaan door het rooster heen en verzamelen zich op de bodem. Op het laagste punt van het vat 1 is een leiding 19 (inw. diameter bijvoorbeeld 7,5 cm) aangebracht. Via deze leiding 19 en de afsluiter 20 kunnen de zich onder in het vat 1 opgehoopte verontreinigingen (zand, steentjes en dergelijke) verwijderd worden. De afvoer van verontreinigingen kan ook geregeld worden met behulp van een sluissysteem dat schematisch in fig. 2A en 2B is getekend. Onder in vat 1 is een horizontale buis 21 aangebracht met een opening in de zijwand die in verbinding staat met de opening in de bodem vam vat 1. In de buis 21 is een concentrisch, nauwsluitend in buis 21 passend buisstuk 22 aangebracht, dat aan weerskanten is afgesloten en met behulp van een stang 23 in buis 21 heen en weer kan worden bewogen. In dit buisstuk 22 zijn in de zijwand twee tegenover elkaar gelegen openingen (doelmatig ten opzichte van elkaar verspringend) aangebracht, waarvan de bovenste correspondeert met de opening in buis 21 die met het vat 1 •in verbinding staat, en de onderste met een onder in buis 21 aangebrachte opening die met afvoerbuis 19 in verbinding staat, een en ander zodanig dat wanneer de bovenste opening met vat 1 in verbinding staat, de onderste is afgesloten en omgekeerd. Buisstuk 22 wordt zodanig in buis 21 verschoven dat buisstuk 22 in verbinding staat met vat 1 (de onderste opening in buisstuk 22 en dus leiding 19 is dan afgesloten) en buisstuk 22 vult zich met verontreinigingen uit vat 1, Vervolgens wordt buisstuk 22 met behulp van stang 23 in buis 21 zo verschoven dat het buisstuk 22 in verbinding komt te staan met de afvoerbuis 19 (de bovenste opening in buisstuk 22 en dus ook vat 1 is dan afgesloten), zodat buisstuk 22 zich kan legen in leiding 19. Door naar behoefte buisstuk 22 in buis 21 heen en weer te schuiven kunnen de verontreini- gingen, (zand, steentjes en dergelijke) uit vat 1 in porties verwijderd worden. Bij dit sluissysteem is afsluiter 20 overbodig.
On de te behandelen buizen in verticale stand in het vat 1 te kunnen brengen en in dezelfde stand weer uit het bitumenbad te kunnen halen is een takel- of hefinrichting nodig die de buizen zo ver omhoog kan takelen dat deze in verticale stand boven het deksel 13 kunnen worden gebracht. Hiervoor kan elke geschikte takel- of hefinrichting worden gebruikt, bijvoorbeeld een portaalkraan of een hefinrichting met telescopisch uitschuifbare arm. Uiteraard dient de afstand tussen het met de takel- of hefinrichting hoogst bereikbare punt en het deksel 13 ten minste overeen te komen met de grootste lengte van de buizen die in vat 1 worden behandeld. In het gegeven uitvoeringsvoorbeeld dient dat punt dus ongeveer 30 m te zijn.
Gm de te behandelen buizen in het vat 1 te kunnen brengen en er weer uit te kunnen halen moet telkens het deksel 13 verwijderd worden. Het deksel 13 kan echter ook uitgevoerd worden als een zogenaamd diafragmadeksel, dat wil zeggen een in 4 of meer segmenten verdeelde afdekking, waarvan elk van de segmenten aan de rand van het vat 1 scharnierend is bevestigd en wel zodanig dat elk segment zowel naar beneden als naar boven kan scharnieren, en voorts in of bij elk scharnier een veersysteem is aangebracht dat het segment in horizontale stand houdt, zodat het vat afgesloten wordt. Een te behandelen buis wordt met de takelinrichting in verticale stand boven het diafragmadeksel 13 gebracht. Laat men de buis zakken tot op het deksel 13, dan scharnieren de segmenten naar beneden en kan men de buis verder laten zakken tot in het bitumenbad 2. Door de veersystemen sluiten de segmenten zich weer boven de buis, zodat het vat 1 tijdens de behandeling van de buis afgesloten blijft. Wanneer de buis weer uit het vat 1 wordt getakeld, scharnieren de segmenten naar boven en sluiten zich weer na passage van de buis. In het diafragmadeksel is in gesloten toestand in het centrum een kleine opening uitgespaard die voldoende groot is voor de kabel waarmee de buis in en uit het bitumenbad wordt getakeld en die tijdens de behandeling in het bad aan de buis bevestigd blijft.
Bij het opstarten van de inrichting zal het bitumen in het vat 1 nog vast zijn. Wordt de brander 6 ontstoken, dan zal het bitumen onder in het vat 1 het eerst vloeibaar warden. Het bitumen zet daar uit en dit kan tot gevaarlijke plaatselijke drukverhogingen leiden. Om dit te vermijden is onder in het vat 1 een leiding 24 (inw. diameter 10 cm, wanddikte 1 cm) aangebracht die door de tussenruimte 7 omhoog loopt en met de ruimte in vat 1 boven het niveau van het bitumen is verbonden. Daar leiding 24 zich in de tussenruimte 7 bevindt waar de hete rookgassen doorheen worden geleid, zal het bitumen in deze leiding snel vloeibaar worden. Overtollig bitumen onder in het vat 1 kan tijdens het opwarmen via leiding 24 worden afgevoerd naar de bovenkant van bad 2, waardoor een drukverhoging onder in het vat 1 tijdens het opwarmen wordt vermeden.
Uit veiligheidsoverwegingen kan men onder in het vat ook nog een overdrukventiel 32 (zie fig. 7> aanbrengen dat bij een onvoorziene te hoge druk onder in vat 1 in werking treedt en dan bitumen afvoert.
Ha het opwarmen kan de temperatuur van het bitumen op de gewenste waarde worden gehouden met behulp van een thermostaatregeling, waarmee de brander wordt gestuurd. De thermometer die de temperatuur in het bitumenbad 2 meet, is doelmatig dicht bij de bodem van vat 1 aangebracht (in fig.
7 aangeduid met verwijzingscijfer 33.
Met de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding kunnen met bitumen beklede buizen veilig en snel en op een milieutechnisch aanvaardbare wijze van bitumen worden ontdaan. Ma verwijdering uit het bitumenbad kunnen de buizen hoogstens nog bedekt zijn met een zeer dunne film van bitumen die volledig kan worden verwijderd door de nog warme buis onder te dompelen in een bad met een organisch oplosmiddel, waarin bitumen goed oplosbaar is, bijvoorbeeld zwavelkoolstof.
Ma verwijdering van de buizen uit het bitumenbad 2 kan men de buizen aan de lucht laten afkoelen, maar desgewenst ook sneller afkoelen door de buizen in een tank met water onder te dompelen.
Er is reeds opgemerkt dat meerdere buizen met verschillende diameters tegelijkertijd kunnen worden behandeld door deze in elkaar geschoven in het bitumenbad te hangen. Op deze wijze kan men twee, drie, vier of zelfs meer buizen tegelijkertijd van bitumen ontdoen, mits de diameters voldoende verschillen om ze gemakkelijk in elkaar te kunnen schuiven. ITadat de buizen in elkaar zijn geschoven, worden ze ten opzichte van elkaar gefixeerd en dan als paket in vat 1 getakeld en na bijvoorbeeld 10 minuten weer uit het vat 1 verwijderd. Het ten opzichte van elkaar fixeren van de buizen houdt in feite alleen naar in dat ervoor gezorgd moet worden dat de buizen tijdens de behandeling in het bad en het erin en eruit takelen niet uit elkaar kunnen schuiven. Dit kan eenvoudig gerealiseerd worden door de buizen in horizontale stand in elkaar te schuiven en door de binnenste buis van het paket een stevige kabel te voeren waaraan een staaf of plaat van metaal is bevestigd die een grotere lengte heeft dan de diameter van de grootste buis. Vordt het door het paket buizen gevoerde uiteinde van de kabel nu aan de takel bevestigd en het paket buizen omhoog getakeld, dan zorgt de dwars op de lengterichting van de buizen aangebrachte staaf of plaat aan het andere uiteinde van de kabel en het gewicht van de buizen ervoor dat deze tijdens het erin takelen, de behandeling in het bad en het eruit takelen niet uit elkaar kunnen schuiven.
Het de werkwijze volgens de uitvinding kan van een paket in elkaar geschoven buizen bitumen ook afdoende verwijderd worden door de dun-vloeibaarheid van het bitumen bij de behandelingstemperatuur, terwijl bovendien bij de behandeling de ruimte tussen de in elkaar geschoven buizen in feite groter wordt door verwijdering van de laag bitumen, hetgeen bet wegvloeien van bitumen bij bet eruit takelen gemakkelijker maakt.
Bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding worden de uit het bitumen ontwijkende gassen en dampen afgezogen en naar de brander gevoerd. Bij de hierna te beschrijven variant van een afzuigsysteem worden genoemde gassen en dampen niet naar de brander gevoerd, zodat elk risico dat deze gassen en dampen de werking van de brander ongunstig beïnvloeden, wordt vermeden.
De bedoelde variant van een afzuigsysteem is geïllustreerd in fig. 3-7, waarin ook een inrichting volgens de uitvinding is weergegeven. Onderdelen in de inrichting volgens fig. 3-7, die overeenkomen met onderdelen in de inrichting volgens fig. 1 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Zoals in fig. 3 is te zien, zijn rondom vat 1 boven in de tussenruimte 7 twee ringvormige kamers 25 en 26 van metaal aangebracht, terwijl de stookruimte 5 rondom voorzien is van een ringvormige kamer 27 van metaal. Kamer 25 staat rondom met de ruimte van vat 1 boven het bitumen in verbinding met in de wand van vat 1 aangebrachte horizontale spleten 28 die vanuit kamer 25 schuin naar beneden door de wand van vat 1 lopen (zie fig. 4 met een uitvergroot detail van fig.3). De spleten zijn bijvoorbeeld 3 mm breed en hebben bijvoorbeeld een horizontale lengte van 10 cm, terwijl de onderlinge afstand van de spleten rondom vat 1 bijvoorbeeld 2 cm bedraagt.
Kamer 25 staat verder in verbinding via leiding 29 (diameter bijvoorbeeld inwendig 20 cm, uitwendig 21,5 cm) met de blaaskant van een ventilator 30, terwijl de aamzuigkant van de ventilator 30 in verbinding staat met de kamer 27 rondom de stookruimte 5. De ringvormige kamer 26 is door een leiding 31 eveneens met de kamer 27 verbonden, zoals in fig. 3 is aangegeven. Bij voorkeur worden drie leidingen 31 (inw. diameter bijvoorbeeld 10 cm) toegepast op afstanden van 120 graden rondom kamer 26 <zie fig* 5-7). De ringvormige kamer 26 staat verder met een aantal openingen door de wand van vat 1 heen ook in verbinding met de bovenruimte van vat 1.
Het op'deze wijze gevormde luchtcirculatiesysteem werkt als volgt: Met ventilator 30 wordt hete lucht vanuit kamer 27 door leiding 29 naar kamer 25 gestuwd en door de spleten 28 met kracht in de bovenruimte van vat 1 schuin naar beneden geblazen. Ventilator 30 zorgt voor een onderdruk in kamer 27, waardoor lucht via leiding of leidingen 31 wordt aangezogen vanuit kamer 26 en via de openingen in de wand van het vat 1 vanuit dit vat vlak boven het oppervlak van het bitumen. Met deze lucht worden de dampen en gassen die uit het hete bitumen komen, afgevoerd via kamer 26 en leiding of leidingen 31 naar kamer 27. Dit wordt nog bevorderd door de schuin naar beneden gerichte luchtstroom die rondom uit de spleten 28 komt. De brandbare dampen en gassen die uit het bitumen komen en naar kamer 27 worden gevoerd, komen in aanraking met het zeer hete oppervlak van de wand van cylindrisch vat 3 in kamer 27, waardoor deze dampen en gassen boven hun ontstekingstempera-tuur komen en in kamer 27 verbranden. De verbrandingsgassen worden via de ventilator 30, leiding 29, kamer 25 en spleten 28 naar de ruimte bovenin vat 1 gevoerd.
Overtollige verbrandingsgassen en lucht, waarin nagenoeg geen schadelijke stoffen meer aanwezig zijn, worden via openingen in het deksel 13 naar de buitenlucht afgevoerd. Voor zover de kamers 25 en 26 de tussenruimte 6 geheel afsluiten, dient beneden genoemde kamers nog een afvoer vanuit tussenruimte 6 door de wanden van de vaten 1 en 3 en de isolatiemantel 4 heen aangebracht te worden om de rookgassen uit de stookruimte te kunnen afvoeren.
De in het luchtcirculatiesysteem via de spleten 28 schuin naar beneden geblazen hete lucht biedt ook nog het voordeel dat deze tijdens het eruit takelen van een behandelde buis met kracht op de buitenkant daarvan wordt geblazen en wel helemaal rondom, waardoor nog effectiever het vloeibare bitumen van de buis afloopt, er als het ware vanaf wordt geblazen.
In de doorsneden in fig. 5 - 7 is te zien dat in de uitvoeringsvorm van de inrichting volgens fig. 3 leiding 31 in 3rvoud aanwezig is en dit geldt ook voor leidingen 11 en 24. Verder zijn er 3 kettingen of kabels 18 aanwezig.
Het de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding kan men ook van met bitumen beklede kabels met bijvoorbeeld een koperen kern het bitumen snel verwijderen door deze kabels enige tijd in het vloeibare bitumenbad te hangen. Op deze wijze kan men het koper snel terugwinnen, terwijl ook het bitumen wordt teruggewonnen. Deze methode biedt dus grote voordelen ten opzichte van het gebruikelijke afbranden van kabels. Ook andere met bitumen beklede voorwerpen van metaal, bijvoorbeeld auto-onderdelen, kunnen met de. werkwijze en inrichting volgens de uitvinding van bitumen worden ontdaan.
De werkwijze volgens de uitvinding kan in de 4 inrichting ook semi-continu worden uitgevoerd door boven de inrichting een soort takelcarrousel aan te brengen waaraan een aantal buizen hangen. De takelcarrousel kan dan zo geprogrammeerd worden dat een te behandelen buis in het bad wordt neergelaten, daarin gedurende een bepaalde ingestelde tijd blijft hangen en er dan weer uit wordt getakeld. Deze buis wordt vervolgens automatisch tot boven een waterbad getransporteerd en daarin neergelaten om af te koelen. Tegelijkertijd wordt een volgende te behandelen buis tot boven het vat 1 gebracht en daarin neergelaten. Bij het na de ingestelde tijd verwijderen van deze volgende buis uit het vat 1, wordt tegelijkertijd de afgekoelde buis uit het waterbad verwijderd. De carrousel zet zich dan weer in beweging om de buizen verder te transporteren, waarna weer een volgende buis wordt behandeld en de daaraan voorgaande wordt gekoeld, enzovoort. De verblijftijd van een buis in het bitumenbad is voldoende om een schone, afgekoelde buis ών uit de t akelcarrouse 1 te vervangen door een te behandelen buis. Voor het verwijderen, schoonmaken en weer terugplaatsen van het rooster of de bak 16 wordt de semi-continue werkwijze op een geschikt moment onderbroken.
Binnen het kader van de uitvinding kunnen in de inrichting nog verschillende wijzigingen worden aangebracht, die voor deskundigen op dit gebied na kennisname van deze beschrijving voor de hand liggen.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het verwijderen van bitumen van een metalen buis of pijp die aan de buitenkant en/of binnenkant van een laag bitumen is voorzien, met het kenmerk, dat men deze buis of pijp in verticale of nagenoeg verticale stand in een op een temperatuur in het gebied van 100 tot 250 ®C gebracht bad van bitumen onderdompelt en na 5-15 minuten in dezelfde of nagenoeg dezelfde stand langzaam uit genoemd bad verwijdert.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bad van bitumen een temperatuur van 160 - 200 * C heeft.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het bad van bitumen een temperatuur van ongeveer 180 eC heeft.
4. Werwijze volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat bij behandeling van meerdere buizen met verschillende diameters deze buizen in elkaar geschoven op genoemde wijze worden behandeld.
5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1-4, bestaande uit een vat (1> dat gevuld is met bitumen <2> en verhit kan worden op een temperatuur tussen 100 en 250 *C, welk vat <1) een zodanige vorm en diameter heeft dat genoemde buis bij genoemde temperatuur verticaal of nagenoeg verticaal daarin kan worden geplaatst, waarbij middelen aanwezig zijn om het vat Cl) met inhoud op genoemde temperatuur te verhitten en op deze temperatuur te houden, middelen aanwezig zijn om genoemde buis bij genoemde temperatuur in het vat (1) te plaatsen en de buis na 5 - 15 minuten weer uit het vat <1> te verwijderen en middelen aanwezig zijn om overtollig bitumen uit het vat <1> te verwijderen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het vat Cl) met bitumen C2) in een ruimer vat (3) met isolatiemantel C4> is geplaatst en wel zodanig dat onderin dit vat <3> een ruimte beschikbaar blijft die als stookruimte <5) voor de verhitting van het vat Cl) met bitumen fungeert, de middelen om het vat Cl) met inhoud op genoemde temperatuur te verhitten en op deze temperatuur te houden bestaan uit een met gas of olie gevoede, in de stookruimte C5> brandende brander <6> en de tussenruimte <7> tussen de vaten <1, 3> als afvoer voor de rookgassen dienen, waarbij met behulp van in de genoemde tussenruimte C7) aangebrachte geleidestrippen of ribben C8) de weg van de rookgassen naar de boven in de inrichting aanwezige afvoeropening wordt verlengd.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de middelen om overtollig bitumen uit het vat Cl) te verwijdern en zodoende het niveau van het vloeibare bitumen C3) in het vat Cl) constant te houden bestaan uit een overloopsysteem bestaande uit ten minste een afvoerpijp Cll) met afsluiter C12), welke afvoerpijp Cll) vanaf een ter hoogte van genoemd niveau in de wand van het vat Cl) met bitumen (2) aangebrachte opening in de tussenruimte (7) naar beneden loopt en onderaan door de wand van het buitenvat <3> en de isolatiemantel (4) naar buiten voert en via de afsluiter (12) overtollig bitumen uit het vat <1> afvoert. S.Inrichting volgens conclusie 5-7, met het kenmerk, dat boven het niveau van het bitumen (2) in vat (1) een leiding (14) in de wand van vat (1) is aangebracht, die door de wand van vat (2> en de isolatiemantel <4> steekt en voert naar een afzuiginrichting of ventilator (15), waarmee lucht boven het vloeibare bitumen gemengd met aldaar eventueel aanwezige, uit het bitumen afkomstige gassen en dampen wordt afgezogen en wordt toegevoerd aan de brander <6) en met de brandstof wordt gemengd.
9. Inrichting volgens conclusie 5-8, met het kenmerk, dat onder in het vat (1) met bitumen (2) een uitneembaar rooster of een uitneembare geperforeerde bak (16) is aangebracht, waarop in het van een buis te verwijderen bitumen aanwezig vezelachtig materiaal en/of weefsel en/of andere grove verontreinigingen worden opgevangen en waarmee met behulp van aan het rooster of de bak bevestigde kettingen of kabels genoemd materiaal en/of weefsel en/of genoemde verontreinigingen uit het bitumenbad kunnen worden verwijderd.
10. Inrichting volgens conclusie 5-9, met het kenmerk, dat op het laagste punt in vat (1) een leiding (19) met afsluiter (20) is aangebracht, via welke leiding onder in het vat (1) zich ophopende verontreinigingen, zoals zand, steentjes en dergelijke, kunnen worden verwijderd.
11. Inrichting volgens conclusie 5-9, met het kenmerk, dat onder het laagste punt van vat Cl) een sluissysteem <21, 22, 23) is aangebracht, bestaande uit een aan weerskanten afgesloten buis C21) met concentrisch daarin een nauwsluitend in buis (21) passend buisstuk <22) dat met behulp van een daaraan bevestigde stang <23) in buis <21) heen en weer kan worden geschoven, waarbij in de zijwand van buis <21) twee tegenover elkaar gelegen, eventueel ten opzichte van elkaar verspringende openingen zijn aangebracht waarvan de ene in verbinding staat met vat <1> op het laagste punt en de andere met een afvoerlelding <19> en in de zijwand van buisstuk <22) daarmee corresponderende openingen zijn aangebracht en wel zo dat deze daarmee niet tegelijkeritjd kunnen corresponderen, zodat door het heen en weer schuiven van het buisstuk (22) met behulp van stang (23) onder in het vat <1> zich ophopende verontreinigingen, zoals zand, steentjes en dergelijk, portiegewijs uit vat (1) worden verwijderd.
12. Inrichting volgens conclusie 1-11, met het kenmerk, dat ter vermijding van ongewenste drukstijgingen onder in het vat <1), bijvoorbeeld tijdens het opwarmen, ten minste een leiding <24) in de tussenruimte <7) is aangebracht die de ruimte vlak bij de bodem van het vat (1) verbindt met de ruimte boven het bitumen in het vat (1).
13. Inrichting volgens conclusie 1 - 7 of 9 - 12, met het kenmerk, dat boven het niveau van het bitumen in het vat (1) rondom dit vat in de tussenruimte (7) twee boven elkaar gelegen, ringvormige kamers <25, 26 > zijn aangebracht, die elk met ten minste een opening met de ruimte boven het bitumen in vat <1> in verbinding staan en elk met ten minste een leiding <29, respectievelijk 31) verbonden zijn met een rondom de stookruimte <5> aangebrachte ringvormige kamer <27), waardoor aldus een luchtcirculatiesysteem wordt gevormd, en in de leiding <29> een ventilator <30) is aangebracht waarmee hete lucht uit kamer <27) naar kamer <25) wordt gestuwd en via de opening of openlngen tussen kamer <25> ën de bovenruimte van vat <1> in vat (1> wordt geblazen en vanuit genoemde ruimte via de opening of openingen tusen de bovenruimte van vat <1) en kamer (26) via kamer <26> en leiding <31> naar kamer <27) wordt teruggevoerd en daarbij vanuit de ruimte boven het bitumen in vat <1) uit het vloeibare bitumen ontwijkende dampen en gassen meevoert naar kamer <27> alwaar deze tegen de hete buitenwand van de stookruimte <5) verbranden.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat tussen de bovenste kamer <25 > en de ruimte boven het bitumen in vat <1> openingen in de wand van vat <1> zijn aangebracht in de vorm van schuin naar beneden gerichte spleten <28>.
NL9200323A 1992-02-21 1992-02-21 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen. NL9200323A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200323A NL9200323A (nl) 1992-02-21 1992-02-21 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen.
PCT/NL1993/000039 WO1993016817A1 (en) 1992-02-21 1993-02-22 Method and apparatus for removing bituminous materials from tubes or pipes
EP93906897A EP0710162A1 (en) 1992-02-21 1993-02-22 Method and apparatus for removing bituminous materials from tubes or pipes

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200323 1992-02-21
NL9200323A NL9200323A (nl) 1992-02-21 1992-02-21 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9200323A true NL9200323A (nl) 1993-09-16

Family

ID=19860469

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200323A NL9200323A (nl) 1992-02-21 1992-02-21 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0710162A1 (nl)
NL (1) NL9200323A (nl)
WO (1) WO1993016817A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19807635B4 (de) * 1998-02-23 2015-12-17 Air Liquide Gmbh Dosierwaage mit einer Einrichtung zum Entfernen bituminöser und ähnlicher Verunreinigungsschichten von der Oberfläche einer Wandung

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2412758A (en) * 1944-08-29 1946-12-17 Oliver R Smith Apparatus for cleaning pipe and the like
CH635250A5 (de) * 1977-08-12 1983-03-31 Schweizerische Viscose Verfahren und vorrichtung zur entfernung von rueckstaenden auf geraeten durch pyrolyse.
US4272300A (en) * 1978-08-11 1981-06-09 Reliable Electric Company Method for cleaning grease-filled cable stub
DE3637070A1 (de) * 1986-10-31 1988-05-11 Christ C Abgasfr Werkzeugreing Vorrichtung zum reinigen von sich drehenden teilen von kunststoffverarbeitungsmaschinen
DE8816444U1 (de) * 1988-05-27 1989-08-24 C. Christ Abgasfreie Werkzeugreinigungsapparate für die Kunststoffindustrie, 8000 München Vorrichtung zum Reinigen solcher Teile von Kunststoffverarbeitungsmaschinen, an denen Kunststoffreste anhaften

Also Published As

Publication number Publication date
WO1993016817A1 (en) 1993-09-02
EP0710162A1 (en) 1996-05-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5258101A (en) Pyrolytic conversion system
US5342421A (en) Pyrolytic gas treatment system
NL9200323A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bitumen van buizen of pijpen.
US2398338A (en) Combination heater and water knockout apparatus for treating oil well streams
US4050740A (en) Method of and apparatus for melting block sulphur
NZ569587A (en) Vertical chamber for pyrolysis of used tires with flared sides
US5340464A (en) Method and apparatus for disposal of filter media
US5518606A (en) Method for treating pitch
US2525213A (en) Cooking apparatus
US3469950A (en) Fixed-bed catalytic operations
RU2585063C1 (ru) Установка для принудительного таяния снега
NL8004204A (nl) Werkwijze voor het inwendig reinigen van stijgbuizen van de kookskamers van een kooksoven en reinigings- inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
US2628627A (en) Apparatus for treating continuous products
US2669030A (en) Waste container
US5139619A (en) Cover lifting device
RU2195475C2 (ru) Способ выплавки битума из отходов битумных рулонных материалов
EP1681109A2 (en) Surface treatment of a tank wall
RU2585066C1 (ru) Установка для принудительного таяния снега
NL1031868C2 (nl) Inrichting voor het recyclen van uit aardolie vervaardigde produkten, meer in het bijzonder voor het recyclen van bitumenhoudende of teerhoudende materialen zoals dakbedekkingsmaterialen.
JP3757458B2 (ja) タンクの底板取替方法
US3601090A (en) Continuous impregnation plant of cardboard or like support
US3159704A (en) Method and means for melting and conveying metal
US1745804A (en) Flexible mechanical pick
CN217257537U (zh) 一种公路建设用沥青残渣处理装置
RU2621985C1 (ru) Снегоплавильная установка

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed