NL9102059A

NL9102059A - Vloerconstructie voor plantenteelt.

Info

Publication number: NL9102059A
Application number: NL9102059A
Authority: NL
Original assignee: Petrus Jacobus Maria Van Vugt
Priority date: 1991-12-10
Filing date: 1991-12-10
Publication date: 1993-07-01

Description

Vloerconstructie voor plantenteelt

De uitvinding heeft betrekking op een vloerconstructie voor plantenteelt volgens het eb/vloed-systeem, welke vloerconstructie is voorzien van een draagvlak voor het opnemen van potten of dergelijke voor de te behandelen planten, waarbij middelen zijn aangebracht voor het periodiek onder water zetten van het draagvlak.

In plantenkassen zijn dergelijke vloerconstructies gewoonlijk uitgevoerd met een hellend draagvlak, waarbij de helling leidt naar een centrale aan/afvoergoot voor het water, zodat periodiek het water kan worden toegevoerd (vloed) respectievelijke afgevoerd (eb), zodanig dat de voet van de potten in het water komt te staan. Het bezwaar van een dergelijke hellende vloer is, dat de potten, die het dichtst bij de aan- en afvoergoot zijn aangebracht, niet alleen dieper, maar ook langer in het water staan, hetgeen een verschillende plantengroei tot gevolg heeft.

Ter ondervanging van dit bezwaar stelt de uitvinding een vloerconstructie voor, waarbij het draagvlak horizontaal ligt en is voorzien van een of meer openingen, die in verbinding staan met de bewateringsmiddelen.

Hierdoor is verzekerd dat het gehele vloeroppervlak of draagvlak overal dezelfde watertoevoer ondervindt en ook over het gehele oppervlak gelijktijdig weer droog valt, zodat alle planten dezelfde hoeveelheid gedurende dezelfde tijd krijgen toegevoerd.

In een uitvoeringsvorm mondt de of elke opening in een onder het draagvlak aangebrachte kamer uit, welke in verbinding staat met een centrale hoofdtoevoer. Hierdoor vindt een gelijkmatige verdeling van het water over de openingen plaats. Bij voorkeur is hierbij de bodem van de kamer in de richting van de hoofdtoevoer hellend opgesteld. Met een dergelijke hellende bodem kan ook de kamer geheel worden geledigd en kan een voldoende droogtoestand worden bereikt boven het draagoppervlak.

De uitvinding stelt verder voor om de kamer te vormen door middel van een bodemelement met opstaande randstroken en een dekelement, waarvan het bovenvlak het draagvlak vormt.

Het dekelement kan bovendien door op het bodemelement staande afstandsorganen worden ondersteund. Een dergelijke elementenbouw is volgens de uitvinding uit te voeren met behulp van prefab sectie-elementen, die onderling tegen elkaar kunnen worden afgedicht door middel van dichtings-stroken.

Ook het of elk afstandselement kan tezamen met het bodem- of dekelement een prefab sectie-element vormen, waarbij het afstandselement bij voorkeur in de vorm van een ribbe is uitgevoerd, die een der elementen tevens verstijft.

Indien het prefab sectie-element bestaat uit het bodemelement met de als één geheel daarop aangebrachte ribben, dan verdient het de voorkeur om het dekelement als tegel uit te voeren.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een deel van een plantenkas, voorzien van een vloerconstructie volgens de uitvinding, fig. 2 een detail op vergrote schaal van de vloerconstructie uit fig. 1, fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2 van een detail van de afdichting tussen de bodem-elementen in de vloerconstructie volgens de uitvinding.

In fig. 1 is een plantenkas getoond, welke bestaat uit de bekende profieldraagconstructie 1 met glasdekking 2, welke elke willekeurige vorm kan hebben.

De bodem van de kas is bedekt met een vloerconstructie volgens de uitvinding, die bestaat uit een aantal naast elkaar gelegde tegelvormige dekelementen 3, het bovenvlak waarvan het draagvlak 4 volgens de uitvinding vormt. Op dit draagvlak worden de potten voor de te telen planten P neergezet.

Elk dekelement 3 is voorzien van openingen 5, welke zich in verticale richting geheel door de dikte van het dekelement 3 uitstrekken.

De dekelementen 3 worden gedragen door een bodemele-ment 6, welk eveneens in secties kan zijn onderverdeeld. Het bodemelement 6 heeft een opstaande rand 7 langs de ene zijde en ligt met de tegenoverliggende vrije rand 8 op een centraal gootelement 9. Op het bodemelement zijn ribben 10 aangebracht, welke dienen als afstandselement tussen het dekelement 3 en het bodemelement 6.

Het bodemelement 6 wordt geacht hellend in de richting van de centrale goot 9 op de volle grond G neergelegd te zi«jn, een en ander zodanig dat de bovenrand van de ribbe 10 horizontaal komt te liggen. Door het neerleggen van het dekelement respectievelijk tegels 3 op de bovenrand van de ribbe 10 ontstaat derhalve een draagvlak 4, dat zich in het horizontale vlak uitstrekt.

Opgemerkt wordt, dat voor het vereffenen van kleine oneffenheden een dekstrook 11 op de bovenrand van de ribbe 10 wordt gelegd, waarop de dekelementen rusten, zie ook fig. 2.

In de samengestelde bouw ontstaat derhalve een kamer 12, welke is gevormd door het bodemelement 6, de opstaande rand 7, de ribben 10 en het dekelement 3. De openingen 5 staan met de kamers direct in verbinding.

De vrije rand 8 van elk dekelement is op passende plaatsen voorzien van sparingen 13, zodanig dat de gevormde kamers 12 een verbinding krijgen met de centrale goot 9.

Voor een goede afdichting tussen de bodemelementen 6 is elke rand parallel aan de ribbe 10 aan de bovenzijde van een sparing 14 voorzien, zodanig dat bij aaneenstotende elementen 6 een groefvormige sparing ontstaat, zie fig. 3. Deze groefvormige sparing kan worden opgevuld met een buisvormig dichtingselement 15 en een afsluitkit 16 daarboven. Zodoende ontstaat een geheel gesloten waterondoorlaatbare bodem gevormd door de sectie-elementen 6 van de vloerconstructie .

Een dergelijke, in fig. 3 getoonde afdichting kan tevens worden voorzien langs de eindrand van de vloerconstructie, welke aansluit op bijvoorbeeld een in dwarsdoorsnede u-vormige goot 17, waarop een deksel 18 rust.

Desgewenst kan een verwarmingssysteem in de kamers 12 worden aangebracht, welke in de getoonde uitvoeringsvorm is uitgevoerd als een verwarmingsbuis 20, die zig-zag-vormig in sparingen 21 in de bovenrand van de ribben 10 zig-zag-vormig is neergelegd.

De hierboven getoonde vloerconstructie werkt als volgt. Door het toevoeren van water in de goot 9 zal de goot 9 zich vullen, alsmede de kamers 12, zodanig dat bij stijgend niveau het water zich door de openingen 5 van de dekelementen 3 zal bewegen. Zodoende wordt het gehele dek-element 3 respectievelijk het draagvlak 4 onder water gezet, waardoor een bevloeiing van de potplanten P plaatsvindt.

Door het ontlaten van het water zal eerst het niveau van tot onder het draagvlak 4 zakken, waarna de kamers kunnen leeg-stromen, dankzij het hellende bodemvlak daarvan. Het zal duidelijk zijn, dat vanwege de horizontale ligging van het draagvlak 4 alle potplanten P een zelfde hoeveelheid water krijgen toegevoerd.

Door het verwarmingssysteem 20 direct onder het draagvlak 4 wordt een gelijkmatig verdeelde temperatuur op het draagvlak 4 bereikt.

De elementen, dat wil zeggen het dekelement respectievelijk het bodemelement kunnen als prefab elementen in beton of ander passend materiaal zijn uitgevoerd. Het samenstellen van de vloerconstructie wordt daarmee aanzienlijk vereenvoudigd, doordat slechts de grond behoeft te worden geëgaliseerd, de bodemelementen op de vooraf aangebrachte goot 9 moet worden neergelegd, waarbij de voegen volgens de constructie van fig. 3 waterdicht kunnen worden afgedicht. Het voordeel van de uit secties opgebouwde bodem is, dat grondzettingen gemakkelijk kunnen worden opgevangen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Claims

1. Vloerconstructie voor plantenteelt volgens het eb/vloed-systeem, welke vloerconstructie is voorzien van een draagvlak voor het opnemen van potten of dergelijke voor de te behandelen planten, waarbij middelen zijn aangebracht voor het periodiek onder water zetten van het draagvlak, met het kenmerk, dat het draagvlak horizontaal ligt en is voorzien van een of meer openingen, die in verbinding staan met de bewateringsmiddelen.

2. Vloerconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de of elke opening uitmondt in een onder het draagvlak aangebrachte kamer, welke in verbinding staat met een centrale hoofdtoevoer.

3. Vloerconstructie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bodem van de kamer in de richting van de hoofdtoevoer helt.

4. Vloerconstructie volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de kamer is gevormd door een bodemelement met opstaande randstroken en een dekelement, waarvan het bovenvlak het draagvlak vormt.

5. Vloerconstructie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op het bodemelement een of meer het dekelement dragende afstandsorganen zijn aangebracht.

6. Vloerconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bodemelement is opgebouwd uit twee of meer prefab sectie-elementen.

7. Vloerconstructie volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het of elk afstandsorgaan een eenheid met de prefab sectie-elementen vormt.

8. Vloerconstructie volgens een der voorgaande conclusies 5-7, met het kenmerk, dat het afstandselement is uitgevoerd als een ribbe, welke zich vanaf de vrije rand van het bodemelement naar de randstrook uitstrekt.

9. Vloerconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dekelement uit tegels is samengesteld.

10. Vloerconstructie volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat een randsparing in elk prefab bodem-element is aangebracht voor het plaatsen van een dichtings-strook.

11. Vloerconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder het horizontale draagvlak een verwarmingssysteem is aangebracht.

12. Vloerconstructie volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het verwarmingssysteem is gevormd door een buisleiding, die is ondersteund in een sparing in de bovenzijde van het bij voorkeur als ribbe uitgevoerd afstands-orgaan.