NL9101817A - Karton-vouwconstructie. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Karton-vouwconstructie.

Model 1 (zie figuur 1) is een vouwconstructie die bestaat uit aaneengeschakelde vierkanten (al dan niet diagonaal gerild). Plat is het model een stuk karton, voorgesneden en voorgerild. Het vlak bestaat uit elementen die aan elkaar geschakeld zijn en van klein naar groot verlopen. De basisvorm is hier het vierkant, waarvan er 4 aan elkaar vast zitten dmv. scharnieren (die ontstaan doordat een stansmes het karton voor de helft insnijdt). Twee andere vlakken bestaan uit diagonaal gerilde vierkanten (figuur IA). Door de eerste zes vierkanten in elkaar te vouwen ontstaat een halve kubus (figuur 2). Door deze halve kubus in het tweede element te rollen is de kubus dicht (figuur 3). Zo kan de kubus in het iets grotere, derde element rollen. Deze keten kan de gewenste lengte hebben door elementen toe te voegen. Dit model sluit d.m.v. een laatste driehoekje dat in een gevouwen vlakje schuift (Zie figuur 4 t/m 7).

Model II bestaat uit spits toelopende driehoeken die langs de lange zijde aan elkaar verbonden zijn (d.m.v. scharnieren). Door de spitste vorm van de driehoeken zit elke volgende driehoek schuin aan de volgende vast. Door nu veel driehoeken achter elkaar te "plakken", die elk iets kleiner zijn dan de vorige, ontstaat een spiraal. Uit een plat stuk karton is één spiraal te maken. Door nu een kleinere spiraal aan een grotere te verbinden (d.m.v. een plakstrook) ontstaat een spiraal in een spiraal. Bij het bijgeleverde model II zijn drie aparte stukken spiraal gebruikt (fig 8).

Als de kleine driehoek binnen de volgende iets grotere driehoek gevouwen wordt, en die weer in de volgende, dan ontstaat een puntige pyramide die steeds verder opgerold kan worden (figuur 9). Totdat er een grote puntige pyramide is ontstaan. Deze wordt gesloten d.m.v. sluitflapjes die aan de korte kant van de langste driehoeken vastzitten (figuur 10). Deze flapjes vormen, ineengevouwen, de bodem van de pyramide. De vorm wordt voor de stevigheid aan de lange zijde van de buitenste driehoek gesloten d.m.v. een strookje dat in een sleuf schuift (figuur 11).

Omdat er drie lagen karton op elkaar liggen, ontstaan er vlakken, die je bij het uitrollen wel ziet, maar niet ziet als alle driehoeken uitgerold zijn. Dit geeft de unieke mogelijkheid informatie te tonen die verdwijnt als de vorm uitgerold is. Deze gelaagdheid kan gebruikt worden als een "dubbele bodem". De uitgerolde vorm kan een grote illustratie tonen.

Onder de illustratie zit dan verborgen de tweede boodschap.

Model III bestaat uit een lange strook van 29 gelijkzijdige driehoeken (figuur 12). De driehoeken zijn telkens iets groter. Door dezelfde nummers op elkaar te leggen (te beginnen met 8 op 8, 9 op 9, enz., zie ook figuur 13-17) ontstaat de eerste vorm waarop de volgende omwikkeling kan rusten.

De driehoeken zijn ook hier met scharnieren aan elkaar verbonden. Daardoor onstaat automatisch de goede richting waarin men moet vouwen, mits het juiste begin gemaakt is.

De tweede omwikkeling dient de vorm van het 10-vlak aan te nemen. Deze omwikkeling is nog open (dwz. sommige ruimtes in de vorm zijn nog niet afgesloten door een driehoekje. Door de derde omwikkeling wordt de vorm dichtgemaakt. Door de laatste driehoek onder een andere te schuiven, is de vorm helemaal gesloten en kan niet meer uit elkaar vallen.

Uiteindelijk is dan een 3D-10vlak ontstaan. Op de buitenzijde kan een boodschap staan, op de binnenzijde (die bij het uitrollen zichtbaar, worden) kan een andere boodschap staan.

Model IV bestaat uit een aantal aan elkaar geschakelde vijfhoeken.

Elke vijfhoek wordt opgedeeld in een stervormige figuur met tussenvlakjes dmv. de scharnieren aan elkaar verbonden (figuur 18). Deze vlakjes, die verbonden zijn dmv. de scharnieren, kunnen zo worden gevouwen dat het grondvlak (een kleine vijfhoek) de basis vormt voor een zesvlakkige pyramide. De sterpunten dienen daarvoor naar binnen gevouwen te worden (figuur 19 en 20). Op één plaats worden twee tussenvlakjes doorgesneden zodat er een begin en een eind is (belangrijk i.v.m. het sluiten van de vorm). De tussenvlakjes worden omgevouwen en aan de binnenzijde van een sterpunt opgeborgen. Als de pyramide compleet is, dan wordt de vorm gesloten door het laatste flapje tussen twee andere vlakjes te schuiven. Daarna kan een iets grotere vijfhoek om de eerste vorm gevouwen worden (figuur 21 t/m 23). Daarna kan de derde vijfhoek om de tweede gevouwen worden, enz. De laatste pyramide wordt gesloten door het laatste flapje tussen de, daarvoor gevouwen, elementen te schuiven (figuur 24).

Claims (3)

1. Het ontstaan van een geometrische ruimtelijke vorm uit een plat vlak d.m.v. het inwikkelen van vlakjes karton die aan elkaar zitten d.m.v. scharnieren.

2. Dat door het aaneenrijgen van de vlakjes een groot plat vlak ontstaat waarop een boodschap gedrukt kan worden.

3. Het uitrollen van de ineen gevouwen vorm geeft een verrassingseffect.