NL9101705A - Werkwijze voor het scheiden van componenten van kunststofprodukten alsmede daarvoor geschikte inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het scheiden van componenten van kunststofprodukten alsmede daarvoor geschikte inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het scheiden van componenten van gevormde, samengestelde kunststofprodukten, waarbij men de kunststofprodukten tenminste gedeeltelijk verkleint en tenminste een homogene kunststof component afscheidt.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit DE-A-2.423.364, en heeft meer in het bijzonder betrekking op de afscheiding van polyvinylchloride uit een mengsel van kunststoffen door flotatie van de kunststof deeltjes met uitzondering van polyvinylchloride. Deze werkwijze is derhalve beperkt tot de afscheiding van polyvinylchloride, en is bovendien niet geschikt voor het voor hergebruik geschikt maken van kunststofprodukten met grote afmetingen, zoals bijvoorbeeld kunststof leidingen, die bovendien uit meerdere verschillende kunststoffen zijn opgebouwd. Ook is scheiding door flotatie van bijvoorbeeld polyvinylchloride en rubber, die beide een soortelijk gewicht groter dan 1 bezitten, niet zondermeer mogelijk.

Opgemerkt wordt dat de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot kunststof-afvalprodukten ertoe hebben geleid dat ook oude, gebruikte kunststofprodukten, zoals bijvoorbeeld leidingen en raamprofielen moeten worden ingezameld en voor hergebruik geschikt worden gemaakt. Het betreft dan bijvoorbeeld leidingdelen die bij sloopwerkzaamheden vrijkomen, defecte leidingdelen, restanten van nieuwe leidingen, enz.

Om uit de herverwerkte materialen produkten van een goede kwaliteit te verkrijgen, dienen die materialen zo veel mogelijk homogeen te zijn. Een zeer veel gebruikte kunststof voor leidingen is polyvinylchloride (PVC), daarnaast zijn onder andere i ook polyetheen (PE) en polypropeen (PP) bekend. Leidingdelen : uit verschillende materialen dienen dan ook te worden gescheiden. ! De leidingdelen bestaan echter niet alleen uit de kunststof van de buizen en hulpstukken, maar veelal zijn ook rubberringen in de verbindingen aanwezig. Die rubberringen zijn vaak gefixeerd met borgringen die uit een andere kunststof (bijvoorbeeld PP) kunnen bestaan dan de leiding (bijvoorbeeld PVC).

Deze rubberringen en borgringen moesten daarom tot nu toe handmatig van het overige kunststofmateriaal worden gescheiden. Dit is niet alleen onaangenaam wanneer het oude rioleringsbuizen betreft, doch ook een moeizame en daarom kostbare werkwijze.

Gevonden is nu een werkwijze die de hierboven geschetste problemen ondervangt.

De werkwijze volgens de uitvinding wordt hierdoor gekenmerkt dat men de gevormde kunst stof produkten als zodanig verkleint onder toepassing van zodanige slagenergie dat slechts een eerste kunststofcomponent wordt fijngemaakt, waarna men de aldus verkregen fijngemaakte kunststof component afscheidt van de resterende delen van de kunststofprodukten.

Opgemerkt wordt dat het bekend is uit DE-A-2.344.582 om uit twee verschillende kunststof componenten samengestelde produkten te scheiden door het eerste kunststofmateriaal door slagenergie te verkleinen en het tweede kunststofmateriaal, dat minder goed kan worden verkleind, door opstijgende gassen in zwevende toestand te brengen. Deze bekende werkwijze wordt echter slechts toegelicht aan de hand van rubber als eerste kunststofmateriaal, dat bros is gemaakt met behulp van vloeibare stikstof. De scheiding van kunststoffen onderling wordt niet genoemd of gesuggereerd. Bovendien wordt het eerste kunststofmateriaal derhalve zodanig bewerkt dat het niet voor hergebruik geschikt is, in tegenstelling tot de scheiding volgens de uitvinding.

Volgens de werkwijze der uitvinding scheidt men voorts de fijngemaakte kunststof componenten af door zeven. Deze scheidingsmethode is zeer doelmatig en bovendien eenvoudig. Dit heeft tot gevolg dat de onderhavige behandeling geen aanzienlijke kosten met zich meebrengt, waardoor het gevormde eindprodukt, het afgescheiden kunststof bestanddeel, tegen een lage kostprijs beschikbaar komt wat het hergebruik daarvan bevordert.

Volgens een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding verkleint men de kunststofpro-dukten door deze te breken, bij voorkeur in een breekinrichting, in het bijzonder een slagmolen. Een dergelijke inrichting werkt niet met messen en is alleen gebaseerd op slagenergie.

Aldus is het mogelijk dat men uit een kunststofprodukt dat is samengesteld uit diverse componenten die elk zijn gevormd uit een andere kunststof slechts die kunststofcomponent af te scheiden die een geringere taaiheid bezit dan de resterende component (en) . Zoals hierboven reeds is opgemerkt is een voorbehandeling van het materiaal om deze taaiheid te wijzigen, volgens de uitvinding overbodig.

Bij voorkeur wordt polyvinylchloride (PVC) afgescheiden uit kunststofprodukten die bestaan uit de componenten PVC, polyetheen (PE), polypropeen (PP) en/of rubber. Zoals hierboven toegelicht vindt deze scheiding plaats door een nuttig gebruik te maken van het verschil in taaiheid van diverse kunststoffen, waarbij vooral het PVC selectief wordt gebroken in een breekinrichting, zoals een slagmolen.

Wanneer bijvoorbeeld een PVC leidingfraktie, omvattende rubberringen en PP-borgringen, alsmede leidingen bestaande uit PE en PP, als gemengd materiaal wordt behandeld volgens de onderhavige werkwijze, dan zal in de slagmolen allereerst het relatief brosse PVC worden gebroken, terwijl de taaie rubberringen, PP-borgringen, PE- en PP-leidingmateriaal niet zullen worden gebroken. Door zeven kan men dan de kleingemaakte PVC fraktie afscheiden van de overige bestanddelen.

Doelmatig maakt men de af te scheiden kunststofcomponent fijn tot deeltjes met een grootte tot maximaal ongeveer 50 mm.

Bij voorkeur onderwerpt men de te behandelen gevormde, samengestelde kunststofprodukten aan een voorbehandeling, omvattende een grove voorsortering van de hoofdcomponenten. Dit komt uiteraard de homogeniteit van het eindprodukt, en derhalve de kwaliteit daarvan, ten goede.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het scheiden van gevormde samengestelde kunststofprodukten in de samenstellende kunststof componenten, omvattende middelen voor het verkleinen van de kunststofprodukten alsmede middelen i voor het afscheiden van de gevormde kunststofdeeltjes, die hierdoor wordt gekenmerkt dat de middelen voor het verkleinen van de kunststofprodukten uitsluitend bestaan uit een op slagenergie gebaseerde breker.

Opgemerkt wordt dat uit het eerdergenoemde Duitse Of f enlegungsschrift 2.344.582 een inrichting voor het verkleinen van een kunst stof component uit een mengsel van verschillende kunststof componenten bekend is, waarbij deze inrichting eveneens een breker omvat. Deze bekende breker is echter zodanig gemodificeerd dat de niet-fijngemaakte tweede component door middel van een gasstroom kan worden meegesleept en aldus worden afgescheiden.

Het gebruik van een op slagenergie gebaseerde breker die niet aldus gemodificeerd is, wordt zelfs af geraden in DE-A-2.344.582 omdat in dat geval het tweede materiaal zich in de breker zal ophopen en/of de toegepaste zeef inrichting verstoppen.

De volgens de uitvinding toegepaste breker is bij voorkeur een slagmolen, terwijl de middelen voor het afscheiden van de kunststofdeeltjes bestaan uit een zeefinrichting. Doelmatig bezit de zeefinrichting een zeef met maasopeningen met een doorsnede van ongeveer 50 mm.

De inrichting volgens de uitvinding kan voorts een metaalafscheider omvatten. Een dergelijke voorziening is uiteraard facultatief, doch is nuttig wanneer het aan de inrichting toegevoerde materiaal, metalen componenten kan bevatten.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin schematisch een inrichting voor het scheiden van componenten van gevormde, samengestelde kunststof produkten is weergegeven.

Het te scheiden kunststofmateriaal wordt vanuit een voorraadhouder 3 via transportmiddelen 4 gevoerd naar een breekinrichting 1. Deze breekinrichting is uitsluitend op slagenergie gebaseerd en bevat geen messen.

Desgewenst is het aan de breker toegevoerde materiaal reeds onderworpen aan een voorbehandeling te verwijdering van grote verontreinigingen zoals aarde of zand, stukken hout, uitwendige rubber moffen en metalen ophangbeugels.

De in dit voorbeeld toegepaste kunststofprodukten bestonden in hoofdzaak uit leidingdelen en hulpstukken, gevormd uit polyvinylchloride, polyetheen, polypropeen en rubber.

In slagmolen 1 zullen de componenten, bestaande uit het relatief brosse PVC worden fijngebroken, terwijl de overige componenten heel blijven. Het uit slagmolen 1 komende materiaal wordt vervolgens naar een zeef inrichting gevoerd (via transportmiddelen 5, bijvoorbeeld een band zonder einde), waar de fijne PVC-fraktie wordt gescheiden van de niet-fijngemaakte fraktie. Doelmatig bezit deze zeef inrichting een zeef met maasopeningen met een doorsnede van ongeveer 50 mm. Het door de zeef gevallen gedeelte van het materiaal wordt vervolgens met behulp van transportmiddelen 6 (bijvoorbeeld een band zonder einde) gevoerd naar een metaalafscheider 7. Het uit de zeef inrichting komende resterende gedeelte wordt opgevangen in houder 9 en bestaat gewoonlijk uit rubber, polypropeen en polyetheen componenten, alsmede delen van slagvast polyvinylchloride. Desgewenst kunnen deze delen van slagvast polyvinylchloride uit de grove fraktie worden geselecteerd en naar de breker worden teruggevoerd.

Het uit de metaalafscheider 7 komende kunststof materiaal (in het hier toegelichte voorbeeld in eerste instantie polyvinylchloride) kan in houder 8 worden opgeslagen om te worden verwerkt in nieuwe kunststofprodukten, terwijl de afgescheiden metalen delen worden verzameld in houder 10.

Opgemerkt wordt dat na zeefinrichting 2 een tweede zeef inrichting aanwezig kan zijn om de stroom te scheiden in drie frakties: een eerste fraktie die bestaat uit grote brokken van de eerste, af te scheiden kunst stof component, in casu polyvinylchloride. Dit gedeelte wordt weer teruggevoerd in de breekinrichting. Een tweede fraktie bestaat uit zand en zeer fijn polyvinylchloride. Dit polyvinylchloride kan vervolgens j met behulp van f lotatiebaden of hydrocyclonen worden gewonnen. Een derde fraktie bestaat uit kleine tot middelgrote brokken polyvinylchloride. Deze fraktie kan als zodanig worden toegepast voor de vervaardiging van nieuwe kunststofprodukten op basis : van polyvinylchloride, al dan niet na in een eventuele volgende stap zeer fijngemalen te zijn.

Opgemerkt wordt voorts dat het bij toepassing van de hierboven omschreven inrichting mogelijk is gebleken om uit kunststof leiding materiaal met een PVC-gehalte van 85-95 % de PVC fraktie met een rendement van tenminste 95% terug te winnen.

Uiteraard is het onderhavige proces niet beperkt tot scheiden van de componenten van leidingen; ook bijvoorbeeld kunststof profielen zoals van ramen en kozijnen kunnen volgens de uitvinding worden behandeld ter verkrijging van de afzonderlijke kunststoffen.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het scheiden van componenten van gevormde, samengestelde kunststofprodukten, waarbij men de kunststofproduk-ten tenminste gedeeltelijk verkleint en tenminste een homogene kunst stof component afscheidt, met het kenmerk, dat men de gevormde kunststofprodukten als zodanig verkleint onder toepassing van zodanige slagenergie dat slechts een eerste kunststof-component wordt fijngemaakt, waarna men de aldus verkregen fijngemaakte kunststofcomponent afscheidt van de resterende delen van de kunststofprodukten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de fijngemaakte kunststofcomponenten afscheidt door zeven.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men de kunststofprodukten verkleint door de produkten te breken.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat men het breken uitvoert in een breekinrichting, in het bijzonder een slagmolen.

5. Werkwijze volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat men een kunst stof component afscheidt met een geringere taaiheid dan de resterende component(en).

6. Werkwijze volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat men uit kunststofprodukten bestaande uit componenten van polyvinylchloride, polyetheen, polypropeen en/of rubber het polyvinylchloride scheidt van de overige componenten.

7. Werkwijze volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat men de af te scheiden kunststof component fijnmaakt tot deeltjes met een grootte tot ongeveer 50 mm.

8. Werkwijze volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat men de te behandelen, gevormde, samengestelde kunststofprodukten onderwerpt aan een voorbehandeling, omvattende een grove voorsortering van de hoofdcomponenten.

9. Inrichting voor het scheiden van gevormde samengestelde kunststof produkten in de samenstellende kunststof componenten, omvattende middelen voor het verkleinen van de kunststofprodukten alsmede middelen voor het afscheiden van de gevormde kunststof-deeltjes, met het kenmerk, dat de middelen voor het verkleinen van de kunststofprodukten uitsluitend bestaan uit een op slagenergie gebaseerde breker.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de op slagenergie gebaseerde breker een slagmolen is.

11. Inrichting volgens conclusie 9-10, met het kenmerk, dat de middelen voor het afscheiden van de kunststof deeltjes bestaan uit een zeefinrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de zeef inrichting een zeef met maasopeningen met een doorsnede van ongeveer 50 mm bezit.

13. Inrichting volgens conclusie 9-12, met het kenmerk, dat de inrichting voorts een metaalafscheider omvat. i l | |