NL9101431A - Detectie-eenheid. - Google Patents

Detectie-eenheid. Download PDF

Info

Publication number
NL9101431A
NL9101431A NL9101431A NL9101431A NL9101431A NL 9101431 A NL9101431 A NL 9101431A NL 9101431 A NL9101431 A NL 9101431A NL 9101431 A NL9101431 A NL 9101431A NL 9101431 A NL9101431 A NL 9101431A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
detection unit
modules
connecting element
unit according
module
Prior art date
Application number
NL9101431A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bellis Freddy Lucky
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bellis Freddy Lucky filed Critical Bellis Freddy Lucky
Priority to NL9101431A priority Critical patent/NL9101431A/nl
Priority to EP92202515A priority patent/EP0529716A1/en
Priority to AU21091/92A priority patent/AU2109192A/en
Priority to US07/932,269 priority patent/US5332902A/en
Priority to IL102900A priority patent/IL102900A0/xx
Priority to ZA926322A priority patent/ZA926322B/xx
Priority to CA002076698A priority patent/CA2076698A1/en
Publication of NL9101431A publication Critical patent/NL9101431A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B13/00Burglar, theft or intruder alarms
    • G08B13/18Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength
    • G08B13/189Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems
    • G08B13/19Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using infrared-radiation detection systems
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S250/00Radiant energy
    • Y10S250/01Passive intrusion detectors

Description

Detectie-eenheid.
De uitvinding heeft betrekking op een detectie-eenheid, omvattende een of meer infrarood-detectoren. Een dergelijke detectie-eenheid ‘is in de praktijk bekend.
Bij de in de praktijk bekende detectie-eenheden, die in het bijzonder toepassing vinden in beveiligingsinstallaties, zijn in het algemeen een of twee infrarood-detectoren in een behuizing aangebracht. De detectie-eenheid is in een te beveiligen ruimte geplaatst, waarbij het detectiebereik van deze infrarood-detectoren een deel van de te beveiligen ruimte zal bestrijken. Infrarode straling, die bijvoorbeeld afkomstig kan zijn van in de ruimte aanwezige personen, wordt door een detector gedetecteerd, mits de stralingsbron (persoon) zich binnen het detectiebereik van de detector bevindt. Voor het beveiligen van de gehele ruimte is het in het algemeen nodig om meerdere detectie-eenheden in de ruimte aan te brengen, aangezien alleen dan de gehele ruimte door de detectie-eenheden zal worden bestreken.
Voor het aanbrengen van detectie-eenheden op verschillende plaatsen in de ruimte, bijvoorbeeld in meerdere hoeken van deze ruimte, zijn vaak verschillende detectie-eenheden vereist. Meestal zullen voor verschillende lokaties detectie-eenheden nodig zijn met een aangepast detectiebereik (bestreken hoek). Bij plaatsing van de eenheid in een hoek van een ruimte zal een detectiebereik van bijvoorbeeld 90° nodig zijn, terwijl bij plaatsing tegen een vlakke wand een detectiebereik van 180° gewenst zal zijn. Hierdoor moeten van de detectie-eenheden verschillende versies voor verschillende toepassingen worden vervaardigd. Dit verhoogt de kostprijs van dergelijke detectie-eenheden.
De uitvinding beoogt deze nadelen te vermijden en een detectie-eenheid te verschaffen, die op eenvoudige wijze aan verschillende omstandigheden en plaatsingen kan worden aangepast en bovendien een voldoende aantal detectoren kan bevatten om een ruimte met één detectie-eenheid te kunnen beveiligen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door de detectie-eenheid zodanig uit te voeren, dat de detectie-eenheid een of meer modules met elk een behuizing en tenminste een daarin opgenomen detector omvat, en dat de modules met een gemeenschappelijk aan-sluitelement zijn verbonden.
Door de modulaire opbouw van de detectie-eenheid volgens de uitvinding wordt niet alleen bereikt dat de detectie-eenheid eenvoudig aan de behoefte van de gebruiker is aan te passen, maar ook dat de kostprijs van de eenheid relatief laag is, aangezien elke eenheid uit een klein assortiment standaard-modules kan worden samengesteld. Bovendien wordt de montage van de eenheid op de te beveiligen locatie vereenvoudigd, doordat slechts het aansluitelement aan een wand, aan een plafond of aan een andere ondergrond hoeft te worden bevestigd, waarna de benodigde modules op het aansluitelement kunnen worden aangebracht. Dit levert bij het installeren in nieuwe gebouwen het belangrijke voordeel op, dat aanvankelijk slechts het relatief goedkope aansluitelement in het gebouw hoeft te worden geïnstalleerd, en dat na voltooiing of tenminste het afsluiten van het gebouw de modules kunnen worden aangebracht. Zo kan diefstal van de detector-modules tijdens de bouw, d.w.z. voordat dé beveiligingsinstallatie waar de detectie-eenheden deel van uitmaken is voltooid, worden voorkomen.
Het aanpassen van de detectie-eenheid volgens de uitvinding aan de bepaalde toepassing en aan nieuwe toepassingen kan verder worden vereenvoudigd indien de detectie-eenheid zodanig is uitgevoerd, dat de modules losneembaar met het aansluitelement zijn verbonden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld overbodig gebleken modules op eenvoudige wijze worden verwijderd, terwijl defecte modules met een minimum aan montagekos-ten kunnen worden vervangen.
De verbinding tussen de modules en het aansluitelement dient zowel mechanisch als elektrisch te zijn. Voor het losneembaar verbinden is het van belang, dat de verbinding eenvoudig en snel tot stand kan worden gebracht, danwel kan worden verbroken. Hiertoe is de detectie-eenheid volgens de uitvinding bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat elke module is voorzien van contactpennen voor het elektrisch en mechanisch verbinden met het aansluitelement, en dat het aansluitelement is voorzien van op de contactpennen passende contactklemmen. Hierdoor kunnen de gewenste verbindingen op eenvoudige wijze tot stand worden gebracht, terwijl de verbinding tevens losneembaar is. Bij voorkeur is de detectie-eenheid volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat een module twee contactpennen bezit. Dit verschaft een elektrische en mechanische verbinding met een minimaal aantal onderdelen.
Bij voorkeur is de detectie-eenheid ingericht voor het rondom het aansluitelement aanbrengen van de modules. Dit verschaft een compacte opbouw van de detectie-eenheid, terwijl het aansluitelement temidden van de modules is gelegen en de elektrische verbindingen daardoor centraal zijn aangebracht. Bovendien bevindt het aansluitelement zich steeds achter elke module, zodat dit niet binnen het bereik van de detector kan komen en zo het detectiebereik kan beperken. Een verder voordeel van deze opbouw is daarin gelegen, dat de detectiegebieden van de afzonderlijke modules van een eenheid elkaar nagenoeg niet zullen overlappen. Hierdoor wordt een optimaal gebruik van het detectiebereik van de modules gemaakt.
De detectie-eenheid volgens de uitvinding kon worden voorzien van één of meer modules, waarbij het maximale aantal modules door hun relatieve afmeting wordt bepaald. Bij het rondom het aansluitelement aanbrengen van de modules neemt elke module een deel van de omtrek van het aansluitelement in; indien elke module bijvoorbeeld een kwart van de omtrek (90°) beslaat kinnen uiteraard maximaal vier modules worden aangebracht. Volgens de uitvinding worden bij voorkeur modules toegepast met detectoren, die een detectiehoek van 140° bezitten, dat wil zeggen dat hun detectiebereik door een hoek van 140° wordt ingesloten. Met drie van dergelijke modules is derhalve een detectiehoek van 360° te realiseren. Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is daarom zodanig uitgevoerd dat deze is ingericht voor het aanbrengen van drie, het aansluitelement in wezen omsluitende, modules. Hierdoor wordt met een minimaal aantal modules een detectiebereik van 360° rondom de eenheid gerealiseerd.
Bij voorkeur bezitten de modules een cirkelsectorvorm, waardoor de detectie-eenheid een minimale buitenafmeting bij maximale binnenaf-metingen bezit. Bovendien is de ronde vorm gunstig voor het plaatsen van focusseringsmiddelen, zoals Fresnel-lenzen voor de detectoren. Een compacte buitenafmeting wordt ook bereikt voor het aansluitelement, indien dit een cilindervorm bezit. Bovendien is deze cilindervorm gunstig in combinatie met cirkelsectorvormige modules, aangezien dit een regelmatige vorm van de modules oplevert.
Hoewel het mogelijk is de modules in verschillende standen op het aansluitelement aan te brengen is een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de detectie-eenheid volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat de modules in wezen in één vlak liggen, en dat de detectie-eenheid is voorzien van een verdere, een behuizing en tenminste een detector omvattende module, welke verdere module is ingericht voor detectie in een detectiegebied, dat zich in wezen loodrecht ten opzichte van het genoemde vlak uitstrekt. De in één vlak liggende modules zullen samen een detectiegebied bezitten, dat zich rond de detectie-eenheid in de nabijheid van het vlak van de modules uitstrekt. Hierdoor wordt een maximale reikwijdte van de detectoren verkregen. Om nu de omgeving van de detectie-eenheid te bestrijken, die naast het vlak van de modules is gelegen, is een verdere module aangebracht. Op deze wijze kan een detectiebereik worden verkregen, dat zich zowel rondom als onder (of boven) de detectie-eenheid uitstrekt. Met name in combinatie met cirkelsectorvormige modules is het voordelig, indien de verdere module in wezen schijfvormig is.
Teneinde een verdere aanpassing van de detectie-eenheid volgens de uitvinding aan de specifieke toepassing mogelijk te maken, is deze bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de detectoren een ten opzichte van de behuizing van de modules instelbare positie bezitten. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk de detectoren ten opzichte van de modules te verschuiven zodat, indien de modules in één vlak zijn gelegen, het detectiebereik niet uitsluitend in of nabij dat vlak hoeft te liggen. Voor het instellen van de detectoren kan de detectie-eenheid zodanig zijn uitgevoerd, dat de detectoren met in het aansluitelement stekende, ten opzichte van de behuizing van de module beweegbare pennen zijn verbonden, en dat de modules met behulp van een op het aansluitelement aangebrachte, in de modules grijpend instelorgaan ten opzichte van het aansluitelement kunnen worden bewogen, zodanig dat de positie van de detectoren door de beweging wordt ingesteld. Het instelorgaan kan bijvoorbeeld een van buiten de eenheid te bedienen instelknop omvatten. Door het instellen van de positie van de detectoren ten opzichte van de lens (of lenzen) van de module wordt tevens de optische as van de de-tector-lens-combinatie ingesteld. Hierdoor is het mogelijk deze optische as, en daarmee het detectie-bereik van de detector, ten opzichte van de module te variëren.
In een beveiligingsstelsel voorzien van een detectie-eenheid volgens de uitvinding kan met voordeel gebruik worden gemaakt van het feit, dat een detectie-eenheid is opgebouwd uit meerdere, in wezen onafhankelijke modules. Indien nu wordt geregistreerd, welke module van een bepaalde eenheid de aanwezigheid van een stralingsbron (persoon) detecteert, is de positie van die persoon ten opzichte van de detectie-eenheid bekend. Bij voorkeur is een beveiligingsstelsel volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat de detectie-eenheid centraal in een ruimte is aangebracht. Hierbij kan de eenheid bijvoorbeeld in het middel, of ongeveer in het midden, van het plafond van de ruimte zijn geplaatst. De, bijvoorbeeld drie, modules delen de ruimte in eenzelfde aantel sectoren in, waarbij kan worden vastgesteld in welke sector een persoon zich bevindt.
Het aansluitelement van de detectie-eenheid volgens de uitvinding is bij voorkeur voorzien van een bevestigingselement voor het aan een steunvlak bevestigen van dit aansluitelement. Het steunvlak kan bijvoorbeeld een wand of een plafond zijn. Het bevestigingselement is bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat dit voor het plaatsen in een hoek is voorzien van ten minste twee convergerende randen, en/of dat dit voor het plaatsen op een hoek is voorzien van ten minste twee divergerende randen. Hiermee kan worden bereikt, dat het steunelement, en daarmee de gehele detectie-eenheid, eenvoudig bij het plaatsen kan worden uitgericht. Zo kan de eenheid bijvoorbeeld in een (rechte) hoek van twee wanden onder 45° ten opzichte van de wanden worden opgesteld, indien de convergerende randen van het steunelement elk een hoek van 45° met bijvoorbeeld de lengte-as van het steunelement maken.
De uitvinding zal in het onderstaande aan de hand van de figuren worden toegelicht.
Figuur 1 toont, in perspectief, een voorkeursuitvoeringsvorm van de detectie-eenheid volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont, in zij-aanzicht, de detectie-eenheid van figuur 1, voorzien van een verdere module.
Figuur 3 toont schematisch het detectiebereik van een detectie-eenheid volgens de uitvinding.
Figuur 4 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een detectie-eenheid volgens de uitvinding.
Figuur 5 toont een bevestigingselement voor toepassing bij een detectie-eenheid volgens de uitvinding.
Figuur 6 toont, in onderaanzicht, mogelijke configuraties van de detectie-eenheid volgens de uitvinding.
De in figuur 1 in perspectief weergegeven detectie-eenheid volgens de uitvinding omvat een aansluitelement 1, waaraan twee modules 2 zijn bevestigd. Een derde module 2 is in losgenomen toestand weergegeven. Elke module 2 omvat een venster 21, waarachter een detector (niet getoond) is aangebracht. Het venster 21 is bij voorkeur voorzien van middelen voor het op de detector focusseren van infrarode straling. Hiertoe kan het venster 21 van bijvoorbeeld Fresnel-lenzen zijn voorzien.
De modules 2 zijn voorzien van contactpennen 22 voor het tot stand brengen van zowel een elektrische als een mechanische verbinding met het aansluitelement 2. Voor het opnemen van de contactpennen 22, die door een sleuf 23 steken, is het aansluitelement 1 voorzien van contactopeningen 11. Bij voorkeur is de detectie-eenheid zodanig uitgevoerd, dat de modules 2 losneembaar met het aansluitelement 1 zijn verbonden. Met de contactpennen 22 wordt de elektrische en de mechanische verbinding door het opsteken van de modules 2 tot stand gebracht.
Het aansluitelement 1, dat in de weergegeven voorkeursuitvoe- ringsvorm cilindrisch is uitgevoerd, is aan één uiteinde voorzien van een bevestigingselement 12 voor het aan een plafond, wand of ander steunoppervlak bevestigen van de detectie-eenheid. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het bevestigingselement 12 uitgevoerd als een ronde plaat. Bij voorkeur is het bevestigingselement 12 draaibaar met het aansluitelement 1 verbonden, zodat de modules 2 met de daarin aangebrachte detectoren op eenvoudige wijze in de gewenste richting kunnen worden gedraaid. Het andere uiteinde van het aansluitelement 1 is bij voorkeur voorzien van een draaibare instelknop 13 met een rand 14, die in gemonteerde toestand in de gleuf 23 van de modules 2 steekt. De functie van de instelknop 13 zal in samenhang met figuur 4 worden besproken. Het is mogelijk de detectie-eenheid niet-instelbaar uit te voeren, in welk geval de instelknop 13 bijvoorbeeld kan worden vervangen door een afdekplaat en de sleuf 23 en eventueel de gleuf 24 achterwege kunnen blijven.
De voorkeursuitvoeringsvorm van de detectie-eenheid kan naar keuze zijn uitgevoerd met één, twee of drie modules 2. In de weergegeven uitvoeringsvorm beslaat een module 2 eenderde van de omtrek van het cilindrische aansluitelement 1, zodat maximaal drie modules 2 op het aansluitelement 1 kunnen worden aangebracht. De modules 2 hebben een cirkelsectorvorm, waarbij elke module 2 eenderde van de cirkel ofwel 120° beslaat.
Figuur 2 toont een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de detectie-eenheid volgens de uitvinding, die is voorzien van een verdere module 3. De verdere module 3 bezit een venster 31 en een achter het venster 31 aangebrachte detector (niet getoond). De overige delen van de in figuur 3 weergegeven detectie-eenheid komen overeen met die van figuur 1. De verdere module 3 kan met behulp van contactpennen (niet getoond), die worden opgenomen in de instelknop 13, zowel elektrisch als mechanisch met het aansluitelement 1 worden verbonden. Ook kan de verdere module 3 worden voorzien van bevestigingsmiddelen, die in plaats van de instelknop 13 in het aansluitelement 1 worden aangebracht. Het venster 31, dat van focusseringsmiddelen kan zijn voorzien, is zodanig uitgevoerd, dat van onder de detectie-eenheid afkomstig infrarode straling op de detector (niet getoond) valt. Het detectiebereik van de verdere module 3 kan zo de vorm van een kegel met een tophoek van 90° bezitten.
Figuur 3a toont schematisch het detectiebereik van een detectie-eenheid met drie modules 2, waarbij het detectiebereik van elke module 2 respectievelijk is aangegeven met A, B en C. Bij voorkeur is elke module 2 zodanig uitgevoerd, dat de grenzen van het detectiegebied van de module een hoek van 140° maken. Hierdoor zullen de detectiegebieden van aangrenzende modules elkaar enigszins overlappen. Zoals uit figuur 3a blijkt, heeft een detectie-eenheid volgens de uitvinding met één module 2 een maximale detectiehoek van 140°, een detectie-eenheid met twee modules 2 een maximale detectiehoek van 270°, en een detectie-eenheid met drie modules 2 een maximale detectiehoek van 360°. Hierdoor is een detectie-eenheid met één module 2 geschikt om in een hoek van een ruimte te worden geplaatst, terwijl een detectie-eenheid met twee modules 2 bijvoorbeeld op een buitenhoek kan worden aangebracht.
Zoals in figuur 3b is weergegeven, strekt het detectiegebied van elke module 2 zich ongeveer voor de module uit. Dit is aangeduid met de detectiegebieden B en C. Aangezien de modules 2 in één vlak liggen, wordt het direct onder de detectie-eenheid gelegen gebied niet of onvoldoende door de modules 2 beveiligd. Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding, die in figuur 2 is weergegeven, is de detectie-eenheid derhalve voorzien van een verdere module 3, die zodanig is aangebracht, dat deze een onder de detectie-eenheid gelegen detectiebereik D heeft.
In de figuren 4a en 4b is in gedeeltelijke dwarsdoorsnede het mechanisme weergegeven, waarmee de stand van de in de modules 2 aangebrachte detectoren, en daarmee het detectiebereik van elke module 2, kan worden ingesteld. De instelknop 13 is met behulp van een schroef-draadverbinding 16 met het aansluitelement 1 verbonden. Hierdoor zal verdraaiing van de instelknop 13 ertoe leiden, dat deze instelknop 13 zich in de richting van het aansluitelement 1 begeeft danwel zich daarvan verwijdert. Aangezien de rand 14 in gemonteerde toestand in de gleuf 24 steekt, zal een verdraaiing van de instelknop 13 ertoe leiden, dat de in figuur 4a weergegeven module 2 van de bevestigingsplaat 12 vandaan zal bewegen. Aangezien de contactpennen 22 in de contactopenin-gen 11 van het aansluitelement 1 zijn geklemd, zullen de contactpennen 22 niet meebewegen. De contactpennen 22 zullen derhalve in de sleuf 23 ten opzichte van de module 2 bewegen. De contactpennen 22 zijn bevestigd aan een plaatje 25, waarop een detector 26 en eventueel elektronische componenten (niet getoond) zijn aangebracht. Het plaatje 25 kan in een aan de module 2 bevestigde geleider 27 verschuiven. Het bewegen van de module 2 ten opzichte van het aansluitelement zal er derhalve toe leiden, dat de positie van de detector 26 verandert ten opzichte van het venster 21 en de daarin aanwezige (Fresnel-)lenzen of andere optische middelen. Hierdoor zal de optische as A van het uit de detector 26 en het venster 21 bestaande optische stelsel kantelen, bijvoorbeeld van horizontaal (fig. 4a) naar enigszins neerwaarts (fig. 4b), indien het bevestigingselement 12 bijvoorbeeld tegen een plafond bevestigd is. Het detectiebereik van de module 2 zal hierdoor eveneens kantelen en kan op een geschikt gebied worden gericht.
De in de figuren 4a en 4b weergegeven verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het aansluitelement 1 is, in tegenstelling tot figuur 1, uit drie ringvormige elementen 17 opgebouwd. Tussen de elementen 17 zijn paren metalen ringen 18 van bijvoorbeeld messing aangebracht, die een zodanige vorm hebben, dat zij op drie plaatsen langs hun omtrek contactopeningen 11 vormen. De contactopeningen 11 zijn hierbij zodanig gedimensioneerd, dat zij de contactpennen 22 losneembaar kunnen vastklemmen. Binnen de ringen 18 aanwezige dwarsverbindingen (niet getoond) zijn elk voorzien van een doorvoeropening voor het aanbrengen van schroefbare metalen contactbussen 19, die de ringen 18 zowel mechanisch als elektrisch verbinden. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat het aansluitelement met een klein aantal relatief eenvoudige onderdelen kan worden vervaardigd. Het is echter ook mogelijk het aansluitelement 1 te vormen met een uit één stuk bestaande behuizing, waarin de benodigde contactklemmen en verbindingselementen worden aangebracht.
In figuur 5a is een voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigingselement 12 in perspectief weergegeven. Het bevestigingselement 12 is hierbij voorzien van eerste, ten opzichte van het midden van het bevestigingselement 12 convergente, uitrichtranden 121 voor het uitrichten in een binnenhoek, en tweede, ten opzichte van het midden van· het bevestigingselement 12 divergente, uitrichtranden 122 voor het uitrichten tegen een buitenhoek. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn alle uitrichtranden onder een hoek van 45° ten opzichte van de langs-richting van het bevestigingselement 12 aangebracht. Voor het doorvoeren van bijvoorbeeld schroeven zijn sleuven 123 verschaft. Het spreekt vanzelf dat deze uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 12 vast, dat wil zeggen niet draaibaar met het aansluitelement 1 is verbonden.
Zoals in fig. 5b is weergegeven, kan het bevestigingselement 12 zowel in een binnenhoek als op een buitenhoek van bijvoorbeeld twee wanden worden geplaatst, waarbij de convergerende uitrichtranden 121, respectievelijk de divergerende uitrichtranden 122 zorgen voor een plaatsing onder 45° ten opzichte van de betreffende hoek. Bij de detec-tie-eenheid volgens de uitvinding wordt hiermee verzekerd, dat het detectiebereik geen of zo min mogelijk wanden bestrijkt en derhalve optimaal in de te beveiligen ruimte is gepositioneerd.
Figuur 6 toont schematisch verschillende mogelijke uitvoeringsvormen van een detectie-eenheid volgens de uitvinding. In figuur 6a is de voorkeursuitvoeringsvorm van de detectie-eenheid volgens de uitvinding weergegeven, met drie modules 2, die om een rond aansluitelement 1 zijn aangebracht. Doordat de modules 2 cirkelsectorvormig zijn uitgevoerd, heeft de detectie-eenheid ook een ronde omtrek. Deze uitvoeringsvorm heeft ondermeer het voordeel, dat met een relatief klein aantal modules een detectiebereik van 360° kan worden verkregen, terwijl de cirkelvormige omtrek maximale binnenafmetingen bij minimale buitenafmetingen verschaft.
Figuur 6b toont een uitvoeringsvorm van een eveneens ronde detectie-eenheid met vier modules 2. Deze uitvoeringsvorm is voordelig indien een te beveiligen ruimte in meer dan drie sectoren moet worden ingedeeld, waarbij een aparte detectie per sector gewenst is. Figuur 6c toont een ronde detectie-eenheid volgens de uitvinding met twee modules 2. Hoewel deze uitvoeringsvorm voor sommige toepassingen zeer bruikbaar kan zijn, is het niet mogelijk zonder spiegels of aanvullende detectoren (twee of meer per module) een detectiebereik van 360° te verschaffen.
De figuren 6d en 6e tonen detectie-eenheden met een vierkante omtrek, met elk vier modules 2 en een vierkant aansluitelement 1. Figuur 6f toont tenslotte een driehoekige detectie-eenheid met drie modules 2 en een driehoekig aansluitelement 1. In vergelijking met de in figuur 6a weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm heeft deze uitvoeringsvorm relatief grote buitenafmetingen. De voordelen van de detectie-eenheid volgens de uitvinding, zoals de modulaire opbouw en het realiseren van een detectiebereik van 360° met een minimaal aantal modules, blijven echter gehandhaafd.

Claims (19)

1. Detectie-eenheid, omvattende een of meer infrarood-detectoren, met het kenmerk, dat de detectie-eenheid een of meer modules met elk een behuizing en ten minste een daarin opgenomen detector omvat, en dat de modules met een gemeenschappelijk aansluitelement zijn verbonden.
2. Detectie-eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de modules losneembaar met het aansluitelement zijn verbonden.
3. Detectie-eenheid volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de modules zijn voorzien van contactpennen voor het elektrisch en mechanisch verbinden met het aansluitelement, en dat het aansluitelement is voorzien van op de contactpennen passende aansluitklemmen.
4. Detectie-eenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een module twee contactpennen bezit.
5. Detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het rondom het aansluitelement aanbrengen van de modules.
6. Detectie-eenheid volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het aanbrengen van drie, het aansluitelement in wezen omsluitende, modules.
7. Detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de modules in wezen een cirkelsectorvorm bezitten.
8. Detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aansluitelement een cilindervorm bezit.
9. Detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de modules in wezen in één vlak liggen, en dat de detectie-eenheid is voorzien van een verdere, een behuizing en tenminste een detector omvattende module, welke verdere module is ingericht voor detectie in een detectiegebied, dat zich in wezen loodrecht ten opzichte van het genoemde vlak uitstrekt.
10. Detectie-eenheid volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de verdere module in wezen schijfvormig is.
11. Detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de detectoren een ten opzichte van de behuizing van de modules instelbare positie bezitten.
12. Detectie-eenheid volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de detectoren met in het aansluitelement stekende, ten opzichte van de behuizing van de module beweegbare pennen zijn verbonden, en dat de modules met behulp van een op het aansluitelement aangebrachte, in de modules grijpend instelorgaan ten opzichte van het aansluitelement kunnen worden bewogen, zodanig dat de positie van de detectoren door de beweging wordt ingesteld.
13. Aansluitelement voor toepassing in een detectie-eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit contactklem-men voor het opnemen van contactpennen van de modules, alsmede een be-vestigingselement voor het aan een steunvlak bevestigen van het aansluitelement omvat.
14. Aansluitelement volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het bevestigingselement draaibaar met het aansluitelement is verbonden.
15. Bevestigingselement voor toepassing in een aansluitelement volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat dit voor het plaatsen in een hoek is voorzien van ten minste twee divergerende randen.
16. Bevestigingselement voor toepassing in een aansluitelement volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat dit voor het plaatsen op een hoek is voorzien van ten minste twee convergerende randen.
17. Module voor toepassing in een detectie-eenheid volgens een van de conclusies 1 tot en met 12, met het kenmerk, dat deze een behuizing, een of meer infrarood-detectoren, alsmede focusseringsmiddelen voor het op de detectoren focusseren van infrarode straling omvat.
18. Beveiligingsstelsel, voorzien van een detectie-eenheid volgens een van de conclusies 1 tot en met 12.
19. Beveiligingsstelsel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de detectie-eenheid centraal in een ruimte is aangebracht.
NL9101431A 1991-08-23 1991-08-23 Detectie-eenheid. NL9101431A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101431A NL9101431A (nl) 1991-08-23 1991-08-23 Detectie-eenheid.
EP92202515A EP0529716A1 (en) 1991-08-23 1992-08-17 Detection unit
AU21091/92A AU2109192A (en) 1991-08-23 1992-08-18 Detection unit
US07/932,269 US5332902A (en) 1991-08-23 1992-08-19 Module detection unit including infrared detectors
IL102900A IL102900A0 (en) 1991-08-23 1992-08-21 Detection unit
ZA926322A ZA926322B (en) 1991-08-23 1992-08-21 Detection unit.
CA002076698A CA2076698A1 (en) 1991-08-23 1992-08-24 Detection unit

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101431 1991-08-23
NL9101431A NL9101431A (nl) 1991-08-23 1991-08-23 Detectie-eenheid.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9101431A true NL9101431A (nl) 1993-03-16

Family

ID=19859636

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9101431A NL9101431A (nl) 1991-08-23 1991-08-23 Detectie-eenheid.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5332902A (nl)
EP (1) EP0529716A1 (nl)
AU (1) AU2109192A (nl)
CA (1) CA2076698A1 (nl)
IL (1) IL102900A0 (nl)
NL (1) NL9101431A (nl)
ZA (1) ZA926322B (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19534564C2 (de) * 1995-09-18 1998-12-24 Andreas Toeteberg Verfahren zur Informationsweitergabe zwischen Alarmgeräten oder anderen Systemgeräten eines Alarmsystems
DE19639318C1 (de) * 1996-09-25 1997-12-18 Andreas Toeteberg Mehrfach-Passiv-Infrarot-(PIR)-Bewegungsmelder
DE19821302B4 (de) * 1998-05-13 2005-12-15 Abb Patent Gmbh Passiv-Infrarot-Bewegungsmelder
DE10045470A1 (de) * 2000-09-14 2002-03-28 Abb Patent Gmbh Bewegungsmelder
TW201310399A (zh) * 2011-08-24 2013-03-01 Huang-Ming Huang 易於組裝之自動感應器
ES2436248B1 (es) * 2012-06-14 2014-05-19 Jorge AFTIMOS CALDERIN Radar de movimiento portatíl
JP2014099157A (ja) * 2012-10-19 2014-05-29 Optex Co Ltd 侵入検知装置
WO2016034949A2 (en) 2014-08-05 2016-03-10 Overview Technologies, Inc. Community security system using intelligent information sharing
ES1154963Y (es) * 2016-03-24 2016-07-18 Calderin Jorge Aftimos Radar para detección de movimiento
US10242561B1 (en) * 2017-02-13 2019-03-26 Overview Technologies, Inc. Corner security detection device

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2749662C2 (de) * 1977-11-05 1986-01-30 Hartmann & Braun Ag, 6000 Frankfurt Fotometrisches Analysengerät
JPS57123586U (nl) * 1981-01-19 1982-08-02
US4437004A (en) * 1981-08-24 1984-03-13 Andros Analyzers Incorporated Modular gas analyzer
US4486661A (en) * 1982-06-21 1984-12-04 American District Telegraph Company Wall mountable modular snap-together passive infrared detector assembly
US4746906A (en) * 1986-06-30 1988-05-24 Detection Systems, Inc. Dual technology intruder detection system with modular optics
DE3623792C1 (de) * 1986-07-15 1987-12-10 Messerschmitt Boelkow Blohm Einrichtung zur Feststellung der Personenzahl und Richtung innerhalb eines zu ueberwachenden Raumes oder einer Durchgangsschleuse
JPH0786537B2 (ja) * 1987-09-26 1995-09-20 松下電工株式会社 人体検出装置
DE3744399C2 (de) * 1987-12-29 1997-03-13 Asea Brown Boveri Strahlungsempfindlicher Schalter
JPH01259219A (ja) * 1988-04-08 1989-10-16 Takenaka Eng Kogyo Kk 検知器の方向調整機構
US5026990A (en) * 1989-08-28 1991-06-25 Sentrol, Inc. Method and apparatus for installing infrared sensors in intrusion detection systems

Also Published As

Publication number Publication date
AU2109192A (en) 1993-02-25
US5332902A (en) 1994-07-26
ZA926322B (en) 1993-04-22
IL102900A0 (en) 1993-02-21
EP0529716A1 (en) 1993-03-03
CA2076698A1 (en) 1993-02-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9101431A (nl) Detectie-eenheid.
US5662411A (en) Motion activated light fixture with fixed sensor
US4551711A (en) Infrared-type intrusion detector
US5308985A (en) Wide-angle passive infrared radiation detector
GB2205642A (en) Infrared actuated control switch assembly
US7440027B2 (en) Mounting assembly for camera
KR101899489B1 (ko) 외부에서 감시 위치를 조정할 수 있는 슬라이드 체결 구조를 갖는 카메라 장치
JPH0711450B2 (ja) 光学的光線を検出するための光学的装置
US4479056A (en) Motion detector for space surveillance
JPS5845758B2 (ja) 赤外線放射盗難検出装置
US6346705B1 (en) Hidden PIR motion detector with mirrored optics
US5414255A (en) Intrusion detector having a generally planar fresnel lens provided on a planar mirror surface
JP2017120773A (ja) 照明デバイス
US4709151A (en) Steerable mirror assembly and cooperative housing for a passive infrared intrusion detection system
US6832845B1 (en) Contour light projector
US4931866A (en) Distributed coaxial light source producing constant target luminance
NL1021899C2 (nl) Verlichtingstoestel.
US6756595B2 (en) Effective quad-detector occupancy sensors and motion detectors
US5200624A (en) Wide-angle radiant energy detector
EP1647955B1 (fr) Dispositif de détection et/ou d'émission de rayonnements à miroirs, en particulier de rayonnements infrarouges
KR101899494B1 (ko) 외부에서 감시 위치를 조정할 수 있는 자석 체결 구조를 갖는 카메라 장치
US5883745A (en) Mirror assembly and method
EP0061470A1 (en) LIGHT REFLECTOR FOR A PHOTOGRAPHIC CAMERA.
BE1017818A5 (nl) Verlichtingstoestel.
KR890002235B1 (ko) 적외선 인체검지장치

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed