NL9101382A - Bevestigingsinrichting door middel van een losmaakbare klemverbinding. - Google Patents

Description

Bevestigingsinrichting door middel van een losmaakbare klemverbinding

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van een lichaam op een doorgaand profielelement.

Het komt veelvuldig voor om lichamen, bijvoorbeeld montagedozen op doorgaande profielelementen, bijvoorbeeld een rail te moeten bevestigen. Dit gebeurt gewoonlijk door middel van klemmen, die worden vastgeschroefd, respectievelijk baj onetsluitingen, welke achter flenzen van het profiel kunnen worden gedraaid. Deze bevestigingsmethoden zijn omslachtig en bieden veelal een weinig stevige bevestiging.

De uitvinding beoogt de bevestigingsinrichting zoals bedoeld in de aanhef te verbeteren. Deze inrichting onderscheidt zich, doordat het lichaam is voorzien van een enigszins gewelfd plaatvormig element, dat ten minste twee op afstand van elkaar onder een hoek op de plaat aangebrachte lippen heeft, waarbij het profielelement twee parallelle flenzen heeft, waarvan de vrije randen op een afstand van elkaar liggen, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen de contactvlakken van de lippen.

Met een dergelijk gewelfd plaatvormig element is het mogelijk om door louter een drukhandeling op de juiste plaats van het plaatvormig element deze qua welvingsrichting in twee standen te brengen, enerzijds die waarin de lippen zich om de profielflenzen klemmen en anderzijds, die waarin de lippen vrij of nagenoeg vrij liggen van de flenzen. Dankzij de voorgeschreven afstand vindt deze klemming stevig plaats, en behoeft verder geen schroefbewerking of dergelijke te worden uitgeoefend. Het losmaken geschiedt door de welving van het plaatvormig element in tegengestelde richting door te voeren, zodat de lippen van de profiel-flenzen losspringen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het plaatvormig element in bovenaanzicht cirkelvormig, waarbij ten minste drie, eventueel gelijkmatig langs een steekcirkel of de omtrek verdeelde lippen zijn aangebracht.

Met een dergelijk veelvoud aan lippen is het mogelijk om het plaatvormig element in verschillende hoekstanden ten opzichte van het profiel te plaatsen, bijvoorbeeld telkens over 120° bij drie lippen respectievelijk 90° bij vier lippen óf het plaatvormig element geschikt te maken voor samenwerking met profielen, die verschillende afstanden tussen de flenzen hebben.

Teneinde de klemwerking te verhogen zijn de lippen aan de naar de plaat toegekeerde zijde van de contactvlakken versmald ter vorming van een ondersnijding.

Ten slotte kunnen de lippen een zodanig diepe ondersnijding hebben, dat het lipeinde zich in de klemmende stand van het plaatvormig element al verend tegen de flens aanlegt. Hierdoor wordt een functionele klemming bereikt, ook wanneer de afstand tussen de vrije randen van de flenzen een geringe variatie in maatvoering vertoont.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een tweetal uitvoer ingsvoorbeelden .

In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch aanzicht van het plaatvormige element uit fig. 1, fig. 3 een staand aanzicht van een detail van het plaatvormige element uit fig. 1 volgens de pijl III, fig. 4 een langsaanzicht van het profiel met daarop aan te brengen respectievelijk aangebracht plaatvormig element, met een variant van de lipvorm, fig. 5 een perspectivisch achteraanzicht van de bevestiging van een lichaam op een doorgaand profiel middels de inrichting volgens de uitvinding, fig. 6 een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een tweede uitvoeringsvorm van de bevesti-gingsinrichting volgens de uitvinding, fig. 7 een met fig. 4 overeenkomend langsaanzicht van een aan te brengen respectievelijk aangebracht plaatvormig element in een doorgaand profiel.

In de figuren is met het cijfer 1 het doorgaand profiel aangegeven, waarop een plaatvormig element 2 is te bevestigen. Het plaatvormig element 2 is in bovenaanzicht cirkelvormig en voorzien van een viertal lippen 3, welke zich langs de omtrek van de plaat 2 naar beneden toe onder een hoek daarop uitstrekken. In dwarsaanzicht is het plaatvormig element 2 enigszins gewelfd. In het midden is een uitsparing 4 aangebracht, welke ondermeer kan dienen voor de bevestiging voor het op het profiel 1 te bevestigen lichaam, dat hieronder nog nader wordt toegelicht.

Het profiel in fig. 1 is in hoofdzaak U-vormig en vertoont twee naar buiten wijzende flenzen 5. De afstand a tussen de eindranden van de naar buiten wijzende flenzen 5 is gelijk aan de afstand tussen de contactvlakken 6 van twee lippen 3 langs de omtrek van de plaat 2. Dit betekent dat in de naar boven gewelfde toestand van de plaat 2 de contactvlakken 6 in aanraking komen met de eindranden van de flenzen 5 en een verbinding tussen plaat 2 en profiel 1 tot stand is gebracht, zie fig. 1 en 3.

Het van het profiel 1 losmaken van de plaat 2 kan plaatsvinden door in het midden op de plaat 2 te drukken, waardoor de plaat 2 een tegengesteld gewelfde stand gaat aannemen, en de lippen 3 naar buiten gaan wijken. Daarbij komen de contactvlakken 6 los te liggen van de randen van de flenzen 5 en kan de plaat 2 in opwaartse zin van het profiel 1 worden gelicht. Een en ander is getoond in fig. 4, waarbij de vaste stand is aangegeven door de getrokken lijnen, terwijl de lossende stand is aangegeven door de onderbroken lijnen, waarbij de plaat 2 gewelfd boven het profiel 1 ligt.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn telkens een viertal lippen 3 aangebracht, zodat er vier contactplaatsen van de plaat 2 met de profielflenzen 5 aanwezig zijn. Dit verzekert een hechte bevestiging van de plaat 2 ten opzichte van het profiel 1, zodat relatief grote krachten op de plaat 2 mogelijk zijn zonder dat verschuiving van plaat 2 ten opzichte van profiel 1 optreedt.

Voor de bevestiging, waarbij aanvankelijk de plaat 2 in de lossende stand dient te staan, kan deze zolang deze stand blijft gehandhaafd, de plaat 2 langs het profiel 1 worden verschoven, waardoor de juiste positie kan worden vastgesteld. Door de omtreksrand van de plaat 2, welke zich buiten het profiel 1 bevindt, neer te drukken, kan de plaat worden omgesteld in de klemstand.

Door de getoonde grotere ondersnijding in de uitvoeringsvorm van fig. 4 kunnen de lipeinden 3' zich verend tegen de flensrand aanleggen.

Opgemerkt wordt, dat dankzij de toepassing van vier lippen 3 de plaat 2 telkens over 90° ten opzichte van de plaat 1 kan worden verdraaid zonder afbreuk te doen aan de gewenste klemverbinding.

Fig. 5 toont een mogelijkheid om een lichaam L, hier bijvoorbeeld een montagedoos, op een doorgaande rail 1 te bevestigen. Deze doorgaande rail kan op een willekeurige ondergrond zijn bevestigd of gemonteerd zijn in een wandgoot of dergelijke. Door de plaat 2 op passende plaatsen, die bijvoorbeeld liggen halverwege tussen de centrale sparing en de omtreksrand, te bevestigen aan het lichaam L kan vervolgens het lichaam L op het profiel 1 worden geklemd door eerst de plaat 2 met de omtrek daarvan tegen de achterzijde van het lichaam L te drukken, waardoor de lippen 3 wijken. Door het plaatsen van de lippen ter weerszijden van de naar buiten wijzende flenzen 5 van het profiel 1, kan vervolgens door het aandrukken op de randstrook van de plaat 2, bijvoorbeeld door middel van een stift S, welke door een gat G van het lichaam L is te steken of door middel van het lichaam L zelf, de welvingsrichting van plaat 2 worden gewijzigd, zoals hierboven beschreven. De lippen 3 klemmen zich om de flenzen 5 en de bevestiging van het lichaam L op het profiel 1 is zodoende tot stand gebracht.

Het losmaken kan plaatsvinden door op het deel rond de centrale sparing van de plaat 2 te drukken middels de stift S of middels elk ander passend hulpgereedschap, bij voorbeeld in de vorm van een hefboom, die in de montagedoos kan zijn gemonteerd.

Fig. 6 en 7 toont een uitvoeringsvorm, waarbij een inverse werking is gerealiseerd. De plaat 2 is overeenkomstig de plaat 2 uit de voorgaande, hierboven beschreven uitvoering, maar het doorgaande profiel is hier uitgevoerd met naar binnen wijzende flenzen 15. Door het indrukken van de plaat 2 conform de volgetrokken lijn in fig. 7 vindt de bevestiging plaats aangezien de lippen 3 naar buiten worden gedrukt, waardoor de contactvlakken tegen de naar binnen wijzende eindranden van de flenzen 15 komen te liggen, terwijl het losmaken plaatsvindt door het omhoog welven van de plaat 2, zie de onderbroken lijn in fig. 7. Opgemerkt wordt, dat de lippen niet langs de omtrek staan, maar verdeeld zijn over een kleinere steekcirkel, waarbij de lippen uit het plaatmateriaal zijn gewonnen. Het centrale gat in het element vergemakkelijkt het doordrukken van de plaat in één van de twee standen. De gatafmeting bepaalt de benodigde doordrukkracht. De plaat kan eventueel zijn uitgevoerd met een serie extra gaten of sparingen om de stijfheid van de plaat te beïnvloeden, zie de gaten 4* in fig. 4. Voor de rest is de werking dezelfde.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De plaat behoeft niet cirkelvormig te zijn, maar volstaan kan worden met een ovaal, rechthoekig of veelhoekig element in bovenaanzicht.

Claims (9)

1. Inrichting voor het bevestigen van een lichaam op een doorgaand profielelement, met het kenmerk, dat het lichaam is voorzien van een enigszins gewelfd plaatvormig element, dat ten minste twee op afstand van elkaar onder een hoek op de plaat aangebrachte lippen heeft, waarbij het profielelement twee parallelle flenzen heeft, waarvan de vrije randen op een afstand van elkaar liggen, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen de contactvlakken van de lippen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste drie in een cirkel geplaatste lippen zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de lippen langs de omtrek zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de lippen uit het plaatvormig element zijn gewonnen.

5. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de lippen op gelijke afstand van elkaar in een cirkel zijn geplaatst.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het plaatvormig element in bovenaanzicht cirkelvormig is.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de lip zich aan de naar de plaat toegekeerde zijde van het contactvlak versmalt ter vorming van een ondersnij-ding.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de flenzen van het doorgaande profiel van elkaar af wijzen en dat de afstand tussen de flenzen groter is dan die tussen de contactvlakken op de lipeinden in de klemmende stand van het element.

9. Inrichting volgens conclusies 7, met het kenmerk, dat de flenzen van het doorgaande profiel naar elkaar toe wijzen en dat de afstand tussen de flenzen kleiner is dan die tussen de contactvlakken op de lipeinden in de klemmende stand van het element.