NL9100211A - Buis- of kabeltrekker. - Google Patents

Description

Buis- of kabeltrekker.

De uitvinding heeft betrekking op een trektoestel voor het verwijderen van een zich onder de grond bevindende buis of kabel, omvattende een basisdeel met een scharnierend daarop bevestigde trekbeugel voorzien van in een richting werkzame klemorganen, welk toestel in een kuil of mangat in de grond wordt geplaatst. Een dergelijk toestel is in verschillende uitvoeringen bekend, zie bijvoorbeeld het Zwitserse octrooi-schrift 460.897 en het Amerikaanse octrooischrift 2,056,489.

In het genoemde Zwitserse octrooischrift worden twee uitvoeringsvormen beschreven, waarbij het toestel volgens fig. 1 is voorzien van een basisdeel dat tijdens het doortrekken van de kabel een vaste plaats op de grond behoudt. Het toestel neemt ook betrekkelijk veel plaatsruimte in beslag en is derhalve minder geschikt voor het hierna nog te bespreken doel van de uitvinding. De figuren 2 en 3 van het Zwitserse octrooischrift betreffen een trektoestel dat beduidend minder plaats inneemt doch dat weinig houvast heeft met de ondergrond, zodat bij het trekken van de kabel, het risico bestaat dat het toestel zich verplaatst tegen de trekinrichting in en hierdoor de kabel over een geringe slaglengte beweegt. Bovendien hebben de klemorganen een vaste greep op de kabel zodat bij het trekken van de kabel het toestel zich stapsgewijs met de kabel moet voortbewegen. Het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 2,056,489 betreft een trektoestel met een aanzienlijke lengte dat evenmin geschikt is voor het met de uitvinding beoogde doel.

De uitvinding beoogt een trektoestel te verschaffen dat in het bij zonder geschikt is voor het vervangen en vernieuwen van de zogenaamde dienstleiding, dat wil zeggen, de kabel of de buis die zich bevindt tussen de in een gewoon huis of ander perceel bevindende elektrische leiding resp. de gasleiding enerzijds en de zich onder de straat bevindende hoofdkabel of hoofdleiding. Tot dusver was het nodig het kabel- of buisgedeelte vanaf de gevel tot aan de hoofdleiding bloot te leggen dat wil zeggen dat zowel in de tuin als in de stoep en in de straat een sleuf moest worden gegraven. Deze werkzaamheden verschaffen ongemak voor de bewoners en voor het verkeer, terwijl in het bijzonder een verstoring van de tuinaanleg moet worden geaccepteerd. De uitvinding beoogt derhalve in de eerste plaats deze verstoring te voorkomen en de noodzakelijke werkzaamheden voor het vervangen van de elektrische kabel resp. de gasleiding (de dienstleiding) te kunnen uitvoeren door het graven van een plaatselijk mangat van beperkte omvang, zodat niet alleen de verstoring in de voortuin van het betrokken perceel kan worden beperkt doch tevens het straatverkeer zo min mogelijk wordt belemmerd.

Deze oogmerken worden volgens de uitvinding bereikt doordat het basisdeel van het trektoestel is uitgevoerd met een vast hierop bevestigde, rechtop staande steunplaat waarvan de buitenzijde tijdens het trekken in aanraking kan komen met de opstaande wand van het mangat. Door deze maatregelen kunnen de afmetingen van het trektoestel aanzienlijk worden gereduceerd, omdat het toestel na zijn plaatsing in het mangat en na het koppelen aan de te vervangen kabel of buis, vrijwel onmiddelijk na in gebruik name een vaste stand inneemt. Vervolgens kan met behulp van de trekbeugel de f gehele kabel of buis (of delen hiervan) uit de grond worden getrokken. Wanneer men er nu voor zorg draagt dat aan het binnen het perceel losgekoppelde einde van de te vervangen kabel of buis, de nieuwe kabel of leiding wordt bevestigd, bereikt men op betrekkelijk eenvoudige wijze de plaatsing van de nieuwe kabel of buis onder de grond, zonder daarvoor de tot dusver vereiste sleuf te moeten graven.

Het zal duidelijk zijn dat het enige te graven mangat zich bevindt ter plaatse van de verbinding tussen de dienstleiding en de hoofdleiding, zodat na het voltooien van de trekoperatie de nieuwe leiding op de hoofdleiding kan worden aangesloten en ook binnen het huis de noodzakelijke aansluitingen kunnen worden uitgevoerd, zonder de tijdrovende en hinderlijke werkzaamheden zoals tot dusver vereist in de voortuin van het betrokken perceel en in de stoep of in de straat.

In een gunstige uitvoeringsvorm van het onderhavige trek-toestel neemt het gedeelte van de trekbeugel waarin de klemorganen zijn opgenomen, een naar de te trekken buis of kabel hellende stand in, waarbij het basisdeel is samengesteld uit een voetplaat en uit steunruggen voor de nabij de steunplaat gelegen scharnieras van de gebogen uitgevoerde trekbeugel. Deze hellende stand van het genoemde gedeelte van de trekbeugel is van belang voor het zoveel mogelijk uitschakelen van een optredende vertikale component van de trekkracht tijdens het werken met het trektoestel. Deze hellende stand maakt het mogelijk dat ondanks de hoek-verdraaiing van de trekbeugel tijdens het uittrekken van de kabel of buis, de horizontale, in het verlengde van de kabel of buis gelegen component van de trekkracht domineert.

Bij voorkeur strekken zowel de voetplaat als de steunruggen zich uit tot voorbij de buitenzijde van de steunplaat, zodanig dat tijden het trekken, de voetplaat en de steunruggen in de opstaande wand van het mangat kunnen binnendringen. Dit verhoogt de stevige positie van het basisdeel van het trektoestel op de bodem van de kuil, zodat het trekken van de kabel of buis zo doeltreffend mogelijk kan plaats vinden. Het is daarbij gunstig wanneer de klemorganen in hoogte richting verschuifbaar in het hellende gedeelte van de trekbeugel zijn aangebracht. Op die wijze wordt voorkomen dat tijdens het trekken buigkrachten worden uitgeoefend op de uit te trekken kabel of buis.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die schematisch een uitvoeringsvorm met een detail toont.

Fig. 1 is een doorsnede volgens een verticaal vlak door een gegraven mangat waarin het onderhavige trektoestel functioneert.

Fig. 2 is een voor aanzicht op vergrote schaal van het trektoestel uit fig. l.

Fig. 3 is een doorsnede op sterk vergrote schaal van de klemorganen die samenwerken met de te trekken kabel of buis.

Fig. 1 toont een kuil of mangat 1 dat zich bevindt boven de hoofdleiding 2. De aanvankelijk nog aanwezige dienstleiding 3 die de verbinding vormt tussen de hoofdleiding 2 en het op de gasleiding aangesloten perceel wordt afgekoppeld van deze hoofdleiding 2 en van het gedeelte van de dienstleiding binnen het perceel, indien nodig kan voor dit laatste afkoppelen ook een mangat tegen de gevel van het perceel worden gegraven, alhoewel dit laatste niet altijd nodig is. De bestaande dienstleiding 3 die moet worden vervangen, wordt aan het uiteinde dat zich nabij de gevel van het perceel bevindt, gekoppeld aan de nieuwe leiding, meestal een soepele kunststof buis, een zgn. M.P.E. buis.

Het trektoestel 4 bestaat uit een basisdeel 5 met een scharnierend daarop bevestigde trekbeugel 6. Deze beugel is voorzien van in een richting werkzame klemorganen 7, zie de figuren 2 en 3. Het basisdeel 5 van het trektoestel 4 is uitgevoerd met een vast hierop bevestigde, rechtop staande steunplaat 8. De buitenzijde van deze plaat, dat wil zeggen de in figuur 1 naar rechts gerichte zijde, kan tijdens het trekken in aanraking komen met de wand 9 van het mangat 1.

Het gedeelte 10 van de trekbeugel 6 waarin de klemorganen 7 zijn opgenomen neemt een naar de te trekken buis of kabel 3 hellende stand in. Dit is het beste te zien in fig. 1. Het basisdeel 5 van het trektoestel 4 is samengesteld uit een voetplaat 11 en uit steunruggen 12. De scharnieras 13 van de gebogen uitgevoerde trekbeugel 6 is ondergebracht in dat deel van de steunruggen 12, gelegen aan de binnenzijde van de steunplaat 8. Zowel de voetplaat 11 als de steunruggen 12 strekken zich uit tot voorbij de buitenzijde van de steunplaat 8 en kunnen derhalve tijdens het trekken in de wand 9 van het mangat 1 binnendringen.

De trekbeugel 6 is uitgevoerd met een losneembaar bovenste deel dat kan worden geschoven op twee onderling evenwijdige benen 14. In elk van deze benen is een montage-element 15 aangebracht voor het verschuifbaar opnemen van de klemorganen 7. Hierdoor zijn deze klemorganen in hoogte richting verschuifbaar in het hellende gedeelte 10 van de trekbeugel 6. De klemorganen 7 zijn opgenomen in een cassette 16 die verwisselbaar kan worden aangebracht in de montage-elementen 15 van de trekbeugel 6. De in de figuren 2 en 3 afgeheelde cassette 16 is voorzien van twee klemorganen 7 die elk over een gedeelte van plus minus 120° aangrijpen op de buis 3. Aan de bovenzijde van de cassette 16 bevindt zich een uitsteeksel 17 dat met de voet kan worden bediend voor het tot ingrijping met de kabel of buis 3 brengen van de klemorganen 7. De toepassing van een cassette 16 maakt het mogelijk een aantal verschillende typen klemorganen in voorraad te houden, ter aanpassing aan de aard van de te trekken buis of kabel 3.

Voor het gemakkelijk vervoer van het toestel, kan de voetplaat 11 inklapbaar zijn uitgevoerd. Ook het bovenste deel van de trekbeugel 6 kan voor dit zelfde doel worden losgenomen van de benen 14. Verder wordt opgemerkt dat de cassette 16 tenminste in drie varianten kan worden uitgevoerd: - een uitvoering in hydrauliek, d.w.z. met klemorganen die hydraulisch op de buis of kabel worden gedrukt; - een cassette met acht klemorganen, ten behoeve van een p.v.c. buis, waarbij de aandrukking geschiedt met veerkracht; - een uitvoering met twee klemorganen (eigenlijk messen) ten behoeve van een metalen (b.v. stalen) buis.

Het gebruik van het onderhavige trektoestel 4 is als volgt. Men graaft een kuil of mangat 1 met de afmetingen van lxl meter in het vierkant. Dit mangat wordt gegraven op de plaats waar de te verwisselen dienstleiding 3 is aangesloten op de hoofdleiding 2. Meestal ligt deze hoofdleiding onder het straatoppervlak nabij het trottoir. Nabij de gevel van het betreffende perceel wordt de dienstleiding 3 afgekoppeld van de ingangsleiding tot de electriciteits-, water- of gasmeter van het perceel. Aan dit losgekoppelde uiteinde van de dienstleiding 3 verbindt men de nieuw te leggen buis of kabel. Vervolgens wordt de dienstleiding 3 van de hoofdleiding 2 losgekoppeld en wordt het verbindingsgedeelte verwijderd, zoals afgebeeld in fig. l. Op dit moment kan het trektoestel 4 worden geplaatst door de cassette 16 met de trekbeugel 6 en het basisdeel 5 te schuiven over het binnen het mangat 1 uitstekende deel van de dienstleiding 3. De voetplaat 11 met de steunruggen 12 wordt daarbij tot tegen of zelfs in de wand 9 van het mangat 1 gedrukt.

Vervolgens worden de klemorganen 7 door de voetbediening van het uitsteeksel 17 in aanraking gebracht met de buitenomtrek van de pijp 3. Hierna wordt de trekbeugel 6 bewogen in de richting van de pijl P zodat de voetplaat 11 met de steunruggen 12 in de wand 9 binnendringt tot op het moment dat de steunplaat 8 eveneens tegen de wand 9 rust. Vanaf dat ogenblik heeft de scharnieras 13 een vaste stand en veroorzaakt de bediening van de trekbeugel 6 in de richting van de pijl P een verplaatsing van de dienstleiding 3 in de richting van de pijl T. De trekbeugel 6 wordt zolang bediend tot dat het vrij uitstekende einde van de dienstleiding 3 dichtbij de tegenover gelegen wand van het mangat 1 is gekomen.

Vervolgens wordt de pijp of kabel 3 doorgesneden en kan dat afgesneden stuk worden afgevoerd. De werking van het trektoestel 4 wordt op de aangegeven wijze zolang voortgezet, totdat de gehele oude dienstleiding 3 is doorgetrokken en de nieuwe leiding te voorschijn komt. Hierna worden de laatste resten van de dienstleiding verwijderd en wordt ook het trektoestel 4 losgenomen en uit het mangat naar buiten gehaald. Tenslotte wordt het vrije uiteinde van de nieuwe dienstleiding 3 gekoppeld aan de hoofdleiding 2, waarna het mangat weer kan worden dichtgemaakt.

De voordelen van het nieuwe trektoestel zijn evident: in de eerste plaats kan men volstaan met een of twee mangaten van kleine afmeting en is de noodzaak tot het graven van sleuven overbodig geworden. Het trektoestel verkrijgt dankzij de steunplaat 8 een stevig draaipunt voor de trekbeugel 6. De afmetingen van het basisdeel 5 kunnen mede hierdoor beperkt blijven, hetgeen zijn gunstige weerslag geeft op de maten van het vereiste mangat 1. De hellende stand van het deel 10 van de trekbeugel 6 heeft als voordeel dat de onvermijdelijke verplaatsing in vertikale richting van de klem-organen 7 tijdens het trekken van de dienstleiding beperkt blijft, terwijl ook de verticale component van de optredende trekkracht gering is ten opzichte van de horizontale component. De toepassing van de cassette 16 maakt een gemakkelijke aanpassing aan de te trekken dienstleiding (pijp of kabel) mogelijk. De verwisselbare cassette is beperkt kantelbaar in de montage-elementen 15 opgenomen, zodat er vanzelf een aanpassing optreedt tijdens het bedienen van de trekbeugel 6. Ten opzichte van de bewoners van het behandelde perceel verschaft het onderhavige trektoestel een aanzienlijke vermindering van ongemak en verstoring van de tuinaanleg.

Claims (6)

1. Trektoestel voor het verwijderen, resp. vernieuwen van een zich onder de grond bevindende buis of kabel, omvattende een basisdeel met een scharnierend daarop bevestigde trek-beugel voorzien van in een richting werkzame klemorganen, welk toestel in een kuil of mangat in de grond wordt geplaatst, met het kenmerk, dat het basisdeel (5) van het trektoestel (4) is uitgevoerd met een vast hierop bevestigde, rechtop staande steunplaat (8) waarvan de buitenzijde tijdens het trekken in aanraking kan komen met de ópstaande wand van het mangat (l).

2. Trektoestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gedeelte (10) van de trekbeugel (6) waarin de klemorganen (7) zijn opgenomen, een naar de te trekken buis of kabel (3) hellende stand inneemt en dat het basisdeel (5) is samengesteld uit een voetplaat (11) en uit steunruggen (12) voor de nabij de steunplaat (8) gelegen scharnieras (13) van de gebogen uitgevoerde trekbeugel (6).

3. Trektoestel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat zowel de voetplaat (11) als de steunruggen (12) zich uitstrekken tot voorbij de buitenzijde van de steunplaat (8) en derhalve tijdens het trekken in de opstaande wand (9) van het mangat (1) kunnen binnendringen.

4. Toestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemorganen (7) in het hellende gedeelte (10) van de trekbeugel (6) in hoogte richting verschuifbaar zijn.

5. Toestel volgens conclusie 4, waarbij de trekbeugel is uitgevoerd met twee onderling evenwijdige benen, met het kenmerk, dat in de benen (14) van de trekbeugel (6) een montage-element (15) is opgenomen voor het verschuifbaar opnemen van de klemorganen (7).

6. Toestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemorganen (7) zijn opgenomen in een cassette (16) die verwisselbaar kan worden aangebracht in de trekbeugel (6).