NL9100111A - Antennestelsel voor een ondervraagstation voor het identificeren van objecten. - Google Patents

Description

Antennestelsel voor een ondervraagstation voor het identificeren van objecten.

De uitvinding heeft betrekking op een antennestelsel voor een ondervraagstation voor het onder toepassing van hoogfrequente signalen ondervragen en identificeren van een, met een transponder voorzien object dat over een ondervraagtraject, zoals een transportbaan, wordt voortbewogen, welk antennestelsel bestemd is voor het uitzenden van ondervraagsignalen en voor het ontvangen van een door de transponder uitgezonden identificatiecode. Een dergelijk antennestelsel is in de praktijk bekend.

Door zulk een ondervraagstation worden met behulp van hoogfrequente ondervraagsignalen de aan de objecten aangebrachte transponders aangestraald resp. opgeladen. Een dergelijke transponder is veelal een passieve transponder waarin op basis van de door het elektromagnetische veld teweeg gebrachte oplading vervolgens een uitzending van de eigen identificatiecode plaatsvindt. Het toegepaste antennestelsel kan zowel de functie van zend- of ondervraagantenne als de functie van ontvangan-tenne voor het ontvangen of uitlezen van de identificatiecode hebben. De antenne kan uitgevoerd zijn als een rond de transportbaan aangebrachte raamantenne die echter voor wat betreft het uitlezen van de transponders een of meer dode zones voor bepaalde transponderantenneorienta-ties heeft. Bovendien neemt de nauwkeurigheid en volledigheid van deze uitlezing ook af wanneer meerdere transponders tijdens de voortbeweging dicht op elkaar volgen. Dit is in het bijzonder het geval in een ruisachtige omgeving waarvoor dan weer een afscherming onder ontvangstom-standigheden nodig zou zijn.

De uitvinding beoogt bovengenoemde problemen te ondervangen en een antennestelsel aan te geven waarmede zowel de aanstraling als de uitlezing met grote nauwkeurigheid wordt gerealiseerd.

Dit wordt bij een antennestelsel van de in de aanhef genoemde soort alsdus bereikt dat voor de ondervraging een rond de transportbaan opgestelde raamantenne, en voor de ontvangst een afzonderlijke uitleesanten-ne is aangebracht met een scharnierende ophanging aan de bovenzijde van de raamantenne.

Door deze uitvoering met de uitleesantenne in het midden of nabij het midden van het raamvlak wordt een uitleesstralingspatroon verkregen waardoor de anders in het midden optredende dode zone wordt vermeden en ook problemen bij uitlezing van dicht op elkaar volgende transponders worden geëlimineerd.

De uitvinding zal aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht met verwijzing naar de tekeningen, waarin: fig. 1 een schetsmatig aanzicht geeft van een rond een transportbaan opgestelde raamantenne met een scharnierend daaraan opgehangen afzonderlijke uitleesantenne; fig. 2 een algemeen elektrisch schema geeft van de uitleesantenne van fig.l met bijbehorende aansluitingen; en fig. 3 een doorsnedeaanzicht geeft van een potkernuitvoering van de scharnierende ophanging.

In fig. 1 is schetsmatig de opstelling aangegeven van een rond een transportbaan 1 opgestelde raamantenne 2 die bestemd is voor ondervraging en identificatie van over de transportbaan voortbewogen objecten. Deze objecten kunnen bagagestukken zijn die elk zijn voorzien van een passieve transponder. Wanneer de raamantennes zowel de functie van aanstraling of oplading van de transponders als de functie van ontvangst of uitlezing van de door deze transponders opgezonden identificatiecode heeft zal het duidelijk zijn dat er voor bepaalde transponderorientaties dode zones met name langs de middenraamas kunnen optreden. Dit probleem van onvolledige of slechte uitlezing doet zich in het bijzonder voor wanneer transponders in het midden van het ondervraagtraject dicht achter elkaar worden voortbewogen. Om dit probleem te ondervragen kan men, zoals in de samenhangende Nederlandse octrooiaanvrage No........

is beschreven, meerdere ontvangantennes toepassen die gelijkelijk rond de omtrek van de raamantenne zijn opgesteld.

Volgens de uitvinding wordt echter een andere weg gevolgd en wordt een afzonderlijke ontvangantenne 3 toegepast die scharnierend aan de bovenzijde van de raamantenne 2 is opgehangen zodanig dat hij bij nadering van de objecten kan worden wegbewogen zoals in fig. 1 door de stippellijn is aangegeven. De antennespoel kan meerdere windingen omvatten die b.v. in een kunststofschijf zijn ingebed. Deze schijf is aan de bovenzijde van de raamantenne opgehangen via een kunststofdrager waarin of waaraan de antennespoel aansluitdraden zijn opgenomen. De scharnierende bevestiging 4 aan de bovenzijde kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Door deze opstelling van de afzonderlijke uitleesantenne wordt een goede uitlezing van de transponders gewaarborgd met vermijding van dode zones. De afzonderlijke uitleesantenne kan hierbij zodanig zijn aangebracht dat hij bij benadering in het midden - of wat daarboven-van het raamvlak is opgehangen.

In fig. 2 is een elektrisch schema aangegeven van de scharnierende koppeling met de aansluitingen enerzijds naar de als luchtspoel uitgevoerde ontvang of uitleesantenne en anderzijds naar de ontvanger in de zend-ontvangeenheid van het ondervraagstation. De in fig. 2 aangegeven uitvoering omvat een inductieve of contactloze koppeling met twee spoelen, waarvan de ene vast en de andere beweegbaar of scharnierbaar is. Het voordeel is dat geen vermoeiing van aansluitdraden optreedt zoals in geval van een galvanische verbinding.

In fig. 3 is een doorsnedeaanzicht gegeven van deze inductieve en contactloze koppeling van fig. 2. Om de magnetische koppeling groter te laten zijn, worden in deze inductieve koppeling twee potkernen toegepast, waarvan de ene vast is bevestigd aan de bovenzijde van de raaman-tenne en waarvan de andere roterend om dezelfde lengteas als van de vaste potkern daar langs kan bewegen. Elke potkern is, zoals aangegeven, van een spoel voorzien. Het spreekt vanzelf dat ook andere inductieve of contactloze koppelingen mogelijk zijn, zoals b.v. met twee ferrietsta-ven, In fig. 4 is een voorbeeld aangegeven van zulk een variant.

Wanneer toch gekozen wordt voor een galvanische verbinding dan doet de mogelijkheid zich voor om de scharnierende ophanging uit te voeren met een in spiraalvorm gewonden antennegeleiderdraad, zodat de aansluiting vanaf de uitleesspoel via de als ophanging fungerende geleider aan de bovenzijde is bevestigd en vandaar naar de ontvanger toe wordt gevoerd. Met voordeel kan voor deze geleiderdraad dan litzedraad worden gebruikt om de invloed van parasitaire capaciteiten tegen te gaan.

Claims (8)

1. Antennestelsel voor een ondervraagstation voor het onder toepassing van hoogfrequente signalen ondervragen en identificeren van een, met een transponder voorzien object dat over een ondervraagtraject, zoals een transportbaan, wordt voortbewogen, welk antennestelsel bestemd is voor het uitzenden van ondervraagsignalen en voor het ontvangen van een door de transponder uitgezonden identificatiecode, met het kenmerk, dat voor de ondervraging een rond de transportbaan opgestelde raamanten-ne, en voor de ontvangst een afzonderlijke uitleesantenne is aangebracht met een scharnierende ophanging aan de bovenzijde van de raamantenne.

2. Antennestelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afzonderlijke uitleesantenne bij benadering in het midden van het raamvlak is aangebracht.

3. Antennestelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scharnierende ophanging een inductieve koppeling omvat.

4. Antennestelsel volgens conclusie 3» waarbij het ondervraagstation een zend-ontvangeenheid bevat resp. voor het aan de raamantenne afgeven van een antennestuursignaal en het ontvangen van een identifica-tiecodesignaal, met het kenmerk, dat de inductieve koppeling een met een geleider naar de zend-ontvangeenheid verbonden vaste spoel en een met een geleider naar de uitleesantenne verbonden beweegbare spoel omvat.

5. Antennestelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vaste spoel op een potkern is aangebracht, en dat de beweegbare spoel op een ten opzichte van de ene potkern roteerbare andere potkern is aangebracht.

6. Antennestelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vaste spoel op een ferrietstaaf is aangebracht en dat de beweegbare spoel op een andere ferrietstaaf is aangebracht.

7· Antennestelsel volgens cohnclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scharnierende ophanging uit een losse spiraalsgewijs gewonden geleider, zoals litzedraad, bestaat.

8. Antennestelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scharnierende ophanging uit een verende geleider bestaat.