NL9002830A - Gereedschapshouder. - Google Patents

Description

GEREEDSCHAPSHOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een gereed¬schapshouder, omvattende een koppelstuk voor koppeling metde boorkop van een boor- of schroefmachine, waarbij hetkoppelstuk tenminste een lichaam omvat, dat in radialerichting beweegbaar is opgenomen in een drager, waarbij delichamen naar een op de in de boorkop aangebrachte gatenaangrijpende positie beweegbaar zijn door een beweegbaarvergrendelelement, en waarbij een in de boorkop ingespan¬nen werktuig opneembaar is binnen de gereedschapshouder.

Een dergelijke gereedschapshouder is bekend uitDE-A-2613438.

Een dergelijke gereedschapshouder vindt bijvoor¬beeld toepassing bij gebruik van een boormachine of eenschroefmachine, waarbij werkzaamheden worden uitgevoerd,die het afwisselend gebruik van twee gereedschappen beno-digen. Een voorbeeld daarvan is het maken van schroefver¬bindingen, waarbij gaten worden geboord, en in de geboordegaten schroeven worden gedraaid.

Het is uiteraard lastig, nadat een gat geboord is,het boortje uit de boorkop te verwijderen en hierin eenschroefbit te plaatsen, en, voor de volgende schroef, deschroefbit te verwijderen, een boortje in te spannen enhet gat te boren. Door toepassing van een gereedschapshou¬der van bovengenoemde soort kan het boortje in de boorkopingespannen blijven, wordt het schroefbit in de gereed¬schapshouder geplaatst, en wordt de gereedschapshouder opde boorkop aangebracht, waarbij de boor ingespannen kanblijven, en kunnen aldus de schroefhandelingen wordenuitgevoerd. Vervolgens wordt de gereedschapshouder van deboorkop verwijderd, waarna het volgende gat geboord kanworden.

Het zal duidelijk zijn dat het gemak en de snel¬heid, waarmee de gereedschapshouder op de boorkop kan worden geplaatst, en hiervan weer kan worden verwijderd,van uitermate groot belang is.

Alhoewel de uit DE-A-2613438 bekende gereedschaps-houder bij de hierboven beschreven werkzaamheden eenaanzienlijke tijdsbesparing oplevert, is de handeling tervergrendeling van de gereedschapshouder op de boorkopergonomisch niet aantrekkelijk; nadat de gereedschapshou¬der op de boorkop is aangebracht, moet deze vergrendeldworden door draaien aan een vergrendelring. Dit betekentdat voor het fixeren van de gereedschapshouder op deboorkop handelingen in twee verschillende richtingenmoeten worden verricht; aanvankelijk moet met een bewegingin de axiale richting van de boormachine de gereedschaps¬houder tot op de boorkop worden bewogen, terwijl vervol¬gens de vergrendeling moet plaatsvinden door een verdraai¬ing van een ring t.o.v. de boorkop.

Voor het verwijderen van de gereedschapshouder vande boorkop gelden overeenkomstige overwegingen; aanvanke¬lijk moet de vergrendeling worden opgeheven door draaienvan de vergrendelingsring, terwijl vervolgens de gereed¬schapshouder in axiale richting vanaf de boorkop kanworden genomen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is hetverschaffen van een gereedschapshouder van de bovengenoem¬de soort, waarbij het tot op de boorkop fixeren van degereedschapshouder met een zo eenvoudig mogelijke hande¬ling kan plaatsvinden.

Dit doel wordt bereikt, doordat het vergrendelele-ment in axiale richting beweegbaar is.

De axiale beweegbaarheid van het vergrendelelementleidt ertoe dat de vergrendel- en ontgrendelhandelingenvan de gereedschapshouder op de boorkop in dezelfde rich¬ting plaatsvinden als de beweging, waarmee de gereed¬schapshouder op de boorkop wordt gebracht, resp. daarvanaf wordt bewogen.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding wordentoegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een gedeeltelijk weggebroken perspecti¬visch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van eengereedschapshouder volgens de uitvinding tezamen met eendaarbij behorende boorkop; fig. 2: een gedeeltelijk als doorsnede uitgevoerdaanzicht van de in fig. 1 afgebeelde gereedschapshouder,in de toestand, waarop deze op de boorkop is aangebracht; fig. 3: een gedeeltelijk als doorsnede uitgevoerdaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de gereed¬schapshouder volgens de uitvinding; fig. 4: een doorsnedeaanzicht volgens de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5: een gedeeltelijk als doorsnede uitgevoerdzijaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een gereed¬schapshouder volgens de uitvinding; fig. 6: een perspectivisch aanzicht van een vierdeuitvoeringsvorm van een gereedschapshouder volgens deuitvinding; fig. 7: een perspectivisch aanzicht van een vijfdeuitvoeringsvorm van een gereedschapshouder volgens deuitvinding; fig. 8: een perspectivisch aanzicht van een boor¬machine, die voorzien is van een koppelelement, waarop degereedschapshouder volgens de uitvinding kan worden aange¬bracht, en daarbij als extra zijhandgreep fungeert; fig. 9: een aanzicht van een opbergelement voorschroefbitjes, dat koppelbaar is met de gereedschapshoudervolgens de uitvinding; fig. 10: een perspectivisch aanzicht van een anderopbergelement voor een gereedschapshouder volgens deuitvinding; fig. 11: een gedeeltelijk als doorsnede uitgevoerdaanzicht van een boordiepteaanslag volgens de uitvinding;en fig. 12: een gedeeltelijk weggebroken aanzicht vaneen zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In fig. 1 is een boormachine 1 afgeheeld, dievoorzien is van een boorkop 2. In de boorkop 2 is een boor3 ingespannen. De boorkop 2 is verder van drie gaten 4voorzien, die gebruikt worden voor het fixeren van deboorsleutel bij het inspannen van gereedschap.

Op de boorkop kan een gereedschapshouder 5 volgensde uitvinding worden geplaatst. De gereedschapshouder 5omvat een bus 6, waarvan de inwendige maat overeenkomt metde diameter van het deel van de boorkop, waarin de gaten 4zijn aangebracht. De bus 6 is vast verbonden met een holleschacht 7, waarbij de boor 3 zich, wanneer de gereed¬schapshouder op de boorkop is aangebracht, door het inwen¬dige van de holle schacht 7 uitstrekt.

In de bus 6 zijn drie gaten 8 aangebracht op eenonderlinge hoekafstand van 120°, waarbij in elk van degaten 8 een kogel 9 is aangebracht. Om te voorkomen dat dekogels 9 in het inwendige van de bus 6 terecht komen zijnde gaten 8 van een fixatierand 10 voorzien. Buiten dekogels 9 is een zich rondom uitstrekkende eerste ring llaangebracht, die in de in fig. 1 getekende postitie erzorg voor draagt dat de kogels 9 niet naar buiten vallen.

In plaats van kogels kunnen ook andere lichamenworden toegepast, zoals kegels of cilinders met bij voor¬keur een afgeronde top.

Verder is naast de eerste ring 11 een tweede ring12 aangebracht, waarvan de inwendige diameter iets kleineris dan die van de eerste ring 11. Beide ringen 11, 12 zijnbevestigd aan een huis 14, dat in axiale richtingschuifbaar op de schacht 7 is aangebracht. Hierbij istussen een op de bus 6 aangebrachte borst 13 en een inwen¬dige, op het huis 14 aangebracht borst 15 een drukveer 16aangebracht. Ter vergrendeling van het huis op de schacht7 is op de schacht een begrenzingsring 17 bevestigd. Deringen 11, 12 hoeven niet volledig gesloten te zijn; zijmoeten slechts aanwezig zijn ter plaatse van de kogels 9.Wel van belang is dat dan een omsluitend lichaam is aange¬bracht, bijvoorbeeld in de vorm van een huis.

Het is mogelijk de overgang tussen beide ringen11, 12 van een niet in de tekening weergegeven afschuiningte voorzien. Hierdoor wordt niet alleen de vergrendelbewe-ging van het vergrendelelement vloeiender, maar ontstaatook een compensatie van geringe maatafwijkingen van deboorkop. Tevens ontstaat een werking van een slipkoppe-ling; bij overdracht van een te hoog koppeloverdrachttussen boorkop en gereedschapshouder worden de kogels naarbuiten gedrongen. Wanneer de overgang tussen de ring 11 en12 geleidelijk is, zullen de kogels tegen de veerkrachtvan de veren 14 in de ringen van de boorkop verschuiven,zodat de kogels 9 vrij komen en slip ontstaat. Overigenskan het huis van metaal, kunststof of een ander materiaalzijn vervaardigd. Het is mogelijk de ringen 11 en/of 12als één geheel met het huis 14 uit te voeren. Essentieelis dat de vergrendelring 11 van slijtvast en moeilijkvervormbaar materiaal, bijvoorbeeld van metaal, vervaar¬digd is.

Het vrije einde van de schacht 7 is van een holte19 voorzien, waarvan de inwendige vorm overeenkomt met dievan een zeskant voor de bevestiging van een schroefbit 18met een uitwendige zeskant. Ter vergrendeling van hetschroefbit 18 is in de wand van de holte 19 een opening 20aangebracht, waarin een kogeltje 21 is aangebracht. Ookhier is de opening 20 van een inwendige, in de tekeningniet weergegeven rand voorzien om het kogeltje 21 op zijnplaats te houden. Verder is ter plaatse van de opening 20een zich rondom uitstrekkende groef 22 aangebracht, waarineen veerkrachtig element, bijvoorbeeld een O-ring 23 isaangebracht. Het is overigens ook mogelijk door magneethet gereedschap te fixeren. Overigens kan de gereedschaps¬houder geschikt zijn voor koppeling met andere gereed¬schappen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om een inwendigvierkant aan te brengen voor bevestiging van een tap.

Voordat de gereedschapshouder op de boorkop wordtgeplaatst zal de veer 16 het huis 14 in de richting naarhet schroefbit 18 toe drukken, zodat door de tweede ring 12 de kogels 9 naar binnen worden gedrukt.

Bij het tot op de boorkop bewegen van de gereed-schapshouder zullen de kogels de uitwendige rand van deboorkop 4 raken, waardoor de beweging naar de boormachinetoe van de bus 6 wordt gestopt. Hierdoor zal de gebruiker,die de gereedschapshouder op de boorkop drukt met zijnhand het huis 14 naar de boormachine toe bewegen, waardoorde veer 16 wordt ingedrukt en de ring 11 ter plaatse vande openingen 8 terecht komt, zodat de kogels 9 naar buitenkunnen worden bewogen en de bus 6 op het desbetreffendedeel van de boorkop wordt aangebracht.

Vervolgens zullen, bijvoorbeeld door licht tedraaien met de hand van het huis 14 t.o.v. de boormachinede kogels 9 in aangrijping kunnen worden gebracht met degaten 4. Zodra dit gebeurt, zal de tweede ring 12 dekogels naar hun inwendige positie tot in vergrendeling metde openingen 4 dringen. Het is ook mogelijk dat door hetvoor de eerste maal na het aanbrengen van de gereedschaps¬houder doen draaien van de boormachine, waarbij deschroefbit 18 enige weerstand ondervindt, de kogels a.h.w.op hun plaats klikken. Wanneer zich na verloop van enigetijd stof verzameld heeft in het huis, zou dit de goedewerking van de gereedschapshouder kunnen beïnvloeden. Omdit te voorkomen, kunnen stofafvoerkanalen 55 zijn aange¬bracht, bijvoorbeeld door het huis 14 heen. Tevens is hetmogelijk de ringen 10, 11 van onderbrekingen te voorzienvoor afvoer van stof.

Bij de in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvorm is hethuis 25 bevestigd op de schacht 26. De vorm van het huis25 is zodanig, dat dit van een inwendige ring 27 voorzienis, dat passend aansluit om de boorkop 2, waarop de ge¬reedschapshouder volgens deze uitvoeringsvorm wordt aange¬bracht. In de bus 27 zijn weer drie gaten 28 aangebracht,in elk waarvan een kogel 29 is aangebracht. Ter vergrende¬ling van de kogels 29 in de op de gaten 4 aangrijpendepositie is een vergrendelring 30 aangebracht, welke ver-grendelring 30 aan zijn binnenzijde van een verhoogde rug 31 is voorzien. De rug 31 is aan beide zijde van schuinaflopende flanken 32 voorzien. Om de vergrendelring 30naar zijn middenpositie te dringen, waarin hij de kogel 29vergrendelt, zijn een aantal paren, bijvoorbeeld drieparen spiraalveren 32 aangebracht. De vergrendelring 30 isbeweegbaar d.m.v. een bedieningsring 33, die concentrischmet het huis en de vergrendelring 30 aan de buitenzijdevan het huis 25 is aangebracht. De bedieningsring 33 isvast verbonden met de vergrendelring 30 d.m.v. drie ver¬bindingsstukken 34, die zich door in het huis 25 aange¬brachte sleuven 35 heen uitstrekken.

Door bij het opbrengen van de gereedschapshouderop de boormachine de bedieningsring 33 in axiale richtingte bewegen vanaf de uitgangspositie, waarbij de richtingvan de beweging irrelevant is, kan de gereedschapshouderop de boorkop worden gefixeerd. Hierbij zal, voor ge¬bruiksgemak, de gebruiker i.h.a. de ring 33 bewegen in debewegingsrichting; d.w.z. dat bij het tot op de boorkopbewegen van de gereedschapshouder de bedieningsring 33naar de boorkop 3 wordt bewogen, terwijl bij het afnemenvan de gereedschapshouder wederom in de bewegingsrichtingde ring 33 aanvankelijk in de richting van de boorkop afzal worden bewogen, waarna de gereedschapshouder gemakke¬lijk van de boorkop kan worden verwijderd.

Deze uitvoeringsvorm is in fig. 4 in doorsnedeafgebeeld, waarbij de vergrendelring 30 vervangen is doordrie afzonderlijke vergrendelelementen 36,

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is een afwij¬king mogelijk door het huis verschuifbaar te maken, zoalsbij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1-3, en waarbij,evenals bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 een ontgren-deling mogelijk is door bewegen van het huis in beiderichtingen.

Bij de in fig. 5 afgebeelde uitvoeringsvorm, dieeen variant vormt van de in fig. 1 afgebeelde uitvoerings¬vorm, is wederom het gehele huis 14 verschuifbaar op deschacht aangebracht. In dit geval is het huis t.o.v. de vergrendelingspositie in twee richtingen beweegbaar, zodatbij deze uitvoeringsvorm zowel bij het op de boorkopplaatsen, als bij het hier vanaf verwijderen, slechts ééndoorgaande beweging behoeft te worden gemaakt.

Hiertoe is het huis 14 van een inwendige rand 46voorzien, waarmee het huis beweegbaar is over de schacht 7. Tussen de ring 46 en de borst 13 is, evenals bij deuitvoeringsvorm volgens fig. 1 een veer 16 aangebracht,terwijl bij de onderhavige uitvoeringsvorm tussen de ring46 en een vast op de schacht 7 aangebrachte begrenzings-ring 17 een veer 47 is aangebracht. Hierdoor wordt hethuis 14 naar zijn neutrale positie gedrongen. In dezeneutrale positie vergrendelt de vast met het huis 14verbonden vergrendelring 48 de kogels 9 in de vergrendel-positie. Door het huis 14 naar de boormachine toe of vande boormachine af te bewegen wordt de vergrendeling opge¬heven .

Bij de fig. 6 afgebeelde uitvoeringsvorm is rondomde schacht 7 een lager 37 aangebracht. De inwendige ring38 past hierbij rondom de schacht 7, terwijl de uitwendigering 39 verbonden is met een handgreep 40.

De handgreep dient voor het richten van de boorma¬chine en daarmee uiteraard van het schroefbit 18. Dit isvan belang door het toenemen van de afstand tussen de puntvan het schroefbit 18 en de handgreep van de boormachine,zodat een extra hulp bij het richten van de schroefbit hetgebruik vergemakke1ij kt.

Eenzelfde overweging geldt voor de uitvoeringsvormvolgens fig. 7, waarin een handgreep 48 zich coaxiaalt.o.v. de schacht 7 uitstrekt. Deze uitvoeringsvorm biedtverder de mogelijkheid op de stilstaande handgreep concen¬trisch met de schacht een kopvormig stofopvangelement aante brengen. Vanzelfsprekend zal dit alleen zin hebben, alsde gereedschapshouder een boor draagt.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 8 toont een boor¬machine 41, die aan één zijde voorzien is van een uitstul¬ping 42 met de configuratie van een boorkop. Deze uitstul¬ ping maakt het mogelijk hierop een gereedschapshoudervolgens de uitvinding te plaatsen, die hierbij dienst doetals extra handgreep.

Ook aan de andere zijde van een boormachine of aanbeide zijden kan een dergelijke uitstulping worden aange¬bracht, zodat de boormachine gemakkelijk gebruikt kanworden door zowel links- als rechtshandigen. Door dezeuitstulping onstaat een dubbelfunctie van de gereedschaps¬houder volgens de uitvinding. Volgens een niet in detekeningen weergegeven uitvoeringsvorm is om de kraag 50van de boormachine 1 een fixeerbare draaibare ring aange¬bracht, waarop een kop 42 is aangebracht, zodat de door degereedschapshouder gevormde handgreep roteerbaar is. Hetis mogelijk de boormachine van een zijhandgreep te voor¬zien, waarin de gereedschapshouder volgens de uitvindingkan worden opgeborgen.

Fig. 9 toont een schijfvormige houder 43, waaringaten zijn aangebracht voor het bewaren van schroefbitten,en andere met de gereedschapshouder volgens de uitvindingtoe te passen gereedschappen, zoals boortjes. In hetmidden van de schijf 43 is een uitstulping 45 aangebracht,waarop wederom de gereedschapshouder volgens de onderhavi¬ge uitvinding kan worden bevestigd. Hierdoor wordt eengemakkelijk te hanteren eenheid verkregen.

Het is echter ook mogelijk, zij het voor slechtseen kleiner aantal bits, de gaten 44 voor de schroefbitsin het bovenvlak van uitstulping aan te brengen. Wanneerde schijf vervangen wordt door een knop 49 en wanneer degereedschapshouder op de aldus gevormde drager is aange¬bracht, ontstaat een handschroevendraaier. Een dergelijkeuitvoeringsvorm is in fig. 10 afgeheeld.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de gereedschapshou¬der tot nu toe beschreven is als zijnde geschikt voorschroefbitten. Het is echter ook mogelijk op de gereed¬schapshouder een boorkop aan te brengen. Een dergelijkeuitvoeringsvorm is bijvoorbeeld aantrekkelijk, wanneerafwisselend geboord moet worden met boortjes van verschil- lende diameter.

Fig. 11 toont een boordiepteaanslag volgens deuitvinding, waarbij uitgegaan is van de in fig. 2 afge¬heelde gereedschapshouder. Op het vrije einde van deverkorte schacht is een uitwendige schroefdraad 51 aange¬bracht. Hierop is een bus 52 geplaatst, die van een inwen¬dige schroefdraad 53 is voorzien en die op de schroefdraad51 is geschroefd. De vrije rand 54 van de bus 53 beperktde boordiepte. Door de bus 52 te verdraaien kan de boor-diepte worden ingesteld. Om de positie van de bus tevergrendelen op de schacht 7, kan een in de tekening nietweergegeven vergrendelorgaan, bijvoorbeeld in de vorm vaneen snapper, worden toegepast. De boordiepteaanslag kan,in een wellicht aangepaste vorm, ook toegepast worden,wanneer een schroefbit in de boorkop is aangebracht. Hetis dan mogelijk de diepte van de in te draaien schroef tebepalen.

Door op de verkorte schacht van de in fig. 11afgebeelde uitvoeringsvorm een lager 48 aan te brengen,zoals in fig. 7 is getoond, en op het kleinste deel vanhet lager een in axiale richting verend, bijvoorbeeld vanrubber vervaardigd, kopvormig element 55 aan te brengen,kan de gereedschapshouder als stofvanger dienen. Eendergelijke uitvoeringsvorm is n fig. 12 afgebeeld.

Het is mogelijk hulpfuncties in de gereedschaps¬houder onder te brengen; zo kan er bijvoorbeeld slipkoppe-ling of een koppelopnemer in de gereedschapshouder zijnaangebracht ter beperking van het maximale geleverdekoppel. Tevens kan bij gebruik als schroevedraaier eenschroefdieptebegrenzing zijn opgenomen.

Overigens is het mogelijk bijvoorbeeld eenschroefbit vast aan te brengen in de gereedschapshoudervolgens de uitvinding. De gereedschapshouder fungeert danzelf als gereedschap.

Het zal tevens duidelijk zijn dat het mogelijk degereeedschapshouder volgens de uitvinding voor het achter¬eenvolgens uitvoeren van drie of meer verschillende werk¬ zaamheden toe te passen, bijvoorbeeld boren, verzinken enschroeven. Dan zijn twee gereedschapshouders noodzakelijk.

Claims (17)

1. Gereedschapshouder, omvattende een koppelstukvoor koppeling met de boorkop van een boor- of schroefma¬chine, waarbij het koppelstuk tenminste een lichaam omvat,dat in radiale richting beweegbaar is opgenomen in eendrager, waarbij het lichaam naar een op de in de boorkopaangebrachte gaten aangrijpende positie beweegbaar is dooreen beweegbaar vergrendelelement, en waarbij een in deboorkop ingespannen werktuig opneembaar is binnen degereedschapshouder, met het kenmerk dat het vergrendele¬lement in axiale richting beweegbaar is.

2. Gereedschapshouder volgens conclusie 1, met hetkenmerk dat in de drager drie lichamen zijn opgenomen.

3. Gereedschapshouder volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk dat de lichamen door kogels worden ge¬vormd.

4. Gereedschapshouder volgens conclusie 1, 2 of 3,met het kenmerk dat het vergrendelelement door een veer¬kracht naar de vergrendelpositie wordt gedrongen, waarbijde lichamen aangrijpen op in de boorkop aangebrachtegaten.

5. Gereedschapshouder volgens conclusie 1, 2, 3 of4, met het kenmerk dat het vergrendelelement verbonden ismet het het koppelstuk omgevende huis.

6. Gereedschapshouder volgens conclusie 4 of 5,met het kenmerk dat het vergrendelelement door bewegingnaar de boorkop toe de lichaam vrijmaakt.

7. Gereedschapshouder volgens conclusie 4, 5 of 6,met het kenmerk dat het vergrendelelement door bewegingvan de boorkop af de lichaam vrijmaakt.

8. Gereedschapshouder volgens een van de conclu¬sies 1-7, met het kenmerk dat de drager gevormd wordt dooreen inwendig ronde bus, die om de boorkop past, en waarmeeeen schacht star is verbonden.

9. Gereedschapshouder volgens een van de vooraf- gaande conclusies, met het kenmerk dat de gereedschapshou-der ingericht is voor het vervullen van een gereedschaps-functie.

10. Gereedschapshouder volgens conclusie 9, methet kenmerk dat gereedschapshouder en gereedschap één vastgeheel vormen.

11. Gereedschapshouder volgens een van de vooraf¬gaande conclusies, gekenmerkt door aan zijn vrije eindeaangebrachte bevestigingsmiddelen voor fixatie van gereed¬schap .

12. Gereedschapshouder volgens conclusie 11, methet kenmerk dat de bevestigingsmiddelen gevormd wordendoor een holte met een inwendige zeskantige configuratie.

13. Gereedschapshouder volgens conclusie 12, methet kenmerk dat de holte voorzien is van bevestigingsmid¬delen, die gevormd worden door een in de wand van de holtein radiale richting beweegbare kogel, die door een in eenin de buitenzijde van de schacht aangebracht elastischelement naar binnen toe wordt gedrongen.

14. Gereedschapshouder volgens een van de conclu¬sies l-ll, gekenmerkt door een aan zijn vrije einde aange¬brachte boorkop.

15. Gereedschapshouder volgens een van de conclu¬sies, gekenmerkt door een steunhandgreep, die roteerbaarmet de schacht is verbonden.

16. Boor- of schroefmachine, gekenmerkt door eenvast aangebracht koppelelement met de configuratie van eenboorkop, dat koppelbaar is met een gereedschapshoudervolgens een van de voorafgaande conclusies.

17. Element, gekenmerkt door een koppelelement metde configuratie van een boorkop, dat koppelbaar is met eengereedschapshouder volgens een van de conclusies 1-15.