NL9002738A - Bedieningsmechanisme voor een zonwering. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Bedieningsmechanisme voor een zonwering.

De uitvinding heeft betrekking op een bedieningsmechanismevoor een zonwering, bestemd voor het om zijn hartlijn verdraaien van eeneen deel van de zonwering uitmakende doekrol, voorzien van een met dedoekrol gekoppelde overbrenging welke met behulp van een bedieningsstangin draaiing te brengen is en waarbij aan het met de overbrenginggekoppelde einde van de bedieningsstang een langgestrekte spiraal veer isbevestigd, welke aan zijn van de bedieningsstang afgekeerde einde isvoorzien van een aankoppelpen, die in te steken is in een verbindingshulsvan de overbrenging voor het aankoppelen van de bedieningsstang aan deoverbrenging.

Een dergelijk bedieningsmechanisme is bekend uit deNederlandse octrooiaanvrage 8802921.

Met de uitvinding wordt beoogd een bedieningsmechanisme vanbovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de bedieningsstang opeenvoudige wijze met de overbrenging te koppelen is en alsmede van deoverbrenging los te koppelen is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de aanzijn vrije uiteinde taps toelopende aankoppelpen op enige afstand van zijnvrije uiteinde is voorzien van een in de omtrek van de pen aangebrachterondlopende groef en tenminste een zich althans in hoofdzaak in delengterichting' van de aankoppelpen uitstrekkende gleuf, die de groefsnijdt en die dieper is dan de gleuf, terwijl de verbindingshuls isvoorzien van een verend beweegbare blokkeerstift, welke in aangekoppeldestand van de bedieningsstand in de groef resp. gleuf ingrijpt en de dieptevan de gleuf vanaf de groef in de richting van het vrije uiteinde van deaankoppelpen geleidelijk afneemt tot aan de buitenomtrek van de aankoppelpen.

Door het taps toelopende uiteinde is de aankoppelpen gemakkelijk in de verbindingshuls in te steken, terwijl tevens de blokkeerstift tijdens het insteken van de aankoppelpen in de verbindingshuls gemakkelijk en geleidelijk zal worden teruggedrukt, totdatde blokkeerstift in de groef snapt hetgeen ten alle tijden zalplaatsvinden onafhankelijk van de stand waarin de aankoppelpen in deverbindingshuls wordt gestoken. Nadat eenmaal de blokkeerstift in de groef is gelegen kan door verdraaiing van de aankoppelpen met behulp van debedieningsstang worden bewerkstelligd, dat de blokkeerstift in de gleufinsnapt, waardoor een stevige verbinding tussen de aankoppelpen en deverbindingshuls met behulp van de blokkeerstift zal zijn gewaarborgd. Hetloskoppelen van de bedieningsstang kan eenvoudig plaatsvinden door aan debedieningsstang te trekken, waardoor de aankoppelpen uit de verbindingshuls zal worden getrokken terwijl daarbij de blokkeerstiftgeleidelijk uit de gleuf zal worden gedrukt doordat de diepte van de gleufin de richting van het vrije uiteinde van de aankoppelpen geleidelijkafneemt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan dehand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvormvan de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een bedieningsstang gekoppeld meteen met een doekrol verbonden overbrenging.

Figuur 2 toont op grotere schaal een doorsnede over een deelvan de overbrenging en een deel van de met de overbrenging gekoppeldebedieningsstang.

Figuur 3 toont op grotere schaal een aanzicht op de aankoppelpen.

Figuur 4 toont een zijaanzicht op figuur 3.

Figuur 5 toont een aanzicht op een verbindingspen voor hetverbinden van de bedieningsstang met de veer.

Figuur 6 toont een bovenaanzicht op een spiraalveer, metbehulp waarvan de aankoppelpen te koppelen is met de overbrenging.

Figuur 7 toont een doorsnede over figuur 6, gezien volgensde lijn VII-VII in figuur 6.

Figuren 1 en 2 tonen schematisch een doekrol 1 van een opzich algemeen bekend zonnescherm, welke doekrol 1 voor het opdraaien resp.afrollen van een met de doekrol verbonden doek om zijn hartlijn 2verdraaibaar is. Daarbij is een aan een uiteinde van de doekrol bevestigdverbindingsstuk 3 opgenomen in de naaf 4 van een konisch tandwiel 5, datis gelegerd in een huis 6. Het konisch tandwiel 5 is in ingrijping met eenverder konisch tandwiel 7, dat eveneens in het huis 6 is gelegerd. Hetkonische tandwiel 7 vormt een geheel met een zich naar beneden toeuitstrekkende verbindingshuls 8, welke is voorzien van een aan de onderzijde van de verbindingshuls 8 open boring 9.

Het zal duidelijk zijn, dat het huis 6 met de daaringelegerde tandwielen 5 en 7 een overbrenging vormt, via welke de doekrol 1in draaiing te brengen is.

Het aandrijven van de overbrenging kan plaatsvinden metbehulp van een bedieningsstang 10, waarvan het ondereinde 11 op op zichbekende wijze krukvormig is afgebogen. Daarbij zijn een tweetal handgrepen12 en 13 op op zich bekende wijze draaibaar op het krukvormige ondereindevan de bedieningsstang 10 aangebracht.

In het boveneinde van de bedieningsstang 10 is het gladdeondereinde van een verbindingspen 14 ingestoken en daarin vastgezet metbehulp van een borgstift 15. Het buiten de bedieningsstang 10 uitstekendeuiteinde van de verbindingsstift is voorzien van een ondiepeschroeflijnvormig verlopende groef 16 waarop een uiteinde van eenspiraalveer 17 is geschroefd. In het boveneinde van de spiraalveer 17 iseen van een schroeflijnvormig verlopende ondiepe groef 18 voorzienuiteinde van een aankoppelpen 19 geschroefd. Zoals uit figuur 2 duidelijkzal zijn is daarbij de uitvoering zodanig, dat de naar elkaar toegekeerdeuiteinden van de verbindingspen 14 en de aankoppelpen 19 in het-inwendigevan de spiraalveer 17 op enige afstand van elkaar zijn gelegen. Verderliggen, zoals uit figuur 2 blijkt in onbelaste toestand van de spiraalveer17 de windingen van de spiraalveer 17 althans nagenoeg tegen elkaar aan.

Zoals verder uit de figuren 3 en 4 blijkt heeft het vrijeuiteinde 20 van de aankoppelpen een taps verloop en is onder dit tapsverlopende uiteinde 20 in de aankoppelpen 19 een rondlopende groef 21aangebracht. Verder zijn in twee diametraal tegenover elkaar gelegenplaatsen van de aankoppelpen 19 gleuven 22 en 23 aangebracht, die dieperzijn dan de groef 21. Daarbij zijn de gleuven het diepst ter hoogte van degroef 21 en neemt de diepte van de gleuven in de richting van de uiteindenvan de gleuven geleidelijk af tot aan de buitenomtrek van de aankoppelpen19. Daarbij zijn de van de spiraalveer 17 afgekeerde uiteinden van degroeven 22 en 23 gelegen in het taps toelopende uiteinde van deaankoppelpen.

Zoals in figuur 2 is weergegeven is daarbij deverbindingspen 19 verder zodanig bemeten, dat de verbindingspen 19 in testeken is in het in de huls 8 aangebrachte gat 9. Voor het borgen van de aankoppelpen met de huls 8 is een uit een drietal windingen opgebouwdespiraal veer 24 aangebracht, welke het ondereinde van de huls omgeeft.Daarbij zijn de beide uiteinden 25 en 26 van de spiraal veer naar elkaartoe afgebogen zodanig, dat ze althans nagenoeg in eikaars verlengde zijngelegen, zoals duidelijk zal zijn uit de figuren 6 en 7. De naar elkaartoegekeerde uiteinden 25 en 26 zijn gevoerd door in de wand van de hulsaangebrachte gaten 27, zodanig dat de uiteinden 25 en 26 in radialerichting in het gat 9 insteken.

Bij het insteken van de aankoppelpen in het gat 9 zullen deverende blokkeerstiften vormende uiteinden 25 en 26 van de spiraalveer 24geleidelijk naar buiten worden gedrukt, totdat zij in de groef 21 of in degleuven 22 en 23 snappen. Indien zij in de groef snappen zal een kleineverdraaiing van de aankoppelpen met behulp van de bedieningsstang 10bewerkstelligen, dat de uiteinden 25 en 26 toch in de gleuven 22 en 23snappen. De aankoppelpen kan dus in ieder willekeurige stand in de huls 8worden gestoken, waarbij de blokkeerstiften 25 en 26 altijd in de gleuven22 en 23 terecht zullen komen voor een effectieve aankoppeling van debedieningsstang aan de huls 8 van het konische tandwiel 7. Indien eenmaalzo aangekoppeld kan dit konisch tandwiel met behulp van de bedieningsstang10 in de gewenste richting worden gedraaid om te bewerkstelligen, dat ookde doekrol 1 in de gewenste richting wordt gedraaid voor het oprollenresp. afwikkelen van het doek van de zonwering.

Tndien het gewenst is om de bedieningsstang te verwijderenbehoeft men slechts aan de bedieningsstang te trekken, waarbij deblokkeerstiften door de geleidelijk afnemende diepte van de gleuven in derichting van het vrije uiteinde van de aankoppelpen geleidelijk uit degleuven 22 en 23 zullen worden gedrukt.

Uit het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat zowel hetaankoppelen als het loskoppelen van de bedieningsstang op eenvoudige wijzeis uit te voeren, terwijl in de aangekoppelde stand een effectieveverbinding tussen de bedieningsstang en de overbrenging tot stand isgebracht.

Claims (3)

1. Bedieningsmechanisme voor een zonwering, bestemd voor het omzijn hartlijn verdraaien van een een deel van de zonwering uitmakendedoekrol, voorzien van een met de doekrol gekoppelde overbrenging welke metbehulp van een bedieningsstang in draaiing te brengen is en waarbij aanhet met de overbrenging gekoppelde einde van de bedieningsstang eenlanggestrekte spiraalveer is bevestigd, welke aan zijn van debedieningsstang afgekeerde einde is voorzien van een aankoppelpen, die inte steken is in een verbindinghuls van de overbrenging voor hetaankoppelen van de bedieningsstang aan de overbrenging, met het kenmerk,dat de aan zijn vrije uiteinde taps toelopende aankoppelpen op enigeafstand van zijn vrije uiteinde is voorzien van een in de omtrek van depen aangebrachte rondlopende groef en tenminste een zich althans inhoofdzaak in de lengterichting van de aankoppelpen uitstrekkende gleuf,die de groef snijdt en die dieper is dan de gleuf, terwijl deverbindingshuls is voorzien van een verend beweegbare blokkeerstift, welkein aangekoppelde stand van de bedieningsstang in de groef resp. gleufingrijpt en de diepte van de gleuf vanaf de groef in de richting van hetvrije uiteinde van de aankoppelpen geleidelijk afneemt tot aan debuitenomtrek van de aankoppelpen.

2. Bedieningsmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de aankoppelpen is voorzien van een tweetal diametraal tegenoverelkaar gelegen gleuven en de huls is voorzien van een tweetal verendbeweegbare blokkeerstiften.

3. Bedieningsmechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat de blokkeerstiften worden gevormd door de naar elkaar toe afgebogenuiteinden van een de verbindingshul s omgevende spiraalveer, welkeuiteinden zijn gestoken door in de wand van de huls aangebrachte gaten.