NL9002677A - Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer. - Google Patents

Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer. Download PDF

Info

Publication number
NL9002677A
NL9002677A NL9002677A NL9002677A NL9002677A NL 9002677 A NL9002677 A NL 9002677A NL 9002677 A NL9002677 A NL 9002677A NL 9002677 A NL9002677 A NL 9002677A NL 9002677 A NL9002677 A NL 9002677A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
portable unit
signal
compartment
control circuit
rack
Prior art date
Application number
NL9002677A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ericsson Radio Systems Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ericsson Radio Systems Bv filed Critical Ericsson Radio Systems Bv
Priority to NL9002677A priority Critical patent/NL9002677A/nl
Priority to DE1991611579 priority patent/DE69111579T2/de
Priority to EP19910203127 priority patent/EP0489467B1/en
Publication of NL9002677A publication Critical patent/NL9002677A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B26/00Alarm systems in which substations are interrogated in succession by a central station
    • G08B26/001Alarm systems in which substations are interrogated in succession by a central station with individual interrogation of substations connected in parallel
    • G08B26/003Alarm systems in which substations are interrogated in succession by a central station with individual interrogation of substations connected in parallel replying the identity and the state of the sensor
    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B3/00Audible signalling systems; Audible personal calling systems
    • G08B3/10Audible signalling systems; Audible personal calling systems using electric transmission; using electromagnetic transmission
    • G08B3/1008Personal calling arrangements or devices, i.e. paging systems
    • G08B3/1016Personal calling arrangements or devices, i.e. paging systems using wireless transmission
    • G08B3/1075Paging racks

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Business, Economics & Management (AREA)
  • Emergency Management (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Mobile Radio Communication Systems (AREA)

Description

Volgens een variant van het eerder beschreven stelselworden alle vakken van het rek voortdurend en sequentieeldoor de detectie-inrichting afgetast. Volgens een anderevariant heeft elk vak bovendien een detectiemiddel voor hetdetecteren van de aanwezigheid van een draagbare eenheid inhet vak. Bij deze tweede variant zendt de detectie-inrichtingpas na detectie van de aanwezigheid van een draagbareeenheid in het vak een aftastsignaal via het vak naar dedraagbare eenheid. Voor beide gevallen is er slechts éénsoort responsiesignaal. Dit responsiesignaal bevat het aande draagbare eenheid toegewezen identificatienummer ofidentificatiegegeven.
Het eerder beschreven aanwezigheidsdetectiestelselheeft als bezwaar dat er tamelijk veel middelen nodig zijnvoor het detecteren van de aanwezigheid/afwezigheid van eendraagbare eenheid in een vak en voor het bepalen van deidentiteit van de in een vak geplaatste draagbare eenheid.
De uitvinding beoogt het bezwaar van het eerderbeschreven aanwezigheidsdetectiestelsel op te heffen.
Deze doelstelling wordt voor het in de aanhef vanconclusie 1 beschreven aanwezigheidsdetectiestelsel volgensde uitvinding bereikt door middel van de maatregelen van hetkenmerk van conclusie 1. Hierdoor neemt bij plaatsing vaneen draagbare eenheid in een vak de draagbare eenheid hetinitiatief om de detectie-inrichting met opgave van haaridentificatienummer te melden dat het zich in een vakbevindt. De draagbare eenheden en de rekken kunnen hierdoorrelatief eenvoudig zijn.
Het ontvangstmiddel van het rek kan gemeenschappelijkvoor alle vakken van het rek zijn, waarbij de overdracht vanhet meldsignaal radiografisch, inductief of optisch kanplaatsvinden. Als alternatief kan elk vak van het rek eeneigen ontvangstmiddel hebben waarbij de overdracht van hetmeldsignaal tussen een vak en een daarin aanwezige draagbareeenheid plaatsvindt en waarbij de overdracht van het meld¬signaal als alternatief ook kan plaatsvinden via contactenvan het vak en de draagbare eenheid die elkaar na plaatsing
Korte aanduiding: stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbareeenheid die geschikt is voor het uitzendenof ontvangen van een signaal met een toe¬gewezen identificatienummer.
De uitvinding heeft betrekking op een aanwezigheids-detectiestelsel volgens de aanhef van conclusie 1. Dedraagbare eenheid kan bijvoorbeeld een oproepeenheid van eenpersonenoproepstelsel, een transponder, een alarmzender ofeen electronische sleutel zijn.
Een aanwezigheidsdetectiestelsel van de hiervoor-genoemde soort is beschreven in de nederlandse octrooi¬aanvrage 90.01318 die op 11 juni 1990 t.n.v. aanvraagster(destijds: Ericsson Paging Systems B.V.) werd ingediend endie op het tijdstip van indiening van de onderhavigeaanvrage nog niet ter inzage was. Bij dit eerder beschrevenstelsel worden tenminste de vakken van een rek waarin eendraagbare eenheid geplaatst is op initiatief en actief doorde stuurketen van de detectie-inrichting voor de aanwezig¬heid van een draagbare eenheid afgetast. Voor allevarianten van het eerder beschreven stelsel is het daarbijnodig dat elk vak een zendmiddel en elke draagbare eenheideen ontvangstmiddel hebben voor het vanuit de stuurketenvan de detectie-inrichting overdragen van een aftastsignaalnaar de stuurketen van de draagbare eenheid. Bovendien moetelke draagbare eenheid een zendmiddel hebben en moet elkvak een ontvangstmiddel hebben voor het overdragen van eenresponsiesignaal, dat de stuurketen van de draagbareeenheid in responsie op de ontvangst van het aftastsignaal,naar de stuurketen van de detectie-inrichting uitzendt.
van de draagbare eenheid in het vak raken. Dergelijkecontacten kunnen op de bodem van het vak aangebrachtecontacten en tegenoverliggende contacten van de draagbareeenheid zijn maar kunnen ook in de insteekrichting van dedraagbare eenheid lopende sleepcontacten zijn waarbij deverbinding tussen de contacten tijdens het verplaatsen vande draagbare eenheid over een bepaalde afstand gehandhaafdwordt. De contacten kunnen contacten van een acculaadstroom-circuit zijn, waarbij de draagbare eenheid het lopen vaneen acculaadstroom, of de verbinding met een externeacculaadspanningsbron, detecteert, voor detectie van deaanwezigheid van de eenheid in een vak en kan de draagbareeenheid de acculaadstroom moduleren voor het verzenden vanhet meldsignaal.
Het aanwezigheidsstelsel kan op verschillende wijzendetecteren of een bepaalde draagbare eenheid uit een vakverwijderd wordt.
Volgens een eerste realisatie bewaakt de stuurketenvan elke draagbare eenheid verwijdering ervan uit een vak enwanneer dit optreedt verzendt de draagbare eenheid eenafwezigheidsmeldsignaal. Bij ontvangst van dit afwezigheids-meldsignaal verwijdert de stuurketen van de detectie-inrichting een eerder voor de draagbare eenheid in hetgeheugen opgeslagen aanwezigheidsgegeven uit het geheugen.Afhankelijk van de soort transmissieweg tussen een draagbareeenheid en een vak en/of voor het verhogen van de zekerheidkan het afwezigheidsmeldsignaal het identificatienummer vande draagbare eenheid bevatten. Bovendien kunnen het aan-wezigheidsmeldsignaal en het afwezigheidsmeldsignaal gelijkzijn, eventueel met uitzondering van een gedeelte dat elkvan deze signalen karakteriseert.
Volgens een andere realisatie van het stelsel verzendteen draagbare eenheid na verzending van een aanwezigheids-meldsignaal continu of periodiek een houdsignaal en bewaaktde stuurketen van de detectie-inrichting de ontvangst vaneen dergelijk houdsignaal en wanneer het gedurende een voor¬afbepaalde tijd geen houdsignaal ontvangen heeft verwijdert het een voor de draagbare eenheid in het geheugen opgeslagenaanwezigheidsgegeven. Wanneer de genoemde contacten alstransmissieweg voor het aanwezigheidsmeldsignaal gebruiktworden kunnen deze contacten ook gebruikt worden voor hetverzenden van het houdsignaal, waardoor geen andere trans¬missie- of detectiemiddelen nodig zijn en het detectie-stelsel relatief eenvoudig is.
Volgens weer een andere realisatie heeft elk vak vaneen stelsel een detectiemiddel voor het detecteren van deaanwezigheid van een draagbare eenheid in het vak en bewaaktde detectie-inrichting na ontvangst van een aanwezigheids¬meldsignaal van het vak door middel van het detectiemiddelde aanwezigheid van de draagbare eenheid, waarbij dedetectie-inrichting bij detectie van afwezigheid van dedraagbare eenheid in het vak een eerder voor de eenheidopgeslagen aanwezigheidsgegeven uit het geheugen verwijdert.Hierbij wordt ook een eenvoudig detectiestelsel verkregenwaarbij, ten opzichte van de vorige realisatie, eendraagbare eenheid slechts bij plaatsing ervan in een vak eensignaal hoeft te verzenden, wat leidt tot stroombesparing eneventuele interferentie met andere signalen tegengaat.
Volgens weer een andere realisatie van het stelselheeft elk vak een zendmiddel en heeft elke draagbare eenheideen corresponderend ontvangstmiddel voor het naar een in hetvak geplaatste draagbare eenheid overdragen van een aftast-signaal vanuit de stuurketen van de detectie-inrichtingnadat deze van de draagbare eenheid een aanwezigheidsmeld¬signaal ontvangen heeft, en verzendt de draagbare eenheid naontvangst van een aftastsignaal een responsiesignaal enverwijdert de detectie-inrichting een eerder voor dedraagbare eenheid opgeslagen aanwezigheidsgegeven uit hetgeheugen wanneer de inrichting gedurende een voorafbepaaldetijd geen responsiesignaal ontvangen heeft. Omdat watbetreft het detecteren van de verwijdering van een draagbareeenheid uit een vak dezelfde soort middelen gebruikt wordenen het aftastsignaal en het responsiesignaal dezelfdefunctie hebben als bij een uitvoeringsvorm van het stelsel volgens het genoemde NL 90.01318 wordt, hoewel voor eendeskundige niet noodzakelijk geacht, voor een meergedetailleerde toelichting hierop verwezen naar de beschrij¬ving van de genoemde NL 90.01318.
Andere eigenschappen en voordelen van de uitvindingzullen duidelijk worden uit de hierna volgende toelichtingvan enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding aan de handvan de bijgevoegde tekeningen. In de tekeningen tonen:
Fig. 1 schematisch een vak van een rek met een daaringeplaatste draagbare eenheid;
Fig. 2 een schema van een oproepeenheid als draagbareeenheid van een oproepstelsel en van het detectiestelselvolgens de uitvinding;
Fig. 3 een schema van een uitvoeringsvorm van eendetectiestelsel volgens de uitvinding;
Fig. 4 een stroomdiagram van een werking van destuurketen van de oproepeenheid van fig. 2 met betrekkingtot aanwezigheidsdetectie;
Fig. 5 een stroomdiagram van een werking van eenstuurketen van het rek wanneer de draagbare eenheid volgensde werking van fig. 4 werkt;
Fig. 6 een uitvoeringsvorm van een detectie-inrichtingvan het detectiestelsel volgens een andere werking van destuurketens van de draagbare eenheden en van de detectie-inrichting met betrekking tot de aanwezigheidsdetectie vaneen draagbare eenheid in een vak;
Fig. 7 een stroomschema van de werking van een draag¬bare eenheid voor gebruik in de keten van fig. 6;
Fig. 8 een stroomdiagram van de werking van de stuur¬keten van de detectie-inrichting voor de keten van fig. 6;
Fig. 9 een vervangend gedeelte voor het stroomschemavan fig. 8 voor een andere werking van de draagbare eenheid;
Fig. 10 schematisch een andere uitvoeringsvorm van eenvak van een rek met een daarin geplaatste draagbare eenheid;
Fig. 11 een stroomschema voor de werking van eendraagbare eenheid bij toepassing van vakken als getoond infig. 10; en
Fig. 12 een vervangend gedeelte voor het stroomschemavan fig. 8 bij toepassing van vakken als getoond in fig. 10en draagbare eenheden werkend volgens fig. 11.
Fig. 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van eenvak 1 van een rek (niet getoond) met een aantal soortge¬lijke vakken, waarbij in elk vak 1 een draagbare eenheid 2geplaatst kan worden.
In de uitvoeringsvorm van fig. 1 heeft elk vak 1 tweecontacten 3a, 3b die via een geleiderbundel 15 verbondenzijn met de aansluitingen van een spanningsbron (nietgetoond) van het rek. Elke draagbare eenheid 2 heeft tweecontacten 6a, 6b, die na plaatsing van de draagbare eenheid2 in een vak 1 de contacten 3a respectievelijk 3b raken endie verbonden zijn met de aansluitingen van een accu ofaccuvoedingsketen (27 in figuur 2) van de draagbare eenheid2. Na plaatsing van de draagbare eenheid 2 in een vak 1 zalde spanningsbron van het rek de accu van de draagbareeenheid 2 laden.
De bodem 7 van elk vak 1 heeft een lichtdoorlatendeopening 8 waaronder een lichtgevoelig orgaan, in hetbijzonder een lichtgevoelige diode 9 is aangebracht. Dediode 9 is met een geschikte oriëntatie van de polariteitervan in serie met een weerstand 10 met de contacten 3a, 3bvan het vak 1 verbonden. Wanneer de lichtgevoelige diode 9licht ontvangt verandert een spanning over de weerstand 10.Deze spanning wordt afgenomen door een geleider 11, die eengeleider van de geleiderbundel 15 is, en die met het knoop¬punt van de diode 9 en de weerstand 10 verbonden is.
De draagbare eenheid 2 heeft, zoals schematisch en metstreepjes getoond, in de bodem 12 ervan een lichtdoorlatendeopening 13 waarachter een lichtemitterend orgaan, in hetbijzonder een lichtemittende diode, of LED, 14 is aange¬bracht. Wanneer de draagbare eenheid 2 geheel of gedeelte¬lijk in een vak 1 geplaatst is kan de lichtgevoelige diode9 door de lichtemitterende diode 14 uitgezonden lichtontvangen.
De draagbare eenheid 2 van het aanwezigheidsdetectie- stelsel volgens de uitvinding kan elke draagbare eenheidzijn die geschikt is voor het draadloos ontvangen en/ofuitzenden van een zendsignaal dat een aan de draagbareeenheid toegewezen en in een register van de eenheidopgeslagen identificatienummer bevat.
De draagbare eenheid is bijvoorbeeld een oproepeenheidvan een personenoproepstelsel.
Fig. 2 toont een schema van een oproepeenheid 18 alsdraagbare eenheid 2. De oproepeenheid 18 omvat een antenne19, een met de antenne 19 verbonden ontvangstketen 20, dieverbonden is met een decoder 21, die verbonden is met eenvergelijker 22 en een stuurketen 23, die verbonden is meteen register 24, bedieningsmiddelen, zoals schakelaars, 25,een signaalgever 26, de lichtemitterende diode 14 en eenaccu of accuvoedingsketen 27.
Het register 24 is tevens verbonden met de vergelijker22 en bevat een aan de oproepeenheid 18 toegewezen identifi¬catienummer of identificatiegegeven.
De signaalgever kan een optische en/of akoestischeen/of electromechanische signaalgever zijn. Het personen¬oproepstelsel omvat verder een niet-getoond centraal stationmet bedieningsmiddelen en een zender voor het samenstellenvan een oproepbericht dat het identificatienummer van deoproepeenheid 18 bevat en voor het uitzenden van eenzendsignaal dat het oproepbericht bevat. De antenne 19 en deontvangstketen 20 van de oproepeenheid 18 zijn geschikt voorhet ontvangen en demoduleren van het door het centralestation verzonden zendsignaal. Na ontvangst van een oproep¬bericht levert de ontvangstketen 20 dit aan de decoder 21,die het identificatienummer en overige gegevens van hetbericht afscheidt. De vergelijker 22 vergelijkt hetontvangen identificatienummer met een in het register 24opgeslagen identificatienummer en levert bij gelijkheid eenvrijgeefsignaal aan de stuurketen 23 voor het verderverwerken van de ontvangen overige gegevens, die door middelvan de signaalgever 26 gepresenteerd kunnen worden.
Fig. 3 toont een schema van een detectie-inrichting voor toepassing van de uitvinding. Een rek heeft een aantalvakken 1 die via geleiderbundel 15 met een stuurketen 28verbonden zijn. Voor de uitvoeringsvorm van een vak 1 alsgetoond in fig. 1 kunnen de met de contacten 3a en met decontacten 3b verbonden geleiders van de verschillende vakken1 echter ook direct met elkaar verbonden worden. Destuurketen 28 hoeft dan van alle vakken 1 slechts tweegeleiders voor verbinding met de acculaadspanningsbron enevenveel geleiders 11 als er vakken 1 zijn te ontvangen. Destuurketen 28 is verbonden met een geheugen 29 waarvan eengedeelte geschikt is voor het daarin opslaan van een aan-wezigheidsgegeven voor elke draagbare eenheid 2, 18, die ineen vak 1 geplaatst is. Daarbij kan het geheugen 29 voorelke draagbare eenheid 2, 18 een eigen locatie hebben ofkan aan elk vak een locatie toegewezen zijn voor hetopslaan van een identificatienummer na plaatsing van debijbehorende draagbare eenheid 2 in een vak 1 en eventueeleen vaknummer en reknummer wanneer de vakken 1 verspreidzijn over een aantal rekken. Voor toepassing van deuitvinding maken deze verschillende wijzen van opslag nietuit. De stuurketen 28 kan een microprocessor zijn. Destuurketen 28 en het geheugen 29 kunnen in elk rekaangebracht zijn. De stuurketen 28 en het geheugen 29kunnen ook aan een groep rekken toegewezen zijn. Verderkunnen een of meer stuurketens 28 verbonden zijn met eengemeenschappelijke stuurketen, niet getoond, bijvoorbeeldvan het centrale station voor het opslaan en verwijderenvan aanwezigheidsgegevens in een met de gemeenschappelijkestuurketen verbonden gemeenschappelijk geheugen. De met destuurketens 28 verbonden geheugens 29 kunnen dan eventueelvervallen. De hiervoor benodigde verbindingen en communica-tieregels worden voor een vakman gemakkelijk realiseerbaargeacht en worden daarom hier niet verder beschreven.
In plaats van een lichtgevoelig orgaan, zoals de diode9, van het vak 1 en in plaats van een optisch lichtemitte-rend orgaan, zoals de diode 14, van een draagbare eenheid2, 18 kunnen ook radiografische (hoogfrequent) of inductieve (laagfrequent) zend- en ontvangstmiddelengebruikt worden. Bij toepassing van een inductieve trans-missieweg zijn een spoel van het vak 1 en een spoel van dedraagbare eenheid 2, 18 bij voorkeur in de insteekrichtingvan de draagbare eenheid 2 in het vak 1 gericht om deafstand waarover de draagbare eenheid 2 verplaatst wordt enoverdracht van signalen tussen de spoelen mogelijk is, tevergroten.
Er wordt opgemerkt dat in de figuren van alle hiernatoegelichte stroomschema's "Y" een antwoord "JA" en "N" eenantwoord "NEE" op een in een nevenstaand blok gestelde vraagvoorstellen.
Figuur 4 toont een stroomschema van een eerste werkingvan een draagbare eenheid 2, 18 volgens de uitvinding. Nainitialisatie, aangegeven met blok 30, detecteert de stuur-keten 23 dat de draagbare eenheid 18 volgens blok 31 in eenvak 1 geplaatst wordt. De stuurketen 23 kan dit bij de infiguur 2 getoonde uitvoeringsvorm van de draagbare eenheid18 detecteren doordat de contacten 6a, 6b, na plaatsing vande eenheid 2 in vak 1 de met een spanningsbron verbondencontacten 3a, 3b van het vak 1 raken en doordat een stuur-ingang van de stuurketen 23 met een contact 6a (of met eenniet getoonde aansluiting van de accuvoedingsketen 27)verbonden is. Wanneer de stuurketen 23 het plaatsen van deeenheid 18 in een vak 1 detecteert zendt het volgens blok32 een aanwezigheidsmeldsignaal PRS ("Presence ReportSignal") uit en anders gaat het door met blok 33 voor hettesten van de verwijdering van de eenheid 18 uit het vak 1.Wanneer de stuurketen 23 detecteert dat de draagbareeenheid 18 uit het vak 1 verwijderd wordt zendt het volgensblok 34 een afwezigheidsmeldsignaal ARS ("Absence ReportSignal") uit en anders keert het terug naar blok 31. Na deblokken 32 en 34 wordt teruggekeerd naar blok 31.
Figuur 5 toont een stroomschema van de werking vande stuurketen 28 van de detectieinrichting van het detectie-stelsel volgens de uitvinding voor een werking van eendraagbare eenheid 18 volgens het stroomschema van figuur 4.
Na initialisatie, aangegeven met blok 35 van de stuurketen28 detecteert de stuurketen 28 volgens blok 36 of het eenaanwezigheidsmeldsignaal PRS ontvangen heeft. Wanneer dithet geval is bepaalt het volgens blok 37 het identificatie¬nummer uit het aanwezigheidsmeldsignaal PRS en schrijft heteen aanwezigheidsgegeven voor het bepaalde identificatie¬nummer in het geheugen 29. Anders wordt doorgegaan met blok38. Wanneer de stuurketen 28 volgens blok 38 een afwezig-heidsmeldsignaal ARS ontvangen heeft bepaalt het, volgensblok 39, het identificatienummer uit het afwezigheidsmeld-signaal ARS en verwijdert het een aanwezigheidsgegeven voorhet bepaalde identificatienummer uit het geheugen 29 enanders wordt teruggekeerd naar blok 36. Na de blokken 37 en39 wordt teruggekeerd naar blok 36.
Het zal duidelijk zijn dat bij een werking van hetaanwezigheidsdetectiestelsel volgens de figuren 4 en 5 hetrek ook uitgevoerd kan zijn met een enkel gemeenschappelijkontvangstmiddel voor het ontvangen van meldsignalen inplaats van een eigen ontvangstmiddel voor elk vak 1. Dezendsterkte van het zendmiddel voor het meldsignaal van eendraagbare eenheid 2, 18 en de ontvangstgevoeligheid van hetgemeenschappelijke ontvangstmiddel zijn dan bij voorkeur zo¬danig ingesteld dat er alleen in de buurt van het rek eengoede overdracht van de meldsignalen kan plaatsvinden ominterferentie met meldsignalen van andere rekken te voorko¬men.
Figuur 6 toont een schema van een andere uitvoerings¬vorm van het detectiestelsel volgens de uitvinding. In dezeuitvoeringsvorm hebben de draagbare eenheden 2, 18 in plaatsvan de lichtemitterende diode 14 een weerstand 40 dietussen de stuurketen 23 en het contact 6a verbonden. Hetrek heeft een acculaadspanningsbron 41 waarvan een aan¬sluiting met de contacten 3b van de vakken 1 van het rekverbonden zijn. Het contact 3a van een vak 1 is via een bijhet vak 1 met dit contact 3a behorende weerstand 42 met deandere aansluiting van de spanningsbron 41 verbonden. Decontacten 3a van de verschillende vakken 1 zijn met respec¬ tievelijke ingangen van een multiplexer 43 verbonden. Eenuitgang van de multiplexer 43 is via een condensator 44 meteen ingang van de stuurketen 28' verbonden. De multiplexer43 heeft stuuringangen die verbonden zijn met uitgangen vande stuurketen 281 voor het kiezen van een van de ingangenvan de multiplexer 43 die met de uitgang van de multiplexer43 verbonden wordt.
Het zal duidelijk zijn dat wanneer een draagbare een¬heid 2, 18 in een vak 1 in een rek met een detectieinrich-ting volgens figuur 6 geplaatst is een modulatiesignaal datdoor de stuurketen 23 van de draagbare eenheid 2, 18 aan deweerstand 40 geleverd wordt de spanningsbron 41 afhankelijkvan de modulatie belast en daardoor de spanning aan debetreffende ingang van de multiplexer 43 afhankelijk van demodulatie verandert. De condensator 41 laat alleen dewisselspanningscomponent van de ingangssignalen van de mul¬tiplexer 43 door. De stuurketen 28' is, volgens op zichbekende wijze, geschikt voor het demoduleren en decoderenvan het van een vak 1 ontvangen wisselspanningssignaal.
Figuur 7 toont een stroomschema voor een werking van eendraagbare eenheid 2, 18 bij toepassing van een detectiestel-sel volgens de figuren 1 en 2 of volgens figuur 6. Na initi¬alisatie, aangegeven met blok 45, bepaalt de draagbare een¬heid 2, 18 volgens blok 46 of het in een vak 1 van een rekgeplaatst wordt. Wanneer dit het geval is zendt het volgenshet blok 47, net als bij het schema van figuur 4, het aan-wezigheidsmeldsignaal PRS uit en anders bepaalt het volgensblok 48 of het zich nog in het vak 1 bevindt en wanneer dithet geval is zendt het volgens blok 49 continu of periodiekeen houdsignaal HS uit en anders keert het terug naar blok46.
Het houdsignaal HS kan een eenvoudig signaal zijndat voor alle draagbare eenheden 2, 18 gelijk is, bijvoor¬beeld een sinusgolfsignaal met een frequentie van 10 kHz.
Het houdsignaal HS kan echter, nog eenvoudiger,bestaan uit een zodanige constante spanning dat daardooreen bijbehorende in hoofdzaak constante spanningsval over elk van de weerstanden 40 respectievelijk 42 optreedt. Deuitgang van de multiplexer kan dan, als getoond met eenstreepjeslijn, ook verbonden zijn met een andere ingang vande stuurketen 28' die deze constante spanningsvaldetecteert. Wanneer de spanningsbron 41 via de weerstand 42een bijv. positieve spanning aan het contact 3a levert kande uitgang van de stuurketen 23 die met de weerstand 40verbonden is met uitzondering van tijdens uitzending(modulatie) van het aanwezigheidssignaal een laag niveauhebben. Wanneer een draagbare eenheid 2, 18 in een vak 1geplaatst wordt zal de met het contact 6a verbondenstuuringang van de stuurketen 23 dan van een laag naar eenhoog niveau gaan, waardoor de stuurketen 23 het plaatsen kandetecteren. Door tussen het contact 6a en de daarmeeverbonden ingang van de accuvoedingsketen 27 een diode op tenemen kan voorkomen worden dat de weerstand 40 tijdensnormaal gebruik van de draagbare eenheid 2, 18 de accu vande eenheid 2, 18 ongewild ontlaadt. Na de blokken 47 en 49wordt teruggekeerd naar blok 46.
Figuur 8 toont een stroomschema van een werking van dedetectieinrichting van het detectiestelsel volgens de uit¬vinding bij een werking van de draagbare eenheiden 2, 18volgens het stroomschema van fig. 7. Na initialisatie,aangegeven met blok 50, bepaalt de detectieinrichtingvolgens blok 51 of het aanwezigheidsmeldsignaal PRS ont¬vangen wordt. Wanneer dit het geval is gaat het door metblok 52 en anders met blok 53. Volgens blok 52 bepaalt dedetectieinrichting na ontvangst van een aanwezigheidsmeld¬signaal PRS uit welk vak i dit signaal ontvangen werd. Inhet schema van figuur 6 kan dit eenvoudig uit het door destuurketen 28' aan de multiplexer 43 geleverde kiesadresafgeleid worden. Wanneer elk vak 1 een eigen ontvangstmiddelzou hebben kan dit uiteraard ook eenvoudig vastgesteld wor¬den. Verder bepaalt de detectieinrichting het identifica¬tienummer uit het ontvangen aanwezigheidsmeldsignaal PRS.Vervolgens schrijft het een aanwezigheidsgegeven en hetvaknummer i voor het vastgestelde identificatienummer in het geheugen 29. Omdat in elke uitvoeringsvorm het aantal vakken1 van het detectiestelsel begrensd is en zich daarin eventu¬eel een draagbare eenheid 2, 18 kan bevinden, kan in eenalternatieve uitvoeringsvorm aan elk vak 1 een eigen locatiein het geheugen 29 toegewezen zijn, waarin dan alleen hetaanwezigheidsgegeven voor het vastgestelde identificatie¬nummer opgeslagen hoeft te worden. Zoals gezegd kan het aan¬wezigheidsgegeven gevormd worden door het identificatie¬nummer zelf. Wanneer de detectieinrichting volgens blok 53gedurende een voorafbepaalde tijd geen houdsignaal HS vanhet vak i ontvangen heeft gaat het door met blok 54 enanders keert het terug naar blok 51. Volgens blok 54 zoektde detectieinrichting in het geheugen de locatie die toe¬gewezen is aan vaknummer i en bepaalt dan het identifica¬tienummer van deze locatie en verwijdert het aanweizgheids-gegeven voor het identificatienummer uit het geheugen 29.
Afhankelijk van de uitvoering van de detectieinrich¬ting, met of zonder multiplexer, en afhankelijk van hetsoort houdsignaal HS, continu of intermitterend, omvat dedetectieinrichting voor blok 53 eventueel tevens eenintegratorfunctie voor elk vak 1.
Na de blokken 52 en 54 wordt teruggekeerd naar blok51.
Figuur 9 toont een vervangend gedeelte voor het schemavan figuur 8, waarbij blok 55 van figuur 9 in de plaatskomt van blok 53 van figuur 8. Volgens blok 55 bepaalt dedetectieinrichting of het een afwezigheidsmeldsignaal ARSvan een vak i ontvangen heeft. Een dergelijke werking van dedetectieinrichting kan gebruikt worden wanneer het afwezig¬heidsmeldsignaal, in tegenstelling tot de werking volgens defiguren 4 en 5, geen identificatienummer van een draagbareeenheid 2, 18 bevat. Wanneer van vak i geen afwezigheids¬meldsignaal ARS (meer) ontvangen wordt wordt doorgegaan metblok 54 en anders wordt teruggekeerd naar blok 51.
Figuur 10 toont een uitvoeringsvorm van een vak 1' dieten opzichte van de uitvoeringsvorm van vak 1 van figuur 1verschilt doordat het vak 1' een schakelaar 56 heeft die bij plaatsing of verwijdering van een draagbare eenheid 2, 18 inhet vak 1' omschakelt. De bundel geleiders 15' heeft in over¬eenstemming hiermee tenminste één geleider meer dan debundel 15 van figuur 1.
Figuur 11 toont een stroomschema van de werking vaneen draagbare eenheid 2, 18 met toepassing in een detectie-stelsel met vakken 1' volgens figuur 10. Na initialisatie,aangegeven met blok 57, bepaalt de draagbare eenheid volgensblok 58 of het in een vak geplaatst wordt en wanneer dit hetgeval is, zendt het volgens blok 59 een aanwezigheidsmeld-signaal PRS uit. Wanneer volgens blok 58 geen plaatsing vande draagbare eenheid 2, 18 in een vak 1' gedetecteerdwordt en ook na blok 59, wordt teruggekeerd naar blok 58.
Figuur 12 toont een vervangend gedeelte voor hetstroomschema van figuur 8 waarbij blok 60 van figuur 12 inde plaats komt van blok 53 van figuur 8. Wanneer volgensblok 60 de detectieinrichting voor vak i detecteert dat eeneerder in het vak 1' aanwezige draagbare eenheid 2, 18 uithet vak 1' verwijderd wordt, gaat het door met blok 54 enanders wordt teruggekeerd naar blok 51.
Om in geval van eventuele storing een goede overdrachtvan het aanwezigheidsmeldsignaal PRS en eventueel het afwe-zigheidsmeldsignal ARS (met identificatienummer) te verze¬keren, kan de draagbare eenheid 2, 18 binnen het kader vande uitvinding het uitzenden van een dergelijk meldsignaaleen of meer keer herhalen.
Er wordt opgemerkt, dat moderne draagbare eenhedenvan de hiervoor genoemde soort gebaseerd zijn op micro-processortechnieken en vaak een ASIC (Application SpecificIntegrated Circuit) omvatten waarmee zowel analoge als digi¬tale functies vervuld kunnen worden. Er wordt daarom aange¬nomen dat een deskundige de in de tekeningen getoonde stroom¬schema's voor de verschillende werkingen van een draagbareeenheid zonder substantiële problemen in. een dergelijkstelsel zal kunnen realiseren. Ook de schema's voor deverschillende werkingen van de detectieinrichtingen lijkenvoor een deskundige gemakkelijk voor een soortgelijk stelsel te realiseren te zijn. Er wordt daarom afgezien vaneen toelichting op een fysieke realisatie van een dergelijkstelsel.
De toegelichte detectieinrichtingen kunnen zelfstan¬dige inrichtingen zijn voor het daarmee door middel vanniet-getoonde presentatiemiddelen aangeven van de aanwezig¬heid of afwezigheid van bepaalde draagbare eenheden 2, 18 invakken 1, 1' van een of meer rekken. De detectieinrichting28, 28' kan echter ook door toepassing van op zich bekendeverbindingen en communicatieregels verbonden zijn met eencentraal station waar de aanwezigheid of afwezigheid vandraagbare eenheden 2, 18 in rekken bewaakt wordt. Een derge¬lijk centraal station kan een centraal oproepstation van eenpersonenoproepstelsel zijn. Het centraal station kan daningericht zijn om na ontvangst van een opdracht voor hetuitzenden van een oproepbericht met een bepaald identifica¬tienummer van een draagbare oproepeenheid te controleren ofdeze oproepeenheid 18 zich al of niet in een vak 1, 1'bevindt en om bij aanwezigheid in een vak 1, 1' het uitzen¬den van het oproepbericht te verhinderen.
Hoewel in de beschrijving en conclusies de uitdrukking"identificatienummer" gebruikt is voor het aangeven van deidentiteit (eigen identiteit of groepsidentiteit) wordt op¬gemerkt dat hiermee elk soort gegeven bedoeld wordt waarmeeeen dergelijke identiteit voorgesteld kan worden.

Claims (15)

1. Aanwezigheidsdetectiestelsel voor het detecteren vande aanwezigheid van een draagbare transmissie-eenheid vaneen in een vak van een rek van een of meer rekken, die elkeen aantal vakken hebben, waarbij elke draagbare eenheid» een stuurketen en een met de stuurketen verbonden trans-missieketen en een register heeft voor het draadloosontvangen of uitzenden van een transmissiesignaal dat eenaan de draagbare eenheid toegewezen en in het registeropgeslagen identificatienummer bevat, alsmede een met de • stuurketen verbonden signaleringsmiddel waarvan een uit¬gangssignaal afhankelijk is van de aanwezigheid van dedraagbare eenheid in een vak en een met de stuurketenverbonden zendmiddel dat bestemd is voor het afhankelijkvan het uitgangssignaal van het signaleringsmiddel ' uitzenden van een meldsignaal dat het identificatienummervan de draagbare eenheid kan bevatten, en verder omvattendeeen detectie-inrichting met een stuurketen waarmeeverbonden zijn een ontvangstmiddel, dat geschikt is voorhet ontvangen van een meldsignaal dat afkomstig is van een • draagbare eenheid die zich in de buurt van een rek bevindt,en een geheugen waarin de stuurketen afhankelijk van vandraagbare eenheden ontvangen meldsignalen een gegeven overde aanwezigheid van een draagbare eenheid in een vak op¬slaat of verwijdert, met het kenmerk, dat het signalerings- » middel van een draagbare eenheid een detectiemiddel is dathet plaatsen en verwijderen van de draagbare eenheid inrespectievelijk uit een vak detecteert, dat de stuurketenvan elke draagbare eenheid bij plaatsing van de draagbareeenheid in een vak het zendmiddel van de draagbare eenheid) stuurt voor het uitzenden van een aanwezigheidsmeldsignaal,dat een meldsignaal met het identificatienummer van dedraagbare eenheid is, en dat de stuurketen van dedetectie-inrichting bij ontvangst van een aanwezigheids- meldsignaal in een aan de draagbare eenheid met hetidentificatienummer van het meldsignaal toegewezen locatievan het geheugen een aanwezigheidsgegeven opslaat.
2. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat de stuurketen van elke draagbare eenheidbij verwijdering van de draagbare eenheid uit een vak hetzendmiddel van de draagbare eenheid stuurt voor het uit¬zenden van een afwezigheidsmeldsignaal, en dat de stuur¬keten van de detectie-inrichting bij ontvangst van eenafwezigheidsmeldsignaal van een draagbare eenheid waarvanhet eerder een aanwezigheidsmeldsignaal ontvangen heeft eenvoor de draagbare eenheid in het geheugen opgeslagenaanwezigheidsgegeven uit het geheugen verwijdert.
3. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 2, methet kenmerk, dat het door een draagbare eenheid uitge¬zonden afwezigheidsmeldsignaal het identificatienummer vande draagbare eenheid bevat.
4. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 3, methet kenmerk, dat de door een draagbare eenheid uitgezondenaanwezigheids- en afwezigheidsmeldsignalen van elkaar ver¬schillen door een gedeelte dat de soort meldsignaalkarakteriseert en dat de aanwezigheid of afwezigheid van dedraagbare eenheid in een vak aangeeft.
5. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat een draagbare eenheid tijdens aanwezig¬heid ervan in een vak na uitzending van een aanwezigheids¬meldsignaal een houdsignaal uitzendt en dat wanneer dedetectie-inrichting na ontvangst van een aanwezigheids¬meldsignaal van een draagbare eenheid gedurende een vooraf¬bepaalde tijd geen houdsignaal ontvangen heeft deinrichting een voor de draagbare eenheid in het geheugenopgeslagen aanwezigheidsgegeven uit het geheugen verwijdert.
6. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 5, methet kenmerk, dat de draagbare eenheid tijdens aanwezigheidervan in een vak na uitzending van het aanwezigheidsmeld-signaal het houdsignaal intermitterend uitzendt.
7. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat het houdsignaal het identificatie¬nummer van de draagbare eenheid bevat.
8. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat elk vak een detectiemiddel heeft voor hetdetecteren van de aanwezigheid van een draagbare eenheid inhet vak, en dat wanneer de detectie-inrichting na ontvangstvan een aanwezigheidsmeldsignaal van een in een vak ge¬plaatste draagbare eenheid van het detectiemiddel van hetvak een signaal ontvangt dat de afwezigheid van de draag¬bare eenheid in het vak aangeeft de detectie-inrichting eeneerder voor de draagbare eenheid opgeslagen aanwezigheids-gegeven uit het geheugen verwijdert.
9. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat de detectie-inrichting een aantal zend-middelen heeft, een voor elk vak, de stuurketen van dedetectie- inrichting via het zendmiddel van een vak waarvande inrichting eerder van een in het vak geplaatste draag¬bare eenheid een aanwezigheidsmeldsignaal ontvangen heefteen aftastsignaal uitzendt, dat elke draagbare eenheid eenontvangstmiddel heeft dat geschikt is voor het ontvangenvan een aftastsignaal, dat de stuurketen van de draagbareeenheid bij ontvangst van een aftastsignaal het zendmiddelvan de draagbare eenheid stuurt voor het uitzenden van eenresponsiesignaal, en dat wanneer de detectie-inrichting nauitzending van een aftastsignaal via een zendmiddel van eenvak waarvan het eerder een aanwezigheidsmeldsignaal van eendraagbare eenheid ontvangen heeft gedurende een vooraf-bepaalde tijd geen responsiesignaal ontvangen heeft deinrichting een voor de draagbare eenheid in het geheugen opgeslagen aanwezigheidsgegeven uit het geheugen verwijdert.
10. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat het detectiemiddel van een draagbareeenheid twee aan de buitenkant van de eenheid aangebrachtedetectiecontacten omvat en dat elk vak een geleider heeftdie bij plaatsing van een draagbare eenheid in het vak dedetectiecontacten van de draagbare eenheid kortsluit.
11. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1 of 8,met het kenmerk, dat een detectiemiddel een schakelaaromvat die bij plaatsing en verwijdering van een draagbareeenheid in respectievelijk uit een vak omschakelt.
12. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1 of 8,met het kenmerk, dat een detectiemiddel een keten omvatdie een verbinding tussen een accu of accuvoedingsketen vaneen draagbare eenheid en een acculaadbron van het rekdetecteert.
13. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat het zendmiddel van een draagbare eenheideen lichtemitterend orgaan is en dat het ontvangstmiddelvan het rek een lichtgevoelig orgaan is dat geschikt isvoor het ontvangen van door het lichtemittend orgaan vaneen draagbare eenheid in de buurt van het rek uitgezondenlicht.
14. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat het zendmiddel van een draagbare eenheideen inductief orgaan is en dat het ontvangstmiddel van hetrek een inductief orgaan is dat geschikt is voor hetontvangen van een door het inductief orgaan van eendraagbare eenheid in de buurt van het rek uitgezondensignaal.
15. Aanwezigheidsdetectiestelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zendmiddel van een draagbare eenheidgeschikt is voor het moduleren van een acculaadstroom dieeen acculaadbron van het rek levert aan een draagbare een¬heid die in een vak van het rek geplaatst is en dat hetontvangstmiddel van het rek geschikt is voor het detecterenvan een modulatie van een acculaadstroom.
NL9002677A 1990-12-05 1990-12-05 Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer. NL9002677A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002677A NL9002677A (nl) 1990-12-05 1990-12-05 Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.
DE1991611579 DE69111579T2 (de) 1990-12-05 1991-11-28 Anwesenheitsnachweissystem in einem Regal einer tragbaren Einheit mit Fähigkeit zum Senden oder Empfangen eines eine Ausweiszahl enthaltenden Signals.
EP19910203127 EP0489467B1 (en) 1990-12-05 1991-11-28 System for detecting the presence in a rack of a portable unit suitable for transmitting or receiving a signal having an assigned identification number

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002677 1990-12-05
NL9002677A NL9002677A (nl) 1990-12-05 1990-12-05 Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9002677A true NL9002677A (nl) 1992-07-01

Family

ID=19858097

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002677A NL9002677A (nl) 1990-12-05 1990-12-05 Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0489467B1 (nl)
DE (1) DE69111579T2 (nl)
NL (1) NL9002677A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5367242A (en) * 1991-09-20 1994-11-22 Ericsson Radio Systems B.V. System for charging a rechargeable battery of a portable unit in a rack

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2103504A1 (en) * 1991-10-11 1995-02-07 Hermanus Adriaan Bernard Location system
US5635907A (en) * 1993-08-10 1997-06-03 Bernard; Hermanus A. Location system
FR2775103B1 (fr) * 1998-02-13 2000-09-01 Bernard Daragon Dispositif pour connaitre la disponibilite d'individus identifies d'un groupe
DE20011952U1 (de) * 2000-07-10 2001-10-11 PSW Elektronik GmbH, 84489 Burghausen Vorrichtung zur Sicherung von ausgegebenen Werkzeugen oder Geräten
DE10044658A1 (de) * 2000-09-06 2002-03-14 Herrmann Datensysteme Gmbh Einrichtung zur Überwachung und Registrierung von System- und Umgebungszuständen
JP4508636B2 (ja) * 2003-12-26 2010-07-21 キヤノン株式会社 データ処理装置、その制御方法、及びプログラム
CN116434447B (zh) * 2023-06-12 2023-08-04 吉林大学 一种基于冠状动脉支架植入术后呼叫装置

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE372640B (nl) * 1971-12-06 1974-12-23 Sonab Dev Ab
DE2738887C2 (de) * 1977-08-29 1985-09-05 ANT Nachrichtentechnik GmbH, 7150 Backnang Einrichtung zur Abwesenheitsanzeige für eine Personenrufanlage
US4595922A (en) * 1984-12-10 1986-06-17 Cobb Richard G Method and apparatus for monitoring keys and other articles
EP0232123B2 (en) * 1986-01-31 1999-04-14 Nec Corporation Radio pager having a light-emitting diode for providing visual alarm and signal transmission
AU607022B2 (en) * 1987-12-01 1991-02-21 Ascom Tateco Ab Paging system with paging receivers controlled depending on location

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5367242A (en) * 1991-09-20 1994-11-22 Ericsson Radio Systems B.V. System for charging a rechargeable battery of a portable unit in a rack

Also Published As

Publication number Publication date
DE69111579T2 (de) 1996-01-25
DE69111579D1 (de) 1995-08-31
EP0489467A1 (en) 1992-06-10
EP0489467B1 (en) 1995-07-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9001318A (nl) Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.
FI94184C (fi) Lähetinvastaanotinjärjestelmä
US5073781A (en) Transponder
US5602538A (en) Apparatus and method for identifying multiple transponders
RU2156540C2 (ru) Система идентификации с опросным устройством и множеством ответчиков, ответчик системы идентификации
US4601064A (en) Communication system
CA1335676C (en) Portable data transmitter device and a system using the same
NL9101590A (nl) Stelsel voor het laden van een oplaadbare accu van een draagbare eenheid in een rek.
US20170270471A1 (en) Smart bookrack, a system, and a method for managing books using the smart bookrack
EP0696011A2 (en) Apparatus and method for identifying multiple transponders
NL9002677A (nl) Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.
JPH03180793A (ja) 伝送方式
KR100521670B1 (ko) 트랜스폰더 통신 디바이스
JP2001504608A (ja) ショッピングバスケットスキャナ
EP0082690A1 (en) Transmitter/responder systems
UA45477C2 (uk) Спосіб одночасного контролю і програмування великої кількості відповідачів і пристрій для його здійснення
KR20000064723A (ko) 트랜스폰더 통신 장치
KR900007196A (ko) Id-코드 전송기능을 갖는 페이징 시스템
NL9100505A (nl) Stelsel voor het detecteren van de aanwezigheid in een rek van een draagbare eenheid die geschikt is voor het uitzenden of ontvangen van een signaal met een toegewezen identificatienummer.
JPH028770A (ja) 移動体識別装置
NL1006493C2 (nl) Systeem voor het contactloos elektronisch uitwisselen van gegevens, alsmede lees/schrijfeenheid en drager bestemd voor toepassing in een dergelijk systeem.
KR930702867A (ko) 데이터의 송수신 방법 및 그 장치
NL9001625A (nl) Personenoproepstelsel.
NL8902601A (nl) Stelsel voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon.
TH25715A (th) ระเบียบวิธีของการกำหนดสารสนเทศเพื่อการระบุเครื่องปลายทางและระบบที่เกี่ยวข้องกัน

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed