NL9002082A

NL9002082A - Cassette met magneetband op twee co-planaire spoelen.

Info

Publication number: NL9002082A
Application number: NL9002082A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1990-09-24
Filing date: 1990-09-24
Publication date: 1992-04-16
Also published as: DE69116056D1; JPH04255979A; EP0478057A1; CS287391A3; US5187629A; ATE132651T1; HK165496A; EP0478057B1; CN1060176A; CN1024857C; RU2066480C1; MY108606A; KR920006955A; DE69116056T2

Description

"Cassette met magneetband op twee co-planaire spoelen."

De uitvinding betreft een cassette met magneetband op twee co-planire spoelen en omvattende: een huis met een hoofdwand die is voorzien van twee doorlaatopeningen voor spoelassen van een aandrijf-apparaat, twee co-planaire en met de doorlaatopeningen co-axiale roteerbare spoelkernen met centrale middelen voor samenwerking met de spoelassen, een op het huis tussen een open stand waarin de doorlaatopeningen onbedekt zijn en een gesloten stand waarin de doorlaatopeningen bedekt zijn verschuifbare schuif, alsmede tussen een blokkeerstand en een niet blokkerende bedrijfsstand verplaatsbare blokkeerorganen die in de blokkeerstand met de spoelkernen samenwerken en rotatie daarvan beletten en in de bedrijfsstand de spoelkernen vrijlaten voor rotatie.

Een cassette van deze soort -de zogenaamde RDAT-cassette- is bijvoorbeeld bekend uit de Europese octrooiaanvrage 021085^ A2 (herewith incorporated by reference). De bekende cassette is van het niet omkeerbare type, zodat slechts in één van de beide hoofdwanden doorlaatopeningen voor spoelen aanwezig zijn. Over deze hoofdwand is een schuif, van de voorkant naar de achterkant van de cassette, verschuifbaar. De schuif bezit doorlaatopeningen die corresponderen met doorlaatopeningen in de aangrenzende hoofdwand. In de gesloten stand worden de doorlaatopeningen in de hoofdwand afgesloten en zijn de corresponderende doorlaatopeningen van de schuif gelegen boven dichte delen van de hoofdwand. In de geopende stand zijn de doorlaatopeningen van de hoofdwand en de schuif coaxiaal gelegen, zodat de spoelassen ongehinderd tot de spoelkernen kunnen toetreden. Aan de voorzijde van de cassette is een scharnierende klep aanwezig die een langs de voorzijde van de cassette verlopend gedeelte van de magneetband in een gesloten stand afdekt. Voor het gebruik van de cassette op een apparaat worden dus zowel de schuif als de klep van de gesloten naar de geopende stand bewogen. In het inwendige van het huis van de cassette is een, met de scharnierende klep samenwerkend, blokkeerorgaan aanwezig in de vorm van een van de voorzijde naar de achterzijde van de cassette verschuifbare plaat voorzien van een tweetal uitsteeksels. De plaat is in het inwendige van het huis beweegbaar over de gesloten hoofdwand. De beide spoelkernen zijn aan een naar de gesloten hoofdwand gekeerd einde aan de buitenomtrek voorzien van een vertanding. Bij gesloten klep steken de uitsteeksels van het blokkeerorgaan in de vertandingen van de spoelkernen en beletten aldus rotatie van de spoelkernen. Bij het openen van de klep wordt het blokkeerorgaan door samenwerking met de klep tegen veerkracht naar de voorzijde van de cassette getrokken, waardoor de uitsteeksels uit hun ingrijping met de vertanding komen en de spoelkernen worden vrijgeven voor rotatie.

In het algemeen kan gezegd worden, dat het belangrijk is om de spoelkernen van een cassette te blokkeren zolang de cassette zich niet in een aandrijfapparaat bevindt. Bij niet-geblokkeerde spoelkernen zou immers gemakkelijk door bewegingen van de cassette, bijvoorbeeld het met de hand verplaatsen van de cassette of door trillingen in een opbergrekje in een auto, een rotatie van de spoelkernen kunnen optreden, waardoor de magneetband lussen zou kunnen gaan vormen. Dit zou tot beschadiging van de magneetband kunnen leiden en eventueel tot hapering van de cassette in een aandrijfapparaat. Bij de bekende Compact-Cassettes, waarbij zoals bekend de doorlaatopeningen in de beide hoofdwanden niet afgesloten worden, is de oplossing gezocht in het verschaffen van een speciaal opbergdoosje voor de cassette. In het doosje bevinden zich arretteerorganen die door de doorlaatopeningen in het inwendige van de spoelkernen treden en rotatie van de spoelkernen verhinderen. Bij cassettes van de in de aanhef genoemde soort is een dergelijke oplossing niet mogelijk omdat immers de doorlaatopeningen, wanneer de cassette zich buiten een aandrijfapparaat bevindt, door de schuif worden afgesloten. De daartoe gekozen oplossing is evenwel vrij gecompliceerd en vereist een apart bewegend onderdeel, namelijk het over het inwendige van de gesloten hoofdwand beweegbare blokkeerorgaan. Het blokkeerorgaan vereist een zekere inbouwhoogte in het inwendige van de cassette waardoor de hoogteafmeting van de cassette wordt beïnvloed.

De uitvinding beoogt een cassette van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen die het voordeel biedt dat geen apart beweegbaar , inbouwhoogte vergend, onderdeel in het inwendige van de cassette noodzakelijk is en die niet noodzakelijk voorzien behoeft te zijn van een scharnierende klep. Daartoe bezit de cassette volgens de uitvinding het kenmerk, dat de blokkeerorganen met de schuif zijn verbonden en dat in de gesloten stand van de schuif de blokkeerorganen zich in de blokkeerstand bevinden en in de open stand van de schuif in de bedrijfsstand. Het grote voordeel van de cassette van de uitvinding is, dat de blokkeerorganen nu niet meer behoren tot een apart bewegend onderdeel, maar met de schuif zijn verbonden en dus tezamen daarmee bewegen. Bovendien kan door de afwezigheid van een aan de binnenzijde van het huis van de cassette bewegend blokkeerorgaan de cassette dunner zijn dan de in de aanhef genoemde bekende cassette. Aangezien de blokkeerorganen met de schuif zijn verbonden en dus ook hun funktie ontlenen aan de bewegingen van de schuif zelf, is voor de bediening ervan geen aparte scharnierbare klep op de cassette noodzakelijk. Hierdoor is de uitvinding geschikt voor cassettes zonder klep, zoals de cassette van de door Aanvrager eerder ingediende octrooiaanvrage NL 8901712 (PHN 13.020, herewith incorporated by reference).

Bij vele cassettes bevinden de spoelkernen zich geheel binnen de behuizing. Bij een cassette met een schuif heeft een dergelijke uitvoering het bijkomende voordeel dat de schuif geheel vlak kan zijn aangezien deze geen buiten het huis stekende delen van de spoelkernen hoeft af te dekken. Voor dit soort cassettes is een uitvoeringsvorm van de uitvinding interessant die tot kenmerk heeft dat de blokkeerorganen zich dwars op de hoofdwand naar het inwendige van de cassette uitstrekken en dat de hoofdwand openingen bezit voor het doorlaten van de blokkeerorganen tot binnen het huis gelegen delen van de spoelkernen. Met voordeel heeft deze uitvoeringsvorm verder nog tot kenmerk, dat de spoelkernen ieder een spoelas-opening bezitten die wordt begrensd door een inwendige wand en dat de inwendige wanden van de spoelkernen en de blokkeerorganen ieder radiaal gerichte, bij gesloten schuif in elkaar grijpende, delen bezitten. Doordat de blokkeerorganen samenwerken met de binnenzijden van de spoelkernen behoeven de spoelkernen niet een onnodig grote axiale afmeting te bezitten.

De voorkeur heeft een uitvoeringsvorm die in het stadium van ontwikkeling goed heeft voldaan en die tot kenmerk heeft dat rondom elke doorlaatopening de hoofdwand is voorzien van een eo-axiale ringvormige naar de binnenzijde van het huis gericht ringwand met een zekere hoogte gerekend vanaf de binnenzijde van de hoofdwand, dat de blokkeerorganen dwars op de hoofdwand een afmeting hebben die althans ruwweg gelijk is aan de som van de dikte van de hoofwand en de hoogte van de ringwand, dat de blokkeerorganen in de doorlaatopeningen diametraal beweegbaar zijn, dat in elk der ringwanden diametraal tegenover elkaar gelegen eerste en tweede uitsparingen aanwezig zijn met een breedte die groter is dan de breedte van een blokkeerorgaan, dat de inwendige wanden van de spoelkernen rondom de genoemde ringwanden gelegen delen bezitten, dat de genoemde eerste uitsparing de ringwand in radiale richting doorsnijdt en het blokkeerorgaan doorlaat tot in de blokkeerstand bij de inwendige wand van de spoelkern en dat de genoemde tweede uitsparing het blokkeerorgaan in de bedrijfsstand opneemt. Bij verschillende bekende cassettes zijn ringwanden van de beschreven soort aanwezig om radiale verschuivingen van de spoelkernen te begrenzen. Bekende cassettes die dergelijke ringwanden bezitten zijn bijvoorbeeld de Compact-Cassettes en de eerder genoemde RDAT-cassettes. Het aanbrengen van al of niet doorgaande uitsparingen in de ringwanden heeft geen invloed op de funktie van de ringwanden om de radiale bewegingen van de spoelkernen te begrenzen. Bij gebruik van deze uitvoeringsvorm is in het geheel geen extra inbouwhoogte voor de blokkeerorganen nodig.

Gunstig is een uitvoeringsvorm van de uitvinding die tot kenmerk heeft dat de rondom de ringwanden gelegen delen van de inwendige wanden van de spoelkernen een inwendige vertanding bezitten en dat de blokkeerorganen zijn voorzien van corresponderende en in de blokkeerstand in de vertanding grijpende delen. Aangezien de spoelkernen in de praktijk steeds uit kunststof worden vervaardigd is het aanbrengen van een inwendige vertanding geen technische opgave. Net als bij de eerder genoemde bekende RDAT-cassettes, waar de spoelkernen een uitwendige vertanding bezitten, kunnen bij de cassette van de uitvinding de spoelkernen in een aantal verschillende hoekstanden worden geblokkeerd, afhankelijk van het aantal tanden van de vertanding.

Een uitvoeringsvorm die in combinatie met de voorgaande uit- voeringsvorraen nuttig is heeft tot kenmerk dat de in de vertanding grijpende delen van de blokkeerorganen bestaan uit loodrecht op het overige deel van het blokkeerorgaan naar de vertanding gerichten delen.

Zeer belangrijk is een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding die tot kenmerk heeft, dat in de bedrijfsstand de blokkeer-middelen zich bevinden tussen de centrale middelen van de spoelkernen voor samenwerken met de spoelassen van een aandrijfapparaat en de inwendige vertanding van de spoelkernen. Het voordeel is, dat geen bijzondere constructieve maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat het blokkeerorgaan in de bedrijfsstand de spoelkernen vrij laat. Nodig is slechts een juiste dimensionering van de betreffende onderdelen, zoals aan de hand van de tekening nog zal worden toegelicht.

Een verdere voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft tot kenmerk dat de schuif is vervaardigd uit een metalen plaat en de blokkeerorganen delen van de plaat omvatten die uit het vlak van de plaat zijn gebogen. Het toepassen van een metalen schuif heeft, zoals bekend, een aantal voordelen. Het materiaal van de schuif kan zeer dun zijn, zodat de bijdrage tot de dikteafmeting van de cassette gering is. Voorts kan een metalen schuif een belangrijk esthetisch element van een cassette vormen. Voor het vormen van de blokkeerorganen is geen extra materiaal nodig. Ze kunnen namelijk worden gevormd uit materiaal dat anders tot het afval zou behoren dat overblijft na het uitstansen van de doorlaatopeningen van de schuif.

De uitvinding zal nu nader worden besproken aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de cassette volgens de uitvinding. Hierbij tonen:

Figuur 1 een perspectivisch bovenaanzicht op een huis van een cassette volgens de uitvinding,

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht op een metalen schuif voorzien van blokkeerorganen,

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht volgens Fig. 1, nu echter met de schuif van Fig. 2 gemonteerd op het huis,

Figuur 4 een onderaanzicht op de cassette van Fig. 3 met de schuif in de gesloten stand,

Figuur 5 het aanzicht van Fig. 4 met de schuif in de open stand,

Figuur 6 een vergroot detail van het onderaanzicht van Fig.

4 nabij een doorlaatopening,

Figuur 7 een dwarsdoorsnede volgens de pijlen VII-VII van het detail van figuur 6,

Figuur 8 een vergroot detail van het onderaanzicht van Fig.

5 nabij een doorlaatopening met een doorsnede van een daarin stekende spoelas, en

Figuur 9 een dwarsdoorsnede volgens de pijlen IX-IX van het detail van figuur 8.

De figuren zijn op een willekeurige en niet steeds gelijke schaal getekend. De getekende cassette 45 bezit een huis 1 met twee parallelle hoofdwanden 3, 5 en verscheidene dwarswanden 6-9. De dwars-wand 9 vormt een voorwand met drukrolopeningen 11, 13 en een magneet-kopopening 15. De hoofdwand 3 is nagenoeg geheel gesloten en is nabij de voorwand 9 voorzien van positioneeropeningen 17, 19 en uitsparingen voor het doorlaten van drukrollen en toonassen tijdens samenwerking met een aandrijfapparaat. De aanwezige openingen en uitsparingen kunnen met behulp van een in figuur 2 weergegeven schuif 21 worden afgesloten. Hiertoe is de schuif voorzien van dekdelen 23, 25, 27, 29, die in een gesloten stand van de schuif (Fig. 4) de openingen en uitsparingen bedekken. In een open stand (Fig. 5) worden door in de schuif aanwezige doorlaatopeningen 31, 33, 35, 37, 39 de in het huis aanwezige openingen en uitsparingen vrijgelaten.

De schuif is voorzien van blokkeerorganen 41 en 43 die in de gesloten stand van de schuif met in het huis aanwezige spoelkernen 55 en 57 samenwerken om de rotatie daarvan te beletten. Figuur 3 toont de cassette 45 met de op het huis aangebrachte schuif 21 in de gesloten stand. De dekdelen 25, 27 en 29 dekken de openingen 11, 13 en 15 in de voorwand van de cassette af. De doorlaatopeningen 33 en 35 bevinden zich in de gesloten stand voor gesloten wanddelen 47 en 49 van de voorwand.

De hoofdwand 5 van de cassette is voorzien van twee doorlaatopeningen 51 en 53 voor het doorlaten van spoelassen van een aandrijfapparaat. De cassette omvat twee roteerbare spoelkernen 55 en 57, die in eenzelfde vlak co-axiaal met de doorlaatopeningen gelegen zijn. Op de spoelkernen (niet in de tekening getoond) is een magneetband 59 gespoeld waarvan een deel zich langs de voorwand 9 van het huis uitstrekt. De schuif 21 is over het huis 1 verschuifbaar en wordt hierbij geleid door twee omgebogen lippen 61 en 63 die in een in de hoofdwand 5 aanwezige sleuf 65 steken.

De hoofdwand 5 is voorzien van verdere openingen voor het doorlaten van de blokkeerorganen 41 en 43 tot binnen het huis gelegen delen van elk van de beide spoelkernen. Deze verdere openingen worden gevormd door diametraal tegenover elkaar gelegen eerste en tweede uitsparingen 69 en 73, respectievelijk 71 en 75, ter weerszijden van de doorlaatopeningen 51 en 53·

De figuren 6 tot en met 9 tonen details van het blokkeer-orgaan 41, de spoelkern 57 en het huis 1 ter plaatse van de doorlaat-opening 53. Rondom de doorlaatopening 53 is de hoofdwand 5 voorzien van een co-axiale, ringvormige en naar de binnenzijde van het huis gerichte ringwand 77 met een hoogte "h" gerekend vanaf de binnenzijde 79 van de hoofdwand. De spoelkern 57 bezit een spoelas-opening 81, die begrensd wordt door een inwendige wand 83, die een rondom de ringwand 77 gelegen deel 85 bezit met inwendige vertanding 87· Het blokkeerorgaan 41 is vast met de schuif 21 verbonden en strekt zich dwars op de hoofdwand 5 uit, waarbij de afmeting "x" van het blokkeerorgaan in een richting loodrecht op de hoofdwand ruwweg gelijk is aan de som van de dikte "tM van de hoofdwand 5 en de hoogte "h" van de ringwand 77.

Het blokkeerorgaan 41 omvat delen 89, 91, die loodrecht op het overige deel 93 van het blokkeerorgaan gericht zijn. In de blok-keerstand bevinden deze delen zich in de inwendige vertanding 87. Hiervoor doorsnijdt de eerste uitsparing 73 de ringwand 77 in radiale richting, zodat het blokkeerorgaan 41 door de eerste uitsparing tot bij de inwendige wand 83 van de spoelkern 57 kan komen.

In de figuren 8 en 9 bevindt het blokkeerorgaan 41 zich in de tweede uitsparing 75 in de bedrijfsstand, waarin de spoelkern 57 niet geblokkeerd wordt en vrij kan roteren. Noodzakelijk hierbij is dat de breedten "W1" en "W2" van de uitsparingen 73 en 75 groter zijn dan de breedte nW3ff van het blokkeerorgaan 41.

De spoelkern 57 heeft centrale middelen 95 die met een spoelas 97 van een aandrijfapparaat samen kunnen werken voor het roteren van de spoelkern. Het blokkeerorgaan 41 bevindt zich in de bedrijfsstand tussen de inwendige vertanding 87 en de centrale middelen 95 en laat dus de spoelas-opening 81 en de spoelkern 57 vrij, zodat de spoelas 97 de spoelkern 57 ongehinderd aan kan drijven.

De schuif 21 is uit roestvrij stalen plaat vervaardigd en de blokkeerorganen 41 zijn uit delen van de plaat gebogen.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet tot de getekende uitvoeringsvorm beperkt is, maar dat de uitvinding zich uitstrekt tot iedere mogelijke andere uitvoeringsvorm binnen het door de conclusies gedefinieerde kader. Zo kunnen de blokkeerorganen uit aparte onderdelen bestaan die op de schuif, al of niet vast, aangebracht zijn. In plaats van één opening 31 kan de schuif twee openingen bezitten. De schuif en de blokkeerorganen kunnen uit andere en verschillende materialen bestaan. De blokkeerorganen zouden buiten het huis met door de hoofd-wand stekende delen van de spoelkernen kunnen samenwerken. De blokkeerorganen kunnen met een uitwendige wand van de spoelkernen samenwerken i.p.v. met een inwendige wand. De blokkeerorganen kunnen zowel met de schuif als met het cassettehuis zijn verbonden. Etc..

Claims

1. Cassette met magneetband op twee co-planire spoelen en omvattende: - een huis met een hoofdwand die is voorzien van twee doorlaatopeningen voor spoelassen van een aandrijfapparaat, - twee co-planaire en met de doorlaatopeningen co-axiale roteerbare spoelkernen met centrale middelen voor samenwerking met de spoelassen , - een op het huis tussen een open stand waarin de doorlaatopeningen onbedekt zijn en een gesloten stand waarin de doorlaatopeningen bedekt zijn verschuifbare schuif, alsmede - tussen een blokkeerstand en een niet blokkerende bedrijfsstand verplaatsbare blokkeerorganen die in de blokkeerstand met de spoelkernen samenwerken en rotatie daarvan beletten en in de bedrijfsstand de spoelkernen vrijlaten voor rotatie, met het kenmerk, - dat de blokkeerorganen met de schuif zijn verbonden en - dat in de gesloten stand van de schuif de blokkeerorganen zich in de blokkeerstand bevinden en in de open stand van de schuif in de bedrijfsstand.

2. Cassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de blokkeerorganen zich dwars op de hoofdwand naar het inwendige van de cassette uitstrekken en - dat de hoofdwand openingen bezit voor het doorlaten van de blokkeerorganen tot binnen het huis gelegen delen van de spoelkernen.

3. Cassette volgens conclusie 2, met het kenmerk, - dat de spoelkernen ieder een spoelas-opening bezitten, die wordt begrensd door een inwendige wand en - dat de inwendige wanden van de spoelkernen en de blokkeerorganen ieder radiaal gerichte, bij gesloten schuif in elkaar grijpende delen bezitten.

4. Cassette volgens conclusie 3, met het kenmerk, - dat rondom elke doorlaatopening de hoofdwand is voorzien van een coaxiale ringvormige naar de binnenzijde van het huis gerichte ringwand met een zekere hoogte gerekend vanaf de binnenzijde van de hoofdwand, - dat de blokkeerorganen in de doorlaatopeningen diametraal beweegbaar zijn, - dat in elk der ringwanden diametraal tegenover elkaar gelegen eerste en tweede uitsparingen aanwezig zijn met een breedte die groter is dan de breedte van een blokkeerorgaan, - dat de inwendige wanden van de spoelkernen rondom de genoemde ring-wanden gelegen delen bezitten, - dat de genoemde eerste uitsparing de ringwand in radiale richting doorsnijdt en het blokkeerorgaan doorlaat tot in de blokkeerstand bij de inwendige wand van de spoelkern en - dat de genoemde tweede uitsparing het blokkeerorgaan in de bedrijfs-stand opneemt.

5. Cassette volgens conclusie 4, met het kenmerk, - dat de rondom de ringwanden gelegen delen van de inwendige wanden van de spoelkernen een inwendige vertanding bezitten en - dat de blokkeerorganen zijn voorzien van corresponderende en in de blokkeerstand in de vertanding grijpende delen.

6. Cassette volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de in de vertanding grijpende delen van de blokkeerorganen bestaan uit loodrecht op het overige deel van het blokkeerorgaan naar de vertanding gerichte delen.

7. Cassette volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in de bedrijfsstand de blokkeermiddelen zich bevinden tussen de centrale middelen van de spoelkernen voor samenwerken met de spoelassen van een aandrijfapparaat en de inwendige vertanding van de spoelkernen.

8. Cassette volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schuif is vervaardigd uit metalen plaat en de blokkeerorganen delen van de plaat omvatten die uit het vlak van de plaat zijn gebogen.