NL9002051A - Nestbare houder. - Google Patents
Nestbare houder. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9002051A NL9002051A NL9002051A NL9002051A NL9002051A NL 9002051 A NL9002051 A NL 9002051A NL 9002051 A NL9002051 A NL 9002051A NL 9002051 A NL9002051 A NL 9002051A NL 9002051 A NL9002051 A NL 9002051A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- crate
- walls
- crates
- recesses
- support elements
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D21/00—Nestable, stackable or joinable containers; Containers of variable capacity
- B65D21/02—Containers specially shaped, or provided with fittings or attachments, to facilitate nesting, stacking, or joining together
- B65D21/04—Open-ended containers shaped to be nested when empty and to be superposed when full
- B65D21/043—Identical stackable containers specially adapted for nesting after rotation around a vertical axis
- B65D21/045—Identical stackable containers specially adapted for nesting after rotation around a vertical axis about 180° only
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Stackable Containers (AREA)
Description
Korte aanduiding: Nestbare houder.
Deze uitvinding heeft betrekking op een verticaal nestbare houder. Er zijn verticaal nestbare kratten bekend van het type dat vier verticale wanden omvat, waarvan de bovenste en onderste randen de horizontale boven- en onderbegrenzingsvlakken van het krat bepalen, terwijl tussen de boven- en onderbegrenzingsvlakken een horizontale landingdragende bodem aan de binnenkant van de wanden is aangebracht en ermee is verbonden, en die bestemd zijn om verticaal met identieke kratten te worden opgestapeld. Deze kratten worden bijvoorbeeld gebruikt bij het transport en de opslag van consumptieverpakkingen die zuivelprodukten, sappen etc. bevatten. Vandaag de dag kunnen er op de markt een aantal kratten van het genoemde type worden gevonden, die zondanig zijn geconstrueerd dat, wanneer twee dezelfde kratten op elkaar worden gestapeld, verticale wanden van het bovenste krat van onderen worden ondersteund door verticale wanden van het onderste krat, waardoor de bodem van het bovenste krat op de bovenste randen van verticale wanden van het onderste krat kan rusten. In dit type krat zijn twee van de vier wanden H-vormig met de bodem op gelijke hoogte met de dwarslijn van de H geplaatst, zo dat er tussen twee geneste kratten twee tegenover elkaar gelegen, betrekkelijk grote zij-openingen zijn. Het doel hiervan is aldus dat de consumptieverpakkingen die op de bodem van het onderste krat staan door de zij-openingen kunnen worden verwijderd zonder dat men het bovenste krat hoeft op te tillen. Dit bestaande krat heeft echter de volgende nadelen. Teneinde de ongewenste dode ruimte, bij het vervoeren en stapelen van volle of gedeeltelijk volle kratten, dat wil zeggen de ongewenste lege ruimte tussen bovenzijde van de inhoud in het ene krat en de onderzijde van de bodem van het daarbovenop gestapelde krat te minimaliseren, zijn de wandhoogtes zodanig gedimensioneerd dat rekening wordt gehouden met het type verpakking dat in het krat zal worden geplaatst, nauwkeuriger gezegd, bepaald door de eis dat alle verpakkingen genoeg ruimte tussen de geneste kratten dienen te hebben en ook zijwaarts door de bovengenoemde zij-openingen kunnen worden weggenomen. Het probleem is nu dat er op de markt verschillende typen verpakkingen voorkomen met verschillende hoogtes. Verpakkingen die korter zijn dan het type verpakking waarvoor het krat is geconstrueerd kunnen duidelijk worden verwerkt, zij het met een ongewenste dode ruimte. Verpakkingen die groter zijn dan het type verpakking waarvoor het krat is ontworpen kunnen echter niet door het krat worden verwerkt, aangezien in dit geval de kratten niet verticaal op elkaar kunnen worden gestapeld.
Er zijn kratten bekend die zodanig zijn geconstrueerd dat een bovenste krat naar keuze een hoger-niveau stapelverband of een lager-niveau stapelverband ten opzichte van een identiek onderste krat kan innemen, afhankelijk van de oriëntering van het bovenste krat ten opzichte van het onderste krat. Dergelijke kratten zijn bijzonder nuttig, bijvoorbeeld bij het opslaan en het vervoer van lagen grote artikelen, wanneer de kratten het hoger-niveau stapelverband innemen, of van kleine artikelen, wanneer de kratten het lager-niveau verband innemen en gedeeltelijk in elkaar nesten. Een krat met deze eigenschap is geopenbaard in bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift 4189052, waarin een bovenste krat in een horizontaal vlak over 180° opnieuw kan worden georiënteerd ten opzichte van een onderste krat, teneinde te wisselen tussen een hoog-niveau verband en een tussen-niveau verband. Bovendien kan het bovenste krat in een horizontaal vlak opnieuw worden georiënteerd over 90° ten opzichte van het onderste krat teneinde van het hoog-niveau- of tussen-niveau verband naar een laag-niveau verband te veranderen voor het gebruik bij het vervoer van lege kratten. Elk krat heeft van opzij gezien een ondiepe U-vorm, waarbij elke eindwand langs de bovenste rand ervan gekanteeld is, maar waarvan de onderste rand de vorm heeft van een horizontale rechte lijn. Vanaf het onderste randgebied van elke eindwand steken een rij uit elkaar geplaatste stapelvoeten naar buiten en naar beneden uit die, in het hoog-niveau verband in door de omhoog gerichte uitsteeksels van de kantelen gevormde stapelstijlen grijpen, maar, in het tussen-niveau verband, in in omlaag gerichte uitsparingen tussen de stapelstijlen aanwezige neststijlen grijpen, terwijl de stapelstijlen onder respectieve nestvoeten grijpen die in omhoog gerichte uitsparingen aanwezig zijn, welke met de stapelvoeten elkaar langs de eindwand afwisselen. Een nadeel van deze inrichting is dat de stapelstijlen tijdens het stapelen het horizontale handmatige, gelijkmatige over elkaar glijden van de kratten belemmeren, in het bijzonder omdat ze vast kunnen raken in de omhoogstaande uitsparingen.
Een poging om het probleem van de stapelstijlen die het horizontale handmatige, gelijkmatige glijden van de kratten belemmeren, te overwinnen, is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 4402408, waarin de nestuitsparingen zijn voorzien van betrekkelijk dunne verticale stijlen die in dezelfde mate omhoog uitsteken als de stapelstijlen. Hoewel deze dunne verticale stijlen het probleem van het vastraken kunnen verminderen, kunnen ze gemakkelijk worden afgebroken tijdens het hanteren van de kratten, waarna het probleem opnieuw optreedt.
Een ander driestanden stapelkrat is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4106623. Tegenover elkaar liggende eerste en tweede wandconstructies van het krat omvatten staafelementen die zich omhoog uitstrekken tussen een onderste grensflens en een bovenste rand. De staafelementen zijn zodanig gerangschikt dat de staafelementen van een bovenste krat evenwijdig zijn aan de staafelementen van een onderste krat wanneer het bovenste krat in het onderste krat is genest. Tussenniveau stapelen wordt bereikt door stapelvoeten van bovenste staafelementen over de toppen van onderste elementen te haken, terwijl laag-niveau stapelen wordt bereikt door de bovenste staafelementen tussen de onderste staafelementen te verstrengelen. Hoog-niveau stapelen wordt echter bereikt door eerst horizontale draaibare staven die het bovenste krat ondersteunen naar binnen te draaien in positie op de toppen van de onderste staafelementen. Het voorzien van deze draaibare staven heeft de nadelen van het verhogen van de kosten en de ingewikkeldheid van de kratten en ook van het gemakkelijker beschadigd worden dan integraal bevestigde steunen.
Volgens één aspect van de onderhavige uitvinding, wordt een nestbare houder verschaft omvattende eerste, tweede, derde en vierde in hoofdzaak verticale wanden waarvan de eerste en derde wand tegenover elkaar zijn geplaatst en in hoofdzaak horizontale bovenste en onderste randen hebben die zich in hoofdzaak over de gehele lengte van de wand uitstrekken, een in hoofdzaak horizontale ladingdragende bodem die met de eerste tot en met vierde wand is verbonden, steunelementen en uitsparingen die zijn gelegen op onder- en bovengedeeltes van de houder en volgens een bepaald patroon horizontaal zijn verdeeld op zowel het ondergedeelte als op het bovengedeelte, waarbij het patroon zodanig is dat, wanneer de houder en een identieke houder op elkaar zijn gestapeld volgens een eerste onderlinge hoekopstelling, de steunelementen zijn opgenomen in de uitsparingen, teneinde een laag-niveau stapelverband te verschaffen, terwijl wanneer de houders op elkaar zijn opgestapeld volgens een tweede onderlinge hoekopstelling, waarin de bovenste houder om een verticale as is gedraaid ten opzichte van de onderste houder, wordt voorkomen dat de steunelementen in de uitsparingen worden opgenomen, teneinde een hoog niveau stapelverband te verschaffen, met het kenmerk, dat de steunelementen in hoofdzaak verticale, horizontaal uitstekende ribben omvatten die zich niet tot voorbij de in hoofdzaak horizontale bovenste en onderste randen uitstrekken, en dat de uitsparingen sleuven omvatten die complementair zijn aan de ribben.
Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvinding wordt een krat verschaft, omvattende vier verticale wanden, en een horizontale ladingdragende bodem die tussen de bovenkanten en onderkanten van de wariden is aangebracht en is met de binnenkanten van de wanden is verbonden, welk krat is bestemd om met identieke kratten te worden gestapeld, met het kenmerk, dat de wanden zijn voorzien van tenminste vier steunelementen, die aan één zijde van de bodem zijn gelegen en die horizontaal volgens een patroon zijn verdeeld, en met een aantal steunelementen dat overeenkomt met een aantal uitsparingen, die aan de tegenoverliggende zijde van de bodem zijn gelegen, en die horizontaal volgens het patroon zijn verdeeld, welk patroon zodanig is dat, wanneer twee van dergelijke kratten volgens een eerste onderlinge hoekopstelling op elkaar zijn gestapeld, de steunelementen van het ene krat elk worden opgenomen in de ermee overeenkomende uitsparing in het andere krat, teneinde een lage stapelhoogte van de kratten te verschaffen, en dat, wanneer twee van dergelijke kratten volgens een tweede onderlinge hoekopstelling op elkaar zijn gestapeld, waarin de twee kratten vergeleken met de eerste hoekopstelling in het horizontale vlak 180° ten opzichte van elkaar zijn gedraaid, wordt voorkomen dat de steunelementen van het ene krat in de uitsparingen van het tweede krat grijpen en deze steunelementen een stabiele verticale ondersteuning tussen de kratten verschaffen teneinde een grote stapelhoogte van de kratten te verschaffen.
Bijgevolg is het mogelijk de verticale afstand tussen de bodems van de opgestapelde H-vormige kratten te variëren, door de kratten in het horizontale vlak 180° ten opzichte van elkaar te draaien. In een eerste, lage stapelverband, kunnen de steunelementen niet werkzaam zijn en in de uitsparingen grijpen, terwijl het bovenste krat, met de onderzijde van de bodem, op de bovenste randen van de wanden van het onderste krat kan rusten. In deze stand, met lage stapelhoogte, kunnen de kratten dus op elkaar rusten, op dezelfde manier als boven beschreven voor de bestaande H-vormige kratten.
Als men nu, voor de eenvoud, aanneemt dat de twee op elkaar gestapelde kratten het lage stapelverband hebben, kan een hoog stapelverband eenvoudig worden bereikt door het bovenste krat op te tillen, het in het horizontale vlak over 180° te draaien en het vervolgens weer op het onderste krat te plaatsen. Zijwaartse stabiliteit wordt op dezelfde manier bereikt als voor het bestaande krat doordat de wanden van het bovenste krat van onderen worden ondersteund door de wanden van het onderste krat. De twee kratten kunnen echter niet zover in elkaar worden genest als bij een lage stapelhoogte, aangezien het patroon van de steunelementen van het ene krat en het patroon van de uitsparingen van het andere krat niet langer samenvallen, tenzij ze over 180° ten opzichte van elkaar worden gedraaid. Dit speciale patroon is zodanig asymetrisch gekozen dat de steunelementen, in de 180° draaihoek,- niet in uitsparingen van het andere krat kunnen grijpen, tenzij de stapel samen een stabiele verticale ondersteuning tussen de beide kratten omvat. Dit vereist, teneinde een gelijksoortige stabiele verticale ondersteuning te bereiken, dat tenminste vier paar steunelementen en uitsparingen in de omgeving van de vier hoeken van het krat zijn aangebracht.
Er kunnen bijvoorbeeld, zowel vier steunelementen als vier uitsparingen zijn, die in twee paren, met verschillende onderlinge afstanden op de twee tegenover elkaar gelegen wanden van het krat zijn aangebracht.
Het is voordelig als elk van de steunelementen aan een van de wanden is bevestigd over in hoofdzaak de gehele lengte van het steunelement, omdat dan het element betrekkelijk dun, bij voorkeur minder dan een-twintigste deel van de horizontale breedte van de wand waaraan het is bevestigd, bijvoorbeeld ongeveer een-tachtigste van die breedte, kan worden gemaakt.
Bovendien hebben de wanden bij voorkeur geen groot aantal doorgaande gaten, omdat deze de kans op het binnendringen van vreemde stoffen vergroten en de moeilijkheid van het reinigen van de houders vergroten.
Opdat de uitvinding duidelijk wordt begrepen en gemakkelijk ten uitvoer kan worden gebracht, zal nu, bij wijze van voorbeeld, worden verwezen naar bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een eindaanzicht toont van twee nestbare, op elkaar gestapelde kratten met een onderlinge hoekopstelling die een hoge stapelstand geeft, fig. 2 een eindaanzicht toont van de kratten, maar met een onderlinge hoekopstelling die een lage stapelstand geeft, en fig. 3 is verdeeld in fig. 3.1 aan de linkerkant en fig. 3.2 aan de rechterkant door een lijn A-A, waarbij fig. 3.1 een half zijaanzicht van de kratten in fig. 1 is, gezien in de richting van de pijlen III.l-III.l in fig. 1, en waarin fig. 3.2 een halve langsdoorsnede door de kratten in fig. 2 is, volgens de lijn III.2-III.2 in fig. 2.
In de volgende beschrijving worden dezelfde verwijzingscijfers voor beide kratten gebruikt, echter met een ' voor onderdelen die bij het onderste krat behoren.
Voor de eenvoud en aangezien beide kratten 1 en 1' identiek zijn, zal alleen het bovenste krat 1 gedetaileerd worden beschreven.
Krat 1 omvat vier verticale wanden, meer in het bijzonder twee eindwanden 2 en 3 en twee H-vormige zijwanden 4 en 5. Een horizontale, ladingdragende bodem 6 is aangebracht ter hoogte van de dwarslijn van de H's en met de binnenkant van de wanden 2-5 verbonden. Van de twee gestapelde kratten 1, 1', strekken de wanden 2-5 van het bovenste krat 1 zich omlaag uit teneinde de wanden 2'-5' van het onderste krat die zich uitstrekken om het krat 1 te steunen, te omvatten.
Er zijn vier afzonderlijke steunelementen 7a, 8a, 9a en 10a, en vier overeenkomstige, afzonderlijke uitsparingen 7b, 8b, 9b en 10b. De steunelementen 7a-10a zijn geconstrueerd als verticale ribben die zich aan de buitenzijde van de eindwanden 2 en 3 uitstrekken op een niveau boven de bodem 6. De uitsparingen 7b-10b zijn uitgevoerd als verticale groeven aan de binnenzijde van de eindwanden 2 en 3 onder de bodem 6, waarbij de groeven 7b-10b aan de bovenkant gesloten en aan de onderkant naar de onderste randen 2a en 3a van de eindwanden 2 en 3 toe open zijn.
De groeven 7b-10b hebben elk een verticale hoogte die enigszins groter is dan de verticale hoogte van elke ribbe 7a-10a. Bovendien hebben de ribben 7a-10a respectieve bovensteunschouders 7c, 8c, 9c, en 10c.
In fig. 1 is te zien dat de ribben 7a en 8a en de groeven 7b en 8b zijn aangebracht op en in de eindwand 2, en in fig. 2 is te zien dat de twee andere ribben 9a en 10a en de twee andere groeven 9b en 10b zijn aangebracht op en in de andere eindwand 3. De ribben 7a en 8a op de eindwand 2 in fig. 1 hebben een onderlinge horizontale afstand CCl, en de groeven 7b en 8b in dezelfde eindwand 2 zijn aangebracht met dezelfde onderlinge horizontale afstand CCl. De ribben 9a en 10a op de eindwand 3 in fig. 2 hebben een onderlinge horizontale afstand CC2, en de groeven 9b en 10b in dezelfde eindwand 3 zijn op dezelfde onderlinge horizontale afstand CC2 aangebracht. Zoals uit de figuren kan worden opgemaakt, is de afstand CCl kleiner dan de afstand CC2.
Beschouw nu de twee op elkaar gestapelde kratten 1, 1' in figs. 1 en 3.1. Het bovenste krat 1 is met de hoeken zodanig geplaatst dat de eindwand 2 ervan boven de eindwand 3' van het onderste krat 1' is geplaatst. Derhalve liggen de groeven 7b en 8b in het bovenste krat 1 nu boven, maar horizontaal verplaatst ten opzichte van de ribben 9a' en 10a' in de eindwand 3', zodat de ribben 9a' en 10a' niet in de groeven 7b en 8b kunnen komen, maar hun bovenste steunschouders 9c en 10c de onderste rand 2a van de eindwand 2 dragen.
Op een overeenkomstige manier zullen, op de andere eindwanden 3 en 2', de twee ribben 7a' en 8a' (niet weergegeven) van het krat 1', met hun schouders 7c' en 8c' (niet weergegeven), de onderste rand 3a van de eindwand 3 dragen, aangezien deze ribben 7a' en 8a' op onderlinge afstand CCl zijn geplaatst en derhalve niet in de groeven 9b en 10b van het krat 1, die op grotere onderlinge afstand CC2 zijn geplaatst, kunnen grijpen.
Wanneer de kratten de onderlinge hoekopstelling hebben zoals in figs. 1 en 3.1 is weergegeven, verschaffen de vier schouders 7c'-10c' samen een stabiele verticale ondersteuning voor de onderste randen 2a en 3a van het bovenste krat 1. Zoals aangeduid met een streeplijn 11 in fig. 3.1, zal de bodem 6 dan een afstand ΔΗ van de bovenste randen van het onderste krat 1' liggen.
Laat nu het onderste krat 1' in fig. 1 in dezelfde positie en til het bovenste krat 1 op, draai dit in het horizontale vlak over 180° en plaats het weer op het onderste krat 1'. Na deze handeling is de situatie als weergegeven in figs. 2 en 3.2. Alle ribben 7a'-10a' liggen nu op een lijn met de overeenkomstige groeven 7b-10b.
Wanneer het bovenste krat 1 wordt neergelaten, en aangezien de verticale hoogte van de groeven 7b-10b enigszins groter is dan de verticale hoogte van de ribben 7a'-10a', kan de onderkant van de bodem 6 nu verder zakken ten opzichte van de bovenste randen van het krat 1' en hierop komen te rusten, zoals weergegeven in fig. 3.2. De aangegeven verticale afstand Δ H in fig. 3.1 is derhalve opgeheven en de twee kratten 1, 1’ hebben nu een lage stapelstand.
Er is met verwijzing naar de tekening een voorbeeld van de uitvinding beschreven, maar de uitvinding kan de vorm aannemen van vele voorbeelden. In een gewijzigde uitvoering zouden de ribben 7a-10a onder de bodem 6 en de groeven 7b-10b boven de bodem kunnen liggen. Voorts is het mogelijk om steunelementen en uitsparingen ook langs de zijwand(en) 4 en/of 5 te hebben, en ook om het aantal paren steunelementen en uitsparingen te variëren. De enige voorwaarde is dat deze paren steunelementen en uitsparingen verdeeld zijn overeenkomstig een speciaal patroon, dat, in één of twee onderlinge hoekopstellingen van de kratten, voorkomt dat de steunelementen in de overeenkomstige uitsparingen grijpen.
Tenslotte is het ook mogelijk de uitvinding toe te passen op kratten waarin, met twee opgestapelde kratten, de onderste delen van de wanden van het bovenste krat binnen de bovenste delen van de wanden van het onderste krat worden ingelaten, of waarin het onderste krat is voorzien van een speciale groef in de bovenste rand ervan voor het opnemen van de onderste rand van het bovenste krat.
Claims (15)
1. Nestbare houder omvattende eerste, tweede, derde en vierde in hoofdzaak verticale wanden (2-5) waarvan de eerste en derde wand (2, 3) tegenover elkaar zijn geplaatst en in hoofdzaak horizontale bovenste en onderste randen hebben die zich in hoofdzaak over de gehele lengte van de wand uitstrekken, een in hoofdzaak horizontale ladingdragende bodem (6) die met de eerste tot en met vierde wand (2-5) is verbonden, steunelementen (7a-10a) en uitsparingen (7b-10b) die zijn gelegen op onder- en bovengedeeltes van de houder (1) en volgens een bepaald patroon horizontaal zijn verdeeld op zowel het ondergedeelte als op het bovengedeelte, waarbij het patroon zodanig is dat, wanneer de houder (1) en een identieke houder (1') op elkaar zijn gestapeld volgens een eerste onderlinge hoekopstelling (fig. 2), de steunelementen (7a-10a) zijn opgenomen in de uitsparingen (7b'-10b'), teneinde een laag-niveau stapelverband te verschaffen, terwijl wanneer de houders op elkaar zijn opgestapeld volgens een tweede onderlinge hoekopstelling (fig. 1), waarin de bovenste houder (1) om een verticale as is gedraaid ten opzichte van de onderste houder (1'), wordt voorkomen dat de steunelementen (7a-10a) in de uitsparingen (7b'—1Ob') worden opgenomen, teneinde een hoog-niveau stapelverband te verschaffen, met het kenmerk, dat de steunelementen (7a-10a) in hoofdzaak verticale, horizontaal uitstekende ribben (7a-10a) omvatten die zich niet voorbij de in hoofdzaak horizontale bovenste en onderste randen uitstrekken, en dat de uitsparingen (7b-10b) sleuven (7b-10b) omvatten die complementair zijn aan de ribben (7a-10a).
2. Nestbare houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ribben (7a-10a) en de sleuven (7b-10b) op de onder- en bovenzijde van de bodem (6) zijn gelegen en op zowel op de onderzijde als op de bovenzijde van de bodem (6) horizontaal volgens het patroon zijn verdeeld.
3. Nestbare houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk van de ribben (7a-10a) aan een van de wanden (2, 3) is bevestigd over in hoofdzaak de gehele lengte van de ribbe (7a-10a).
4. Nestbare houder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk van de ribben (7a-10a) een horizontale dikte heeft die minder is dan een-twintigste deel van de horizontale breedte van de wand (2, 3) waaraan de ribbe is bevestigd.
5. Nestbare houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk van de ribben (7a-10a) een horizontale dikte heeft van ongeveer een-tachtigste deel van de horizontale breedte.
6. Nestbare houder volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat wanneer de houders (1, 1') het lage-niveau stapelverband innemen, de bovenste houder (1) met de onderzijde van zijn bodem (6) op de bovenste randen van de eerste en derde wand (2', 3') van de onderste houder (1') rust.
7. Nestbare houder volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de houder slechts twee stapelniveaus heeft.
8. Nestbare houder volgens een der conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de tweede en vierde wand (4, 5) H-vormig zijn.
9. Krat (1), omvattende vier verticale wanden (2-5) en een horizontale ladingdragende bodem (6) die tussen de bovenkanten en onderkanten van de wanden (2-5) is aangebracht en met de binnenkanten van de wanden (2-5) is verbonden, welk krat (1) is bestemd om met identieke kratten te worden gestapeld, met het kenmerk, dat de wanden (2-5, 2* —5*) zijn voorzien van tenminste vier steunelementen (7a-10a, 7a'-10a')r die aan één zijde van de bodem (6, 6') zijn gelegen en die horizontaal volgens een patroon zijn verdeeld, en met een aantal steunelementen (7a-10a, 7a'-10a') dat overeenkomt met een aantal uitsparingen (7b-10b, 7b'-10b')r die aan de tegenoverliggende zijde van de bodem (6, 6') zijn gelegen, en die horizontaal volgens het patroon zijn verdeeld, welk patroon zodanig is dat, wanneer twee van dergelijke kratten volgens een eerste onderlinge hoekopstelling (fig. 2) op elkaar zijn gestapeld, de steunelementen (7a'-10a') van het ene krat (1') elk worden opgenomen in de ermee overeenkomende uitsparing (7a-10a) in het andere krat (1), teneinde een lage stapelhoogte van de kratten (1, 1') te verschaffen, en dat, wanneer twee van dergelijke kratten volgens een tweede onderlinge hoekopstelling (fig. 1) op elkaar zijn gestapeld, waarin de twee kratten vergeleken met de eerste hoekopstelling in het horizontale vlak 180° ten opzichte van elkaar zijn gedraaid, wordt voorkomen dat de steunelementen (7a'-10a') van het ene krat (1') in de uitsparingen (7b-10b) van het tweede krat (1) grijpen en deze steunelementen (7a'-10a') een stabiele verticale ondersteuning (7c'-10c') tussen de kratten (1, 1') verschaffen teneinde een grote stapelhoogte van de kratten (1, 1') te verschaffen.
10. Krat volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de steunelementen (7a-10a) op de buitenoppervlakken van de wanden (2-5) zijn gelegen, boven de bodem (6), en dat de uitsparingen (7b-10b) in de binnenopppervlakken van de wanden (2-5), onder de bodem (6) zijn gevormd.
11. Krat volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de steunelementen (7a-10a) verticale randen (7c-10c) omvatten die vanaf de bodem (6) naar buiten zijn gericht, en samen de stabiele verticale steun in de tweede hoekopstelling verschaffen, en dat de uitsparingen (7b-10b) door verticale groeven (7b-10b) worden gevormd.
12. Krat volgens een der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat wanneer twee van dergelijke kratten (1, 1') de eerste onderlinge hoekopstelling (fig. 2) innemen, teneinde de lage stapelhoogte te verschaffen, het bovenste krat (1) met de onderzijde van de bodem (6), op de bovenste randen van de wanden (2'-5') van het onderste krat (1') rust.
13. Krat volgens een der conclusies 9-12, met het kenmerk, dat er zowel vier steunelementen (7a-10a) als vier uitsparingen (7b-10b) zijn, die in twee paren (7a-8a, 9a-10a, 7b-8b, 9b-10b), met verschillende onderlinge afstand (CCl, CC2) op de twee tegenover elkaar gelegen wanden (2, 3) van de wanden (2-5) zijn aangebracht.
14. Krat volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de twee andere wanden (4, 5) H-vormig zijn, waarbij de bodem (6) ter hoogte van de dwarslijn van de H’s is geplaatst.
15. Krat volgens een der conclusies 9-14, met het kenmerk, dat het zodanig is geconstrueerd dat, met twee van dergelijke gestapelde kratten (1, 1'), in de wanden (2-5) van het bovenste krat (1) opgenomen omlaaggerichte steunelementen in de wanden (2'-5') van het onderste krat (1') opgenomen omhoogstaande elementen omsluiten.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
SE8903081 | 1989-09-18 | ||
SE8903081A SE8903081L (sv) | 1989-09-18 | 1989-09-18 | Staplingsbar back |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9002051A true NL9002051A (nl) | 1991-04-16 |
Family
ID=20376922
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9002051A NL9002051A (nl) | 1989-09-18 | 1990-09-18 | Nestbare houder. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
FI (1) | FI904563A0 (nl) |
GB (1) | GB2237560B (nl) |
NL (1) | NL9002051A (nl) |
NO (1) | NO904045L (nl) |
RU (1) | RU2037454C1 (nl) |
SE (1) | SE8903081L (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
RU207925U1 (ru) * | 2021-05-21 | 2021-11-24 | Общество с ограниченной ответственностью "Научно-производственное объединение "Защитные Системы Комплексные Решения" (ООО "НПО "ЗСКР") | Тара для хранения и транспортировки взрывоопасных и чувствительных изделий |
Family Cites Families (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1070493A (en) * | 1965-01-28 | 1967-06-01 | Wcb Containers Ltd | Improvements in containers |
FR1491290A (fr) * | 1966-04-29 | 1967-08-11 | Plastimonde | Caisses, casiers et bacs de conditionnement gerbables et emboîtables |
US3613943A (en) * | 1969-12-31 | 1971-10-19 | Phillips Petroleum Co | Nesting and stacking container |
US3773213A (en) * | 1971-07-23 | 1973-11-20 | Gilbert N | Shipping and dispensing container |
US4304334A (en) * | 1979-11-13 | 1981-12-08 | North American Beverage Cases, Inc. | Nestable and stackable bottle case |
US4426001A (en) * | 1981-09-14 | 1984-01-17 | Pinckney Molded Plastics, Inc. | Nestable and stackable container |
FR2536043A1 (fr) * | 1982-11-12 | 1984-05-18 | Allibert Sa | Caisses de manutention empilables et emboitables du type a piliers de support sensiblement verticaux |
DE8627458U1 (de) * | 1986-10-15 | 1987-01-15 | Koose, Rudolf, 4600 Dortmund | Konischer Stapelkasten |
GB2207417B (en) * | 1987-07-22 | 1991-07-17 | Perstorp Ab | Improvements in or relating to a container |
-
1989
- 1989-09-18 SE SE8903081A patent/SE8903081L/ not_active Application Discontinuation
-
1990
- 1990-09-17 GB GB9020270A patent/GB2237560B/en not_active Expired - Fee Related
- 1990-09-17 NO NO90904045A patent/NO904045L/no unknown
- 1990-09-17 FI FI904563A patent/FI904563A0/fi not_active Application Discontinuation
- 1990-09-18 RU SU4831284 patent/RU2037454C1/ru active
- 1990-09-18 NL NL9002051A patent/NL9002051A/nl not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB2237560B (en) | 1993-03-24 |
FI904563A0 (fi) | 1990-09-17 |
GB9020270D0 (en) | 1990-10-31 |
SE8903081D0 (sv) | 1989-09-18 |
RU2037454C1 (ru) | 1995-06-19 |
NO904045L (no) | 1991-03-19 |
GB2237560A (en) | 1991-05-08 |
SE8903081L (sv) | 1991-03-19 |
NO904045D0 (no) | 1990-09-17 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4441615A (en) | Stackable tray | |
US7987797B2 (en) | Stackable packaged goods pallet | |
US5495945A (en) | Low depth nestable tray for bottles or the like | |
EP0959011B1 (en) | Shipping pallet | |
US4423813A (en) | Multilevel stacking container | |
US4079836A (en) | Baskets and support therefor, for mass merchandising handling and display of goods | |
CA1189804A (en) | Load carrier | |
US8235214B2 (en) | Stackable liquid container with tunnel-shaped base | |
US8403144B2 (en) | Liquid container: system for distribution | |
US4194626A (en) | Container adapted to be stacked vertically and on its side | |
JPS624048A (ja) | 折りたたみ式コンテナ | |
RU2591092C1 (ru) | Ящик для транспортировки и демонстрации | |
RU2649818C1 (ru) | Ящик для транспортировки и демонстрации товаров | |
JP2013538164A (ja) | 運搬陳列用ケース | |
DK2930121T3 (en) | Plastic pallet for receiving the flexible bulk material containers | |
US4146139A (en) | Baskets and support therefor, for mass merchandising handling and display of goods | |
US4308954A (en) | Plastic nestable-stackable receptacle | |
US3100582A (en) | Tierable and nestable receptacle | |
CA2786924A1 (en) | Underlay device for transportation and presentation containers | |
NL9002051A (nl) | Nestbare houder. | |
WO1997007033A1 (en) | Stacking and nesting containers | |
GB2377695A (en) | Shelved Container Assembly | |
GB2227232A (en) | Stackable/nestable container | |
NL1016929C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het vervoeren en opslaan van producten, in het bijzonder bulkgoederen. | |
US3219231A (en) | Stacking receptacles |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed |