NL9001814A - Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker. - Google Patents

Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker. Download PDF

Info

Publication number
NL9001814A
NL9001814A NL9001814A NL9001814A NL9001814A NL 9001814 A NL9001814 A NL 9001814A NL 9001814 A NL9001814 A NL 9001814A NL 9001814 A NL9001814 A NL 9001814A NL 9001814 A NL9001814 A NL 9001814A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
light
wavelength
night vision
vision
day
Prior art date
Application number
NL9001814A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Optische Ind De Oude Delft Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Optische Ind De Oude Delft Nv filed Critical Optische Ind De Oude Delft Nv
Priority to NL9001814A priority Critical patent/NL9001814A/nl
Priority to JP51361191A priority patent/JPH06500185A/ja
Priority to PCT/NL1991/000149 priority patent/WO1992003754A1/en
Priority to EP19910914786 priority patent/EP0543885A1/en
Priority to CA 2085602 priority patent/CA2085602A1/en
Publication of NL9001814A publication Critical patent/NL9001814A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B23/00Telescopes, e.g. binoculars; Periscopes; Instruments for viewing the inside of hollow bodies; Viewfinders; Optical aiming or sighting devices
    • G02B23/12Telescopes, e.g. binoculars; Periscopes; Instruments for viewing the inside of hollow bodies; Viewfinders; Optical aiming or sighting devices with means for image conversion or intensification

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Astronomy & Astrophysics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Telescopes (AREA)

Description

Titel: Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker
De uitvinding heeft betrekking op een gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker, omvattende: een behuizing met een ingangsapertuur en een uitgangsapertuur; eerste licht-richtmiddelen, om via de ingangsapertuur ontvangen, voor nachtzicht bestemd licht te richten naar een ingang van een beeldomzetinrichting; en tweede lichtrichtmiddelen, om door de beeldomzetinrichting aan een uitgang daarvan opgewekt licht te richten naar de uitgangsapertuur.
Een dergelijke gecombineerde dagzicht- en nachtzicht-kijker, in het hiernavolgende aangeduid met de term "dag/nachtzichtkijker", is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.629.295.
Een nadeel van deze bekende dag/nachtzichtkijker is, dat een afzonderlijke tweede ingangsapertuur benodigd is voor het ontvangen van licht ten behoeve van dagzicht. Aldus bestaat deze bekende dag/nachtzichtkijker in principe uit twee naast of boven elkaar gelegen kijkergedeelten, en dient het door de beeldomzetinrichting aan de uitgang van het voor nachtzicht bestemde gedeelte opgewekte licht via de tweede lichtricht-middelen te worden ingekoppeld in het voor dagzicht bestemde kijkergedeelte. Het genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.629.295 beschrijft voor dat doel bijvoorbeeld een gedeeltelijk doorlatende spiegel 12.
De uitvinding beoogt de bekende dag/nachtzichtkijker te verbeteren. In het bijzonder beoogt de uitvinding een dag/nachtzichtkijker te verschaffen met verminderde afmetingen en een verminderd gewicht. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een dag/nachtzichtkijker te verschaffen met een voor dagzicht en nachtzicht gecombineerde ingangsapertuur.
Daartoe is de dag/nachtzichtkijker van het bovengenoemde type volgens de uitvinding ingericht om voor dagzicht bestemd licht eveneens via de voor nachtzicht bestemde ingangsapertuur te ontvangen, en is de kijker voorzien van lichtscheidings- middelen om dit via de ingangsapertuur ontvangen, voor dagzicht bestemde licht te scheiden van het voor nachtzicht bestemde licht en te richten naar de uitgangsapertuur via een buiten de beeldomzetinrichting verlopende optische baan.
In een eerste uitvoeringsvorm zijn de lichtscheidings-middelen ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht ruimtelijk te scheiden, en omvatten daartoe een in de optische baan tussen de ingangsapertuur en de ingang van de beeldomzetinrichting gepositioneerd eerste optisch stelsel met positieve sterkte, waarvan de oppervlakte kleiner is dan de oppervlakte van de ingangsapertuur.
In een tweede uitvoeringsvorm zijn de lichtscheidings-middelen ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht in tijd te scheiden, en omvatten daartoe een verplaatsbaar eerste reflecterend orgaan dat in een nachtzichtpositie werkzaam is om het via de ingangsapertuur ontvangen licht door te laten, en in een dagzichtpositie werkzaam is om het via de ingangsapertuur ontvangen licht te reflecteren.
In een derde uitvoeringsvorm zijn de lichtscheidings-middelen ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht naar golflengte te scheiden, en omvatten daartoe een eerste golflengte-discriminerend orgaan dat is ingericht om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen een eerste golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting, en om althans in hoofdzaak reflecterend te zijn voor licht binnen een tweede golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het zichtbare golflengtegebied.
In een verdere uitvoeringsvorm is de uitgang van de beeldomzetinrichting naar de ingangsapertuur gericht, en is tussen de ingangsapertuur en de beeldomzetinrichting een tweede golflengte-discriminerend orgaan aanwezig, dat is ingericht om te fungeren als positieve reflectielens voor licht binnen een smal derde golflengtegebied dat in hoofdzaak samenvalt met de emissie-piek λ* van de beeldomzetinrichting, en om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen tenminste een vierde golflengtegebied dat tenminste in hoofdzaak correspondeert met de combinatie van het zichtbare golflengtegebied en het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting, met uitsluiting van het genoemde derde golflengtegebied, en is tegenover de ingang van de beeldomzetinrichting een focusserend reflecterend orgaan opgesteld.
In het hiernavolgende zal de uitvinding nader worden verduidelijkt door beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke of vergelijkbare onderdelen zijn aangeduid met gelijke verwijzingscijfers, en waarin: figuur 1 schematisch een eerste uitvoeringsvorm toont van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding; figuur 2A schematisch een tweede uitvoeringsvorm toont van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding; figuur 2B schematisch een derde uitvoeringsvorm toont van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding; en figuur 3 schematisch een verdere uitvoeringsvorm toont van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding.
Thans zullen een aantal gebruikte termen nader worden verduidelijkt.
Onder dagzicht wordt verstaan het waarnemen van een scene met behulp van direct van de scene afkomstig, voor het menselijk oog zichtbaar licht.
Onder nachtzicht wordt verstaan het waarnemen van een scene in die omstandigheden, waarin het gewenst is het van de scene afkomstige zichtbare licht te versterken en/of aan te vullen door het in zichtbaar licht omzetten van van de scene afkomstig niet-zichtbaar licht, doorgaans infra-rood licht.
In de figuren zijn ter wille van de duidelijkheid alleen asbundels weergegeven.
In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De dag/nachtzichtkijker 1 omvat een behuizing 2 met een ingangsapertuur 3 voor het ontvangen van van een niet weergegeven scene afkomstig licht 100. In of voor de ingangsapertuur 3 kan een (niet weergegeven) objectief-stelsel zijn aangebracht voor het scherpstellen op de scene.
In dat geval zullen de in de figuren 1, 2 en 3 weergegeven bundels 103, 109 en 116 niet evenwijdig aan de as 5 verlopen. Hoewel de uitvinding daar niet toe is beperkt, kan een dergelijke dag/nachtzichtkijker 1 bijvoorbeeld een richtkijker voor een geweer zijn.
De dag/nachtzichtkijker 1 is voorzien van een beeldomzet-inrichting 10 met een ingang 11 en een uitgang 12, welke beeldomzetinrichting 10 van een standaard type kan zijn.
De werking van de beeldomzetinrichting 10 wordt bekend verondersteld en vormt geen deel van de uitvinding, om welke reden een uitgebreidere beschrijving van de beeldomzetinrichting 10 achterwege wordt gelaten. Volstaan wordt met op te merken, dat de ingangsgevoeligheid van de beeldomzetinrichting 10 zich kan uitstrekken in een golflengte-venster van zichtbaar licht tot in het nabije infra rood, of zelfs tot het verre infrarood. In een praktisch voorbeeld is de beeldomzetinrichting 10 gevoelig voor licht met golflengten tussen 600 nm en 1000 nm. Voorts kan het aan de uitgang 12 opgewekte licht ontstaan door het oplichten van een fosforescentielaag die ten minste één scherpe emissiepiek heeft bij een golflengte λ*. Bij wijze van voorbeeld kan de fosforescentielaag fosfor bevatten, met een scherpe emissiepiek bij λ* = 543 nm. Opgemerkt wordt, dat de emissiepiek in de praktijk altijd een zekere breedte heeft, en dat er in het spectrum van de fosforescentielaag één of meerdere neven-pieken kunnen voorkomen.
De dag/nachtzichtkijker 1 is voorts voorzien van tegenover de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 opgestelde eerste lichtrichtmiddelen 20, om het via de ingangsapertuur 3 ontvangen, voor nachtzicht bestemde licht te richten naar een ingang van'een beeldomzetinrichting. In deze eerste uitvoeringsvorm omvatten de eerste lichtrichtmiddelen 20 een tussen de ingangsapertuur 3 en de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 gepositioneerd eerste optisch stelsel 21 met positieve sterkte, waarvan de oppervlakte kleiner is dan de oppervlakte van de doorsnede van de ingangsapertuur 3. Dat gedeelte 101 van het via de ingangsapertuur 3 binnentredende licht 100 dat het eerste optisch stelsel 21 bereikt, wordt door het eerste optisch stelsel 21 afgebeeld (102) op de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 en wordt aldus gebruikt voor nachtzicht, terwijl dat gedeelte 103 van het via de ingangsapertuur 3 binnentredende licht 100 dat langs het eerste optisch stelsel 21 passeert, wordt gebruikt voor dagzicht. Aldus fungeert het eerste optisch stelsel 21 als lichtscheidingsmiddel.
De dag/nachtzichtkijker 1 is verder voorzien van tweede lichtrichtmiddelen 30, om het door de beeldomzetinrichting 10 aan de uitgang 12 daarvan opgewekte licht 104 te richten (105, 107) naar een uitgangsapertuur 4 van de dag/nachtzichtkijker 1. De tweede lichtrichtmiddelen 30 omvatten een tweede optisch stelsel 31 met positieve sterkte, dat is ingericht om het aan de uitgang 12 van de beeldomzetinrichting 10 opgewekte beeld een voorwerpvlak te geven dat samenvalt met het voorwerpvlak van de scene 100 zoals waargenomen met het dagzichtlicht 103. In het getoonde voorbeeld is het tweede optisch stelsel 31 ingericht om de lichtstralen 105 die van hetzelfde beeldpunt afkomstig zijn, evenwijdig te laten zijn.
Voorts omvatten de tweede lichtrichtmiddelen 30 een derde optisch stelsel 32 met positieve sterkte, dat is ingericht om het voor dagzicht bestemde licht 103, en het door de beeldomzetinrichting 10 opgewekte en door het tweede optisch stelsel 31 afgebogen licht 105, te convergeren (106 resp. 107) naar de uitgangsapertuur 4.
Het bij de uitgangsapertuur 4, bijvoorbeeld met behulp van een oculairstelsel, waargenomen uitgangsbeeld van de dag/nachtzichtkijker 1 is een superpositie van het dagzicht-beeld en het nachtzicht-beeld. Wanneer de vergroting in de optische ba'an van het eerste optisch stelsel 21 tot en met het tweede optisch stelsel 31 gelijk is aan 1, passen het dagzicht-beeld en het nachtzicht-beeld precies op elkaar, zodat bijvoorbeeld tijdens schemering beide beelden tegelijkertijd waargenomen kunnen worden zonder een storend grootte-verschil. Een dergelijke vergroting kan bereikt worden door een geschikte combinatie van het eerste optisch stelsel 21, de beeldomzetinrichting 10, en het tweede optisch stelsel 31, waarbij desgewenst de beeldomzetinrichting 10 kan zijn voorzien van een omkeerinrichting ("twister"), zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.
Bij de dag/nachtzichtkijker 1 wordt door het eerste optisch stelsel 21 het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht ruimtelijk gescheiden in een voor dagzicht bestemd gedeelte en een voor nachtzicht bestemd gedeelte, waarbij de scheidingsverhouding is gedefinieerd door de verhouding tussen de oppervlakte van de ingangsapertuur 3 en de oppervlakte van eerste optisch stelsel 21. Een consequentie daarvan is, dat zich in het voor dagzicht bestemde licht-gedeelte informatie bevindt die geschikt is voor nachtzicht maar daarvoor niet wordt benut, terwijl zich in het voor nachtzicht bestemde licht-gedeelte informatie bevindt die geschikt is voor dagzicht maar daarvoor niet wordt benut. Een verbetering van de lichtsterkte van het nachtzicht-beeld door vergroting van het eerste optisch stelsel 21 heeft daarbij een vermindering van de lichtsterkte van het dagzicht-beeld tot gevolg, en omgekeerd.
In figuur 2A is een tweede uitvoeringsvorm 40 van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding getoond, die een ten opzichte van de dag/nachtzichtkijker 1 verbeterde lichtsterkte heeft, zowel voor het dagzicht-beeld als voor het nachtzicht-beeld. Daartoe hebben het eerste optisch stelsel 21 en de ingangsapertuur 3 zodanige afmetingen, dat al het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht het eerste optisch stelsel 21 kan treffen. Daartoe kan bijvoorbeeld bij of nabij de ingangsapertuur 3 een beam-impander 41 zijn aangebracht, en/of de oppervlakte van eerste optisch stelsel 21 kan zijn vergroot.
Voorts omvat de dag/nachtzichtkijker 40, in de optische baan tussen de ingangsapertuur 3 respectievelijk de beam- impander 41 en de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10, lichtscheidingsmiddelen 50 die zijn ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht te scheiden. Ter wille van de duidelijkheid is in de bovenhelft van figuur 2A de stralengang voor dagzicht getoond, en is in de onderhelft van figuur 2 de stralengang voor nachtzicht getoond.
In het in figuur 2A weergegeven voorbeeld omvatten de lichtscheidingsmiddelen 50 een verplaatsbaar eerste reflecterend orgaan 51. Bij het gebruik van de dag/nachtzicht-kijker 40 kiest de gebruiker voor een nachtzicht-modus respectievelijk een dagzicht-modus door een positie van het eerste reflecterend orgaan 51 te kiezen.
In de dagzicht-modus is het eerste reflecterend orgaan 51 gepositioneerd in de optische baan tussen de ingangsapertuur 3 respectievelijk de beam-impander 41 en de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10, zoals in figuur 2 is weergegeven. Al het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht 100 wordt door het eerste reflecterend orgaan 51 gereflecteerd (108) naar een tweede reflecterend orgaan 52, om van daaruit gereflecteerd (109) te worden naar het derde optisch stelsel 32 teneinde te worden benut voor dagzicht op een wijze zoals bovenstaand onder verwijzing naar figuur 1 is beschreven. In het weergeven voorbeeld werken het eerste reflecterend orgaan 51 en het tweede reflecterend orgaan 52 samen om lichtstralen die invallen op het eerste reflecterend orgaan 51, vanaf het tweede reflecterend orgaan 52 langs de beeldomzetinrichting 10 naar het derde optisch stelsel 32 te reflecteren (109) teneinde daardoor te worden gefocusseerd in een tussenbeeld. Het tweede reflecterend orgaan 52 is bij voorkeur een Mangin-spiegel met een centrale uitsparing die is uitgelijnd met de ingangsapertuur 3.
In de nachtzicht-modus is het eerste reflecterend orgaan 51 verwijderd uit de optische baan tussen de ingangsapertuur 3 respectievelijk de beam-impander 41 en de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10. Al het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht treft dan het eerste optisch stelsel 21, en wordt benut voor nachtzicht op een wijze zoals bovenstaand onder verwijzing naar figuur 1 is beschreven.
Voor het verplaatsen van het eerste reflecterend orgaan 51, en voor het bedienen van deze verplaatsing, kunnen willekeurige geschikte middelen worden toegepast, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. Aangezien de constructie van deze middelen geen deel uitmaakt van de onderhavige uitvinding, worden deze middelen hier niet nader beschreven, en zijn zij ter wille van de eenvoud niet in figuur 2 weergegeven. Opgemerkt wordt slechts, dat het omschakelen van de nachtzicht-modus naar de dagzicht-modus en terug automatisch kan plaatsvinden, zonder specifieke handeling van de gebruiker, wanneer genoemde middelen een bedieningsinrichting zoals een motor alsmede een lichtsterkte-detector voor het besturen van de bedieningsinrichting omvatten.
Bij de dag/nachtzichtkijker 40 wordt door de licht-scheidingsmiddelen 50 het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht 100 naar tijd gescheiden in een voor dagzicht bestemd gedeelte en een voor nachtzicht bestemd gedeelte, waarbij de scheidingsverhouding is gedefinieerd door de verhouding tussen de tijd dat het eerste reflecterend orgaan 51 zich in de met de dagzichtmodus geassocieerde positie bevindt en de tijd dat het eerste reflecterend orgaan 51 zich in de met de nachtzichtmodus geassocieerde positie bevindt. Hoewel het mogelijk is dat het eerste reflecterend orgaan 51 met een relatief hoge herhalingsfrequentie tussen deze beide posities heen en weer wordt bewogen, zal in de praktijk het eerste reflecterend orgaan 51 stationair worden gehouden in één van beide posities. Een'consequentie daarvan is, dat in de nachtzichtmodus geen dagzichtbeeld beschikbaar is, en omgekeerd.
Bij een in figuur 2B weergegeven derde uitvoeringsvorm 60 van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding zijn de voordelen van de dag/nachtzichtkijkers 1 en 40 gecombineerd. Daartoe omvatten de lichtscheidingsmiddelen 50 een eerste golflengte-discriminerend orgaan 53 dat is ingericht om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen een eerste golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het gevoeligheidsgebied van de beeldomzet-inrichting 10, en om althans in hoofdzaak reflecterend te zijn voor licht binnen een tweedë golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het zichtbare golflengtegebied. Een voorbeeld van een dergelijk golflengte-discriminerend orgaan 53 is een kantfilter.
De werking van de dag/nachtzichtkijker 60 kan worden vergeleken met die van de dag/nachtzichtkijker 40. Voor licht binnen het tweede golflengtegebied vervult het eerste golflengte-discriminerend orgaan 53 de functie van het zich in de met de dagzichtmodus geassocieerde positie bevindende eerste reflecterend orgaan 51, terwijl voor licht binnen het eerste golflengtegebied het eerste golflengte-discriminerend orgaan 53 schijnbaar niet aanwezig is en derhalve vergeleken kan worden met het zich in de met de nachtzichtmodus geassocieerde positie bevindende eerste reflecterend orgaan 51.
Bij deze uitvoeringsvorm van de dag/nachtzichtkijker 60 wordt door het eerste golflengte-discriminerend orgaan 53 het door de ingangsapertuur 3 binnentredende licht 100 naar golflengte gescheiden in een voor dagzicht bestemd gedeelte en een voor nachtzicht bestemd gedeelte. Daarbij kan alle voor nachtzicht geschikte informatie benut worden voor het vormen van een nachtzicht-beeld, terwijl tegelijkertijd alle voor dagzicht geschikte informatie benut kan worden voor het vormen van een dagzicht-beeld.
Opgemerkt wordt, dat het eerste golflengtegebied niet exact hoeft samen te vallen met het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting 10. Wanneer het eerste golflengtegebied ten opzichte van het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting 10 minder uitgestrekt is, gaat dit echter gepaard met een verminderde lichtsterkte bij nachtzicht. Hetzelfde geldt, indien de doorlaatbaarheid van het golflengte-discriminerend orgaan 53 binnen het eerste golflengtegebied minder is dan 100 %.
Wanneer het eerste golflengtegebied ten opzichte van het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting 10 meer uitgestrekt is naar het zichtbare golflengtegebied, gaat dit ten koste van de lichtsterkte bij dagzicht zonder dat echter de lichtsterkte bij nachtzicht is verbeterd. Gebleken is echter, dat een verlies van licht waarvan de golflengte zich nabij de bovengrens van het zichtbare golflengtegebied bevindt, voor het menselijk oog nauwelijks een verlies aan beeld- en/of kleurinformatie betekent. Een geschikte golflengte-discriminatiegrens van het golflengte-discri-minerend orgaan 53 is ca. 620 nm.
Figuur 3 toont een verdere uitvoeringsvorm 70 van de dag/nachtzichtkijker volgens de uitvinding, die de voordelen van de dag/nachtzichtkijker 60 heeft zonder dat daarbij een beam-impander benodigd is, terwijl de ruimtelijke afmetingen van de behuizing behouden kunnen blijven. Hierdoor wordt een besparing in gewicht en kosten mogelijk. Voorts kan het zwaartepunt van de dag/nachtzichtkijker dichter bij de uitgangsapertuur 4 en daardoor dichter bij de gebruiker zijn gelegen. Ter wille van de duidelijkheid is in de bovenhelft van figuur 3 de stralengang voor dagzicht getoond, en is in de onderhelft van figuur 3 de stralengang voor nachtzicht getoond.
Bij de dag/nachtzichtkijker 70 is de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 van de ingangsapertuur 3 af gericht. Voor het naar de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 richten van het via de ingangsapertuur 3 ontvangen, voor nachtzicht bestemde licht 113, omvatten de eerste lichtricht-middelen 20 tenminste een reflecterend orgaan 71 met een focusserende werking, dat tegenover de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 is opgesteld, en waarvan de oppervlakte althans in hoofdzaak correspondeert met de oppervlakte van de ingangsapertuur 3. Het focusserend reflecterende orgaan 71 is bij voorkeur een Mangin-spiegel met een centrale uitsparing die is uitgelijnd met de uitgangsapertuur 4.
In de optische baan tussen het focusserend reflecterende orgaan 71 en de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10 bevinden zich lichtscheidingsmiddelen 72, omvattende een eerste golflengte-discriminerend orgaan 73, waarvan de golflengte-discriminerende werking overeenkomt met die van het bovenstaand beschreven eerste golflengte-discriminerend orgaan 53. De combinatie van het focusserend reflecterende orgaan 71 en de lichtscheidingsmiddelen 72 is zodanig geconfigureerd, dat het voor nachtzicht bestemde licht scherp wordt afgebeeld op, althans nabij, de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10.
Tegenover de uitgang 12 van de beeldomzetinrichting 10 is een tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 opgesteld, dat is ingericht om te fungeren als positieve reflectielens voor licht binnen een smal derde .golflengtegebied dat in hoofdzaak samenvalt met de emissie-piek λ* van de beeldomzetinrichting 10, en om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen tenminste een vierde golflengtegebied dat tenminste in hoofdzaak correspondeert met de combinatie van het zichtbare golflengtegebied en het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting 10, met weglating van het genoemde derde golflengtegebied. Het tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 is bij voorkeur zodanig opgesteld, dat het voorwerpvlak daarvan in hoofdzaak samenvalt met de uitgang 12 van de beeldomzetinrichting 10, waarbij het voorwerpvlak dat vlak is, waarvan de stralen na reflectie door het orgaan 74 op dezelfde manier verlopen als de stralen 116.
In de praktijk kan het acceptabel zijn, dat het derde golflengtegebied in geringe mate afwijkt van de emissiepiek-golflengte. Zoals uit de hiernavolgende beschrijving duidelijk zal worden, heeft echter een grotere omvang van het derde golflengtegebied een verminderde lichtsterkte bij dagzicht tot gevolg, terwijl een kleinere omvang van het derde golflengtegebied een verminderde lichtsterkte bij nachtzicht tot gevolg heeft.
De werking van de dag/nachtzichtkijker 70 is als volgt. Via de ingangsapertuur 3 ontvangen licht 100 passeert (111) het tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 in hoofdzaak zonder breking en/of verlies, met uitzondering van het licht binnen het derde golflengtegebied, dat divergerend wordt gereflecteerd (niet weergegeven). Daarna wordt het licht 111 door het focusserend reflecterende orgaan 71 convergerend gereflecteerd (112) naar de tweede lichtscheidingsmiddelen 72.
Licht waarvan de golflengte groter is dan de scheidings-golflengte van het eerste golflengte-discriminerend orgaan 73, dat wil zeggen het voor nachtzicht bestemde licht 113, wordt scherp afgebeeld op de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10. Licht waarvan de golflengte kleiner is dan de scheidings-golflengte van het eerste golflengte-discriminerend orgaan 73, dat wil zeggen het voor dagzicht bestemde licht 114, wordt door de lichtscheidingsmiddelen 72 tot een reëel tussenbeeld gefocusseerd, dat door de uitgangsapertuur 4 met een oculair kan worden bekeken.
Van de uitgang 12 van de beeldomzetinrichting 10 uitgaande lichtstralen 115 met de golflengte λ* worden, aangezien zij zich bevinden in het derde golflengtegebied, door het tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 gereflecteerd (116) zodat zij op dezelfde manier verlopen als de daarmee geassocieerde ingangsstralen 111, en worden door het focusserend reflecterende orgaan 71 eveneens convergerend gereflecteerd (117) naar de tweede lichtscheidingsmiddelen 72. Omdat de golflengte λ* kleiner is dan de scheidingsgolflengte van het eerste golflengte-discriminerend scheidingsorgaan 73, worden deze nachtzicht-stralen door de lichtscheidingsmiddelen 72 gereflecteerd (118) naar de uitgangsapertuur 4, evenwijdig aan de daarmee geassocieerde dagzicht-stralen 114, zodat bij de uitgangsapertuur 4 een met het dagzicht-beeld samenvallend nachtzicht-beeld wordt verschaft. Daarbij kan de combinatie van het focusserend reflecterende orgaan 71 en de lichtscheidingsmiddelen 72 zodanig zijn geconfigureerd, dat bij de uitgangsapertuur 4 een reëel tussenbeeld wordt verschaft dat bekeken kan worden met behulp van een oculair.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is het focusserend reflecterende orgaan 71 ingericht om het via de ingangs-apertuur 3 ontvangen licht 111 en het van de uitgang 12 van de beeldomzetinrichting 10 afkomstige, door het tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 gereflecteerde licht 116 scherp af te beelden op, althans in de directe nabijheid van, de ingang 11 van de beeldomzetinrichting 10. Het eerste golf-lengte-discriminerend orgaan 73 is ingericht om althans in hoofdzaak diffuus reflecterend te zijn voor licht binnen het tweede golflengtegebied, en kan daarbij een vlakke vorm hebben. Voor het overige is de werking van deze alternatieve uitvoeringsvorm van de dag/riachtzichtkijker volgens de uitvinding vergelijkbaar met die van de dag/nachtzichtkijker 70. Aldus worden op het eerste golflengte-discriminerend orgaan 73 een reëel nachtzichtbeeld en een reëel dagzichtbeeld samenvallend geprojecteerd, welke reële beelden via de uitgangsapertuur 4 kunnen worden bekeken met behulp van een oculair.
Bij voorkeur is het tweede golflengte-discriminerend orgaan 74 gevormd door een holografisch optisch element. Een dergelijk element kan vervaardigd zijn met een relatief geringe dwarsafmeting en derhalve met een relatief gering gewicht, waardoor het totaalgewicht van de dag/nachtzicht-kijker 70 verminderd kan zijn terwijl tevens het zwaartepunt van de dag/nachtzichtkijker 70 verplaatst kan zijn in de richting van de uitgangsapertuur 4.

Claims (16)

1. Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker, omvattende: een behuizing met een ingangsapertuur en een uitgangsapertuur; eerste lichtrichtmiddelen, om via de ingangsapertuur ontvangen, voor nachtzicht bestemd licht te richten naar een ingang van een beeldomzetinrichting; en tweede lichtrichtmiddelen, om door de beeldomzetinrichting aan een uitgang daarvan opgewekt licht te richten naar de uitgangsapertuur; met het kenmerk: dat de kijker is ingericht om voor dagzicht bestemd licht eveneens via de voor nachtzicht bestemde ingangsapertuur te ontvangen; en dat de kijker is voorzien van lichtscheidingsmiddelen om dit via de ingangsapertuur ontvangen, voor dagzicht bestemde licht te scheiden van het voor nachtzicht bestemde licht en te richten naar de uitgangsapertuur via een buiten de beeldomzetinrichting verlopende optische baan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lichtscheidingsmiddelen zijn ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht ruimtelijk te scheiden, en daartoe een in de optische baan tussen de ingangsapertuur en de ingang van de beeldomzetinrichting gepositioneerd eerste optisch stelsel met positieve sterkte omvatten, waarvan de oppervlakte kleiner is dan de oppervlakte van de ingangsapertuur.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lichtscheidingsmiddelen zijn ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht in tijd te scheiden, en daartoe een verplaatsbaar eerste reflecterend orgaan omvatten dat in een nachtzichtpositie werkzaam is om het via de ingangsapertuur ontvangen licht door te laten, en in een dagzichtpositie werkzaam is om het via de ingangsapertuur ontvangen licht te reflecteren.
4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lichtscheidingsmiddelen zijn ingericht om het voor dagzicht bestemde licht en het voor nachtzicht bestemde licht naar golflengte te scheiden, en daartoe een eerste golflengte-discriminerend orgaan omvatten dat is ingericht om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen een eerste golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting, en om althans in hoofdzaak reflecterend te zijn voor licht binnen een tweede golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het zichtbare golflengtegebied.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de golflengte-discriminatiegrens van het eerste golflengte-discriminerend orgaan ca. 620 nm is.
6. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 3-5, gekenmerkt door een tweede reflecterend orgaan om het door het eerste reflecterend orgaan respectievelijk het golflengte-discriminerend orgaan gereflecteerde licht opnieuw te reflecteren.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het tweede reflecterend orgaan een Mangin-spiegel is met een centrale uitsparing die is uitgelijnd met de ingangsapertuur.
8. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk: dat de uitgang van de beeldomzetinrichting naar de ingangsapertuur is gericht; dat tussen de ingangsapertuur en de beeldomzetinrichting een tweede golflengte-discriminerend orgaan aanwezig is, dat is ingericht om te fungeren als positieve reflectielens voor licht binnen een smal derde golflengtegebied dat in hoofdzaak samenvalt met de emissie-piek λ* van de beeldomzetinrichting, en om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen tenminste een vierde .golflengtegebied dat tenminste in hoofdzaak correspondeert met de combinatie van het zichtbare golflengtegebied en het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting, met weglating van het genoemde derde golflengtegebied; en dat tegenover de ingang van de beeldomzetinrichting een focusserend reflecterend orgaan is opgesteld.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het focusserend reflecterende orgaan een Mangin-spiegel is met een centrale uitsparing die is uitgelijnd met de uitgangsapertuur.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de lichtscheidingsmiddelen een eerste golflengte-discri-minerend orgaan omvatten dat is ingericht om althans in hoofdzaak doorlatend te zijn voor licht binnen een eerste golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het gevoeligheidsgebied van de beeldomzetinrichting, en om althans in hoofdzaak reflecterend te zijn voor licht binnen een tweede golflengtegebied dat althans in hoofdzaak correspondeert met het zichtbare golflengtegebied.
11. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de combinatie van het focusserend reflecterende orgaan en de lichtscheidingsmiddelen zodanig is geconfigureerd, dat het voor nachtzicht bestemde licht scherp wordt afgebeeld op, althans nabij, de ingang van de beeldomzetinrichting .
12. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat het focusserend reflecterende orgaan is ingericht om het via de ingangsapertuur ontvangen licht en het van de uitgang van de beeldomzetinrichting afkomstige, door het tweede golflengte-discriminerend orgaan gereflecteerde licht scherp af te beelden op, althans in de directe nabijheid van, de ingang van de beeldomzetinrichting.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het eerste golflengte-discriminerend orgaan is ingericht om althans in hoofdzaak diffuus reflecterend te zijn voor licht binnen het tweede golflengtegebied.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het eerste golflengte-discriminerend orgaan een vlakke vorm heeft.
15. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat het voorwerpvlak van het tweede golflengte-discriminerend orgaan in hoofdzaak samenvalt met de uitgang van de beeldomzetinrichting.
16. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 8-15, met het kenmerk, dat het tweede golflengte-discriminerend orgaan is uitgevoerd als holografisch optisch element.
NL9001814A 1990-08-13 1990-08-13 Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker. NL9001814A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9001814A NL9001814A (nl) 1990-08-13 1990-08-13 Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker.
JP51361191A JPH06500185A (ja) 1990-08-13 1991-08-08 昼夜両用望遠鏡
PCT/NL1991/000149 WO1992003754A1 (en) 1990-08-13 1991-08-08 Combined day viewing and night viewing telescope
EP19910914786 EP0543885A1 (en) 1990-08-13 1991-08-08 Combined day viewing and night viewing telescope
CA 2085602 CA2085602A1 (en) 1990-08-13 1991-08-08 Combined day viewing and night viewing telescope

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9001814A NL9001814A (nl) 1990-08-13 1990-08-13 Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker.
NL9001814 1990-08-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9001814A true NL9001814A (nl) 1992-03-02

Family

ID=19857545

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001814A NL9001814A (nl) 1990-08-13 1990-08-13 Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP0543885A1 (nl)
JP (1) JPH06500185A (nl)
CA (1) CA2085602A1 (nl)
NL (1) NL9001814A (nl)
WO (1) WO1992003754A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US8638387B2 (en) * 2012-01-25 2014-01-28 Optex Systems, Inc. Multiple spectral single image sighting system using single objective lens set

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2054387B2 (de) * 1970-11-05 1972-05-31 Licentia Patent-Verwaltungs-Gmbh, 6000 Frankfurt Als tag-nacht-zielgeraet ausgebildetes kombiniertes sichtgeraet
SE454391B (sv) * 1983-07-07 1988-04-25 Simrad Optronics As Elektronisk nattkikare med spegelobjektiv och elektronisk bildforsterkare
SE456456B (sv) * 1987-02-06 1988-10-03 Ericsson Telefon Ab L M Inriktningsanordning for en ljuskella som utsender icke synligt laserljus
SE469004B (sv) * 1989-03-07 1993-04-26 Nobeltech Electronics Ab Nattkikare

Also Published As

Publication number Publication date
WO1992003754A1 (en) 1992-03-05
JPH06500185A (ja) 1994-01-06
EP0543885A1 (en) 1993-06-02
CA2085602A1 (en) 1992-02-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN108882845B (zh) 基于经由光导光学元件的视网膜成像的眼动追踪器
US5182443A (en) Optical apparatus having visual axis detector and determining whether eyeglasses are worn
US7428320B2 (en) Iris imaging using reflection from the eye
US7418115B2 (en) Iris imaging using reflection from the eye
CN101190121B (zh) 眼科摄影设备
US6540392B1 (en) Micro-illuminator for use with image recognition system
JP2020514831A5 (nl)
KR20040049146A (ko) 머리장착형 표시장치
WO1992003808A1 (en) Surveillance apparatus particularly for use in viewing vehicle number-plates
JP4528980B2 (ja) 瞳孔検出装置及び瞳孔検出方法
US6593561B2 (en) Method and system for gathering image data using multiple sensors
CN101099164A (zh) 使用来自眼睛反射的虹膜成像
US20010033424A1 (en) Night vision device
NL9001814A (nl) Gecombineerde dagzicht- en nachtzichtkijker.
CN103003749A (zh) 投影显示设备
US11594075B2 (en) Holographic eye imaging device
JP2020154027A (ja) 表示装置
JP3774528B2 (ja) 一眼レフカメラのファインダ
CN218272912U (zh) 双光光学融合系统
EA011843B1 (ru) Устройство обнаружения оптоэлектронных объектов (варианты)
JP3115419B2 (ja) カメラのファインダ
FR2472762A1 (fr) Dispositif de vision binoculaire de jour
JP2005243283A (ja) 投光器および車両用暗視装置
WO2018164058A1 (ja) 光学装置
WO2024123581A1 (en) Directional optical devices

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed