NL9001291A - Samenstel en werkwijze voor het verwijderen van bestrating. - Google Patents

Description

Samenstel en werkwijze voor het verwijderen van bestrating.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel voor het verwijderen van bestrating, omvattende een met een beweegbare arm scharnierend verbonden losmaakinrichting, die onder de bestrating kan worden gebracht.

Een dergelijk samenstel is in de stand der techniek algemeen bekend en omvat een aan de kraanarm aangebrachte bak of dergelijke waarmee tegels, stenen enz. worden verwijderd.

Steeds meer groeit het inzicht dat het door stratenmakers verrichte werk zodanig zwaar is, dat dit eigenlijk niet meer toelaatbaar is. Het door stratenmakers verplaatste gewicht kan tot 20 ton per dag oplopen. Daarom worden de meeste stratenmakers reeds op middelbare leeftijd voor dit soort werkzaamheden arbeidsongeschikt verklaard. Om aan deze ongewenste situatie tegemoet te komen, worden in de praktijk bestra-tingselementen, zoals tegels of klinkers, reeds in de fabriek bij de productie daarvan in het gewenste verband gelegd en lagen met gewenst verband gelegde bestratingselementen worden gestapeld op een pallet op de bouwplaats aangevoerd. Daar wordt met behulp van een speciale inrichting voorzien van zuignappen, die de afzonderlijke bestratingselementen aangrijpen laag voor laag van de pallet afgenomen en gelegd. Daardoor kunnen de zware bestratingswerkzaamheden zich beperken tot het afwerken van randen en dergelijke. Met deze werkwijze is het weliswaar mogelijk de stratenmakers te ontzien, maar de voorwaarde voor het toepassen van deze werkwijze is dat nieuwe bestratingselementen worden gebruikt. In de praktijk betekent dit, dat bijvoorbeeld bij het ophogen, de gebruikte bestratingselementen als puin worden afgevoerd of alsnog op de gebruikelijke wijze met de hand opnieuw worden gelegd.

Het doel van de onderhavige uitvinding is dit ongewenste hergebruik van de bestratingselementen te voorkomen en in een inrichting te voorzien, waardoor het zware werk van herbestraten kan worden verlicht.

Dit doel wordt bij het hierboven beschreven samenstel verwezenlijkt doordat de losmaakinrichting een plaat en een stuworgaan omvat, dat over de plaat verplaatsbaar is in de richting van het onder de bestrating aanbrengen van de plaat. Met dit samenstel is het mogelijk de bestratingseleraenten in hetzelfde verband uit te nemen als waarin deze gelegd werden. Door dit verband te handhaven kunnen in een later stadium de bestratingselementen opnieuw met dit verband worden gelegd. Dit betekent, dat gebruikte materialen voor dezelfde toepassing aangewend kunnen worden. Voor het optimaal opnemen van de bestratingselementen is de plaat van een afschuining voorzien. Om eventueel meekomende grond of zand tussen de bestratingselementen weg te nemen, is de plaat van ope-ningen voorzien. Verder wegnemen van materiaal kan door middel van schud/trilmiddelen aangebracht op de plaat verwezenlijkt worden. Door het aanbrengen van zijdelingse klemgeleidingsmiddelen en een aandrukin-richting op de plaat, kan in een zijdelingse ondersteuning van de bestratingselementen worden voorzien. Hoewel het mogelijk is de bestratingselementen direkt na het opnemen door de plaat op een andere plaats neer te leggen, is het doelmatiger in een tussenopslag te voorzien. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding maakt de arm deel uit van een verplaatsbare inrichting, die tevens is voorzien van middelen voor het opslaan van de met de plaat opgenomen bestrating. Deze opslag kan bijvoorbeeld op een pallet plaatsvinden en deze kan hetzij afgevoerd worden hetzij op regelmatige afstanden langs het werk worden geplaatst indien de straat wegens verzakkingen, aanbrengen van rioleringen en dergelijke, tijdelijk opengebroken wordt. In een dergelijk geval is het niet noodzakelijk met vrachtwagens en dergelijke bestratingselementen over grote afstanden te verplaatsen, zodat de overlast aan de omwonenden beperkt wordt. Tevens ontstaat daardoor een aanzienlijke besparing van kosten. In het geval van een pallet heeft de voorkeur indien de opslagmiddelen, die zojuist zijn beschreven, een vork omvatten. Daarbij kunnen de opslagmiddelen van tril/schudmiddelen zijn voorzien voor het verwijderen van aan de elementen hechtend materiaal. Eveneens is het mogelijk de bestratingselementen voor het herbestraten op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze te reinigen, zoals bijvoorbeeld met water en borstels.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van bestrating, omvattende het onder de bestrating aanbrengen van een losmaakinrichting. Volgens de uitvinding wordt deze werkwijze gekenmerkt doordat de losmaakinrichting, omvattende een plaat, zodanig onder de bestrating wordt aangebracht, dat deze verscheidene bestratingselementen aangrijpt, waarbij bij het losmaken van de elementen het verband daartussen gehandhaafd blijft en waarbij de plaat met elementen boven een opslag gebracht wordt en door het gelijktijdig terugtrekken van de plaat en daarvan bewegen van de elementen deze worden opgeslagen. Daarbij kan de opslag omvatten het direkt weer leggen of het tijdelijk tussenopslaan, zoals hierboven is beschreven.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt. Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch in zijaanzicht een kraan voorzien van het samenstel volgens de uitvinding;

Fig. 2 in detail het samenstel volgens de uitvinding in een eerste stand ;

Fig. 3 aanzicht volgens Fig. 2 in een tweede stand;

Fig. 4 in bovenaanzicht het samenstel volgens de uitvinding in de stand volgens fig. 2, en

Fig. 5 een aanzicht van de klem gebruikt bij de inrichtingen volgens figuren 1-4.

In fig. 1 is met 1 een kraan aangegeven. Deze is voorzien van een beweegbare arm 2 waaraan het samenstel 3 volgens de uitvinding is aangebracht. Zoals uit fig. 4 blijkt, bestaat dit uit een vorkplaat 4, voorzien van tanden 5 bij het vrije uiteinde verbonden door een afgeschuinde dwarsplaat 6. Deze vorkplaat is via frame 7 op scharnierende wijze met arm 2 verbonden. Beweging van de vorkplaat 4 wordt via arm 2 en hydraulische vijzels 8 verwezenlijkt. Aan frame 7 is eveneens scharnierend een in het geheel met 9 aangegeven stuworgaan bevestigd. Stuworgaan 9 bestaat uit stuwbalk 10 alsmede stuwarmen 11 en 12, die scharnierend met elkaar zijn verbonden, waarbij op stuwarm 12 vijzel 13 aangrijpt. Door het bedienen van hydraulische vijzel 13 kan stuwbalk 10 heen en weer over vorkplaat 4 worden geschoven, zoals blijkt uit de verschillende posities afgebeeld in Fig. 2 en 3. Vorkplaat 4 is van klem 14 voorzien, die gedetailleerd in fig. 5 is getoond. Deze klem 14 is van armen 20 voorzien, schamierbaar bevestigd aan drager 21, die vastmet frame 7 verbonden is. Door middel van vijzels 22 kunnen armen 20 uit de met doorgetrokken lijnen getoonde stand bewogen worden naar de met stippellijnen getoonde stand en omgekeerd. Daardoor kunnen opgenomen elementen een goede zijdelingse steun verkrijgen. Aan de achterzijde van de vorkplaat 4 is een elektrisch trilblok 15 aanwezig, dat een schudbeweging op de vorkplaat 4 op kan leggen.

Kraan 1 is eveneens voorzien van een opslaginrichting, bestaande uit een vorksamenstel 20. In fig. 1 is getekend, dat op dit vorksamen-stel 20 een pallet 21 is aangebracht waarop zich bestratingselementen 22 bevinden. Tevens is in fig. 1 een gelegde bestrating aangegeven, bestaande uit elementen 23.

De bovenstaande inrichting werkt als volgt:

Uitgaande van de in fig. 1 getoonde positie beweegt de bedienende persoon van kraan 1 arm 2 zodanig, dat vorkplaat 4 onder bestratingselementen 23 wordt bewogen, d.w.z. in fig. 1 naar links. Daarbij beweegt hij vorkplaat 4 zover onder de bestratingselementen 23, dat bij het verticaal naar boven of schuin naar achteren bewegen van vorkplaat 4 precies een reeks bestratingselementen losgenomen wordt, d.w.z. af geschuinde kant 6 bevindt zich bij de begrenzing tussen twee aangrenzende reeksen bestratingselementen. Vervolgens wordt vorkplaat 4 naar boven bewogen (fig. 2) en in een positie geplaatst waarin de bestratingselementen 23 zich met hetzelfde verband boven de bestratingselementen 22 liggend op pallet 21 bevinden. Vorkplaat 4 bevindt zich daarbij op of vlak boven de bovenste laagt 22 bestratingselementen. Door het vervolgens naar rechts bewegen van de vorkplaat 22 bij het gelijktijdig naar links bewegen van stuwbalk 10 zullen bestratingselementen 23, die zich op de vorkplaat 4 bevinden, geen verplaatsing in horizontale richting uitvoeren, maar slechts over geringe afstand naar beneden vallen over de reeds op pallet 21 liggende bestratingselementen 22 (fig. 3)· Tijdens de beweging van het losmaken door vorkplaat 4 en het transport op pallet 21 wordt het trilblok 15 aangeschakeld om aan de bestratingselementen 23 hechtend zand en dergelijk ongewenst materiaal door de openingen tussen de vorkelementen 5 door trillen te verwijderen. Eveneens is het mogelijk door bijvoorbeeld spuiten met water en/of lucht of een mengsel daarvan, materiaal te verwijderen.

De zo op pallet 21 aangebrachte bestratingselementen 22, 23 kunnen aan een gebruikelijke inrichting voor het machinaal bestraten worden toegevoerd en met behulp van een arm met een inrichting met zuignappen opnieuw gelegd worden.

Begrepen zal worden, dat een dergelijke wijze het gewicht dat door de handen van een stratenmaker gaat, aanzienlijk beperkt wordt. Daardoor worden de werkomstandigheden van dergelijke personen aanzienlijk verbeterd, hetgeen tot een verhoging van de leeftijd leidt waarop door dergelijke personen werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt aan toekomstige wettelijke voorschriften tegemoet gekomen. Hoewel niet afgebeeld, is het eveneens mogelijk, dat op vork 20 tril-middelen aangrijpen om zo verder ongewenst materiaal weg te nemen.

Hoewel de hierboven beschreven uitvoering een voorkeursuitvoering is, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken.

Zo kan aan vork 20 een inrichting worden aangebracht, waarmee de gestapelde bestratingselementen kunnen worden omsnoerd met banden van kunststof of bandijzer. Een en ander met het doel tijdens eventueel transport van de pakketten de bestratingselementen op hun plaats te houden.

Claims (11)

1. Samenstel voor het verwijderen van bestrating, omvattende een met een beweegbare arm scharnierend verbonden losmaakinrichting, die onder de bestrating kan worden gebracht, met het kenmerk, dat de losmaakinrichting omvat een plaat en een stuworgaan, dat over de plaat verplaatsbaar is in de richting van het onder de bestrating aanbrengen van de plaat.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de plaat vlak is en aan de in de richting van het onder de bestrating aanbrengen voorzijde van een afschuining is voorzien.

3. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de plaat van openingen is voorzien.

4. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de plaat is verbonden is met tril/schudmiddelen.

3· Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op de plaat zijdelingse klemgeleidingsmiddelen zijn aangebracht.

6. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de arm deel uitmaakt van een verplaatsbare inrichting, die tevens is voorzien van middelen voor het opslaan van de van de plaat afgegeven bestra-tingselementen.

7. Samenstel volgens conclusie 6, waarbij de opslagmiddelen een vork omvatten.

8. Samenstel volgens conclusie 6 of 7. waarbij de opslagmiddelen van tril/schudmiddelen zijn voorzien.

9. Werkwijze voor het verwijderen van bestrating omvattende het onder de bestrating aanbrengen van een losmaakinrichting, met het kenmerk, dat de losmaakinrichting, omvattende een plaat, zodanig onder de bestrating wordt aangebracht, dat deze verscheidene bestratingselementen aangrijpt, waarbij bij het losmaken van de elementen het verband daartussen gehandhaafd blijft en waarbij de plaat met elementen boven een opslag gebracht wordt en door het gelijktijdig terugtrekken van de plaat en daarvan bewegen van de elementen deze worden opgeslagen.

10. Werkwijze volgens conclusie 9. waarbij tussen het losmaken en het opslaan van de bestratingselementen deze aan een tril/schudhandeling onderworpen worden.

11. Werkwijze voor het aanbrengen van een bestrating, waarbij deze met de werkwijze volgens conclusie 9 of 10 verwijderd wordt en waarbij de opgeslagen elementen met hetzelfde verband worden gelegd.