NL9000894A - Werkwijze en inrichting voor het verplaatsen van een voorwerp. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Werkwijze en inrichting voor het verplaatsen van een voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verplaatsen van een voorwerp(en) met behulp van een het(de) voorwerp(en) ondersteunend transportorgaan.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze te verkrijgen waarbij te transporteren voorwerpen op eenvoudige en doelmatige wijze kunnen worden verplaatst.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men het transportorgaan intermitterend in de verplaatsingsrichting in beweging brengt door het laten ontspannen van een veerpakket, dat wordt gespannen bij het verplaatsen van het transportorgaan in een richting tegengesteld aan de beoogde verplaatsingsrichting, waarbij de beweging van het transportorgaan zodanig wordt geregeld, dat bij verplaatsing van het transportorgaan in de verplaatsingsrichting het(de) voorwerp(en) met het transportorgaan meebewegen en bij verplaatsing van het transportorgaan tegengesteld aan de beoogde verplaatsingsrichting het(de) voorwerp(en) achterblijven ten opzichte van het transportorgaan.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan door het heen en weer bewegen van een eenvoudig uitgevoerd, een eenheid vormend transportorgaan een effektieve verplaatsing van te verplaatsen voorwerpen worden bewerkstelligd.

Een bijzondere doelmatige uitvoering van een inrichting voor » het uitvoeren van een dergelijke werkwijze wordt volgens de uitvinding verkregen indien de inrichting is voorzien van een langwerpig transportorgaan, dat is verbonden met een veermechanisme en een aandrijfmechanisme met behulp waarvan het transportorgaan te verplaatsen is onder het gelijktijdig spannen van het veermechanisme.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in' perspectief een inrichting volgens de uitvinding met de verschillende onderdelen op afstand van elkaar weergegeven.

Figuur 2 toont schematisch in perspectief middelen voor het ondersteunen van een transportorgaan in een steungestel.

Figuur 3 toont schematisch gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede het aandrijfmechanisme voor het transportorgaan gecombineerd met het veermechanisme.

Figuur 4 toont schematisch een zijaanzicht op de inrichting volgens de uitvinding in een eerste werkstand.

Figuur 5 toont een met figuur 4 overeenkomend aanzicht van de inrichting in een andere werkstand.

De in de figuur 1 weergegeven inrichting omvat een steungestel 1, dat onder meer is voorzien van een tweetal langsbalken 2 en 3 die aan hun uiteinden onderling zijn verbonden door dwarsschotten 4 resp. 5.

Tussen de dwarsschotten zijn verder nog dwarsbalken 6-8 aangebracht.

Tussen het schot 4 en de dwarsbalk 6 résp. tussen de dwarsbalken 7 en 8 zijn montageplaten 9 aan te brengen. In de vier hoekpunten van iedere montageplaat 9 zijn asblokken 10 aangebracht die op iedere montageplaat 9 een tweetal zich evenwijdig aan elkaar en aan de gestelbalken 2 en 3 uitstrekkende assen 11 ondersteunen.

Onder tussenschakeling van kogels bevattende geleidings-bussen 11' is op ieder paar assen 11 een schuifblok 12 verschuifbaar gelegerd. In het midden van het schuifblok 12 is een boring 13 aangebracht waarvan de hartlijn de hartlijnen van de assen 11 loodrecht kruist. Onder tussenschakeling van een glijleger 14 is in de boring een tap 15 vrij t draaibaar opgenomen. De tap 15 is bevestigd aan de onderzijde van een steunplaat 16.

Aan de beide steunplaten 16 is een gootvormig transportorgaan 17 bevestigd. De bevestiging is daarbij zodanig uit te voeren, dat de bodem van het gootvormig transportorgaan 17 waarop tijdens bedrijf de te verplaatsen voorwerpen zullen rusten, glad zal zijn en geen uitstekende houtkoppen of dergelijke bezit.

De opstaande langsranden van het gootvormige transportorgaan 17 zullen zijn afgedekt door een op het steungestel 1 bevestigde scherm-kast 18.

Aan het dwarsschot 5 is aan de van het transportorgaan 17 afgekeerde zijde van dit schot het huis 19 bevestigd van een op zichzelf bekende hefmagneet. Aan het in het huis 19 opgenomen anker van de hef-magneet is een aan weerszijden buiten het huis uitstekende as 20 bevestigd. Een uiteinde van deze as is voorzien van een schroefdraad waarop moeren 21 zijn bevestigd met behulp waarvan de as 20 bevestigd wordt aan een eindschot 22 van het gootvormige transportorgaan 17.

Het andere uiteinde van de as 20 is omgeven door een schroefveer 23, welke ligt opgesloten tussen een op de as 20 aangebrachte moer 24 en een eindwand 25 van een aan het huis 19 bevestigde kap 26.

De werking van de hierboven beschreven inrichting is. als volgt.

Uitgaande van een stand waarin de veer 23 is gespannen en in de gespannen stand wordt gehouden met behulp van de bekrachtigde hefmagneet 19 zal, indien men de bekrachtiging van de hefmagneet laat wegvallen de veer 23 zich plotseling ontspannen, waardoor gezien in figuur 4 de as 20 met het daarmede verbonden gootvormige transportorgaan 17 en zich eventueel in het gootvormige transportorgaan bevindende voorwerp(en) plotseling zal worden verplaatst in de richting volgens pijl A. Door op een gegeven moment de hefmagneet 19 weer in werking te stellen zal de beweging van het gootvormige transportorgaan worden omgekeerd en het gootvormige transportorgaan worden verplaatst in de richting volgens pijl B terwijl daarbij gelijktijdig de veer 23 weer wordt gespannen. Tengevolge van de massatraagheid zullen echter de zich in het gootvormige transportorgaan bevindende voorwerpen althans aanvankelijk verder bewegen in de richting volgens pijl A en zo ten opzichte van het transportorgaan 17 i achter blijven. Nadat zo het transportorgaan 17 weer terugbewogen is in de in figuur 5 weergegeven stand kan de boven beschreven cyclus weer worden herhaald. Het zal duidelijk zijn, dat zo zich in het transport- orgaan bevindende voorwerpen gezien in de figuren 4 en 5 geleidelijk van rechts naar links kunnen worden verplaatst in de richting volgens pijl A.

De inrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld met succes worden gebruikt bij spaan afnemende machines, waarbij de bij het machinaal bewerken van voorwerpen vrijkomende spanen gezien in de figuren « 4 en 5 bij de bewerkingsmachine in het rechter einde van het gootvormige transportorgaan 17 worden gestort en geleidelijk in de richting volgens pijl A naar het andere uiteinde van het gootvormige transportorgaan 17 worden afgevoerd. Uiteraard zal echter een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding ook toepasbaar zijn voor het transporteren van andere voorwerpen.

Verder kunnen er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en/of aanvullingen op boven beschreven uitvoeringsvoorbeeld worden aangebracht. Het transportorgaan 17 zal uiteraard aangepast kunnen worden aan de vorm en afmetingen van de te verplaatsen voorwerpen. Verder kan in plaats van een schroefveer 23 bijvoorbeeld ook een pakket schotelveren of dergelijke worden gebruikt. Ook aandrijfmechanismes in andere vorm dan een elektromagneet zullen denkbaar zijn.

Claims (6)

1. Werkwijze voor het verplaatsen van een voorwerp(en) met behulp van een het(de) voorwerp(en) ondersteunend transportorgaan, met het kenmerk, dat men het transportorgaan intermitterend in de verplaatsings-richting in beweging brengt door het laten ontspannen van een veer-mechanisme, dat wordt gespannen bij het verplaatsen van het transportorgaan in een richting tegengesteld aan de beoogde verplaatsingsrichting van het(de) voorwerp(en), waarbij de beweging van het transportorgaan zodanig wordt geregeld, dat bij verplaatsing van het transportorgaan in de verplaatsingsrichting het(de) voorwerp(en) met het transportorgaan meebewegen en bij verplaatsing van het transportorgaan tegengesteld aan de beoogde verplaatsingsrichting het(de) voorwerp(en) achterblijven ten opzichte van het transportorgaan.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een langwerpig transportorgaan, dat is verbonden met een veermechanisme en een aandrijfmechanisme waarmede het transportorgaan te verplaatsen is onder het gelijktijdig spannen van het veermechanisme.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme wordt gevormd door een hefmagneet.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een anker van de hefmagneet is verbonden met een aan weerszijden buiten het huis van de hefmagneet uitstekende as, welke aan een einde met' het transportorgaan is verbonden, terwijl het andere uiteinde is verbonden met het veermechanisme.

5. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het veermechanisme de as van de hefmagneet omgevende verende-middelen omvat.

6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het transportorgaan wordt gevormd door een transportgoot, welke schuifbaar wordt ondersteund door zich in de lengterichting van de transportgoot uitstrekkende assen.