NL9000543A - Vaartuig voor het vervoeren van een vloeibare lading. - Google Patents

Description

VAARTUIG VOOR HET VERVOEREN VAN EEN VLOEIBARE LADING

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig, bevattende ten minste één, van een stijve buitenwand voorziene laadruimte met een binnen deze buitenwand aanwezige, flexibele, vloeistofdichte houder voor het daarin vervoeren van een vloeibare lading.

Een dergelijk vaartuig is bekend uit het Nederlandse octrooischrift nr. NL 72.05209, waarbij de flexibele, vloeistofdichte houder is gevormd door een zak die, indien deze met vloeistof wordt gevuld, de laadruimte zal opvullen. Dit bekende vaartuig is ontworpen om het gevaar van lekkende laadruimten, bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring, waarbij de vloeibare lading in de vorm van bijvoorbeeld olie kan ontsnappen, tot een minimum te beperken. Een dergelijke buigzame zak is veel beter in staat om, zonder daadwerkelijk te scheuren, vervormingen te weerstaan dan de onbuigzame stalen constructie. Tegelijkertijd maakt het gebruik van dergelijke zakken het geheel of gedeeltelijk reinigen van het inwendige van de laadruimten - hetgeen op zichzelf een riskante en tevens tijdrovende bewerking is - onnodig. De zakken kunnen geschikt zijn gemaakt voor betrekkelijk eenvoudige vervanging en dezelfde zakken kunnen herhaaldelijk voor hetzelfde type vloeistof, bijvoorbeeld olie, worden gebruikt. In het bijzonder in laadruimten waarin twee of meer zakken worden gedaan, zal het mogelijk zijn om verscheidene typen olie of andere vloeistoffen te dragen, waarbij steeds dezelfde zak voor dezelfde vloeistof wordt gebruikt, zodat reiniging in hoofdzaak overbodig wordt.

Een bezwaar van het bekende vaartuig is dat het in het geval van ernstige averij niet uitgesloten is dat na doorbreking van de stijve buitenwand van de laadruimte, als gevolg van een calamiteit, ook de zakken waarin de lading is opgeslagen, zullen scheuren. Het spreekt voor zich dat een vrije uitstroom van de lading, bijvoorbeeld olie of chemicaliën, het milieu enorme schade kan toebrengen.

Het is het doel van de uitvinding een vaartuig voor het vervoeren van een vloeibare lading te verschaffen, waarbij het gevaar van lekkende laadruimten, bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring, is uitgesloten, althans is geminimaliseerd.

Hiertoe heeft een vaartuig van de in de aanhef vermelde soort overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de stijve buitenwand aan zijn binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van een laag, die in hoofdzaak is vervaardigd uit een materiaal met een druk verdelende eigenschap. Dit materiaal heeft zodanige sterkte-technische eigenschappen, dat in het geval van bijvoorbeeld een aanvaring de kracht op de stijve buitenwand door de laag wordt verdeeld, zodat wordt voorkomen dat plaatselijke, hoge spanningen optreden die een gevaar voor de flexibele, vloeistofdichte houder zouden kunnen vormen. Het materiaal heeft voorts zodanige sterkte-technische eigenschappen, dat in het geval van naar binnen buigende plaatstaal de laag voldoende intact blijft, zodat contact tussen scherpe, stalen randen van de vernielde, stijve buitenwand en de flexibele, vloeistofdichte houder wordt vermeden. Deze houder bestaat bijvoorbeeld uit een polymeer, bijvoorbeeld polyethyleen, die voldoende flexibel is en gedurende de levensduur van een vaartuig de agressiviteit van bijvoorbeeld ruwe olie kan weerstaan. Opgemerkt wordt dat hier onder de stijve buitenwand - naast de scheepshuid van het vaartuig -tevens opstaande binnenzijwanden van de laadruimte kan worden verstaan.

Een uitvoeringsvorm van een vaartuig overeenkomstig de uitvinding heeft het kenmerk dat het materiaal waaruit de laag in hoofdzaak is vervaardigd, een hoog energie dissiperend vermogen heeft. Indien naast de stijve buitenwand en de flexible, vloeistofdichte houder ook het materiaal van de laag een energie dissiperend vermogen heeft, zal de kans op scheuring van de houder, bijvoorbeeld bij een aanvaring, bijna zijn uitgesloten.

Een verdere uitvoeringsvorm van een vaartuig overeenkomstig de uitvinding heeft het kenmerk dat de laag in hoofdzaak is gevormd door een schuimlaag. Deze schuimlaag is bij voorkeur een kunststof schuimlaag van bij voorkeur polyurethaan hars of polyethyleen.

Een verdere uitvoeringsvorm van een vaartuig overeenkomstig de uitvinding heeft het kenmerk dat de laag een eerste laag is die aan zijn binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van een versterkte tweede laag, aan de binnenzijde waarvan een elastische/plastische derde laag althans gedeeltelijk is aangebracht. Hierdoor wordt voorkomen dat zelfs bij extreme calamiteiten de lading van het vaartuig naar buiten kan weglekken.

Een verdere uitvoeringsvorm van een vaartuig overeenkomstig de uitvinding heeft het kenmerk dat de wand van de flexibele, vloeistofdichte houder als een voering aanligt tegen de laag, die in hoofdzaak is vervaardigd uit een materiaal met een druk verdelende eigenschap, respectievelijk tegen de elastische/plastische laag.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij figuren 1 en 2 zeer schematisch een laadruimte van een vaartuig volgens de uitvinding tonen; en figuur 3 een met een gestippelde cirkel aangeduid detail van figuur 2 weergeeft.

In figuur 1 onderscheidt men een laadruimte 1 van een vaartuig volgens de uitvinding, welke laadruimte 1 via binnenzijwanden 2 in verscheidene compartimenten 3 is onderverdeeld. De laadruimte 1 bevat een stijve buitenwand, hier een scheepshuid 4, aan de binnenzijde waarvan een schuimlaag 5 is aangebracht die is vervaardigd uit een materiaal met een hoge druksterkte en een hoog energie dissiperend vermogen. Een flexibele, vloeistofdichte houder ligt als een (binnen)voering 6 tegen de schuimlaag 5 aan.

De schuimlaag 5 en de binnenvoering 6 hebben bij voorkeur de volgende eigenschappen.

schuimlaag binnenvoering soortelijk gewicht 50-100 700-1500 kg/m3 max. drukspanning >3 MPa treksterkte 40-70 MPa rek >50

De dikte van de schuimlaag 5 en de binnenvoering 6 varieert, afhankelijk van bijvoorbeeld het type en de grootte van het vaartuig, en ligt voor de schuimlaag 5 tussen 0,5 m en 3 m en voor de binnenvoering 6 tussen 1 cm en 5 cm.

Een combinatie van deze schuimlaag 5 en de flexibele binnenvoering 6 geeft tijdens calamiteiten gemakkelijk mee met bewegingen van de scheepshuid 4. Er bestaan verschillende aanbrengmogelijkheden voor de combinatie van de schuimlaag 5 en de flexibele binnenvoering 6: 1. De schuimlaag 5 en de binnenvoering 6 worden alleen aangebracht langs de scheepshuid 4, waarbij de bevestiging van de flexibele binnenvoering 6 aan de binnenzijwanden 2 van de laadruimte 1 extra voorzieningen vereist (figuur 1).

2. De schuimlaag 5 en de flexibele binnenvoering 6 worden langs de scheepshuid 4 en de opstaande binnenzijwanden 2 van de laadruimte 1 aangebracht.

De tegen de binnenzijwanden 2 aanliggende schuimlaag 5 kan veel dunner zijn dan de schuimlaag 5 die tegen de binnenzijde van de scheepshuid 4 aanligt (figuur 2).

De functie van de schuimlaag 5 is vierledig: a. Verspreiding van de kracht die bij een calamiteit op de scheepshuid 4 wordt uitgeoefend, waardoor locale, hoge piek spanningen op de binnenvoering 6 worden voorkomen; b. Bewerkstelliging van een afstand tussen de scheepshuid 4 (doorbrekend plaatstaal!) en de flexibele binnenvoering 6; c. Instandhouding van deze afstand, indien de scheepshuid 4 bijvoorbeeld bij een aanvaring naar binnen beweegt; en d. Dissipatie van (een deel van) de energie die bijvoorbeeld bij een aanvaring aan de scheepshuid 4 wordt geleverd.

In het geval van een aanvaring tussen een object en een vaartuig met de laadruimte 1 zijn in beginsel de volgende stadia te onderscheiden:

Penetratie van het object door de stalen scheepshuid 4.

Penetratie van het object in het scheepsruim, waarbij de schuimlaag 5 de binnenvoering 6 beschermt. Omdat het volume van de laadruimte 1 kleiner wordt, zal de druk in de laadruimte 1 snel toenemen, waarbij lucht boven de lading ontsnapt, totdat de maximale druk in de laadruimte 1 wordt overschreden.

Stalen dek of andere schotten vervormen en gaan kapot, indien geen maatregelen hiertegen zijn genomen. De schuimlaag 5 wordt nu op maximale druk belast en het penetrerende object wordt gestopt.

- Het indringende object en het vaartuig komen los van elkaar. De schuimlaag 5 en de binnenvoering 6 staan gespannen voor de door de aanvaring ontstane opening en verhinderen een uitstroom/weglekken van lading.

Daar de schuimlaag 5 minder elastisch is dan de binnenvoering 6, zou deze schuimlaag 5 bij zeer extreme calamiteiten wellicht kunnen doorbreken, waardoor de flexibele binnenvoering 6 alsnog het gevaar zou kunnen lopen te scheuren, met als gevolg een weglekken van lading. Ter beveiliging tegen dergelijke extreme calamiteiten heeft een vaartuig overeenkomstig de uitvinding als bijzonderheid dat de schuimlaag 5 aan zijn binnenzijde is voorzien van een versterkte kunstvezellaag 7, aan de binnenzijde waarvan een elastische/plastische laag 8 is aangebracht. De flexibele binnenvoering 6 ligt dan tegen deze elastische/plastische laag 8 aan (figuur 3). Uiteraard kunnen deze lagen ook in één composietlaag worden verdisconteerd.

Een vaartuig volgens de uitvinding heeft boven een in het Nederlandse octrooischrift nr. NL 72.05209 beschreven vaartuig niet alleen als voordeel dat het gevaar van lekkende laadruimten is uitgesloten/geminimaliseerd, doch tevens dat de lading door de schuimlaag 5 is geïsoleerd, zodat een energiebesparing wordt verkregen. Het gebruik van polyurethaan hars als schuimlaag heeft bovendien als voordeel dat minder interne corrosie binnen de laadruimte 1 optreedt, en dat - vanwege het lage soortelijk gewicht daarvan - er nauwelijks sprake is van een gewichtstoename van het vaartuig. Tenslotte heeft een vaartuig volgens de uitvinding het voordeel dat er nauwelijks sprake is van enig lading-capaciteitsverlies, hetgeen in aanzienlijke mate wel het geval is bij een vaartuig overeenkomstig bovengenoemd Nederlands octrooischrift. Immers bij dit bekende vaartuig is een relatief grote afstand nodig tussen de scheepshuid en de binnentank vanwege het ondervangen van bij een aanvaring optredende, kracht doorgevende effecten van de verbindingen tussen de scheepshuid en de binnentank. De ruimte tussen de scheepshuid en de binnentank bij dit bekende vaartuig kan voorts een explosieruimte vormen, indien explosieve gassen in deze ruimte vrijkomen ten gevolge van een bijvoorbeeld op dit vaartuig uitgebroken brand.

Opgemerkt wordt dat, in het geval van een stranding van het vaartuig overeenkomstig de uitvinding als gevolg van een aanvaring met bijvoorbeeld een vanaf de zeebodem uitstekende rots, deze rots minder schade aan het vaartuig zal aanrichten, omdat enerzijds de relatieve beweging van de rots zeer sterk wordt afgeremd door de schuimlaag 5 en anderzijds er geen vaste, starre verbindingen bestaan tussen de scheepshuid 4 en de flexibele binnenvoering 6. Dit laatste in tegenstelling tot hetgeen in het Nederlandse octrooischrift nr. NL 72.05209 is beschreven, waarbij er wel sprake is van vaste verbindingen tussen de scheepshuid en de binnentank.

Claims (5)

1. Vaartuig, bevatttende ten minste één, van een stijve buitenwand voorziene laadruimte met een binnen deze buitenwand aanwezige, flexibele, vloeistofdichte houder voor het daarin vervoeren van een vloeibare lading, met het kenmerk dat de stijve buitenwand aan zijn binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van een laag, die in hoofdzaak is vervaardigd uit een materiaal met een druk verdelende eigenschap.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het materiaal waaruit de laag in hoofdzaak is vervaardigd, een hoog energie dissiperend vermogen heeft.

3. Vaartuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de laag in hoofdzaak is gevormd door een schuimlaag.

4. Vaartuig volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk dat de laag een eerste laag is die aan zijn binnenzijde althans gedeeltelijk is voorzien van een versterkte tweede laag, aan de binnenzijde waarvan een elastische/plastische derde laag althans gedeeltelijk is aangebracht.

5. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de wand van de flexibele, vloeistofdichte houder als een voering aanligt tegen de laag, die in hoofdzaak is vervaardigd uit een materiaal met een druk verdelende eigenschap, respectievelijk tegen de elastische/plastische laag.