NL8903177A - Werkwijze en inrichting voor het vanuit een filterinrichting afvoeren van de filterkoek. - Google Patents

Description

AMAFILTER BV te Alkmaar

Werkwijze en inrichting voor het vanuit een filterinrichting afvoeren van de filterkoek.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vanuit het flitervat van een filterinrichting, meer in het bijzonder van een hoge-druk-continu-filterinrichting, afvoeren van de van de filterelementen geloste filterkoek.

Een dergelijke werkwijze en inrichting is bekend waarbij de geloste filterkoek vanuit het onder overdruk staande filter-vat naar buiten wordt afgevoerd met behulp van twee, onder een hoek van 90° op elkaar aansluitende schroeftransporteurs, en waarbij de achtergeschakelde, buiten het flitervat uitmondende schroeftransporteur met de daarin, min of meer gecomprimeerde filterkoek, een afsluiting tussen de binnenzijde en de buitenzijde van het onder druk staande filtervat moet vormen, zodat door de achtergeschakelde schroeftransporteur slechts de filterkoek naar buiten wordt getransporteerd, en geen drukverlies in het filtervat zelf optreedt.

Deze bekende werkwijze heeft het bezwaar, dat bij bepaalde koeksamenstellingen de koek in de achtergeschakelde transporteur niet meer naar buiten wordt getransporteerd, maar met de transportschroef gaat meedraaien.

Ook treedt bij deze bekende werkwijze en inrichting bij bepaalde koeksamenstellingen een ontoelaatbaar hoge slijtage op aan de bladen van de schroeftransporteurs, zodat deze zeer snel en veelvuldig moeten worden vervangen.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende werkwijze en inrichting voor het vanuit het filtervat van een filterinrichting, meer in het bijzonder van een hoge-druk-continu-filterinrichting, afvoeren van de van de filterelementen geloste filter- koek, te ondervangen.

De werkwijze volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat de filterkoek naar een afvoerschacht wordt toegevoerd, om daarin heer te vallen, en waarbij bij het bereiken van een bepaalde hoogte van de koek in de schacht, deze aan of nabij het ondereinde wordt geopend en de filterkoek door de overdruk in het filtervat uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de filterkoek continu vanaf het filtervat naar de afvoerschacht toegevoerd, en waarbij deze periodiek wordt geopend en gesloten voor het periodiek uit de schacht wegdrukken of wegblazen van de daarin verzamelde koek.

Het uit de schacht wegdrukken of wegblazen van de filterkoek kan geheel storingsvrij plaats vinden, en waarbij door de expansie van het gas of de lucht, welke zich in de ruimten tussen de koekdelen in de schacht bevindt tijdens het wegdrukken of wegblazen van de koek uit de schacht, de koekdelen op gunstige wijze van elkaar en van de schachtwand worden gelost.

De van de filterelementen geloste filterkoek kan op verschillende wijzen naar de afvoerschacht worden toegevoerd.

Volgens een kenmerk van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de filterkoek met een transportschroef naar de schacht toegevoerd.

Tijdens het wegdrukken of wegblazen van de koek uit de schacht is het onvermijdelijk, dat met de koek een gedeelte van de luchtof gasinhoud van het filtervat met de filterkoek naar buiten wordt afgevoerd en waardoor een zeker drukverlies in het filtervat optreedt.

Teneinde dit drukverlies tijdens het wegdrukken of wegblazen van de filterkoek uit de afvoerschacht tot een minimum te beperken wordt, volgens een volgend kenmerk van de werkwijze volgens de uitvinding, de koek, alvorens deze uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen, door het opbrengen van een poedervormig of visceus medium, zoals een visceuse olie, afge-dicht.

Dit afdichtmedium kan op verschillende wijzen in de schacht worden gebracht.

Zo zou het afdichtmedium met behulp van een plunjer in de schacht worden gedrukt.

Het periodiek openen en sluiten van de afvoer van de schacht kan op verschillende wijzen plaats vinden.

Op doelmatige wijze vindt, volgens een verder kenmerk van de werkwijze volgens de uitvinding, het openen en sluiten van de afvoer van de schacht automatisch plaats, en meer in het bijzonder onder de besturing van é6n of meer, in de schacht aangebrachte tastorganen.

Zo kan een hoog-niveau-tastorgaan aanwezig zijn, dat aanspreekt wanneer de koek in de schacht een maximale hoogte bereikt, en een laag-niveau-tastorgaan, dat aanspreekt wanneer de koek in de schacht tot op of onder dit laag-niveau-tastorgaan zakt.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze wordt de afvoer bij het bereiken van een bepaalde maximumhoogte van de koek in de schacht, de afvoer voor een bepaalde tijd geopend.

Deze openingstijd kan doelmatig instelbaar zijn in afhankelijkheid van de aard van de uit de schacht te verwijderen koek.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze wordt bij een openingscyclus de openingstijd met een vast tijdsinterval vermeerderd of verminderd in afhankelijkheid van het niet bereiken, respectivelijk het voorbijgaan van een bepaalde gewenste minimumhoogte van de koek in de schacht.

Bij deze uitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze treedt aldus een automatische aanpassing op aan de aard van de af te voeren koek.

Op doelmatige wijze vindt daarbij bij een verdere uitwerking van de werkwijze volgens de uitvinding het openen van de afvoer plaats onder besturing van een hoog-niveau-tastorgaan en het vermeerderen of verminderen van de openingstijd met het tijdsinterval plaats onder besturing van een laag-niveau-tastorgaan.

Aldus zal bij deze uitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze de openingstijd om een bepaalde gemiddelde waarde kunnen fluctueren en evenzo zal de koekhoogte bij het lage niveau om een bepaalde gemiddelde minimumwaarde kunnen gaan fluctueren. Teneinde het in de schacht blijven hangen van de koek te bestrijden wordt, bij een verdere uitwerking van de uitgevonden werkwijze de doorlaat van de afvoer bij het gedurende een bepaalde tijd aangesproken blijven van het hoog-niveau tastorgaan, bij een volgens openingscyclus vergroot.

De inrichting voor toepassing van de uitgevonden werkwijze wordt gevormd door een filterinrichting, meer in het bijzonder een hoge-druk-continu-filterinrichting, met een filter-vat, dat voorzien is van transportmiddelen, meer in het bijzonder een transportschroef, met behulp waarvan de van de fil-terelementen geloste filterkoek uit het filtervat kan worden afgevoerd, en wordt deze inrichting gekenmerkt doordat de transportmiddelen aansluiten op een afvoerschacht, welke aan of nabij het ondereinde is voorzien van een afsluitorgaan, zodanig, dat bij het bereiken van een bepaalde hoogte van de filterkoek in de afvoerschacht, deze wordt geopend, en de koek door de overdruk in het filtervat, uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding verwijdt de schacht zich naar beneden toe conisch.

Door deze maatregel wordt bereikt, dat de koek in de schacht zich tijdens het uit de schacht wegdrukken of wegblazen van de schachtwand wordt gelost, en de afvoer van de koek uit de schacht wordt vereenvoudigd.

Bij een verdereuitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting, is de schacht voorzien van één of meer tastorganen, zoals electroden, met behulp waarvan de hoogte van de koek in de schacht kan worden bepaald en het afsluitorgaan van de schacht bestuurbaar is.

De electroden kunnenop verschillende hoogten ten opzichte van elkaar in de schacht zijn aangebracht, zodanig, dat wanneer twee boven elkaar geplaatste electroden in de schacht beiden in aanraking komen met de filterkoek, deze een electrische sluiting tussen de beide electroden vormt, en waardoor op een op zich zelf bekende wijze door tussenkomst van een regelinrichting het afsluitorgaan van de schacht tijdelijk zou kunnen worden geopend voor het afvoeren van de filterkoek tot buiten de filterinrichting.

Voor het afdichten van de bovenzijde van de koek is, volgens een laatste kenmerk van de uitgevonden inrichting, de schacht voorzien van één of meer invoeropenirtgen ., waardoor een, de openingen in de koek of de openingen tussen de koekdelen afdichtend medium, zoals een visceuse olie, op de bovenzijde van de koek kan worden gebracht alvorens deze uit de schacht zal worden weggedruktof weggeblazen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Zoals in de tekening is aangegeven, wordt door een transport-schroef 1, welke tot in een niet verder in de tekening weergegeven filtervat verloopt, de in dit filtervat van de filter- elementen geloste filterkoek gebracht naar de afvoerschacht 2, welke aan het ondereinde is voorzien van een sluis 3, die bedien-baar is door de hydraulische cilinder 4.

In de schacht zijn twee aftastelectroden 5 en 6 aangebracht, zodanig, dat, wanneer de filterkoek een electrische sluiting tussen de beide electroden vormt door het bereiekn van een bepaalde hoogte in de schacht, de regelinrichting 7 kortstondig de sluis 3 opent, waardoor de filterkoek door de overdruk in het filtervat uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen.

Voor het openen van de sluis kan over de filterkoek in de schacht een afdichtmedium worden gebracht, om daarmede het drukver-lies in het filtetvat bij het leegdrukken van de schacht te beperken.

Het inbrengen van het afdichtmedium door de invoeropening 8 kan op op zich zelf bekende wijze vanaf de regelinrichting 7 bestuurbaar zijn.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het vanuit een filtervat van een filter-inrichting, meer in het bijzonder van een hoge-druk-continu-filterinrichting afvoeren van de van de filterelementen geloste filterkoek, met het kenmerk, dat de filterkoek naar een afvoerschacht wordt toegevoerd om daarin neer te vallen en waarbij bij het bereiken van een bepaalde hoogte van de koek in de schacht, deze aan of nabij het ondereinde wordt geopend en de filterkoek door de overdruk in het filtervat uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de filterkoek met behulp van een transportschroef naar de schacht wordt toegevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie I of 2, met het kenmerk, dat voor het uit de schacht wegdrukken of wegblazen van de filterkoek, deze door het opbrengen van een poedervormig of visceus medium, zoals een visceuse olie, wordt afgedicht.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het afdichtmedium met behulp van een plunjer in de schacht'wordt gedrukt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het openen en sluiten van de afvoer van de schacht automatisch plaats vindt, meer in het bijzonder onder de besturing van een of meer in de schacht aangebrachte tastorganen.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoer bij het bereiken van een bepaalde maximumhoogte van de koek in de schacht, de afvoer voor een bepaalde tijd wordt geopend.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat bij een openingscyclus de openingstijd met een vast tijdsinterval wordt vermeerderd of verminderd in afhankelijkheid van het niet bereiken, resp. het voorbijgaan van een bepaalde gewenste minimum-hoogte van de koek in de schacht.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het opene] van de afvoer plaats vindt onder besturing van een hoog-niveau-tastorgaan en het vermeerderen of verminderen van de openingstijd met het tijdsinterval plaats vindt onder besturing van een laag-niveau-tastorgaan.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorlaat van de afvoer bij het gedurende een bepaalde tijd aangesproken blijven van het hoog-niveau-tast-orgaan bij een volgende openingscyclus wordt vergroot. lO.lnrichting voor toepassing van de werkwijze volgens een of meer der voorgaande conclusies, gevormd door een hoge-druk-continu-filterinrichting met een filtervat, dat voorzien is van transportmiddelen, meer in het bijzonder een transportschroef,* met behulp waarvan de van de filterelementen geloste filterkoek uit het filtervat kan worden afgevoerd, met het kenmerk, dat de transportmiddelen aansluiten op een afvoerschacht, welke aan of nabij de onderzijde voorzien is van een afsluit-orgaan, zodanig, dat bij het bereiken van een bepaalde hoogte van de filterkoek in de schacht, deze aan of nabij de onderzijde wordt geopend en de koek door de overdruk in het filtervat uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen. 11/Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de schacht zich naar beneden toe conisch verwijdt.

12. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de schacht is voorzien van een of meer aftastorganen, zoals electroden, met behulp waarvan de hoogte van de koek in de schacht kan worden bepaald en het afsluitorgaan van de schacht bestuurbaar is.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schacht is voorzien van een of meer invoer-openingen, waardoor ccn,de openlngen in de koek of tussen de koekdelen afdichtend medium, zoals een visceuse olie, op de bovenzijde van de koek kan worden gebracht,‘alvorens deze uit de schacht wordt weggedrukt of weggeblazen.