NL8903041A - Inrichting voor het in depot geven en uit depot nemen van gebruiksvoorwerpen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het in depot geven en uit depot nemen van gebruiksvoorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van in depot geven resp. uit depot nemen van gebruiksvoorwerpen, zoals bagagewagens, van het type voorzien van een slot, dat het mogelijk maakt elk voorwerp automatisch met het naburige voorwerp of met een vast punt van een gedrongen opbergruimte te vergrendelen, in welk slot men een geldstuk of een penning inbrengt om de ontgrendeling van het slot en het vrijmaken van het object door daarop een trekkracht uit te oefenen toe te ) staan, waarbij deze ontgrendeling wordt verwezenlijkt door de trekkracht, waarbij het slot is voorzien van een schuif, die door de trekkracht beweegbaar is en onbeweegbaar kan worden gemaakt door een inwendig blokkeerorgaan, dat gedeblokkeerd kan worden door het in contact brengen daarvan met i de zijde van het muntstuk of de penning, welke schuif dient om de verbindingsgrendel van het voorwerp met een naast gelegen voorwerp of met een vast punt te vergrendelen of te ontgrendelen, waarbij de verbindingsgrendel van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt wordt ge-i vormd door eerste en tweede organen, die respectievelijk opnemend en intredend zijn en een geheel vormen met de longitudinale extreme gedeelten van de sleuteikast, waarbij het eerste orgaan wordt gevormd door een klem, welke is voorzien van twee onsymmetrische klauwen en zodanig is uitgevoerd, dat slechts een grendelas, welke het tweede orgaan vormt, voor een naburig voorwerp, en volmaakt gecalibreerd, zich daarin kan bewegen.

Een dergelijke vergrendel/ontgrendelinrichting voor bv. een bagagewagen op een station of luchthaven, of een zelfbedieningswagen in een supermarkt, is bekend uit de niet tijdig gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8302406.

Een bezwaar van deze bekende vergrendei/ontgren-de1inrichting is dat het niet mogelijk is bv. een zelfbedie- ningswagen te koppelen teneinde een deel van deze reeks van zelfbedieningswagens naar een andere rij te verplaatsen voor het geval bv. een rij van zelfbedieningswagens te lang wordt of om een deel van de zelfbedieningswagens naar andere, minder volle plaatsen over te dragen.

Het doel van de uitvinding is het bezwaar te ondervangen. Het doel wordt bereikt doordat volgens de uitvinding de grendelas is gemonteerd op een ondersteuningsas, die demontabel is ten opzichte van het longitudinale extreme gedeelte van de sleutelkast teneinde een reeks onderling vergrendelde voorwerpen te verbreken.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding omvat het slot een orgaan voor het vasthouden van het muntstuk of de penning in twee posities waarin het muntstuk of de penning in het slot is ingevangen, respectievelijk een actieve deblokkeerpositie van het slot en een inactieve vasthoudposi-tie, waarbij het vasthoudorgaan in de vorm van een pen een geheel vormt met het deksel van de sleutelkast.

Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding geschiedt het inbrengen van het muntstuk of de penning via een spleet, welke zich bevindt in de buitenzijwand van het deksel van de sleutelkast. Dit kenmerk heeft als voordeel, dat het binnendringen van water en vocht wordt begrensd, tengevolge waarvan de inrichting bij vriesweer zou kunnen worden geblokkeerd.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een aanzicht volgens de lijn I-I van fig.

2 voor een uitvoeringsvorm van een slot volgens de uitvinding; fig. 2 een aanzicht volgens de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 een aanzicht volgens de lijn III-III van fig. 1; fig. 4 een aanzicht volgens de lijn IV-IV van fig. 1; en fig. 5 een perspektivisch aanzicht van verschillende elementen waaruit het slot volgens de uitvinding is opgebouwd.

De inrichting volgens de uitvinding maakt het mogelijk, dat een aantal (niet weergegeven) bagagewagens, die dicht naast elkaar zijn opgesteld, onderling kunnen worden vergrendeld.

Zoals uit de figuren blijkt omvat de inrichting een slot 3, dat het mogelijk maakt elk voorwerp automatisch met het naburige voorwerp of met een vast punt, dat op een kleine afstand van het voorwerp is gelegen te vergrendelen, in welk slot men een geldstuk of penning 4 kan brengen om het slot 3 te ontgrendelen en het voorwerp door het uitoefenen van een trekkracht vrij te maken, waarbij het slot 3 zodanig is uitgevoerd, dat het muntstuk of de penning 4 wordt teruggegeven wanneer het voorwerp een trekkracht uit te oefenen, en waarbij meer in het bijzonder de trekkracht achtereenvolgens de deblokkering van het slot 3 en de ontgrendeling van het voorwerp veroorzaakt.

Zoals is aangegeven, is het slot 3 voorzien van een schuif 5, welke kan worden bewogen door de trekkracht en welke schuif onbeweegbaar kan worden gemaakt door een intern blokkeerorgaan 6, dat kan worden geblokkeerd wanneer men een voldoende trekkracht uitoefent, doordat het orgaan in aanraking komt met de kant van het muntstuk of de penning 4, waarbij de schuif 5 dient om de verbindingsgrendel 7 van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt te vergrendelen of te ontgrendelen.

Bij het weergegeven voorbeeld bestaat het blokkeerorgaan uit een nok of een aanslag 6, welke scharnierbaar is om een as 9, die in hoofdzaak horizontaal is, en loodrecht staat op de longitudinale as X-X' van het slot 3. De aanslag 6 kan door een blad 10 in de vorm van een ü worden teruggesteld.

De beweegbare schuif 5 bezit aan het bovenvlak daarvan tegenover het vrije uiteinde van de aanslag 6 een schouder 11. Wanneer een muntstuk in het slot wordt gebracht en wanneer men op het voorwerp een trekkracht uitoefent, stuit het vrije uiteinde van de nog 6 tégen de schouder 11 waardoor derhalve de ontgrendeling van het slot wordt belet.

Het slot 3 omvat voorts een orgaan 8 voor het vasthouden van het muntstuk of de penning 4, in twee posities/ waarin het muntstuk of de penning in het slot is ingevangen, resp. een actieve deblokkeerpositie van het slot 3 en een inactieve vasthoudpositie. Zoals in de figuren en meer in het bijzonder in fig. 8 is weergegeven, bestaat het vast-houdorgaan 8 uit een pen, welke een geheel vormt met het binnenvlak van het deksel 3a van het slot en neemt het vasthoud-orgaan een bepaalde positie in de ligplaats 12 van de spleet 13, welke zich over het slot uitstrekt, in, waarbij de pen 9 zich in hoofdzaak op het niveau van de langsas X-X' van het slot bevindt. Een dergelijke pen vervangt op een gunstige wijze de wip en de veer van het vasthoudorgaan, zoals dit is beschreven in de Nederlandse moederoctrooiaanvrage nr. 84.03037 en maakt meer in het bijzonder bij de montage van het slot een tijdwinst en een betere betrouwbaarheid van het slot mogelijk (omdat de beweegbare onderdelen niet meer aanwezig zijn) zonder dat de werking van de inrichting wordt gewijzigd. In wezen houdt tot een bepaalde waarde van de trekkracht, d.w.z. tot een bepaalde verplaatsing van de beweegbare schuif 5 naar links in fig. 1 ten opzichte van de pen 8, deze het muntstuk of de penning 4 in een actieve deblokkeerpositie van het slot 3 in de spleet 13 vast. Wanneer deze voorafbepaalde waarde wordt overschreden beweegt het muntstuk of de penning 4 zich in de spleet 13 onder invloed van de zwaartekracht naar beneden en neemt een inactieve vasthoudpositie in, zoals deze met een stippellijn in fig. 1 is weergegeven. Het muntstuk of de penning 4 wordt in de inactieve positie gehouden doordat het enerzijds tegen de met een stippellijn aangegeven verticale wand 5a van de schuif en anderzijds tegen een bovenste gebogen deel van de terugwintrechter E komt te steunen. Wanneer men het voorwerp in de opbergruimte daarvan terugbrengt en men het voorwerp met een naburig voorwerp of een vast punt vergrendelt, verplaatst de schuif 5 zich naar rechts in fig. 1, waardoor het muntstuk of de penning uit de spleet 13 wordt vrijgegeven, waardoor het muntstuk of de penning op deze wijze kan worden terug verkregen.

De verbindingsgrendel 37 van het voorwerp met een naburig voorwerp of op een vast punt, wordt gevormd door eerste organen 19,20 en tweede organen 38, resp. opnemend en intredend, welke organen resp. een geheel vormen met de longitudinale eindgedeelten 39,40 van de slotkast 3. Het eerste genoemde orgaan, dat een geheel vormt met het longitudinale eind 39 van het slot 3, d.w.z. bij het weergegeven voorbeeld het uiteinde aan de rechterzijde van fig. 1, bestaat meer in het bijzonder uit een klem, welke twee onsymmetrische klauwen 19,20 omvat, welke worden beïnvloed door een veer 30 en welke zodanig zijn uitgevoerd, dat slechts een grendel-as 38, welke het tweede genoemde orgaan vormt, voor een naburig voorwerp, en op een volmaakte wijze is gecalibreerd, daarin kan binnendringen. Bij het weergegeven voorbeeld, is de grendelas 38 gemonteerd op een ondersteuningsas die deel uitmaakt van het eindgedeelte 40 van de slotkast 3 (aan de linkerzijde in fig. 2) bij het vrije uiteinde 41 van de schijf 5, waarbij de afstand hiertoe in de grendelstand, voldoende is om de staaf tussen de klauwen 19,20 van het slot van een naburig voorwerp in te brengen. Op deze wijze belet in de ontgrendelpositie het vrije uiteinde 41 van de schuif 5, dat in fig. 2 met een stippellijn is aangegeven, de vergrendeling van de wagen met een andere wagen. In wezen is de ruimte, welke dan aanwezig is tussen de grendelas 38 en het vrije uiteinde 41 van de schuif 5 onvoldoende om het mogelijk te maken de grendelas 38 tussen de klauwen 19,20 van een andere wagen in te brengen. Op deze wijze is het in het geval, dat een wagen in de steek wordt gelaten, niet meer mogelijk tengevolge van deze conceptie van het slot de grendelas daarvan te gebruiken om de bijbehorende wagen te kunnen vergrendelen. M.a.w. men moet voor het vergrendelen van een wagen dit noodzakelijkerwijs doen bij een reeds vergrendelde wagen.

Zoals is aangegeven in fig. 2 strekt de ondersteuningsas 46 zich uit door de opening 45 van het extreme gedeelte 40 van het slot 3 (waarbij deze opening zodanig is gedimensioneerd, dat tussen de wagens een laterale speling mogelijk is) en kan de as loodrecht op de longitudinale as X-X' van de sleuteikast worden gedemonteerd door een element 47. De mogelijkheid tot demontage van de ondersteuningsas 46 maakt het mogelijk de rijen wagens te onderbreken om deze naar minder volle begingedeelten van een post over te dragen.

De grendels 38 bestaan uit een eerste cilindrisch hol gedeelte 38a, dat aan een van de uiteinden daarvan is verbonden met een tweede cilindrisch gedeelte dat een schouder 38b vormt, welke een lateraal tegen een overeenkomstige schouder van de as 46 kan stuiten. De twee cilindrische gedeelten 38a, 38b hebben elk een diameter, welke zodanig is gekozen, dat de gedeelten in de klauwen 19,20 kunnen worden ingebracht.

In de figuren 1,2 en 5 zijn langwerpige gleuven 44a,44b weergegeven t.b.v. de ondersteuningsas 46 teneinde de hoogteverschillen tussen de wagens op te vangen.

De beweegbare schuif 5 omvat voorts een pen 23, welke de klauwen 19,20 van de klem in de grendelpositie blokkeert. In wezen zijn de klauwen 10,20, bij het gedeelte daarvan, dat het meest naar binnen in het slot is gelegen, voorzien van holten 36a, 36b, welke zodanig zijn aangebracht, dat zij zich, in de grendelpositie van het slot tegenover elkaar bevinden om op deze wijze een ruimte te bepalen waarin het uiteinde van de pen 23, in de grendelstand, wordt ondergebracht om het slot in deze positie te blokkeren.

Fig. 2 toont de klauw 19, welke zodanig is uitgevoerd, dat het gecalibreerde cilindrische gedeelte 38a van de as 38 daarin kan worden bewogen terwijl de klauw 20, waarvan de lengte kleiner is dan die van de klauw 19, een schuin vlak 20a bezit, waarop het cirkelvormige buitenvlak van de schouder 38b in de grendelstand kan steunen. Op deze wijze wordt de ontgrendeling van het slot moeilijker gemaakt voor frauduleuze personen, omdat de klauw 20 gedeeltelijk is afgedekt door het uit kunststof bestaande deksel 3a.

Het slot 3 kan aan een wagen worden bevestigd door het bevestigingsonderdeel 42 via geschikte bevestigings-organen 43, zoals schroeven, bouten of dergelijke. Opgemerkt wordt, dat bij de demontage van de ondersteuningsas 46 van het slot 3 voor het onderbreken van een rij wagens, de gren-delas 38 in de klauwen 19,20 van het slot van de naburige wagen aanwezig blijft.

Fig. 5 toont een uiteengenomen perspectivisch aanzicht van de bovenbeschreven verschillende elementen van het slot. Uit deze figuur blijkt ook de aanwezigheid van een spleet 3b, welke zich in de buitenste zijwand van het deksel 3a van de kast 3c van het slot bevindt en via welke spleet het mondstuk of de penning 4 kan worden ingebracht. De wijziging van de plaatsing van deze spleet ten opzichte van die, welke is beschreven in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage nr. 82.02406 heeft als voordeel, dat het binnendringen van water en vocht, dat het gevaar op een blokkeren van het slot bij vriesweer met zich medebrengt, wordt beperkt.

Claims (7)

1. Inrichting voor het vergrendelen en ontgrendelen van in depot geven resp. uit depot nemen van gebruiksvoorwerpen, zoals bagagewagens, van het type voorzien van een slot, dat het mogelijk maakt elk voorwerp automatisch met het naburige voorwerp of met een vast punt van een gedrongen opbergruimte te vergrendelen, in welk slot men een geldstuk of een penning inbrengt om de ontgrendeling van het slot en het vrijmaken van het object door daarop een trekkracht uit te oefenen toe te staan, waarbij deze ontgrendeling wordt verwezenlijkt door de trekkracht, waarbij het slot is voorzien van een schuif, die door de trekkracht beweegbaar is en onbeweegbaar kan worden gemaakt door een inwendig blokkeerorgaan, dat gedeblokkeerd kan worden door het in contact brengen daarvan met de zijde van het muntstuk of de penning, welke schuif dient om de verbindingsgrendel van het voorwerp met een naast gelegen voorwerp of met een vast punt te vergrendelen of te ontgrendelen, waarbij de verbindings-grendel van het voorwerp met een naburig voorwerp of met een vast punt wordt gevormd door eerste en tweede organen, die resp. opnemend en intredend zijn en een geheel vormen met de longitudinale extreme gedeelten van de sleutelkast, waarbij het eerste orgaan wordt gevormd door een klem, welke is voorzien van twee onsymmetrische klauwen en zodanig is uitgevoerd, dat slechts een grendelas, welke het tweede orgaan vormt, voor een naburig voorwerp, en volmaakt gecalibreerd, zich daarin kan bewegen, met het kenmerk, dat de grendelas (38) is gemonteerd op een ondersteuningsas (46), die demontabel is ten opzichte van het longitudinale extreme gedeelte (40) van de sleutelkast (3) teneinde een reeks onderling vergrendelde voorwerpen te verbreken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ondersteuningsas loodrecht op de longitudinale as (X-X') van de sleutelkast (3) kan worden gedemonteerd door een element (47).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de grendelas een eerste hol cilindrisch gedeelte (38a) omvat, dat via een van de uiteinden daarvan met een tweede cilindrisch gedeelte (38b) is verbonden, dat een schouder vormt, waarbij de eerste en tweede gedeelten elk een ge-calibreerde diameter bezitten.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de grendelas zich in de ene (19) van de twee klauwen kan bewegen door het eerste cilindrische gedeelte (38a), waarbij de tweede klauw (20) zodanig is uitgevoerd, dat het tweede cilindrische gedeelte (38b) daartegen kan steunen.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het slot is voorzien van een orgaan (8) om het muntstuk of de penning (4) vast te houden in twee posities waarin het muntstuk of de penning in het slot wordt ingevangen, resp. een actieve deblokkeerpositie van het slot en een inactieve vasthoudpositie.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het vasthoudorgaan, in de vorm van een pen, een geheel vormt met het deksel (3a) van de sleutelkast en een bepaalde positie in de spleet (13) , welke zich over het slot (3) uitstrekt', inneemt.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het muntstuk of de penning (4) wordt ingebracht via een spleet (3b), welke zich bevindt in een buitenste zijwand van het deksel (3a) van de sleutelkast (3).