NL8902120A - Inrichting en werkwijze voor het wegen van een op een transportmiddel te vervoeren container. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het wegen van een op een transportmiddel te vervoeren container.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het wegen van een op een transportmiddel, in het bijzonder vrachtauto, te vervoeren container en op een werkwijze voor het gebruik van de inrichting.

Bij het vervoer van containers op vrachtauto's is het van belang dat het gewicht van de te vervoeren container bekend is. Hiertoe was het tot nu toe noodzakelijk om, nadat een container bij een verzender opgehaald was, met de vrachtauto naar een weegbrug te rijden en de vrachtauto/container-combinatie te wegen om zo het gewicht van de container te bepalen, alvorens de container naar de plaats van bestemming vervoerd kon worden. Deze verplichte gang naar de weegbrug had vaak een grote omweg en derhalve veel tijdverlies tot gevolg.

De onderhavige uitvinding beoogt derhalve te voorzien in een inrichting en een werkwijze waarbij bovengenoemd nadeel vermeden wordt, doordat containers direct gewogen kunnen worden op het moment dat zij op een vrachtauto geladen worden. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting voor het wegen van een op een transportmiddel, in het bijzonder vrachtauto, te vervoeren container, bestaande uit aan ophangpunten op de vrachtauto voor de container bevestigde krachtopnemers en daarmee verbonden weergave-middelen. De weergavemiddelen bevinden zich bij voorkeur binnen de cabine van de vrachtauto, en omvatten bij voorkeur een elektronisch uitleesinstrument. De weergavemiddelen omvatten bij voorkeur tevens een afdrukeenheid. Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding toegepast wanneer de ophangpunten twee elk draaibaar aan een vrij uiteinde van één van twee al dan niet telescopisch uitschuifbare portaalarmen bevestigde lichamen zijn, waaraan een container door middel van hangelementen bevestigd is, en de andere uiteinden van de portaalarmen aan weerszijden van de vrachtauto draaibaar om een haaks op de lengteas van het voertuig staande as gelagerd zijn, bestaan de krachtopnemers bij voorkeur uit ten minste één ter plaatse van het grensvlak van het ophanglichaam en de portaalarm, aan weerszijden daarvan in de het ophanglichaam en de portaalarm verbindende draaias bevestigd, in de lengterichting van de draaias georiënteerd rekstrookje. De rek-strookjes zijn bij voorkeur met de weergavemiddelen verbonden door aan de binnenzijde van de portaalarmen verlopende kabels. De kabels zijn bij voorkeur spiraalvormig gewikkeld en verlengbaar.

Genoemde en andere kenmerken van de weeginrichting volgens de uitvinding worden hierna toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, terwijl wordt verwezen naar de tekening, waarin overeenkomstige nummers overeenkomstige delen aanduiden en: fig. 1 een aanzicht is van een aan twee portaalarmen hangende, op een vrachtauto te vervoeren container; fig. 2 een schematisch overzicht is van de inrichting volgens de uitvinding;.

fig. 3 een detail is van een ophanglichaam en de aansluiting voor de krachtopnemers; fig. 4 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht is waaruit de plaats van de krachtopnemers in de draaias blijkt; en fig. 5 een deels doorgesneden aanzicht is volgens de lijn V-V in fig. 4.

In fig. 1 is een (deel van een) vrachtauto 1 getoond, waarop telescopisch uitschuifbare portaalarmen 2 draaibaar bevestigd zijn. Aan de vrije uiteinden van de telescoopdelen 2' van de portaalarmen 2 zijn driehoekige ophanglichamen 3 door middel van een as 4 draaibaar bevestigd. Aan de ophanglichamen 3 is met hangelementen, bijvoorbeeld kettingen 5 een te vervoeren container 6 gehangen. In de draaiassen 4 zijn krachtopnemers 7 aangebracht (hier niet getoond) die door kabels 8 aan met de verdere bekabeling in verbinding staande aansluitingen 9 zijn verbonden.

In fig. 2 is de opbouw van de weeginrichting schematisch weergegeven. De in de draaiassen 4 geplaatste kracht-opnemers 7 registreren de vervorming van de draaiassen ten gevolge van de door de container daarop uitgeoefende kracht en zetten deze om in elektrische signalen. Deze elektrische signalen worden door de kabels 8 uit de draaiassen 4 geleid naar de op de vrije uiteinden van de telescopische portaal-delen 2' geplaatste aansluitingen 9, waaraan aan de binnen-zijde van de portaalarmen 2 verlopende, spiraalvormig gewikkelde en daardoor verlengbare kabels 10 bevestigd zijn. De spiraalvormige kabels 10 zijn met hun uiteinden verbonden aan op de aan de vrachtauto l bevestigde uiteinden van de portaalarmen 2 geplaatste aansluitingen 11, vanwaar kabels 12 langs het chassis van de vrachtauto 1 naar een centrale aansluiting 13 lopen, die door een centrale kabel 14 verbonden is met het in de cabine van de vrachtauto l geplaatste elektronische uitleesinstrument 15. Dit uitleesinstrument 15 zet de toegevoerde elektrische signalen volgens een in zijn geheugen opgeslagen tabel om in een waarde van het gewicht van de container 6, die in een uitleesvenster geprojecteerd wordt. Eventueel kunnen de geprojecteerde gegevens nog door een kabel 16 naar een afdrukeenheid 17 gezonden worden. Zowel het uitleesinstrument 15 als de afdrukeenheid 17 worden gevoed door de accu van de vrachtauto 1; de afdrukeenheid 17 rechtstreeks en het uitleesinstrument 15 over een omvormer 18.

In fig. 3 is in detail te zien hoe één van de ophang-lichamen 3 door middel van een in lagers in het vrije uiteinde van het telescoopdeel 2' van de portaalarm 2 draaiende as 4 aan de portaalarm 2 is bevestigd. Voorts is hier goed te zien hoe de aansluitdoos 9 de verbinding vormt van de uit het ophanglichaam 3 komende kabel 8 en de aan de binnenzijde van de portaalarm 2 verlopende spiraalvormig gewikkelde kabel 10.

In fig. 4 is de binnenzijde te zien van de draaias 4, welke door middel van een bout 19 vast aan het ophanglichaam 3 bevestigd, en door lagers 20 draaibaar in het telescoopdeel 2' opgenomen is. De uit rekstrookjes bestaande krachtopnemers 7 zijn in in de draaias 4 aangebrachte uitsparingen 21 geplaatst, waar ze door afdekplaatjes 22 worden beschermd tegen invloeden van buitenaf. Aan de krachtopnemers 7 zijn draden 8a,8b bevestigd, die ter plaatse van de hartlijn van de draaias 4 bij elkaar komen en van daaruit verder binnen de kabel 8 verlopen. Om het invoeren van de kabel 8 in de draaias 4 te vereenvoudigen is aan het uiteinde van de draaias 4 een uitsparing 23 aangebracht, welke door een schroefdeksel 24 afgesloten wordt. De opening 25 waardoor de kabel 8 het ophanglichaam 3 binnentreedt, wordt afgesloten door een holle schroef 26 welke nauw passend om de kabel 8 geschoven is.

Wanneer aan de aan het ophanglichaam 3 bevestigde kettingen 5 een container 6 gehangen wordt, wordt op de draaias 4 een buigend moment uitgeoefend, dat resulteert in een (elastische) vervorming van de draaias 4. Het buigend moment en de daarmee samenhangende vervorming bereiken een maximale waarde op het grensvlak van het ophanglichaam 3 en het telescoopdeel 2'. Dat is dan ook de plaats waar de uit rekstrookjes bestaande krachtopnemers 7 op de draaias 4 zijn aangebracht. De rekstrookjes ondergaan de met de buiging van de draaias 4 gepaard gaande verlenging daarvan, waardoor hun weerstand meetbaar verandert. Deze weerstandsverandering resulteert in het ontstaan van een zeer kleine stroom, welke door de draden 8a,8b wordt ingeleid in de naar de cabine van de vrachtauto 1 lopende bekabeling.

Uit fig. 5, waarin de in de draaias 4 aangebrachte uitsparing 21 te zien is zonder het deze uitsparing 21 afsluitende afdekplaatje 22, wordt nogmaals duidelijk hoe de rekstrookjes omvattende krachtopnemers 7 juist op het grensvlak van het ophanglichaam 3 en het telescoopdeel 2' geplaatst zijn, waar de buigspanning en de daarmee gepaard gaande vervorming maximaal zijn.

Claims (9)

1. Inrichting voor het wegen van een op een transportmiddel , in het bij zonder vrachtauto (1), te vervoeren container (6), bestaande uit aan ophangpunten op de vrachtauto (1) voor de container (6) bevestigde krachtopnemers (7) en daarmee verbonden weergavemiddelen (15,17).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de weergavemiddelen (15,17) zich binnen de cabine van de vrachtauto (1) bevinden.

3. Inrichting volgens één der conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de weergavemiddelen (15,17) een elektronisch uitleesinstrument (15) omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de weergavemiddelen (15,17) tevens een afdrukeenheid (17) omvatten.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4, waarbij de ophangpunten twee elk draaibaar aan een vrij uiteinde van één van twee al dan niet telescopisch uitschuifbare portaal-armen (2) bevestigde lichamen (3) zijn, waaraan een container (6) door middel van hangelementen (5) bevestigd is, en de andere uiteinden van de portaalarmen (2) aan weerszijden van de vrachtauto (1) draaibaar om een haaks op de lengteas van het voertuig staande as gelagerd zijn, met het kenmerk, dat de krachtopnemers (7) bestaan uit ten minste één ter plaatse van het grensvlak van het ophanglichaam (3) en de portaalarm (2) , aan weerszijden daarvan in de het ophanglichaam (3) en de portaalarm (2) verbindende draaias (4) bevestigd, in de lengterichting van de draaias (4) georiënteerd rekstrookje.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de rekstrookjes met de weergavemiddelen (15,17) verbonden zijn door aan de binnenzijde van de portaalarmen (2) verlopende kabels (10).

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de kabels (10) spiraalvormig gewikkeld en verlengbaar zijn.

8. Werkwijze voor het wegen van een op een transportmiddel, in het bijzonder vrachtauto (1), te vervoeren con- tainer (6), omvattende het door een aan de vrachtauto (1) verbonden weeginrichting wegen van de container (6) gedurende het op de vrachtauto (1) laden daarvan.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de weeginrichting een inrichting volgens één der conclusies 1-7 is.