NL8902098A

NL8902098A - Werkwijze en werktuig voor het opstellen van bouwplaten.

Info

Publication number: NL8902098A
Application number: NL8902098A
Authority: NL
Original assignee: Durox Gasbeton Bv
Priority date: 1989-08-18
Filing date: 1989-08-18
Publication date: 1991-03-18
Also published as: DE69000478T2; EP0413381A1; ATE82611T1; EP0413381B1; DE69000478D1

Description

WERKWIJZE EN WERKTUIG VOOR HET OPSTELLEN VAN BOUWPLATEN

De uitvinding betreft op de eerste plaats een werkwijze voor het opstellen van bouwplaten in een bouwskelet, waarbij gebruik wordt gemaakt van een werktuig voor het opstellen van bouwplaten, ten minste omvattende een van chas-siswielen voorzien chassis en een ten opzichte van het chassis kantelbare en om een opgerichte aslijn draaibare draagta-fel, waarbij een pakket van op hun lange randen naast elkaar staande bouwplaten in een compartiment van een bouwskelet wordt opgesteld, waarbij het pakket met zijn einden op twee uit elkaar aangebrachte steunen rust en waarbij telkens een bouwplaat van het pakket wordt afgenomen door een steekrand van de draagtafel onder deze bouwplaat tussen de steunen te steken en de draagtafel tezamen met deze bouwplaat vanaf het pakket te verwijderen, waarbij de draagtafel met de bouwplaat tot in een liggende positie wordt gekanteld en om een opstaande aslijn ten opzichte van het chassis wordt gedraaid en waarbij de bouwplaat op haar plaats in het bouwskelet met haar lange zijde rechtop wordt opgesteld.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit een symposium, gehouden in het Produktcentrum TNO, Oostsingel 209 te Delft, op 26 oktober 1988.

De uitvinding verschaft een werkwijze die handiger is. Daartoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat de draagtafel tezamen met de bouwplaat ten opzichte van het chassis wordt opgeheven door middel van een tussen draagtafel en chassis werkend liftmechanisme. Het hieraan verbonden werk is minder vermoeiend.

Indien de draagtafel tijdens het oppakken van de bouwplaat ten opzichte van het chassis wordt gezwenkt om een aslijn die evenwijdig is aan de aslijn van de chassiswielen, wordt de bouwplaat efficiënter aangepakt.

Indien de bouwplaat in een tezamen met de draagplaat ten opzichte van het chassis opgeheven stand wordt bewerkt, geschiedt de bouwplaatbewerking op een ergonomisch verantwoorde wijze.

Indien de bouwplaat na bewerking op werkniveau h tot een nog hoger kantelniveau wordt opgeheven, is de door de uitvoerende persoon op te brengen tilkracht minder.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een werktuig volgens de uitvinding, waarvan de kenmerken en voor-keurskenmerken zijn aangeduid in conclusies 5 tot 8.

De uitvinding zal in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening van een niet-limitatief voorbeeld worden verduidelijkt. In de tekening stellen schematisch voor:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een werktuig met een pakket bouwplaten tijdens het uitvoeren van een eerste stap van de werkwijze volgens de uitvinding;

Fig. 2 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van detail II van figuur 1; en

Fig. 3-9 successievelijke zijaanzichten van het werktuig van figuur 1 tijdens het uitvoeren van de voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding.

Het werktuig 1 volgens de uitvinding omvat een chassis 2 met een in hoofdzaak driehoekig zijaanzicht en is voorzien van twee om een aslijn 3 draaibare chassiswielen 4, twee voor de chassiswielen uitstekende, vaste voorpoten 5 en twee onderling verbonden, zwenkbaar met het chassis 2 verbonden achterpoten 6. Verder omvat het werktuig 1 een zwenkdra-ger 8 die om een aslijn 9 zwenkbaar met het chassis losmaakbaar is verbonden met behulp van een bout 10 met moer 11, en die om een aslijn 12 zwenkbaar verbonden is met een tafeldrager 13, die via een draaikrans 14 met een draaiaslijn 15 een draagtafel 16 draagt. De zwenkdrager 8 is van boven gezien I-vormig, terwijl de langsbalk 17 boven de as 18 van de chassiswielen 4 een neerwaartse knik 19 heeft. De draagtafel 16 heeft twee grendelgaten 21 en 22 voor het opnemen van een grendelpen 20 in een draagtafel-opneemstand (fig. 1-6) respectievelijk een over 90° verdraaide draagta-fel-afgeefstand (fig. 8 en 9).

De grendelpen 20 wordt middels een drukveer 23 tot in de gaten 21 en 22 gedrongen en kan door een handvat 24 via stangenstelsel 25 volgens pijlen 27 worden teruggetrokken.

Het handvat 24 is daartoe verschuifbaar volgens pijl 26 in een aan de tafeldrager 13 bevestigde, uitstekende buis 28. De maximale zwenkstand van de tafeldrager 13 ten opzichte van het chassis 2 wordt begrensd door een ketting 29, die in figuren 1 en 3 strak staat. De draagtafel 16 heeft in figuren 1 en 3 aan zijn onderzijde een steekrand 30, bijvoorbeeld bestaande uit twee tanden, waarmee de draagtafel 16 kan aangrijpen onder een voorste bouwplaat 31 van een bouwplatenpakket 32, dat bijvoorbeeld op twee pallets 33 is opgesteld op een woningvloer van een bouwskelet.

Het chassis 2 heeft een in zijn boven-achterhoek 34 gelegerde liertrommel 35, die via een drijfwerk 36 gekoppeld is met een as 37, waaraan via een cardanscharnier 38 en een lange as 45 een slinger 40 met een handbuis 39 is verbonden. Deze handlier van dit liftmechanisme 41 is zelfremmend en kan met geringe kracht gemakkelijk worden bewogen voor het opheffen van de draagtafel 16 met een daarop liggende bouwplaat 31 van beton, gasbeton of ander materiaal, doordat de lierkabel 44 vanaf de trommel 35 naar een juist boven de knik aangebracht oog 43 loopt.

De tafeldrager 13 steunt middels twee rollen 46 op een schuine rolgeleiding 47, die gevormd wordt door twee schuine opwaarts en achterwaarts gerichte chassisbalken 48.

De werkwijze volgens de uitvinding wordt bij voorkeur uitgevoerd in de hierna volgende in figuren 3-9 getoonde stappen. Volgens figuur 3 rijdt men het werktuig 1 volgens pijl 50 naar het pakket 32, terwijl de draagtafel 16 en de tafeldrager 13 voorwaarts gezwenkt worden gehouden met de ketting 29, totdat de draagtafel 16 tegen de voorste bouwplaat 31 stuit.

Dan zwenkt de draagtafel 16 met tafeldrager 13 terug volgens pijl 51, terwijl bij enigszins verder vooruitrijden volgens pijl 50 de steekrand 30 onder deze bouwplaat 31 terechtkomt, die bijvoorbeeld 10 cm boven de vloer 52 op twee pallets 33 staat. Bij de handelingen van figuren 3 en 4 schuiven de voorpoten 5 desnoods met geringe steunkracht over de vloer 52.

Vervolgens wordt de tafeldrager 13 aan handvat 24 verder in pijlrichting 51 omgetrokken, tezamen met draagtafel 16 en bouwplaat 31 en wordt het werktuig 1 volgens pijl 55 van het pakket 32 weggereden.

Volgens figuur 6 worden de achterpoten 6 omlaag gebracht, wordt het werktuig 1 op al zijn poten 5 en 6 gezet, zodat de van luchtbanden voorziene chassiswielen 4 praktisch ontlast zijn, en wordt daarna de zwenkdrager 8 met de slinger 40 opwaarts gezwenkt, waarbij de rollen 46 over hun rolgelei-ding 47 omhoog rollen en de draagtafel 16 op werkniveau komt, dit wil zeggen op een hoogte h van bijvoorbeeld 75 cm boven de vloer.

Vervolgens wordt de draagtafel 16 ten opzichte van de tafeldrager 13 over 90° verdraaid volgens pijl 57, waarbij de grendel 42 gemanipuleerd wordt bij het ontgrendelen ten opzichte van gat 21. Het grendelen met gat 22 geschiedt automatisch middels de veer 23, die de over een pengeleider 58 schuivende grendelpen 20 in het gat 22 drukt.

In de stand van figuur 7 is de bouwplaat 31 gemakkelijk te bewerken. Er kan bijvoorbeeld met een handcirkel-zaag een stuk worden afgezaagd, volgens een zaagsnede die evenwijdig is aan de lange zijde of er kan een doorgang voor een buis worden uitgespaard. De draagtafel 16 heeft daartoe bij voorkeur vier vervangbare houten steunregels 59.

Na de eventuele bewerking(en) van de bouwplaat 31 wordt de zwenkdrager 8 tot op een nog hoger niveau opwaarts gezwenkt en wel bij voorkeur totdat de zwenkaslijn 12 een zodanig niveau t boven de vloer 52 heeft, dat de bouwplaat 31 bij zwenking óm de opgeheven aslijn 12, in de steile stand van figuur 9, met zijn onderrand 60 op de vloer 52 terechtkomt en wel dicht bij de voorpoten 5. Tijdens dit kantelen volgens pijl 67 houdt men de bouwplaat 31 met zijn handen vast, terwijl het werktuig 1 met zijn voorpoten 5 op de vloer 52 rust. Het optilmoment is, wegens de geringe excentriciteit van de bouwplaat ten opzichte van de aslijn 12 gering. Deze handeling is dus niet vermoeiend. Tenslotte wordt de bouwplaat 31 in vertikale stand vastgezet en wordt met het werktuig 1 een volgende bouwplaat 31 opgesteld.

Opgemerkt zij, dat de projectie 62 van de aslijn 12 gelegen is tussen het voorste steunpunt 68 van de voorpoten 5 en de steunpunten 64 van de chassiswielen 4, waardoor tijdens het kantelen een goede stabiliteit is gewaarborgd.

Claims

1. Werkwijze voor het opstellen van bouwplaten (31) in een bouwskelet, waarbij gebruik wordt gemaakt van een werktuig (1) voor het opstellen van bouwplaten (31), ten minste omvattende een van chassiswielen (4) voorzien chassis (2) en een ten opzichte van het chassis (2) kantelbare en om een opgerichte aslijn (15) draaibare draagtafel (16), waarbij een pakket (32) van op hun lange randen naast elkaar staande bouwplaten (31) in een compartiment van een bouwskelet wordt opgesteld, waarbij het pakket (32) met zijn einden op twee uit elkaar aangebrachte steunen (33) rust en waarbij telkens een bouwplaat (31) van het pakket (32) wordt afgenomen door een steekrand (30) van de draagtafel (16) onder deze bouwplaat (31) tussen de steunen (33) te steken en de draagtafel (16) tezamen met deze bouwplaat (31) vanaf het pakket (32) te verwijderen, waarbij de draagtafel (16) met de bouwplaat (31) tot in een liggende positie wordt gekanteld en om een opstaande aslijn (15) ten opzichte van het chassis (2) wordt gedraaid en waarbij de bouwplaat (31) op haar plaats in het bouwskelet met haar lange zijde rechtop wordt opgesteld, met het kenmerk dat de draagtafel (26) tezamen met de bouwplaat (31) ten opzichte van het chassis (2) wordt opgeheven door middel van een tussen draagtafel (16) en chassis (2) werkend liftmechanisme (41).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de draagtafel (16) tijdens het oppakken van de bouwplaat (31) ten opzichte van het chassis (2) wordt gezwenkt om een aslijn (9) die evenwijdig is aan de aslijn (3) van de chassiswielen (4) .

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de bouwplaat (31) in een tezamen met de draagplaat (16) ten opzichte van het chassis (2) opgeheven stand wordt bewerkt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de bouwplaat (31) na bewerking op werkniveau h tot een nog hoger kantelniveau wordt opgeheven.

5. Werktuig (1) voor het onder toepassing van de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies in een bouwskelet opstellen van bouwplaten (31), omvattende een van chassiswielen (4) voorzien chassis (2) en een ten opzichte van het chassis (2) kantelbare en om een opgerichte aslijn (15) draaibare, van een steekrand (30) voorziene draagtafel (16) , met het kenmerk dat de draagtafel (16) ten opzichte van het chassis (2) ophefbaar is door middel van een tussen draagtafel (16) en chassis (2) werkend liftmechanisme (41).

6. Werktuig (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de draagtafel (16) in hoofdzaak horizontaal op werkniveau h opstelbaar is en bij voorkeur tot boven werkniveau h ophefbaar is.

7. Werktuig (1) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat het liftmechanisme (41) een zwenkdrager (8) omvat, die enerzijds ten opzichte van het chassis (2) en anderzijds ten opzichte van de draagtafel (16) zwenkbaar is, welk liftmechanisme (41) bij voorkeur een handlier (61) omvat.

8. Werktuig (1) volgens een van de conclusies 5-7, met het kenmerk dat de draagtafel (16) om een opgerichte aslijn (15) draaibaar is ten opzichte van een tafeldrager (13) die op zijn beurt zwenkbaar verbonden is met de zwenkdrager (17) .

9. Werktuig (1) volgens een van de conclusies 5-8, met het kenmerk dat het chassis (2) voorzien is van ten minste één voorpoot (5) en dat de projectie (62) van een kan-telas (12) van de draagtafel (16) die evenwijdig is aan de draagwielaslijn (3) gelegen is tussen de steunpunten (63, 64) van de voorpoot (5) respectievelijk de draagwielen (4).

10. Werktuig (1) volgens een van de conclusies 5-9, met het kenmerk dat de zwenkdrager (8) zwenkbaar is om een zich evenwijdig aan de wielaslijn (3) uitstrekkende, aan het achtereinde van het chassis (2) opgestelde achteraslijn (9), dat de draagtafel (16) zwenkbaar is ten opzichte van de zwenkdrager (13) om een zich evenwijdig aan de wielaslijn (3) uitstrekkende vooraslijn (12) en dat de draagtafel (16) via ten minste een steunrol gedragen wordt door een bij voorkeur hellende, aan het chassis (2) aangebrachte rolgeleiding (47).