NL8902061A - Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. - Google Patents
Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8902061A NL8902061A NL8902061A NL8902061A NL8902061A NL 8902061 A NL8902061 A NL 8902061A NL 8902061 A NL8902061 A NL 8902061A NL 8902061 A NL8902061 A NL 8902061A NL 8902061 A NL8902061 A NL 8902061A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- network
- cable
- connection
- cables
- hand
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G3/00—Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Selective Calling Equipment (AREA)
- Cable Transmission Systems, Equalization Of Radio And Reduction Of Echo (AREA)
- Small-Scale Networks (AREA)
- Numerical Control (AREA)
- Pharmaceuticals Containing Other Organic And Inorganic Compounds (AREA)
- Cable Accessories (AREA)
- Insulated Conductors (AREA)
Description
Koninklijke PTT Nederland n. v.
GRONINGEN
Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk
A. ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding betreft een bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk, omvattende netwerkaansluitingen voor het op het netwerk aansluiten van terminals e. d. via een asymmetrische aansluitkabel met één ader en een deze ader omhullende afschermmantel, en voorts omvattende netwerkkabels voor het met elkaar verbinden van deze netwerkaansluitingen, welke netwerkkabels tenminste één bundel van twee of meer aders, alsmede tenminste één deze bundel omhullende afschermmantel omvatten, van welke aders en afschermmantel de uiteinden zijn afgewerkt op de genoemde netwerkaansluitingen. Met andere woorden betreft de uitvinding een bekabelingssysteem met afgeschermde symmetrische kabels (dus met twee of meer aders per afscherming) waarop afgeschermde asymmetrische aansluitkabels (dus met één ader per afscherming) aangesloten kunnen worden.
Er zijn verschillende methoden om asymmetrische en symmetrische kabels met elkaar te verbinden zonder noemenswaardige afbreuk te doen aan de electrische eigenschappen, in het bijzonder de karakteristieke impedantie, de wissel-spanningsdemping en de gelijkspanningsdemping. Zo is het bekend om beide kabelsoorten met elkaar te verbinden door middel van een transformatorschakeling of door middel van een weerstandsnetwerk. Transformatorschakelingen hebben het nadeel dat, behoudens bijzondere voorzieningen, geen gelijkstroom kan worden doorgelaten. Een weerstandsnetwerk heeft het nadeel van een relatief grote demping, zowel voor wissel- als gelijkspanning.
De geschetste problematiek doet zich ondermeer voor bij het aanleggen van de bekabeling voor een lokaal netwerk. In het algemeen moet voor een dergelijk bekabelingssysteem gekozen worden tussen asymmetrische (coaxiale) kabels' (bijv. voor een Ethernet-netwerk) öf symmetrische kabels (bijv. voor een IBM-netwerk). Normaliter wordt voor het aansluiten van de eindapparatuur (netwerkserver, termi-nals/ PC's) dezelfde kabelsoort gebruikt als de netwerkbe-kabeling. Bij het bekabelen echter van bijvoorbeeld nieuwe gebouwen doet zich het probleem voor dat op dat moment nog niet bekend is welk netwerksysteem (gebaseerd op een asymmetrische of een symmetrische bekabeling) zal worden geïnstalleerd.
B. SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
1. De onderhavige uitvinding voorziet in een bekabelings-systeem voor een lokaal netwerk, omvattende netwerkaansluitingen voor het op het netwerk aansluiten van terminals e. d. via een asymmetrische aansluitkabel met één ader en een deze ader omhullende afschermmantel, en voorts omvattende netwerkkabels voor het met elkaar verbinden van deze netwerkaansluitingen, welke netwerkkabels tenminste één bundel van twee of meer aders, alsmede tenminste één deze bundel omhullende afschermmantel omvatten, van welke aders en afschermmantel de uiteinden zijn afgewerkt op de genoemde netwerkaansluitingen, dat erdoor gekenmerkt wordt dat de genoemde netwerkaansluitingen, althans tenminste een deel daarvan, een eerste doorverbinding omvatten met een zeer lage impedantie die is opgenomen tussen het uiteinde van de ader van de genoemde aansluitkabel en het uiteinde van één of meer van de aders van de genoemde netwerkkabels, alsmede een tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie die is opgenomen tussen het uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel en het uiteinde van de afscherming van de netwerkkabels.
Aan de uitvinding ligt het in zekere mate verrassende resultaat ten grondslag van een onderzoek naar het trans-missiegedrag van een kabelnetwerk, gevormd door als hierboven genoemde symmetrische, afgeschermde kabels, waarop, via de genoemde doorverbindingen van lage impedantie, coaxiale aftakkabels waren aangesloten en waarbij bleek dat de verbinding een aanzienlijk beter transmissiegedrag vertoonde, - dan dat wat verwacht mocht worden, met name ten aanzien van demping bij hogere frequenties ten gevolge van reflecties door misaanpassing.
De onderhavige uitvinding voorziet aldus in een netwerk, waarvan de bekabeling reeds kan worden aangelegd (bijv. als standaard-netwerkbekabeling in een kantoorgebouw) vóórdat vaststaat of de op het netwerk aan te sluiten apparatuur via symmetrische dan wel asymmetrische (coaxiale) kabels daarop zal worden aangesloten. Door het naar believen kunnen aansluiten van de coaxiale kabels op één óf meer (parallelle) symmetrische aders kan de impedantie van de netwerkbekabeling zo goed mogelijk worden aangepast aan de impedantie van de coaxkabel. Verder kan, daar de doorverbindingen tussen de kabels een zeer lage impedantie hebben, zonder enige belemmering gebruik worden gemaakt van gelijkstroomsignalerings- of besturingsopties. Doordat de genoemde eerste doorverbinding opgenomen kan zijn tussen het uiteinde van de ader van de aansluitkabel en het uiteinde van één öf meer van de aders van de netwerkkabels, kan aldus, namelijk door het kiezen van het aantal aders, de gewenste karakteristieke impedantie worden gekozen. Tenslotte is de voorgestelde oplossing eenvoudig, goedkoop en betrouwbaar.
2. Bij voorkeur is het bekabelingssysteem stervormig opgebouwd rondom een netwerkcentrum waarin de routering van het netwerk kan worden ingesteld (semi-permanent) of bestuurd, bijvoorbeeld door een automatisch werkend netwerk-bewakingsorgaan. Deze voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt aldus erdoor gekenmerkt dat de genoemde netwerkkabels zich elk uitstrekken tussen een netwerkcentrum en één der genoemde netwerkaansluitingen, welk netwerkcentrum route-ringsmiddelen omvat voor het naar believen met elkaar verbinden van gewenste aders en afschermingen van de in het netwerkcentrum uitmondende netwerkkabels. Met deze stervormige uitvoering van het bekabelingssysteem wordt bereikt dat, hoewel - bijvoorbeeld in een nieuw gebouw -de bekabeling reeds geheel wordt geïnstalleerd voorafgaand aan-'iingebruikname ervan, het bekabelingssysteem toch naderhand geheel kan worden gerouteerd conform de wensen van de gebruikers van dat bekabelingssysteem. Ook kunnen op deze wijze meer afzonderlijke netwerksystemen gebruik maken van dit ene, tevoren geïnstalleerde bekabelingssysteem.
Dit is ondermeer van belang als één gebouw door meer afzonderlijke eenheden - bijvoorbeeld bedrijven - in gebruik is die elk hun eigen netwerksysteem gebruiken.
3. Behalve in een bekabelingssysteem, voorziet de uitvinding in een netwerkaansluitingsorgaan voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op met dat netwerkaansluitingsorgaan vast verbonden netwerkkabels die behoren tot een bekabelingssysteem dat wordt gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en dat anderzijds met het desbetreffende uiteinde van de ader resp. aders van de netwerkkabel vast is verbonden, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en dat anderzijds met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast is verbonden.
4. In plaats van door middel van een netwerkaansluitingsorgaan volgens de uitvinding, zoals hiervoor werd aangegeven, kan een terminal ook worden aangesloten via een adapter die tussen die terminal en een ("gewone") netwerkaansluiting is opgenomen. Een dergelijke adapter voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op een netwerkaansluitingsorgaan waarop de uiteinden van de aders en afschermmantel resp. -mantels zijn afgewerkt van de netwerkkabels, behorende tot een bekabelingssysteem wordt dan gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de ader resp. aders van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitingsorgaan, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitorgaan.
5. De genoemde laagohmige doorverbindingen kunnen, in plaats van in de netwerkaansluitingen of in adapters tussen de netwerkaansluitingen, ook opgenomen zijn in het kabel-aansluitorgaan waarmee een aansluitkabel, via een "gewone" netwerkaansluiting, op de netwerkbekabeling is aangesloten. Een dergelijk kabelaansluitorgaan voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op een netwerkaansluitingsorgaan waarop de uiteinden van de aders en afschermmantel resp. —mantels zijn afgewerkt van de netwerkkabels, behorende tot een bekabelingssysteem wordt dan gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarmee enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel vast is verbonden en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de ader resp. aders van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitingsorgaan, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarmee enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel vast is verbonden en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitorgaan.
C. REFERENTIES Geen
D.' UI TVOERI NGSVOORBEELDEN
Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een bekabelingssysteem volgens de uitvinding. In deze figuur wordt het bekabelingssysteem gevormd door een symmetrische netwerkkabel 1 die twee aders 2 en een afscherming 3 omvat en die slechts dient voor een punt-naar-punt verbinding.
Op de netwerkkabel 1 zijn ter weerszijden asymmetrische aansluitkabels 4 aangesloten die elk één ader 5 en een afscherming 6 omvatten. De aansluitkabels 4 zijn op de netwerkkabel 1 aangesloten via laagohmige doorverbindingen 7 en 8, d. w. z. van elke aansluitkabel 4 is de ader 5 via doorverbinding 7 verbonden met beide aders 2 van de netwerkkabel 1. De afscherming 6 van de aansluitkabel 4 is met de afscherming van de netwerkkabel 1 verbonden via doorverbinding 8.
Figuur 2 toont eveneens een punt-naar-punt bekabeling die echter wordt gevormd door twee parallelle symmetrische kabels 1. De aansluitkabels 4 zijn ook hier op de netwerkkabels 1 aangesloten via doorverbindingen 7 en 8. De doorverbindingen 7 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld enerzijds verbonden met twee aders van de ene netwerkkabel 1 èn één ader van de tweede netwerkkabel 1 en anderzijds met de ader van de desbetreffende aansluitkabel 4. De doorverbindingen 8 zijn enerzijds verbonden met de afschermingen van beide netwerkkabels 1 en anderzijds met de afscherming van de aansluitkabel 4. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn dus drie parallelle netwerkkabeladers 2 verbonden met de respectievelijke aansluitkabeladers 5. Dit uitvoeringsvoorbeeld wordt gebruikt als de karakteristieke impedantie van de aansluitkabel 4 betrekkelijk laag is, terwijl het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld wordt gebruikt als de karakteristieke impedantie van de aansluitkabel 4 hoger is. Evenzo is het mogelijk om, indien de karakteristieke impedantie van de aansluitkabel 4 nog lager is, de aders 5 - via doorverbinding 7 te verbinden met alle vier de aders 2 van de netwerkkabels 1.
Figuur 3 toont een gedeelte van een bekabelingssysteem volgens de uitvinding, dat gevormd wordt door meer kabel-trajecten zoals getoond in figuur 2. Als het bekabelings-systeem een netwerk met een elektrisch asymmetrische busstructuur dient, zoals Ethernet, zijn de getoonde aansluit-kabels 4 beide verbonden met een (personal) computer waar die kabels met elkaar en met de computer verbonden worden. Als het bekabelingssysteem een netwerk met een elektrisch symmetrische ringstructuur dient, zoals IBM Token Ring, zijn de aansluitkabels, die in dat geval evenals de netwerkkabels 1 elektrisch symmetrisch zijn, niet via de doorverbindingen 7 en 8 met de netwerkkabels 1 verbonden, maar worden rechtstreeks met één van die beide verbonden.
In figuur 4 wordt een toepassingsvoorbeeld getoond van het bekabelingssysteem volgens de uitvinding. Deze figuur toont een gebouw 10 met een aantal kamers 11, waarin een bekabeling is aangelegd, bestaande uit kabeltrajecten 12 tussen elk van die kamers 11 en een centrale verdeler 13.
Op het moment van aanleg van de bekabeling is nog onbekend op welke wijze en met welke apparatuur van de bekabeling gebruik zal worden gemaakt. Elk van de kabeltrajecten 12 tussen de kamers 11 en de verdeler 13 bestaat in dit uit-voeringsvoorbeeld uit een dubbel paar van de in de figuren 2 en 3 getoonde parallelle symmetrische afgeschermde kabels 1 zodat, behalve punt-naar-punt verbindingen, verschillende netconfiguraties, zoals met een ring- of een busstructuur, kunnen worden gevormd. Behalve dat verschillende netwerk-configuraties kunnen worden gevormd, kan de bekabeling zowel gebruikt worden door netwerksystemen die volgens hun specificatie gebruik dienen te maken van een symmetrische bekabeling als door netwerksystemen waarvoor een asymmetrische bekabeling vereist is. In het eerste geval wordt de apparatuur rechtstreeks op de kabeltrajecten 12 aangesloten (d. w. z. op één van de symmetrische kabels 1 daarvan), terwijl in het laatste geval de apparatuur op de kabeltrajecten 12 wordt aangesloten via de in het voorgaande genoemde doorverbindingen 7 en 8, door middel waar van-'al's het ware een asymmetrische bekabeling wordt gesimuleerd. Overigens is de aanpassing van de asymmetrische aansluitkabels op die gesimuleerd asymmetrische bekabeling niet geheel perfect, hetgeen een beperking vormt in het aantal in serie met elkaar te verbinden kabeltrajecten 12; overigens kan dit aantal weer worden vergroot door na een aantal in serie geschakelde kabeltrajecten 12 een zogeheten repeater te installeren.
Figuur 5 toont het in figuur 4 getoonde gebouw 10 met daarin de in figuur 4 getoonde bekabeling, welk gebouw 10 in gebruik is genomen en waarin het bekabelingssysteem een aantal separate transmissienetwerken A, B, C en D dient.
Het netwerk A is een ringvormig netwerk (bijv. IBM Token Ring) hetwelk behalve door de desbetreffende kabeltrajecten 12, verder wordt gevormd door een aantal personal computers 14, waarvan er één werkt als netwerkserver. Dit netwerk A maakt gebruik van een symmetrische bekabeling die in dit uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door steeds één kabel-paar uit de respectievelijke kabeltrajecten 12 (die elk twee kabelparen bevatten). Tussen de twee in de desbetreffende kamer 11 uitmondende kabels van het aldus gebruikte kabelpaar zijn computers 14 opgenomen. In de centrale verdeler 13 is de kabelring gesloten door de desbetreffende daar uitmondende kabels 12 als ring door te lussen.
Het netwerk B is, in tegenstelling tot het netwerk A een netwerk met een busstructuur (bijv. Ethernet), gevormd door de serieschakeling van een aantal kabeltrajecten 12, waarop een aantal personal computers 15 is aangesloten.
Dit netwerk is van een type dat volgens de specificaties gebruik moet maken van een asymmetrische bekabeling. In dit uitvoeringsvoorbeeld wordt die asymmetrische bekabeling gevormd door de dubbele kabelparen van de kabeltrajecten 12, waarbij de computers 15 zijn opgenomen tussen de twee in de desbetreffende kamer 11 uitmondende kabelparen op de wijze die getoond is in figuur 3. Bij de bespreking van de figuren 6...8 wordt nader ingegaan op de feitelijke plaats van de doorverbindingen 7 en 8 (zie fig. 3). In de centrale verdeler 13 zijn de daar uitmondende kabelparen 1 doorgelust.
Ook- het netwerk C is evenals netwerk B een netwerk met busstructuur, waarop de personal computers 16 als eindappa-raten zijn aangesloten. Overigens is het evengoed mogelijk dat in plaats van personal computers, bijvoorbeeld één centrale computer op het netwerk is aangesloten en voor het overige terminals. In het onderhavige uitvoeringsvoor-beeld staan de netwerken B en C met elkaar in verbinding via een in de verdeler geïnstalleerde koppeleenheid 19, waardoor informatie tussen deze beide zelfstandige netwerken kan worden uitgewisseld.
Tenslotte toont figuur 5 nog een punt-punt-verbinding D tussen twee computers 17 in verschillende kamers. Deze verbinding D wordt gevormd door twee in de centrale verdeler 13 in serie geschakelde kabeltrajecten 12. De computers 17 kunnen rechtstreeks op één van de kabels 1 van het in de kamer uitmondende kabeltrajeet 12 worden aangesloten (symmetrische verbinding), dan wel, via de in de figuren 1. . . 3 getoonde doorverbindingen 7 en 8 (asymmetrische verbinding).
Volgens de uitvinding kunnen asymmetrische (coaxiale) aansluitkabels 4 op de netwerkkabels 1 worden aangesloten, via laagohmige doorverbindingen tussen de aders 2 en 5 van die kabels en tussen de afschermingen 3 en 6 ervan. Indien volgens de netwerkspecificaties van symmetrische aansluitkabels gebruik moet worden gemaakt (zoals bij netwerk Ά), worden deze rechtstreeks met de netwerkkabels 1 verbonden door namelijk de aders en de afscherming van die symmetrische aansluitkabel direct te verbinden met die van één van de (symmetrische) netwerkkabels 1. Indien volgens de netwerkspecificaties van asymmetrische aansluit-kabels gebruik moet worden gemaakt (zoals bij de netwerken B en C), worden deze met de netwerkkabels 1 verbonden via de laagohmige doorverbindingen 7 en 8, zoals in de figuren 1.. : 3'getoond is, waardoor als het ware een asymmetrisch netwerk gesimuleerd wordt.
De genoemde doorverbindingen (7 en 8 in de figuren 1. .3) tussen de respectievelijke kabeladers en -afschermingen kunnen deel uitmaken van de vaste netwerkaansluiting waarop het uiteinde van een kabeltraject 12 in een kamer 11 is afgewerkt, of vervat zijn in een losse adapter tussen een dergelijke vaste netwerkaansluiting en de aansluitsteker van de aansluitkabel 4, öf in die aansluitsteker zelf vervat zijn. Deze alternatieven worden in de figuren 6, 7 en 8 getoond.
In figuur 6 wordt een vaste netwerkaansluiting 20 getoond waarin het in een kamer 11 (fig. 4) uitmondende uiteinde van een kabeltraject 12, bestaande uit een dubbel stel symmetrische netwerkkabels 1, is afgewerkt. Van elk stel symmetrische netwerkkabels 1 zijn in dit geval drie aders 2 afgewerkt op doorverbinding 7 en de afscherming op doorverbinding 8. De andere zijde van de doorverbindingen 7 en 8 zijn verbonden met stekerbussen 21 en 22. De op het netwerk aan te sluiten eindapparatuur wordt via de aansluitkabel 4 die is afgewerkt op een kabelsteker 23, met de stekerbussen 21 en aldus met de netwerkkabels 1 verbonden. Het in deze figuur getoonde voorbeeld heeft het nadeel dat indien de aansluitkabel 4 een relatief grote karakteristieke impedantie heeft, per stel netwerkkabels 1 één van de drie aders 2 van de doorverbinding 7 moet worden losgenomen; dit moet dan in de vaste netwerkaansluiting 20 gebeuren. Evenzo moeten, indien de impedantie van de aansluitkabel 4 relatief laag is, van elk stel netwerkkabels 1 óók de vierde ader op de doorverbinding 7 worden aangesloten. Om die reden kan het aantrekkelijk zijn om de doorverbindingen 7 en 8 op te nemen in een losse adapter, zoals figuur 7 toont.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 7 zijn de doorverbindingen 7 en 8 opgenomen in een adapter 25 die door middel van steekverbindingen 26 in verbinding staat met de netwerkkabels 1 en door middel van steekverbindingen 27 met de aansluitkabels 4. Afhankelijk van de karakteristieke impedantie van de op het netwerk aan te sluiten aansluitkabel 4, wordt een adapter 25 gebruikt die met één, twee, drie o£ vier aders 2 verbonden is.
Tenslotte toont figuur 8 een uitvoering waarbij de doorverbindingen 7 en 8 in een aansluitkabelsteker 28 zijn opgenomen, waarmee het gebruik van een losse adapter wordt vermeden.
Claims (5)
1. Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk, omvattende netwerkaansluitingen voor het op het netwerk aansluiten van terminals e. d. via een asymmetrische aansluitkabel met één ader en een deze ader omhullende afschermmantel, en voorts omvattende netwerkkabels voor het met elkaar verbinden van deze netwerkaansluitingen, welke netwerkkabels tenminste één bundel van twee of meer aders, alsmede tenminste één deze bundel omhullende afschermmantel omvatten, van welke aders en afschermmantel de uiteinden zijn afgewerkt op de genoemde netwerkaansluitingen, met het kenmerk dat de genoemde netwerkaansluitingen, althans tenminste een deel daarvan, een eerste doorverbinding omvatten met een zeer lage impedantie die is opgenomen tussen het uiteinde van de ader van de genoemde aansluitkabel en het uiteinde van één of meer van de aders van de genoemde netwerkkabels, alsmede een tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie die is opgenomen tussen het uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel en het uiteinde van de afscherming van de netwerkkabels.
2. Bekabelingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de genoemde netwerkkabels zich elk uitstrekken tussen een netwerkcentrum en één der genoemde netwerkaansluitingen, welk netwerkcentrum routeringsmiddelen omvat voor het naar believen met elkaar verbinden van gewenste aders en afschermingen van de in het netwerkcentrum uitmondende netwerkkabels.
3. Netwerkaansluitingsorgaan voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op met dat netwerkaansl ui tings orgaan vast verbonden netwerkkabels die behoren tot een bekabelingssysteem volgens conclusie 1, gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en dat anderzijds met het desbetreffende uiteinde van de ader reep. aders van de netwerkkabel vast is verbonden, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en dat anderzijds met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast is verbonden.
4. Adapter voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op een netwerkaansluitingsorgaan waarop de uiteinden van de aders en afschermmantel resp. -mantels zijn afgewerkt van de netwerkkabels, behorende tot een bekabelingssysteem volgens conclusie 1, gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de ader resp. aders van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitingsorgaan, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarop enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel losneembaar is aangesloten en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitorgaan.
5. Kabelaansluitorgaan voor het losneembaar aansluiten van een asymmetrische aansluitkabel op een netwerkaansluitingsorgaan waarop de uiteinden van de aders en afschermmantel resp. -mantels zijn afgewerkt van de netwerkkabels, behorende tot een bekabelingssysteem volgens conclusie 1, gekenmerkt door de genoemde eerste doorverbinding met een zeer lage impedantie waarmee enerzijds het desbetreffende uiteinde van de ader van de aansluitkabel vast is verbonden en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de ader resp. aders van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaansluitingsorgaan, alsmede de genoemde tweede doorverbinding met een zeer lage impedantie waarmee enerzijds het desbetreffende uiteinde van de afscherming van de aansluitkabel vast is verbonden en die anderzijds losneembaar is aangesloten op een met het desbetreffende uiteinde van de afscherming resp. afschermingen van de netwerkkabel vast verbonden aansluiting van het genoemde netwerkaans1ui torgaan.
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8902061A NL8902061A (nl) | 1989-08-14 | 1989-08-14 | Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. |
DE69010110T DE69010110T2 (de) | 1989-08-14 | 1990-07-27 | Verkabelungssysteme für ein lokales Netzwerk. |
AT90202053T ATE107805T1 (de) | 1989-08-14 | 1990-07-27 | Verkabelungssysteme für ein lokales netzwerk. |
DK90202053.6T DK0413380T3 (da) | 1989-08-14 | 1990-07-27 | Kabelsystem til et lokalt netværk |
EP90202053A EP0413380B1 (en) | 1989-08-14 | 1990-07-27 | Cabling system for a local network |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8902061 | 1989-08-14 | ||
NL8902061A NL8902061A (nl) | 1989-08-14 | 1989-08-14 | Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8902061A true NL8902061A (nl) | 1991-03-01 |
Family
ID=19855163
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8902061A NL8902061A (nl) | 1989-08-14 | 1989-08-14 | Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0413380B1 (nl) |
AT (1) | ATE107805T1 (nl) |
DE (1) | DE69010110T2 (nl) |
DK (1) | DK0413380T3 (nl) |
NL (1) | NL8902061A (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE19923893A1 (de) * | 1999-05-25 | 2000-11-30 | Bayerische Motoren Werke Ag | Elektrisches Verdrahtungssystem für die Antriebseinheit in Fahrzeugen |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2609218B1 (fr) * | 1986-12-30 | 1989-11-24 | Lepaillier Patrick | Dispositif de cablage du reseau tres basse tension telephonique et/ou informatique d'un batiment |
DE3704617A1 (de) * | 1987-02-13 | 1988-08-25 | Sedlbauer Wilhelm Gmbh | Verkabelungssystem fuer gebaeude mit mehreren geschossebenen zum wahlweisen anschluss von edv-anlagen |
-
1989
- 1989-08-14 NL NL8902061A patent/NL8902061A/nl not_active Application Discontinuation
-
1990
- 1990-07-27 DE DE69010110T patent/DE69010110T2/de not_active Expired - Fee Related
- 1990-07-27 EP EP90202053A patent/EP0413380B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-07-27 AT AT90202053T patent/ATE107805T1/de not_active IP Right Cessation
- 1990-07-27 DK DK90202053.6T patent/DK0413380T3/da active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE69010110T2 (de) | 1995-01-12 |
DE69010110D1 (de) | 1994-07-28 |
ATE107805T1 (de) | 1994-07-15 |
EP0413380B1 (en) | 1994-06-22 |
DK0413380T3 (da) | 1994-10-24 |
EP0413380A1 (en) | 1991-02-20 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5599190A (en) | Communication wiring system including a reconfigurable outlet assembly | |
US8737079B2 (en) | Active patch panel | |
US4860343A (en) | Composite cable for use in high frequency data and voice transmission | |
US6358093B1 (en) | Normal through jack and method | |
JP5189014B2 (ja) | 高ポート密度dslamのための組込み型メタリックアクセス | |
WO2015195679A1 (en) | Hybrid patch panel assembly for multiple media connections | |
US20130201993A1 (en) | Network switch with integrated cable termination locations | |
US4761811A (en) | Data and voice transmission using composite cables and punch-down blocks | |
US7252538B2 (en) | Tracer lamp arrangement | |
McNamara | Local area networks: an introduction to the technology | |
US4886464A (en) | Remote interconnection box utilizing shielding interconnecting brackets | |
US6486746B1 (en) | Termination circuit for decoupling unused wires on a network device's unshielded twisted pair (UTP) cable | |
US7257223B2 (en) | Splitter assembly for a telecommunications system | |
CN1265800A (zh) | 线卡柜 | |
NL8902061A (nl) | Bekabelingssysteem voor een lokaal netwerk. | |
GB2276048A (en) | Communications connector system | |
EA013317B1 (ru) | Способ и устройство управления работой сети в системе овкв и других областях | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary | |
Cisco | Cabling Summary |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |