NL8901944A - Werkwijze en doseerinrichting voor het afgeven van vloeistof. - Google Patents

Description

Korte aanduiding:Werkwijze en doseerinrichting voor het afgeven vanvloeistof.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afgevenvan een vloeistof uit een kamer via een door een afsluitorgaan afsluit¬bare doortocht.

Het in een gewenste hoeveelheid afgeven of doseren van een vloei¬stof via een afsluitbare doortocht wordt in sterke mate bepaald doorhet reologische gedrag resp. vloeigedrag van de vloeistof.Dit reo-logische gedrag van de vloeistof wordt beïnvloedt door de viscositeit,de thixotropie en de vloeigrens van de vloeistof .Deze drie eigen¬schappen bepalen de zogenaamde "kortheid" van een vloeistof ,dat wilzeggen de tijdsduur om een vloeistof van stromende toestand tot eenrust toestand te laten komen.

In het bijzonder bij deze zogenaamde "korte" vloeistoffen tredennu in circulatie-doseersystemen problemen op,indien de doorsnede van deafsluitbare doortocht klein is.De weerstand in de doortocht kan dan zodaniggroot zijn,dat er,ook indien de vloeistof in de kamer onder een zekere drukstaat,toch geen vloeistof via de doortocht uit de kamer stroomt indien dedoortocht door het afsluitorgaan is vrijgegeven.

Met de uitvinding wordt nu beoogd een werkwijze te verkrijgen,waarbij dit probleem op eenvoudige wijze kan worden opgelost.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men bijhet openen van de doortocht de vloeistof in beweging brengt door intrilling brengen van de zich in de kamer bevindende vloeistof.

In de praktijk is gebleken ,dat door het zo in trilling brengenvan de vloeistof de vloeistof zodanig in beweging wordt gebracht,datde vloeistof op beoogde wijze uit de doortocht zal uitstromen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een doseer¬inrichting voor het afgeven van vloeistof ,in het bijzonder geschiktvoor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding ,voorzienvan een kamer met een door een afsluitorgaan afsluitbare doortocht,waarbij volgens de uitvinding middelen zijn aangebracht met behulpwaarvan met in de kamer aanwezige vloeistof in kontact zijnde delenvan de inrichting in trilling te brengen zijn.

Bij toepassing van een dergelijke doseerinrichting kan de vloei¬stof bij het openen van het afsluitorgaan op eenvoudige wijze zodanigin beweging worden gebracht, dat de vloeistof op regelmatige wijzeuit de doortocht zal uitstromen zodra de doortocht door het afsluit¬orgaan is geopend.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de handvan bijgaande figuren waarin schematisch een uitvoeringsvoorbeeld vande constructie volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont schematisch een installatie voor het afgeven vanvloeistof.

Figuur 2 toont deel van de installatie volgens fig. 1 vormendedoseerinrichting , gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aan¬zicht.

De in fig. 1 weergegeven installatie is in het bijzonder be¬stemd voor het gedoseerd afgeven van zogenaamde korte vloeistoffen,zoals bijvoorbeeld in de drukindustrie gebruikte verf.

De installatie omvat een de te doseren vloeistof bevattend vat 1. In dit vat strekt zich een aanzuigleiding 2 uit ,welke is aange¬sloten op een pomp 3.In de aanzuigleiding is nog een afsluiter 4 op¬genomen.De pomp 3 is op gebruikelijke wijze aan te drijven met behulpvan een motor 3'.

De perszijde van de pomp 3 is via een persleiding 5 aangeslotenop een doseerinrichting 6.

In de persleiding 5 is een filter 7 opgenomen evenals een terug¬slagklep 8,welke een terugstromen van de vloeistof vanaf de doseer-inrichting naar de pomp verhindert.

Bovenstrooms en benedenstrooms van het filter 7 is op de pers¬leiding 5 een omloopleiding 9 aangeslotene, waarin een terugslagklep10 is opgenomen.De terugslagklep 10 zal openen,indien door een ofandere reden het filter 7 geen vloeistof zal doorlaten,bijvoorbeeldindien het filter 7 verstopt is geraakt .

Zoals nader in fig. 2 is weergegeven mondt der persleiding 5uit in een kamer 11,welke is uitgespaard in een deel van de doseer¬inrichting uitmakend huis 12.Op de kamer 11 is verder een afvoerlei-ding 13 aangesloten.Zoals in fig . 1 is weergegeven mondt het van de doseerinrichting 6 afgekeerde uiteinde van de terugvoer Leiding13 uit in het vat 1 via een vernauwing 14.Verder is in de terugvoer-Leiding 13 een terugslagklep 15 aangebracht. Vernauwing 14 zorgt in com¬binatie met de opbrengst van de pomp voor het opbouwen en handhaven van eenbepaalde druk in leidingen 5 en 13 tijdens bedrijf.Klep 15 verhindert datbij verwisselen van het vat 1 de leiding 13 leegloopt.

Zoals verder uit fig. 2 blijkt zijn in een wand van het huis 12een tweetal doseernippels 16 en 17 aangebracht. De doorsnede van deboring 18 in de nippel 16 is verhoudingsgewijs groot en afsluitbaarmet behulp van een klepschotel 19 , die is bevestigd aan het uiteindevan een klepstang 20.

Het buiten het huis 12 uitstekende uiteinde van de klepstang 20is omgeven door een drukveer 21,die ligt opgesloten tussen een aande klepstang bevestigde klepschotel 22 en een het huis 12 ondersteunendesteunplaat 23 ,een en ander zodanig ,dat de veer 21 tracht de klep¬schotel 19 in een de nippel 16 afsluitende stand te houden zoals weerge¬geven in fig. 2.

Het van de klepschotel 19 afgekeerde uiteinde van de klepstang20 is met behulp van een kopstuk 24 gekoppeld met een schuifstuk 25,dat op zijn beurt is gekoppeld met de zuigerstang 26 van een verstel-cylinder 27.Door het schuifstuk 25 met behulp van de verstelcylinder27 gezien in fig. 2 naar rechts te verschuiven zal de klepschotel19 eveneens naar rechts worden verschoven om zo de doortocht 18 doorde nippel 16 in open verbinding te brengen met de kamer 11.

De doorsnede van de in de nippel 17 aangebrachte trapsgewijsuitgevoerde doortocht 28 is aanzienlijk kleiner dan de doorsnede vande in de nippel 16 aangebrachte doortocht 18.

De nippel 17 werkt samen met een ptunjer 29 waarvan hetnaar hetnippel 17 toegekeerde begrenzingsvlak samenwerkt met een een zittingvormende ringvormige kraag 30 van de nippel.Op het uiteinde van deplunjer sluit een een geheel niet de plunjer vormende stift 31 aan,die ,zoals weergegeven in fig. 2,past in de getrapte boring 28.

De plunjer 29 is weer op soortgelijke wijze als de zuigerstang20 omgeven door een drukveer 32,welke tracht de plunjer 29 in dein fig.2 afgebeelde stand te houden,waarin de doortocht 28 door denippel 17 is afgesloten met behulp van de plunjer 29.

Verder is de plunjer 29 met behulp van een kopstuk 33 verbondenmet een schuifstuk 34.

Het van het kopstuk 33 afgekeerde uiteinde van het schuifstuk 34is verbonden met een uiteinde van een trilinrichting 35.Het andere uiteindevan de trilinrichting is met behulp van een verbindingsbeugel 36 eneen buffer 37 gekoppeld met een tweetal achter elkaar geschakelde ver-stelcylinders 3Sen 39Daarbij is de uitvoering zo,daf door het alleenin werking stellen van de verstelcylinder 38 de plunjer 29 gezien infig. 2 over een zodanige afstand naar rechts wordt verschoven ,dat deeen geheel met de plunjer 29 vormende pen 31 nog met een deel van zijnlengte in de in de nippel 17 aangebrachte doortocht 28 steekt ,zodat indeze stand slechts via de spelingsruimte tussen pen 31 en boring 28vloeistof uit de kamer 11 via de doortocht 28 kan wegstromen.

Indien beide verstelcylinders 38 en 39 in werking worden gesteldzal de plunjer 29 gezien in fig. 2 over een zodanig afstand naar rechtsworden verplaatst ,dat ook de pen 31 geheel is teruggetrokken uit dedoortocht 28.

De werking van de hierboven beschreven installatie is nu als volgt.Tijdens bedrijf zal de pomp 3 in werking worden gesteld , zodat dezevloeistof ,bijvoorbeeld verf uit vat 1 aanzuigt en toevoert naar dekamer 11 in het huis 12 van de doseerinrichting 6.Uit deze kamer kande vloeistof vfa de terugvoerleiding 13 terugstromen naar het vat 1.

Het zal duidelijk zijn dat tengevolge van de aanwezigheid van deterugslagklep 15 en de vernauwing 14 steeds een zekere druk zal wordengehandhaafd in de kamer 11.

Indien met behulp van de doseerinrichting vloeistof moet wordenafgegeven kan de doortocht 18 in de nippel 16 worden vrijgegeven doormet behulp van de verstelcylinder 27 de zuigerstang 20 en de daaraanbevestigde klepschotel 19 gezien in fig. 2 naar rechts te verplaatsen.

De doorsnede van de doortocht 18 heeft daarbij een zodanige grootte,dat ook zogenaamde korte vloeistoffen zonder problemen uit deze doortocht zullen wegstromen onder invloed van de in de kamer 11 heersendedruk.

Voor een meer nauwkeurig doseren,bijvoorbeeld indien via de nippel16 een grote hoeveelheid vloeistof is afgevoerd en bij het nagenoegberéiken van de gewenste hoeveelheid een nauwkeurigere regeling vande afvoer van de vloeistof moet worden bewerkstelligd dan mogelijkis met behulp van de nippel 16 ,kan de doortocht 18 in de nippel 16weer worden afgesloten met behulp van de klepschotel 19,terwijl dedoortocht 28 in de nippel 17 wordt vrijgegeven.Daarbij zal men veelalzodanig te werk gaan,dat eerste de aan de pi'unjer 29 bevestigde pen31 uit de doortocht 28 wordt teruggetrokken om bij de laatste fasevan de afvoer de pen 31 gedeeltelijk terug te schuiven in de doortocht28,zodat dan de afvoer wordt bepaald door de spelingsdoorlaat tussen de pen 31 en het gedeelte van het gat 28 met de kleinste doortocht.

In het bijzonder de spelingsdoortocht tussen de wand van het gat 28 en de buitenomtrek van de pen 31 is zodanig klein,dat in het bijzonder bij verwerking van zogenaamde korte vloei¬stof geen vloeistof uit de geopende doortocht zal wegstromen.Dit bijbekende inrichtingen optredende nadeel kan nu op eenvoudige wijzeworden opgeheven door de plunjer 29 met behulp van de trilinrichting35 in zijn lengterichting in trilling te brengen.Deze trillende be¬weging van de plunjer zal ook overgedragen worden op de vloeistofwaardoor deze in beweging wordt gebracht en op regelmatige wijzeblijkt uit te treden uit de nippel 17.

Uiteraard zal het ook denkbaar zijn om de vloeistof in de kamer11 op andere wijze in beweging te brengen,bijvoorbeeld door het aan¬brengen van een trilinrichting op het huis 12 of dergelijke.Het inbeweging brengen van het de doortocht 28 van de nippel 17 afsluitende,door de plunjer 29 gevormde orgaan blijkt echter bijzonder effectiefte zijn,daar dit orgaan in de onmiddelijke nabijheid van of zelfsgedeeltelijk in de doortocht voorde afvoer van de vloeistof is gelegen.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het afgeven van een vloeistof uit een kamer via eendoor een afsluitorgaan afsluitbare doortocht , met het kenmerk,dat menbij het openen van de doortocht de vloeistof in beweging brengt door in trilling brengen van de zich in de kamer bevindende vloeistof.

2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat men een orgaanin trilling brengt ,met behulp waarvan de doortocht te openen en tesluiten is.

3. Doseerinrichting voor het afgeven van vloeistof voorzien van eenkamer met een door een afsluitorgaan afsluitbare doortocht ,met hetkenmerk,dat middelen zijn aangebracht met behulp waarvan met in dekamer aanwezige vloeistof in kontact zijnde delen van de inrichtingin trilling te brengen zijn.

4. Doseerinrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat de middel¬en voor het bewerkstelligen van trilling met het afsluitorgaanzijn verbonden.

5. Doseerinrichting volgens conclusie 3 of 4,met het kenmerk,dathet afsluitorgaan wordt gevormd door een plunjer ,die voor het openenen sluiten van de doortocht in zijn lengterichting verschuifbaar isen die met behulp van de middelen voor het in trilling brengen in zijn lengterichting in trillende beweging te brengen is.

6. Doseerinrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat eentrilinrichting is aangebracht tussen de plunjer en een verstelcylindermet behulp waarvan de plunjer in zijn lengterichting verstelbaar is.

7. Doseerinrichting volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk,datde plunjer aan een uiteinde is voorzien van een pen welke past in dedoortocht.

8. Doseerinrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat deplunjer vanuit de de doortocht afsluitende stand verstelbaar is ineen eerste stand waarin de pen zich nog gedeeltelijk in de doortochtuitstrekt en een tweede stand waarin de pen geheel uit de doortocht isteruggetrokken.

9. Doseerinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat deplunjer vanuit de de doortocht afsluitende stand traploos verstelbaar iswaarin de pen zich nog gedeeltelijk in de doortocht bevindt.

10. Dosserinrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-9,met het kenmerk, dat op de kamer van de doseerinrichting een toevoer-leiding en afvoer leiding zijn aangesloten, terwijl in de toevoerlei-ding een pomp is opgenomen met behulp waarvan kontinue vloeistof aande kamer wordt toegevoerd.