NL8901532A

NL8901532A - Werkwijze en zaaimachine voor het in de grond brengen van zaadkorrels.

Info

Publication number: NL8901532A
Application number: NL8901532A
Authority: NL
Original assignee: Kongskilde Benelux B V
Priority date: 1989-06-16
Filing date: 1989-06-16
Publication date: 1991-01-16
Also published as: EP0404241A1; DE69015465D1; ES2065470T3; EP0404241B1; DE69015465T2; DK0404241T3

Description

WERKWIJZE EN ZAAIMACHINE VOOR HET IN DE GROND BRENGEN VAN

ZAADKORRELS

De uitvinding betreft op de eerste plaats een werkwijze voor het in de grond brengen van zaadkorrels voor zogenaamde precisie-zaaibedden, met behulp van een zaaimachine, die voor elke voor een kouter bevat, die de voor openbreekt, een kanaal voor het pneumatisch vervoeren van de zaadkorrels, welk kanaal in de doorsnede van de voor in een eindgedeelte eindigt, dat naar achteren helt, en een aandrukwiel, dat de verspreide zaadkorrels in de bodem van de voor drukt.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Europese octrooischrift 0 038 241 en het Duitse octrooischrift 2934121 .

Bij elke bekende uitvoeringsvorm van de in de aanhef genoemde werkwijze wordt de zaadkorrel bij de uitgang van het kanaal voor het pneumatisch transport van de zaaimachine onder de gecombineerde invloed van de verkregen snelheid en van de geleiding door het eindgedeelte van het transportka-naal, in de richting van de top van de tweevlakshoek weggeworpen, die het voorste, onderste omtreksvlak van het aandrukwiel met de bodem van de voor vormt. Daarbij wordt de zaadkorrel in de tweevlakshoek meteen vastgeklemd tussen de bodem van de voor en het omtreksvlak van het aandrukwiel, waardoor belet wordt dat de zaadkorrel op onvoorspelbare wijze naar een niet beoogde plaats in de voor kan stuiteren.

Bij de werkwijze volgens het Russische octrooischrift 609501 wordt de zaadkorrel ook praktisch in de richting van de top van de tweevlakshoek weggeworpen, maar daarbij beweegt het aandrukwiel tezamen met het transportkanaal ten opzichte van de kouter op en neer.

De uitvinding heeft ten doel de op elkaar volgende zaadjes van een zelfde rij nog beter onderling te positioneren, dit wil zeggen dat de variaties in de onderlinge afstanden van de zaadkorrels worden verminderd en/of de zaadkorrels beter in hun rij worden gepositioneerd, waardoor de onderlinge afstanden van de zaadkorrels in naburige rijen gelijkmatiger worden. Dit doel wordt bereikt, doordat de voor wordt opengebroken met behulp van een kouter die ten minste een neerwaarts convergerend profielstuk heeft en doordat de zaadkorrels bij de uitgang van het kanaal voor het pneumatisch transport van de zaaimachine onder de gecombineerde invloed van de verkregen snelheid en van de geleiding door het eind-gedeelte van het transportkanaal, in de richting van een trefplaats van de omtrek van het omtreksvlak van de aandruk-rol worden geworpen, die meer dan tweemaal een zaadkorrel-hoogte boven het niveau van het onderste punt van het aan-drukwiel is gelegen.

Verrassenderwijs is gebleken, dat volgens deze werkwijze een betere nauwkeurigheid ten aanzien van de beoogde positionering van de zaadkorrels wordt bereikt.

Bij voorkeur is het trefpunt ten minste viermaal een zaadkorrelhoogte boven het niveau van het onderste punt van het aandrukwiel gelegen.

Indien de voor wordt opengebroken met een kouter die onder een neerwaarts convergerend profielstuk nog een dieper tot in de grond reikende strip heeft, worden de zaadkorrels nog wat beter in lijn gepositioneerd. Bovendien heeft het gebezigde kouter een geringe weerstand in de grond en is de slijtage ervan gering zodat zijn levensduur lang is.

Bij voorkeur wordt het aandrukwiel aangedreven met een snelheid die iets kleiner is dan de voortbewegingssnel-heid van de zaadmachine.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een zaaimachine volgens conclusie 6 en voorkeuruitvoeringsvormen daarvan volgens conclusies 7 tot 10.

De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt. In de tekening stelt :

Figuur 1 een schematisch zijaanzicht van het onderste deel van een zaaimachine volgens de uitvinding voor.

Figuur 2 is op een wat kleinere schaal een praktische uitvoeringsvorm van het deel van figuur 1 met daarbij in milimeters aangeduide maten voor het weergeven van de diverse dimensies, waarvan er enige voor de uitvinding van belang zijn, althans wat hun ordegrootte betreft. De vormgeving en de maten van figuren 2 en 3 dienen als deel van de beschrijving te worden aangemerkt.

Figuur 3 is een vooraanzicht volgens pijlen III-III van figuur 2 van het kouter van figuur 2.

De zaaimachine volgens de uitvinding heeft een niet getekend freem, dat middels draagwielen op het land steunt en bijvoorbeeld door een trekker wordt voortgetrokken met een snelheid v in de richting van pijl 1. De zaaimachine heeft ten minste een voorraadhouder voor zaadkorrels, een verenke-laar en voor elke zaairij een door het freem gedragen kouter 2, waaraan een, bijvoorbeeld als slang uitgevoerde, zaadleid-buis 3 is verbonden, die uitgaat van de op zichzelf bekende verenkelaar. Bij voorkeur heeft de zaaimachine twee verenke-laars die elk via een aantal, bijvoorbeeld vier, zaadleidbui-zen 3 aangesloten zijn op een even groot aantal, bijvoorbeeld vier, kouters 2.

Elke kouter 2 is opgebouwd uit twee stalen zijpla-ten 4, waarvan de volgens een straal R1 gevormde onderranden 5 naar elkaar toe zijn omgebogen, met tussenvoeging van een gebogen, vertikale, centrale, stalen strip 6 die een stukje 9 dieper tot in de grond 7 reikt dan het neerwaarts convergerende stuk 8 van de kouter 2. Tussen de platen 4 bevinden zich een op de strip 6 rustende, gebogen verbindingsplaat 10 en een daarboven zich volgens een boog met straal R2 uitstrekkende zaadleidplaat 11, waarop de uitgang 12 van de zaadleidbuis 3 vloeiend aansluit en waarvan de hartlijn 13 een aandrukwiel 14, dat in het kouter 2 roterend gelegerd is, treft in een trefpunt 15 volgens een richting 16 die eerst het aandrukwiel 14 doordringt en dan pas het niveau 17 bereikt in een punt 18, dat nog gelegen is voor het onderste punt 19 van het aandrukwiel 14. Het trefpunt 15 ligt op een hoekafstand h van ten minste 20°, doch bij voorkeur op een hoekafstand h van ongeveer 35 a 40° vanaf de vertikaal door de aslijn 20 van het aandrukwiel 14.

De configuratie is bij voorkeur zoals in de figuren 2 en 3 is getekend. De elementen van de kouter 2 zijn aan elkaar gelast. Het aandrukwiel 14 wordt door een niet getekend over-brengmechanisme aangedreven door van profiel voorziene grond-wielen met een snelheid die enigszins lager is dan de voorwaartse snelheid van de zaaimachine. Deze zaaimachine is in het bijzonder geschikt voor het zaaien in kleigrond en voor het zaaien van allerlei soorten zaad, bijvoorbeeld suikerbietenzaad, maïs, zonnebloempitten, bonen, erwten, etc.

De onderlinge positie van kouter 2, zaaileidplaat 11 en aslijn 20 van het aandrukwiel 14 is vast.

De zaadkorrels 22 worden door de zaadleidplaat 11 geleid, tezamen met de sterke luchtstroom, in hoofdzaak volgens de hartlijn 13 en treffen bij het trefpunt 15 het aandrukwiel 14, waarna zij omlaagketsen tot in de gevormde, neerwaarts convergerende voor met een, door het stukje 9 van de strip 6 gevormde, centrale sleuf 23. Deze configuratie van de gemaakte voor remt de zaadkorrels 22 op een uniforme wijze af, zodat de zaadkorrels niet meer omhoog of anderszins springen en de onderlinge afstand tussen de gezaaide zaadkorrels 22 zeer uniform is. De kouter 2 convergeert ook op het niveau van de zaadleidplaat 11 in neerwaartse richting hetgeen hun zaadkorrelcentrering bevordert.

Achter het aandrukwiel 14 bevindt zich eventueel een niet getekende, op zichzelf bekende, voorsluiter.

Het aandrukwiel 14 is aan zijn achterzijde bij voorkeur van een niet getekende schraapinrichting voor het afschrapen van eventueel aanklevende grond voorzien. Het aandrukwiel 14 is bij voorkeur van staal, van hard rubber of ander materiaal.

Zoals figuur 3 met stippellijnen toont, verdringt het aandrukwiel 14 slechts twee driehoekige grondprofielen 25 en drukt daarmee de sleuf 23 met geringe druk dicht. De zaad-opkomst is bij de werkwijze volgens de uitvinding goed.

Claims

1. Werkwijze voor het in de grond brengen van zaadkorrels voor zogenaamde precisie-zaaibedden, met behulp van een zaaimachine, die voor elke voor een kouter (4) bevat, die de voor openbreekt, een kanaal (6) voor het pneumatisch vervoeren van de zaadkorrels (G), welk kanaal in de doorsnede van de voor (8) in een eindgedeelte eindigt, dat naar achteren helt, en een aandrukwiel (1) dat de verspreide zaadkorrels in de bodem van de voor drukt, met het kenmerk dat de voor wordt opengebroken met behulp van een kouter die ten minste een neerwaarts convergerend profielstuk heeft.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat zaadkorrels bij de uitgang van het kanaal voor het pneumatisch transport van de zaaimachine onder de gecombineerde invloed van de verkregen snelheid en van de geleiding door het eindgedeelte van het transportkanaal, in de richting van een trefplaats van de omtrek van het omtreksvlak van het aandrukwiel worden geworpen, die meer dan tweemaal een zaadkor-relhoogte boven het niveau van het onderste punt van het aandrukwiel is gelegen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het trefpunt ten minste driemaal een zaadkorrelhoogte boven het niveau van het onderste punt van het aandrukwiel is gelegen.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk dat de voor wordt opengebroken met een kouter die onder een neerwaarts convergerend profielstuk nog een dieper tot in de grond reikende strip heeft.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk dat het aandrukwiel wordt aangedreven met een snelheid die iets kleiner is dan de voortbewegingssnelheid van de zaadmachine.

6. Zaaimachine van het type, omvattende voor elke voor een kouter (4), die de voor openbreekt, een kanaal (6) voor het pneumatisch vervoeren van de zaadkorrels, welk ka- naai ter plaatse van de voor (8) eindigt, en omvattende een aandrukwiel (1), dat de verspreide zaadkorrels in de voor aandrukt, met het kenmerk dat het einde van het kanaal (6) voor het pneumatisch vervoeren van de korrels, welk kanaal ter plaatse van de voor (8) eindigt, naar een trefpunt van de omtrek van het aandrukwiel (1) is gericht, dat op een hoekaf-stand van meer dan twintig graden voor de door het onderste punt gaande vertikaal van dit aandrukwiel is gelegen, zodat de zaadkorrels onder de gecombineerde invloed van de verkregen snelheid en van de geleiding door het eindgedeelte van het transportkanaal, in de richting van het trefpunt worden weggeworpen.

7. Zaaimachine volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de hoekafstand ten minste gelijk is aan 30°.

8. Zaaimachine van het type omvattende voor elke voor een kouter (4), die in de voor openbreekt, een kanaal (6) voor het pneumatisch vervoeren van de zaadkorrels, welk ter plaatse van de voor (8) eindigt, en omvattende een aandrukwiel (1), dat de verspreide zaadkorrels in de voor aandrukt, met het kenmerk dat de voor wordt opengebrokenmet behulp van een kouter die ten minste een neerwaarts convergerend profielstuk heeft.

9. Zaaimachine volgens conclusie 6, 7 of 8 met het kenmerk dat de kouter onder een neerwaarts convergerend profielstuk nog een dieper tot in de grond reikende strip heeft.

10. Zaaimachine volgens een van de conclusies 6-9 of 7, met het kenmerk dat het aandrukwiel wordt aangedreven met een snelheid die iets kleiner is dan de voortbewegingssnel-heid van de zaadmachine.