NL8900656A - Kettingriem voor v-riemschijven. - Google Patents

Description

28352/CV/ms i -1-

Korte aanduiding: Kettingriem voor V-riemschijven.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een kettingriem voor V-riemschijven, in het bijzonder V-riemschijven gebruikt in traploze 5 versnellingsbakken voor zware voertuigen.

Een algemeen voorbeeld van een traploze versnellingsbak voor zware voertuigen is weergegeven in figuur 1, bestaande uit een paar V-riemschijven met een eindloze kettingriem gewikkeld om deze riemschijven voor het overbrengen van een aandrijfkracht van een riemschijf op de ander.

10 Zoals weergegeven in fign. 2 en 3 is deze kettingriem T

vervaardigd uit kettingschakels met een uitstekend gedeelte voor het vormen van een Y-vorm. Er is een hoofdschakelplaat 2 en hulpschakelplaat 3 en beide deze platen hebben gaten daarin met dezelfde steek gevormde gaten 2a en 3a.

Deze platen zijn tussen elkaar ingestoken, zodat de gaten in lijn met elkaar 15 zijn gelegen en in deze gaten zijn tuimelpennen 4 en 5 gestoken voor het verkrijgen van een gebogen contactvlak om de schakelplaat 2 en hulpschakelplaat 3 met elkaar te verbinden, zodat zij vrij draaibaar ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. In het uitstekende gedeelte van de schakelplaten 2 zijn gaten om een aandrijfblok 6 op te nemen, welke stevig past in de gaten 20 voor het vormen van een enkel lichaam met het desbetreffende paar schakelplaten.

Het aantal hulpschakelplaten 3 zijn opgesteld tussen de hoofdschakelplaten 2 met hun desbetreffende.gaten 3a in lijn liggend met de gaten 2a in de hoofdschakelplaten ten einde nr. 1 eenheid A samenstel 25 te vormen zoals weergegeven in fig. 3. Een nr. 2 eenheid B samenstel is op soortgelijke wijze vervaardigd maar met een hulpschakelplaat minder dan het nr. 1 eenheid A samenstel ten einde te passen tussen het nr. 1 eenheid A samenstel. Deze nr. 1 eenheid A en nr. 2 eenheid B samenstellen zijn afwisselend opgesteld en twijfelt tezamen om tussen elkaar te grijpen. De tuimel-30 pennen 4 en 5 zijn aangebracht in gaten 2a respectievelijk 3a van schakelplaten 2 en 3 om de schakelplaten met elkaar te verbinden.

De tuimelpennen 5 zijn ingestoken in de desbetreffende gaten 2a van nr. 1 eenheid A met hun contactoppervlakken naar elkaar toegekeerd en tuimelpennen 4 zijn ingestoken in de desbetreffende gaten 3a van 35 nr. 2 eenheid B met de contactoppervlakken naar elkaar toegekeerd, zodat de contactvlakken van tuimelpen 5 en tuimelpen 4 elkaar raken indien de eenheden 8900 656.

-2- 28352/CV/ms worden samengebouwd met de hulpschakelplaten 3. Door deze opstelling is de eindloze ketting gevormd zoals weergegeven in fig. 2 met nr. 1 eenheden A en nr. 2 eenheden B afwisselend.

De tuimelpennen 4 en 5 zijn aangebracht in gaten 2a en 5 3a, maar zo dat de inwendige vlakken op de juiste wijze samenvallen, rela tieve draaiing beperkt is, echter schakelplaten 2 en 3 in staat zijn ten opzichte van elkaar te draaien. Verder worden de contactvlakken van tuimelpennen 4 en 5 in de schakelplaten 2 en 3 gehouden zodat zij het raken bij de centrale plaats met desbetreffende eenheden A en B opgesteld in een rech-10 te lijn. Ook het aandrijfblok 6 wordt gehouden binnen de kettinglijn L gevormd door de verbindingen van tuimelpennen 4 en 5 zoals weergegeven in fig. 1. Indien de kettingriem verloopt om V-riemschijf P raakt dientengevolge dit aandrijfblok 6 op een kleinere diameter dan die van de kettinglijn L.

Indien de op deze wijze vervaardigde riemketting 1 is 15 gewikkeld om V-riemschijven P zoals weergegeven in fig. 1 raakt het in fig.

3 weergegeven aandrijfblok het overbrengingsaandrijfvlak van V-riemschijf P bij beide einden en door het wrijvingscontact wordt aandrijfkracht overgebracht vanaf één V-riemschijf P op de andere V-riemschijf P. Ook kan door wijziging van de desbetreffende contactstraal van de V-riemschijf P traploze 20 snelheidswijziging tussen de twee V-riemschijven P worden verkregen.

Een probleem met deze uitvoering van kettingriem is dat indien de kettingriem verloopt om de V-riemschijf P een aandrijfgetuid wordt opgewekt resulterend in een ongewenste toestand. De oorzaak van dit geluid wordt beschouwd een gevolg te zijn van de volgende verschijnselen 25 Indien de overbrengingsverhouding in een vaste toestand is, ligt de kettingriemsnelheid vast. De kettinglijn L beschouwend tussen de desbetreffende V-riemschijven P is de snelheid van aandrijfblok 6 hetzelfde als die van de kettinglijn L (dit aandrijfblok is bij 6a weergegeven in het schema van fig. 4). Zoals echter weergegeven in fig. 4, indien dit aandrijf-30 blok beweegt om V-riemschijf P (weergegeven als 6b in fig. 4) wijzigt de aandrijfbloksnelheid naar Vb ten gevolge van de verschillen tussen de contact-puntstraal RB van aandrijfblok 6 en de straal van de kettinglijn L. Aangezien in dit voorbeeld aandrijfblok 6 op een afstand S binnen de kettinglijn L is, is de snelheid Vb minder dan V. Deze wijziging in snelheid resulteert in een 35 botsing welke beschouwd wordt aanleiding te geven tot het aandrijfgeluid en dit wordt ondersteund door de resultaten van een in fig. 5 weergegeven expe- 8900656, -3- 28352/CV/ms riment, dat de verhouding toont tussen de relatieve snelheid van de kettinglijn L en aandrijfblok 6b en het aandrijfgeluid. Om dit aandrijfgeluid in traploze versnellingsbakken, die de kettingriem 1 gebruiken, te verminderen is het dienovereenkomstig noodzakelijk de relatieve snelheid van de ketting-5 lijn L en aandrijfblok 6b zo klein mogelijk te houden. Dit is één van de problemen op het oplossen waarvan de uitvinding gericht is.

Een verder probleem is dat met voordien vervaardigde kettingriemen het aandrijfblok 6b van een rechthoekige vorm is geweest, resulterend in spanningsconcentraties optredend bij het contactgebied tussen 10 het aandrijfblok en een hoofdschakelptaat 2. Om deze spanningsconcentraties te verminderen,is een cilindrisch gevormd aandrijfblok 8 aangebracht in cirkelvormige gaten 9 in de desbetreffende schakelplaten 2 en 3, zoals weergegeven in fig. 6, overwogen. Het een cilindrisch gevormd aandrijfblok 8 is het echter moeilijk juiste in lijn ligging te waarborgen gedurende samenbouw 15 van de contacteindhoeken van de aandrijfbLokken 8a, welke zijn afgesneden onder een hoek om te passen met de binnenste contactvlakken van de V-riem-schijven P. Dit maakt vervaardiging en samenbouw van de kettingriem moeilijk.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

20 Het is een oogmerk van de huidige uitvinding de boven staande problemen van aandrijfgeluidemissie en spanningsconcentratie in het aandrijving overbrengende blok en zijn ondersteunende schakelplaten op te lossen. De beschouwde kettingriem is er één voor het overbrengen van een aandrijving tussen V-riemschijven. Enkele gaten zijn vervaardigd in iedere 25 schakelplaat en in deze gaten zijn aandrijfblokken aangebracht om in contact te komen met de contactvlakken van de V-riemschijven. Een paar tuimelpen-gaten zijn ook aangebracht in ieder einde van de schakelplaten. De schakel-plaatsamenstellen zijn samengeschoven zodat de tuimelpengaten in lijn komen, en tuimelpennen met gebogen contactoppervlakken zijn ingestoken in de 30 gaten zodat de paren tuimelpennen contactoppervlakken verschaffen, welk het aantal schakelplaatsamenstellen in staat stellen ten opzichte van elkaar te draaien.

Het de desbetreffende schakelplaten opgesteld in een rechte lijn worden beide tuimelpennen zo gehouden, dat de contactstand van 35 de tuimelpennen afgekeerd is van de centrale positie van het tuimelpencon-tactvlak naar de kettingriemdraaicentrumzijde van de schakelplaat. Verder Θ5 0 0 65 6.

Η -4- 28352/CV/ms zijn de schakels zo opgesteld, dat de aandrijfblokken buiten de kettinglijn zijn opgesteld. Deze opstelling is gunstig gebleken in het verminderen van de relatieve snelheid van het aandrijfblok en kettinglijn, welke ontstaat indien de ketting zich wikkelt om de riemschijf.

5 Met deze opstelling beweegt, indien de ketting om de V-riemschijf beweegt gedurende aandrijving, het contactgedeelte naar en beweegt door het middengebied van het tuimelpencontactoppervlak afhankelijk van relatieve beweging van de schakels en beweegt dan zo terug, dat de afstand tussen het krommingsmiddelpunt van de desbetreffende tuimelpennen 10 (d.w.z. de kettingsteek) wijzigt, en hierdoor wijzigt de kettinglijnsnelheid van het gedeelte gewikkeld om de V-riemschijven en wordt de aandrijfblok relatieve snelheid verminderd. Dientengevolge wordt het aandrijfgeluid afgegeven indien de ketting begint te wikkelen op de V-riemschijf verminderd.

' In een ander uitvoeringsvoorbeeld van deze uitvinding is 15 het aan de hoofdschakelplaat bevestigde aandrijfblok vervaardigd met een ovaal vormige dwarsdoorsnede en zijn beide einden, die het aandrijving overbrengende vlak van de V-riemschijf raakt, vervaardigd met nagenoeg dezelfde helling als het aandrijving overbrengende vlak van de V-riemschijf. Een ovale vorm bezittend tussen de desbetreffende evenwijdige vlakken en een overeenkom-20 stige soortgelijke vorm in de hoofdschakelplaatgaten maakt het mogelijk dat de belasting gelijkmatig wordt verdeeld vanaf het aandrijfblok op de hoofd-schakelplaten, daardoor spanningsconcentratie eliminerend en het mogelijk makend dat een dunnere schakelplaat wordt gebruikt om dezelfde belasting te dragen.

25 Een ovale vorm bezittend in plaats van een ronde vorm waarborgt ook, dat de hellingen van de einden van de aandrijfblokken juist zijn uitgelijnd in overeenstemming met het contactvlak van de V-riemschijf.

Met deze opstelling passen de evenwijdige vlakken gevormd op beide zijden van het aandrijfblok goed op de evenwijdige vlakken van het in de hoofdscha-30 kelplaat aangebrachte bevestigingsgat.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een opstelling van een kettingriem voor het verkrijgen van een traploze snelheidswijziging van de V-riemschijven.

35 Figuur 2 is een zijaanzicht van een gedeelte van een in deze uitvinding in ogenschouw genomen bekende kettingriem.

8900656.

-5- 28352/CV/ms

Figuur 3 is een dwarsdoorsnede van de kettingriem volgens fig. 2 volgens lijn II.

Figuur 4 is een schema, dat de kettingriem en riemschijf- coördinaten toont.

5 Figuur 5 toont de toename in aandrijfgeluidniveau met toe* name in relatieve kettinglijnsnelheid.

Figuur 6 toont een kettingriem met cilindrische aandrijf- blokken.

Figuur 7 toont een opstelling van een uitvoeringsvoor-10 beeld van de uitvinding met aandrijfblokken buiten de kettinglijn.

Figuur 8 is een gedeeltelijk weggesneden bovenaanzicht van een deel van een kettingriem volgens de uitvinding.

Figuur 9 is een dwarsdoorsnede van de kettingriem volgens fig. 8.

15 Figuur 10 is een aanzicht om de kettingriemaandrijving uiteen te zetten.

Figuur 11 is een schema om de tuimelpencontactvlakon.stan-digheden uiteen te zetten.

Figuur 12 toont een wijziging in kéttingsteek met ketting- 20 omwikkelhoek.

Figuur 13 toont de verhouding tussen aandrijfblokverplaat-sing en de relatieve snelheid.

Figuur 14 toont een zijaanzicht van een kettinggedeelte van deze uitvinding.

25 Een eerste de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld zal nu worden beschreven met verwijzing naar fig. 7 - 13.

Figuur 7 geeft een schets van deze uitvinding toegepast bij een traploos variabele snelheidsinrichting. In deze figuur duidt ver-wijzingscijfer 10 een traploze snelheidswijzigingsinrichting aan, met een 30 paar op een geschikte afstand van elkaar opgestelde riemschijven P1 en P2, terwijl tussen deze V-riemschijven P1 en P2 een eindloze kettingriem 11 volgens dit de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is aangebracht.

De kettingriem 11 is weergegeven in fign. 8 tot 10 met een aantal hoofdschakelplaten 12 (16) met gaten 13a gevormd in ieder voor 35 het opnemen van aandrijfblokken 13 welke de aandrijfvlakken van V-riemschij-ven P (P1, P2) raken, en een ander paar tuimelpengaten 14a. Tussen deze hoofd- 8900656.

% -6- 28352/CV/ms schakelplaten zijn huLpschakelplaten 12 (15) ingestoken met gaten 16a in ieder einde. Met de gaten 14a van de hoofdschakelplaten uitgelijnd worden de tuimeLpennen 14 ingestoken in de gaten met de boogvormige oppervlakken van de tuimeLpennen 14 samenvallend met het inwendige boogvormige oppervlak 5 van de gaten 14a. Het aantal schakelplaten zijn tussen elkaar gestoken en met elkaar verbonden met de tuimeLpennen 14 zodat de schakelplaten in staat zijn ten opzichte van elkaar te draaien voor het vormen van een eindloze ketting. Met de schakelplaten 12 opgesteld in een rechte lijn zoals weergegeven in fig. 10 worden beide tuimeLpennen 14 zo gehouden dat het contact-10 punt C afgekeerd is van de centrale stand van contactvlakken 14a van de tui-melpennen 14 naar de kettingriem 11 draaiingshartzijde van de tuimelplaten. Ook de aandrijfblokken 13 zijn opgesteld om buiten de door de verbinding van tuimeLpennen 14 gevormde kettinglijn te zijn.

Het volgende is een gedetailleerde uiteenzetting van de 15 constructie. De schakelplaten 12 zijn vervaardigd zoals weergegeven in fign. 8 tot 10 met gaten 14a geboord in beide uitsteeksels, en met aandrijfblok 13 aangebracht in gaten 13a in het overblijvende uitsteeksel voor het vormen van een enkele eenheid hoofdschakelplaat 12 (15) en zoals weergegeven in fig. 8 en fig. 9. Aan het zijvlak van de hoofdschakelplaat 12 (15) zijn 20 huLpschakelplaten 12 (16) aangebracht om een vast interval te handhaven en de belasting te dragen. Deze huLpschakelplaten 12 (16) hebben gaten 16a van dezelfde vorm als de gaten 14a van de hoofdschakelplaten 12 (15).

In de langsrichting van kettingriem 11 zijn de gaten 14a, 16a in genoemde hoofdschakelplaat 12 (15) respectievelijk hulpschakelplaat 25 12 (16) uitgerust met plaatsingsuitsteeksels 17 en 18 bij de voorste en achterste gedeelten van gaten 14a respectievelijk 16a. Deze uitsteeksels 17, 18 zijn gevormd in genoemde gaten 14a, 16a en het binnenvlak van de tuimelpen 14 past op hun. Op deze wijze is de relatieve beweging van de tui-melpen 14 in de hoofdschakelplaat 12 (15) of hulpschakelplaat 12 (16) be-30 perkt. Ook met de kettingriem 11 in een rechte lijnstand worden de tuimel-pencontactplaatsen gehouden in de bovengenoemde stand en deze stand is ingesteld door de standverhouding van hoofdschakelplaat 12 (15) en hulpschakelplaat 12 (16).

De vorm van het tuimelpen 14 contactvlak in dit de voor-35 keur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven in fig. 11 met de lange diameterzijde van de elliptische vorm gebruikt zijnde. De beweging van het 89 0065ê .

28352/CV/ms . -7- contactpunt van beide tuiraeLpennen 14 voldoet aan de volgende vergelijking: 4 4 2 2 2 2 R = (a* + b* + c )/(a + + c ) (1) 5 waarin; R = afstand van het tuimelpenkrommingsmiddelpunt (A, B) tot het contactpunt C. a = hoofddiameter van de ellips b = kleine diameter van de ellips 10 c = tanges Θ 0 = tuimelpen 14 hoekdraaiing.

Indien het tuimelpen 14 contactpunt C (van nu af wordt bij de aanvankelijke stand dit contactpunt C het aanvankelijke contactpunt Co genoemd) is geplaatst met kettingriem 11 in een rechte lijnstand is het 15 contactvlak 14a middengedeelte opgesteld om op afstand te zijn aan weerszijde van het aanvankelijke contactpunt Co van beide tuimelpennen 14. Met de contactvlakken 14a in de contactstand is het middengedeelte op de hcofd-as opgesteld boven het contactpunt met de rechte lijnen door de hoofdassen van de ellipsen elkaar snijdend boven het contactpunt van de rolpennen. Met 20 de lijnen langs de desbetreffende kleine as b in de evenwijdige stand (in het geen volgt is deze stand genaamd de gecentraliseerde stand) bewegen de krommingsmiddelpunten van beide rolpennen 14 naar een stand op de buitenzijde van de kettinglijn en hun middens worden verder op afstand van elkaar geplaatst. De mate van wijziging in afstand hangt af van de vooraf bepaalde 25 hoekdraaiing (in het volgende wordt deze draaiingshoek de hellingshoek genoemd) .

In het geval met het aanvankelijke contactpunt Co inge-steld,dan met draaiing van de schakelplaat 12 aanvankelijke stand wijzigt de kettingsteek Z geleidelijk. Deze wijziging in de kettingsteek Z wordt als 30 volgt verklaard.

Zoals weergegeven in fig. 11 wordt eerst het coördinaat-systeem gevormd met de oorsprong 0 bij het snijpunt van de lijnen langs de hoofddiameters a van beide rolpennen 14 met de Y-as gaande door 0 en het contactpunt van de rolpennen, en de X-as is loodrecht op de Y-as en evenwij-35 dig aan de lijn door de middens van de ellipsen A en B. Het midden van één van de rolpennen 14 bij A heeft coördinaten Xa, Ya. In deze aanvankelijke 8900656/ -8- 28352/CV/ms stand is de tuimelpen 14 hellingshoek α verkregen. Verder kan de ket-tingsteek Z worden bepaald in termen van de X-asrichtingsteek Zx en Y-as-richtingsteek Zy.

Hier zijn de als een getrokken lijn in fig. 11 weergege-5 ven rolpennèn 14 in de aanvankelijke stand. Vanuit deze stand worden omstandigheden met verschillende hoeken van Θ beschouwd en de verhouding van beide rolpennen 14 tot het contactpunt C1 wordt beschouwd. De verhouding beschouwend van de krommingsmiddelpunt A en B worden de volgende vergelijkingen verkregen: 10 β = 0 - tan 1(c * b 2/ a2) (2) l = (Xa2 + Ya2)1/2 (3)

Zx = Ro * cos β - R * cos(0 - β) - R * cos (θ + β) + l * cos(20 + a) + Z * cos 20 (4) 15 Zy = Ro * cos (5 * tan a + R * sinC0 - β) + R * sin (θ + β) - I * sin(20 + α) - Z * sin 20 (5) Z = (Zx2 + Zy2)1/2 (6)

Indien wij de verhouding beschouwing tussen de ketting-20 steek Z en de kettingomwikkelingshoek 20 indien de aanvankelijke hellingshoek α bij 3° is verkrijgen wij de wijziging weergegeven door fig. 12 gestippelde lijn a, en indien de aanvankelijke hellingshoek α = 0 wordt de lijn b verkregen. Op deze wijze, afhankelijk van de hellingshoek α gegeven aan beide tuimelpennen 14, dan op het tijdstip van de kettingriem 11 wikkelend om 25 V-riemschijf P neemt de steek Z van de kettingriem 11 eerst toe en keert dan terug naar de standaardsteek.

Hiervoor is het effect van het eerste uitvoeringsvoor-beeld van de ketting zoals beschreven uiteengezet. Zoals weergegeven in fig.

10 verloopt de kettingriem 11 om de V-riemschijf P, draaiend in de richting 30 van de pijl, vanaf de V-riemschijf P rakende raaklijn. Het gedeelte boven de kettinglijn L van kettingriem 11 beschouwend is de snelheid op dezelfde vaste snelheid V in overeenstemming met V-riemschijf P draaiing. Vanaf het tijdstip wanneer aandrijfblok 13, buiten kettinglijn L in contact komt met V-riemschijf P wordt echter zijn snelheid Vb groter dan de kettinglijnsnel-35 heid V en het draait met de V-riemschijf P.

Afhankelijk van de omwikkeling van de kettingriem 11 en 8900 656.' -9- 28352/CV/ms de tuimelpen 11 draaiing op het tijdstip van aanvankelijk omwikkelen neemt echter, aangezien het kettingsteek Z verlengingsverschijnsel op dit tijdstip optreedt, de snelheid van de omwikkelsectie boven de kettinglijn L toe.

Het resultaat is dat snelheid van het gedeelte boven de 5 kettinglijn L die van het aandrijfblok 13 benadert en het verschil in snelheid tussen het aandrijfblok 13 en de kettinglijn minder wordt, zodat aandrijf-geluid, optredend op het tijdstip van omwikkelen wordt verminderd. Het snel-heidsverschil staat in verband met het verschil tussen het aandrijfblok 13 -V-riemschijf P contactDlaats en de afstand RB van het V-riemschijf P midden 10 tot de kettinglijn L (van hieraf genaamd de verspringingswaarde F). Deze verhouding tussen de relatieve snelheid en diameter RB wordt gegeven door de volgende vergelijking:

Relatieve snelheid = (dx^/d0-RB)^ + (dy^/d0)^ (7) 15 4 4

Waar x en y de coördinaten zijn van het aandrijfblok 6a in verband staande met het coördinatensysteem van fig. 4 gaande door het hart van de V riem-schijf P en kettinglijn L evenwijdig is aan de X-as.

Met dit uitvoeringsvoorbeeld is echter het aandrijfblok 20 6a in fig. 4 buiten de kettinglijn L, een grotere bewegingsstraal gevend voor het aandrijfblok, welke wordt beschouwd effectief te zijn in het verminderen van het geluid. In dit geval neemt echter ten gevolge van de vergroting van diameter de spanning ten gevolge van de centrifugaalkracht toe en is het noodzakelijk hieraan zorgvuldig aandacht te besteden.

25 Ook wat betreft de verhouding tussen verspringingswaarde F en relatieve snelheid toont fig. 13 het resultaat van een experiment. In deze figuur is positief voor de verspringingswaarde F binnen de kettinglijn L en negatief voor de verspringingswaarde F buiten de kettinglijn L. Krommen c, d en e tonen de gemeten resultaten afhankelijk van de volgende om-30 standigheden:

Kromme C

1. 14a contactvlakvorm : elliptisch 2. Hellingshoek α : 3°

Kromme d 35 1. 14a contactvlakvorm : rond 2. Hellingshoek α : 0° 8900656.

-10- 28352/CV/ms

Kromme e 1. 14a contactvlakvorm : rond 2. Hellingshoek α : 3°

Uit deze resultaat wordt het voor dezelfde verspringings-5 waarde F gezien effectiever te zijn aandrijfblok 13 opgesteld te hebben buiten de kettinglijn L. Afhankelijk van de toepassing van dit verschijnsel kan de relatieve snelheid van het aandrijfblok worden verminderd of vergroot in verhouding tot de snelheid van de kettinglijn L, een effectieve wijze om aandrij fge luid te elimineren verschaffend.

10 Ook door het aandrijfbLok zover als mogelijk van het draai- ingsmiddelpunt van de V-riemschijf te scheiden wordt de belasting op het aandrijfblok voor dezelfde aandrijfkracht verminderd en kan een secundaire effect van vermindering in zijdelingse belasting gegeven aan het aandrijfblok vanaf de V-riemschijf worden verwacht.

15 Het bovenstaande is juist een voorbeeld van een mogelijke constructie en toepassing van het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld en het is mogelijk andere opstellingen te hebben gebaseerd op wijzigingen in ontwerp om te voldoen aan vereisten.

Een tweede de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld van 20 deze uitvinding zal worden uiteengezet gebaseerd op fig. 14 en fig. 9.

In de volgende uiteenzetting met betrekking tot elementen in fign. 14 en 9 gemeenschappelijk met de andere figuren zijn dezelfde symbolen ter wille van de eenvoud gebruikt. Element 11 in fig. 14 betreft de kettingriem van dit de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld. Het bestaat uit 25 een aantal hoofdschakelplaten 12 met elkaar verbonden door tuimelpennen 4, 5 om vrij te draaien, en een aandrijfblok 13, dat belasting overbrengt vanaf het vermogen overbrengend vlak van V-riemschijf aangebracht in de desbetreffende hoofdschakelplaten 12.

Dit uitvoeringsvoorbeeld houdt zich in het bijzonder be-30 zig met de dwarsdoorsnedevorm van het aandrijfblok 13 en, zoals weergegeven in fig. 14 is deze gevormd met een paar evenwijdige vlakken 13b gelijkmatig overgaande in boogvormige vlakken 13a voor het vormen van een ovale vorm.

Beide einden, die het aandrijfvlak van V-riemschijf P raken zijn gevormd onder een hoek om contactoppervlak 13c weergegeven in fig. 9 te geven. Deze 35 hoek is hetzelfde als de hoek van het V-riemschijf P aandrijfvlak, zodat het althans in hoofdzaak volledig contact met het aandrijfvlak heeft. Aandrijf- 89 00 6 5 6 .

-11- 28352/CV/ms blok 13 is bevestigd aan de hoofschakelplaat 12 door het in gat 19 te dringen. In dit gat zijn het paar evenwijdige vlakken 19b aangesloten op symmetrische boogvormige vlakken 19a vervaardigd met een dwarsdoorsnede nagenoeg hetzelfde als die van het aandrijfblok 13, 5 Het deze constructie wordt, nadat het aandrijfblok 13 is ingestoken in de hoofdschakelplaat 12, het samenstel overeenkomend met de hiervoor vermelde samenstellen nr. 1 eenheid A en nr. 2 eenheid B van fig.

3. Beide deze eenheden zijn opvolgend verbonden door tuimelpennen 4 en 5 om de eindloze kettingriem 11 te maken.

10 Ook indien aandrijfblok 13 is verbonden met hoofdschakel plaat 12 liggen de parallelle vlakken 19b van het in hoofdschakelplaat 12 gemaakte gat 19 in lijn met de evenwijdige vlakken 13b van aandrijfblok 13, zodat het gemakkelijk is het aandrijfblok juist met de buitenste eindhellingen uitgelijnd te plaatsen om correct te passen op de aandrijfvlakhelling van 15 de V-riemschijf P. Samenstelling is dus aanzienlijk vereenvoudigd.

In het geval met het aandrijfblok 13 opgesteld op de buitenzijde van de kettinglijn L wordt de belasting van V-riemschijf P overgebracht vanaf aandrijfblok 13 op de hoofdschakelplaat 12, en aangezien de contactvlakken van het aandrijfblok 13 en de hoofdschakelplaat 12 (d.w.z. 13a, 20 13b respectievelijk 19a, 19b) gelijkmatig zijn afgerond wordt de spanning in hoofdschakelplaat 12 gelijkmatig verdeeld. Dienovereenkomstig kan een verbetering van hoofdschakelplaat 12 belastingscapaciteit worden verwacht zodat het mogelijk is hoofdschakelplaat 12 dunner te maken in de belastings-richting.

25 Dit de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is slechts één voorbeeld van de vele mogelijke vormen en werkwijzen enz., en kan worden gewijzigd om de vele andere mogelijkheden te omvatten, afhankelijk van het type vermogensoverdrachttoepassingen, classificaties, ontwerpvereisten enz..

89 0 0 6 5 6 /

Claims (4)

1. Een eindloze kettingriem voor vermogensoverdracht tussen V-riemschijven voorzien van aandrijfvlakken voor het in contact komen met 5 de eindloze kettingriem, waarbij de eindloze kettingriem is voorzien van: (a) een aantal schakelplaten door welke aandrijfblokgaten en tuimelpengaten zijn gevormd, en tussen elkaar ingestoken door uitlijnen van de tuimelpengaten van naburige schakelplaten; (b) een aantal tuimelpennen, die ieder een gebogen opper-10 vlak hebben, een paar tuimelpennen die verlopen door ieder van de uitgelijnde tuimelpengaten om de schakelplaten met elkaar te verbinden, waarbij de gebogen oppervlakken van het paar tuimelpennen elkaar raken met het genoemde gebogen oppervlak van een dergelijke vorm dat de steek tussen naburige schakelplaten wijzigt met wijziging in hoekverhouding tussen de naburige schakel- 15 platen; en (c) een aantal aandrijfblokken welke zich uitstrekken door de eerste gaten, waarbij beide einden van de aandrijfblokken uit de schakelplaten uitsteken voor het in contact komen met het aandrijfvlak van de V-riemschi jf; 20 waarbij de door de tuimelpennen met elkaar verbonden schakelplaten een eindloze kettingriem vormen en de aandrijfblokken de V-riemschijven raken voor vermogensoverdracht.

2. Een eindloze kettingriem volgens conclusie 1, waarin de aandrijfblokken zijn opgesteld buiten een lijn gevormd door de contactpun- 25 ten van genoemd aantal tuimelpennen.

3. Een eindloze kettingriem volgens conclusie 1 of 2, waarin de aandrijfblokgaten ovaal zijn en de aandrijfblokken hellingen hebben aan beide einden en een ovale dwarsdoorsnede nagenoeg gelijk aan de aandrijf-blokgaten, zodat de aandrijfblokken zijn aangebracht in desbetreffende 30 aandrijfblokgaten bij een bepaalde draaistand en de hellingen aan beide einden passend contact maken met de aandrijfvlakken van de V-riemschijf.

4. Een eindloze kettingriem althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of is afgebeeld in bijgaande figuren. 89 0 0 6 5 6 :