NL8900248A - Afschermende behuizing voor apparatuur. - Google Patents

Description

Afschermende behuizing voor apparatuur

De uitvinding betreft een behuizing voor elektrische en/of elektronische apparatuur, welke behuizing middelen omvat voor het afschermen van de apparatuur tegen het naar buiten doorlekken van tijdens bedrijf van de apparatuur opgewekte informatiedragende, elektrische en/of magnetische velden en elektromagnetische straling, alsmede tegen overspraak tussen informatiedragende geleiders en/of geleidende delen, en tegen ongewenste beïnvloeding van de apparatuur tegen van buiten afkomstige elektrische en/of magnetische velden en elektromagnetische straling.

Een dergelijke behuizing is bekend. Hij dient voor het accommoderen van apparatuur en eventueel bedienend personeel. Een dergelijke behuizing is diverse uitvoeringen bekend.

Volgens de uitvinding is de genoemde behuizing gekenmerkt door een als kooi van Faraday werkend binnenbehuizingdeel, een het binnenbehuizingdeel geheel omhullend, als kooi van Faraday werkend buitenbehuizingdeel, welke behuizingdelen elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn, een met het binnenbehuizingdeel elektrisch verbonden eerste aardleiding, en een met het buitenbehuizingdeel elektrisch verbonden tweede aardleiding, welke aardleidingen op een zodanige, voldoend grote onderlinge afstand zijn geplaatst en tot een zodanige, voldoend grote diepte in de grond zijn gebracht, dat enerzijds effektieve aardingen van beide behuizingdelen verzekerd zijn en anderzijds overspraak tussen beide behuizingdelen afwezig is.

Met deze opbouw volgens de uitvinding is de in het binnenbehuizingdeel geaccommodeerde apparatuur dubbel * afgeschermd. Aan de constructie volgens de uitvinding ligt verder het inzicht ten grondslag dat het van wezenlijk belang is, een aardingslus, dat wil zeggen een in essentie geleidende verbinding via de aarde tussen beide aardleidingen te vermijden. De tweede aardleiding doet dienst als veiligheidsaarde, die ten doel heeft lading af te voeren, die kan worden opgebouwd door EMP (elektromagnetische pulsen). De eerste aardleiding kan dienen voor het verwaarloosbaar klein maken van de beïnvloeding door "TEMPEST". Dit is een uit de literatuur bekende vorm van elektromagnetische beïnvloeding van apparatuur.

Bovengenoemde verschijnselen, EMP en TEMPEST, betreffen beïnvloeding van de te beveiligen apparatuur door externe oorzaken. Een dergelijke beveiliging of afscherming is van wezenlijk belang om ook onder de meest extreme elektromagnetische, elektrische en magnetische omstandigheden een goede werking van de apparatuur te garanderen.

Anderzij ds dient bij voorbeeld telecommunicatie-apparatuur, computerapparatuur of dergelijke ook zodanig te worden afgeschermd, dat doorlekken naar buiten van informatie, en daarmee de mogelijkheid tot afluisteren door derden, is uitgesloten.

Gebruikmaking van slechts één aardaansluiting geeft een galvanische koppeling tussen de twee zo goed mogelijk te scheiden systemen. Voor TEMPEST dient daarom steeds een afzonderlijke aarde te worden gebruikt, die nagenoeg volledig galvanisch gescheiden is van de veiligheidsaarde.

Ook mag er tussen beide aardleidingen geen merkbare inductieve of capacitieve koppeling te bestaan. Ook een dergelijke koppeling zou namelijk overspraak ten gevolge kunnen hebben.

Het zal uit het bovenstaande duidelijk zijn dat beide aardaansluitingen op een zekere minimale effectieve afstand van elkaar in de grond dienen te worden gebracht.

Bij voorkeur is de behuizing gekenmerkt door een aan de onderzijde van het buitenbehuizingdeel uitstekende, elektrisch geleidende bus, waardoorheen de eerste aardleiding zich uitstrekt.

In een bepaalde uitvoering vertoont de behuizing een geheel door het buitenbehuizingdeel omhuld tweede binnenbehuizingdeel, dat via elektrisch geleidende elementen met het buitenbehuizingdeel verbonden is en elektrisch geïsoleerd is van het eerste binnenbehuizingdeel.

Het zal duidelijk zijn, dat dit tweede binnenbehuizingdeel een minder effectieve afscherming ten opzichte van TEMPEST biedt dan het eerste binnenbehuizingdeel; het is immers bijvoorbeeld door geleidende strips lokaal galvanisch verbonden met het buitenbehuizingdeel, terwijl het eerste binnenbehuizingdeel volledig galvanisch gescheiden is van dat buitenbehuizingdeel en geheel separaat is geaard. Aldus kan het tweede binnenbehuizingdeel bijvoorbeeld dienst door voor het accommoderen voor minder gevoelige apparatuur of apparatuur, waaraan niet dezelfde eisen met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de informatie worden gesteld.

Tevens kan het tweede binnenbehuizingdeel door middel van een dubbelwandige deur van buiten toegankelijk zijn. Deze deur dient zodanig te zijn uitgevoerd, dat hij in gesloten stand de elektrische en/of magnetische eigenschappen van de behuizing onaangetast laat.

Verder kan de behuizing de bijzonderheid vertonen dat alle elektrische voedingskabels en informatiedragende elektrische kabels de behuizing binnentreden via het tweede binnenbehuizingdeel.

Teneinde de in het eerste binnenbehuizingdeel aanwezige apparatuur zo goed mogelijk te beveiligen vertoont een behuizing bij voorkeur het kenmerk, dat alle elektrische voedingskabels en informatiedragende elektrische kabels tussen beide behuizingdelen zijn doorgevoerd door aangrenzende wanden van beide behuizingdelen en dat daar in alle genoemde kabels een filter is opgenomen en/of om alle genoemde kabels een afscherming is aangebracht.

Ook de beide binnenbehuizingdelen kunnen met elkaar in verbinding staan via een deur of luik, waaraan overigens dezelfde eisen worden gesteld als aan de hiervoor kort beschreven deur. Het zal na het bovenstaande duidelijk zijn, dat deze deur zodanig dient te zijn uitgevoerd, dat hij dubbelwandig is met een volledige galvanische scheiding tussen twee geleidende huidplaten, die althans in de gesloten stand van de deur elektrisch geleidend zijn verbonden met de respectieve wanden van de binnenbehuizingdelen.

Een zeer eenvoudige en daarmee goedkope, maar niettemin betrouwbare constructie wordt verkregen met een behuizing, die de bijzonderheid vertoont dat zich tussen het buitenbehuizingdeel en het of elk binnenbehuizingdeel een uit schuimstof, zoals polyurethaanschuim, bestaande isolerende laag bevindt.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen:

Fig. 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een schematisch aangeduide behuizing volgens de uitvinding in een eerste uitvoering; en

Fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoering van de behuizing volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een behuizing l voor apparatuur. Deze behuizing 1 omvat een als kooi van Faraday werkend binnenbehuizingdeel 2 van metaal, een dat binnenbehuizingdeel 2 geheel omhullend, als kooi van Faraday werkend buitenbehuizingdeel 3 welke behuizingdelen 2 en 3 door middel van een polyurethaanschuimlaag 4 elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn. Een eerste aardleiding 5 is verbonden met het binnenbehuizingdeel 2. Een tweede aardleiding 6 is verbonden met het buitenbehuizingdeel 3. De aardleidingen 5 en 6 zijn op een zodanige onderlinge afstand en tot een zodanige diepte in de grond gebracht, dat elektrische, magnetische en/of elektromagnetische overspraak praktisch afwezig is. Overigens zijn de aardleidingen 5 en 6 voor het doel van een schematische weergave slechts symbolisch aangeduid.

Fig. 2 toont een behuizing 7 met een buitenbehuizingdeel 8, een eerste binnenbehuizingdeel 9 en een tweede binnenbehuizingdeel 10. Het binnenbehuizingdeel 9 heeft dezelfde functie als het binnenbehuizingdeel 2 volgens fig. 1. Het buitenbehuizingdeel 8 correspondeert met het buitenbehuizingdeel 3 volgens fig. 1. Ten opzichte van de behuizing 1 de behuizing 7 het extra tweede binnenbehuizingsdeel 10, dat lokaal door middel van geleidende stroken 11 met het buitenbehuizingdeel 8 is verbonden.

Het buitenbehuizingdeel 8 is via de aardleiding 6 geaard. Via de geleiders 11 is het tweede binnenbehuizingdeel 10 ook via deze aardleiding 6 geaard.

Het eerste binnenbehuizingdeel 9 is geheel separaat geaard via de aardleiding 5. De behuizingdelen 8, 9 en 10 zijn van elkaar gescheiden door de PUR-schuimlaag 4.

Voor het omhullen van de aardleiding 5 dient een geleidende bus 12, die is verbonden met en aan de onderzijde uitsteekt van het ondervlak van het buitenbehuizingdeel 8. Hiermee wordt de mogelijkheid van vrije instraling en/of uitstraling via de aardleiding 5, bijvoorbeeld in een eventueel bovengronds deel daarvan voorkomen.

Aan de buitenzijde van het buitenbehuizingdeel 8 is een schematisch aangeduide aansluitkast 14 aangebracht. Deze dient voor het aansluiten en doorvoeren van voedingskabels en informatiedragende kabels 15. Deze kabels treden binnen via het tweede binnenbehuizingdeel 10.

In het tweede binnenbehuizingdeel 10 is schematisch voorgestelde elektronische apparatuur 18 aanwezig. Deze is door middel van een kabel 19 verbonden met de aansluitkast 14. Deze kabel kan voedingsgeleiders en informatiedragende geleiders bevatten.

Een tweede kabel 20 leidt door het tweede binnenbehuizingdeel 10 naar een aansluitkast 21. Deze is aangebracht aan de wand 32 van het tweede * binnenbehuizingdeel 10, die naast de wand 23 van het eerste binnenbehuizingdeel 9 is gelegen. Aan deze wand 23 is op een corresponderende plaats een derde aansluitkast 22 aangebracht. Tussen beide kasten 21 en 22 zijn voedingskabels en informatiedragende kabels aangebracht. Een tevens als afscherming dienst doende filterkast 25 is in de PUR-schuimlaag 4 opgenomen en dient als doorvoer voor de betreffende kabels.

Een kabel 26 verbindt in het eerste binnenbehuizingdeel 9 aanwezige apparatuur 27 met de aansluitkast 22.

Beide binnenbehuizingdelen 9 en 10 zijn met elkaar verbonden via een dubbelwandige deur 16. Deze deur 16 omvat twee elektrisch geleidende platen, die elektrisch van elkaar gescheiden zijn en in de gesloten toestand van de deur de betreffende wanden weer geheel sluiten in elektrische en magnetische zin.

Een zelfde deur 17 dient voor het van buitenaf binnentreden in de door het tweede binnenbehuizingdeel 10 omsloten ruimte.

Claims (7)

1. Behuizing voor elektrische en/of elektronische apparatuur, welke behuizing middelen omvat voor het afschermen van de apparatuur tegen het naar buiten doorlekken van tijdens bedrijf van de apparatuur opgewekte informatiedragende, elektrische en/of magnetische velden en elektromagnetische straling, alsmede tegen overspraak tussen informatiedragende geleiders en/of geleidende delen, en tegen ongewenste beïnvloeding van de apparatuur tegen van buiten afkomstige elektrische en/of magnetische velden en elektromagnetische straling, gekenmerkt door een als kooi van Faraday werkend binnenbehuizingdeel, een het binnenbehuizingdeel geheel omhullend, als kooi van Faraday werkend buitenbehuizingdeel, welke behuizingdelen elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn, een met het binnenbehuizingdeel elektrisch verbonden eerste aardleiding, en een met het buitenbehuizingdeel elektrisch verbonden tweede aardleiding, welke aardleidingen op een zodanige, voldoend grote onderlinge afstand zijn geplaatst en tot een zodanige, voldoend grote diepte in de grond zijn gebracht, dat enerzijds effektieve aardingen van beide behuizingdelen verzekerd zijn en anderzijds overspraak tussen beide behuizingdelen afwezig is.

2. Behuizing volgens conclusie 1, gekenmerkt door een aan de onderzijde van het buitenbehuizingdeel uitstekende, elektrisch geleidende bus, waardoorheen de eerste aardleiding zich uitstrekt.

3. Behuizing volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een geheel door het buitenbehuizingdeel omhuld tweede binnenbehuizingdeel, dat via elektrisch geleidende elementen met het buitenbehuizingdeel verbonden is en elektrisch geïsoleerd is van het eerste binnenbehuizingdeel.

4. Behuizing volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat alle elektrische voedingskabels en informatiedragende elektrische kabels de behuizing binnentreden via het tweede binnenbehuizingdeel.

5. Behuizing volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat alle elektrische voedingskabels en informatiedragende elektrische kabels tussen beide behuizingdelen zijn doorgevoerd door aangrenzende wanden van beide behuizingdelen en dat daar in alle genoemde kabels een filter is opgenomen en/of om alle genoemde kabels een afscherming is aangebracht.

6. Behuizing volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen het buitenbehuizingdeel en het of elk binnenbehuizingdeel een uit schuimstof, zoals polyurethaanschuim, bestaande isolerende laag bevindt.

7. Behuizing volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door ten minste één luik en/of deur, die zodanig is uitgevoerd, dat hij in gesloten stand de elektrische en/of magnetische eigenschappen van het betreffende behuizingdeel onaangetast laat.