NL8802272A - Inrichting voor het modelleren van met onregelmatige voorwerpen gevulde zakken en van een dergelijke inrichting voorziene dozenvulinrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het modelleren van met onregelmatige voorwerpen gevulde zakken en van een dergelijke inrichting voorziene dozenvulinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het modelleren van met onregelmatige voorwerpen, zoals met eetwaren gevulde zakken, voorzien van een aandrijfbare transportband en gelijkelijk met deze band aandrijfbare op rollen of dergelijke lopende geleidingsbanden, die althans gedeeltelijk in hun bewegingsrichting naar elkaar toe convergeren en op een van een dergelijke inrichting voorziene dozenvulinrichting.

In de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8800705 ten name van aanvrager, is een dergelijke modelleer-inrichting weergegeven, die aldaar ook samenwerkt met een dozenvulinrichting.

Een nadeel van deze bekende inrichting is, dat bij het begin van de geleidingsbanden een overgang plaats heeft tussen vaste geleidingen en beweegbare geleidingsbanden, die over een rol lopen, waar zij een samendrukkende werking op te modelleren zakken uitoefenen. Gebleken is, dat op deze overgangsplaats soms storingen optreden, waardoor het te modelleren voorwerp blijft haken of niet in de juiste stand tussen de geleidingsbanden komt.

Deze moeilijkheden worden volgens de uitvinding opgeheven door er in te voorzien, dat de geleidingsbanden in tenminste één recht tussen rollen gelegen stuk naar elkaar toe convergeren. Het is door deze maatregel mogelijk de geldingsbanden te laten convergeren van een onderlinge afstand, waar de zakken ruim tussen kunnen tot de onderlinge afstand waarbij de voorwerpen voldoende gemodelleerd zijn.

Volgens een voorkeursuitvoering wordt er in voorzien, dat tenminste één geleidingsband over tenminste drie rollen loopt, waarbij, in de bewegingsrichting van deze band gezien de convergentie ervan ten opzichte van de andere band bij een tussengelegen rol kleiner wordt. Door deze maatregel is het mogelijk de mate van convergentie in te stellen, waarbij volgens een nadere uitwerking van de uitvinding er in wordt voorzien, dat voorbij een tussengelegen rol de geleidings-band evenwijdig aan de andere geleidingsband loopt, waardoor de tussen de geleidingsbanden gelegen voorwerpen zonder nadere modellering vooruit worden bewogen en daarbij mede door de geleidingsbanden worden voortbewogen.

I Bij voorkeur wordt er in voorzien, dat de geleidingsbanden bij tenminste één uiteinde in de richting dwars op de bewegingsrichting instelbaar zijn- Daarbij kunnen op zichzelf bekende spanners er voor zorgen dat de geleidingsbanden steeds de juiste spanning hebben na een instelling.

De uitvinding voorziet eveneens in een van een modelleer-inrichting volgens de uitvinding voorzien dozenvulinrichting, die in het verlengde van de transportband een wegklapbare bodem heeft. Een dergelijke dozenvulinrichting is schematisch aangegeven in de eerder genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 8800705 en meer uitgewerkt in de Nederlandse octrooiaanvrage 8800444 ten name van aanvrager, die eveneens niet is gepubliceerd. Bij deze bekende dozenvulinrichtingen worden de gemodelleerde voorwerpen tussen vaste geleiders bewogen, hetgeen door wrijving tegen deze geleiders tot storingen kan leiden.

De uitvinding heft dit nadeel op door er in te voorzien, dat de geleidingsbanden zich uitbreiden tot naast de wegklapbare bodem. Volgens een nadere uitwerking hiervan wordt er bij voorkeur in voorzien, dat ter plaatse van de wegklapbare bodem de geleidingsbanden onderling evenwijdig zijn.

Bij de bekende dozenvulinrichtingen wordt de wegklapbare bodem gevormd door een tweel aandrijfbare wegklapbare aangedreven transportbanden. Dit vormt nu een betrekkelijk ingewikkelde constructie. Een vereenvoudiging is hierbij mogelijk door er volgens een nadere uitwerking van de dozenvulinrichting volgens de uitvinding in te voorzien, dat de wegklapbare bodem gevormd wordt door twee vlakke platen, die kunnen zwenken om een aan hun buitenzijde gelegen as, die evenwijdig is aan de bewegingsrichting.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin fig. 1 schematisch een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met een dozenvulinrichting toont; en fig. 2 schematisch een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 toont.

In de tekening is met 1 een horizontale rol aangeduid, waarover een transportband 2 loopt. Deze band gaat via een keerrol 3 weer terug naar rol 1 en beweegt met zijn bovenvlak in de richting:.-; van de pijl 4 (zie fig. 2).Over een drietal rollen 5,6 en 7 loopt een vertikale geleidingsband 8. Aan de andere zijde van de transportband 2 bevindt zich een overeenkomende geleidingsband 9, die over de rollen 10,11 en 12 loopt.

De plaats van de rollen 7 en 12 en 6 en 11 kan in de richting dwars op de richting die met de pijl 4 is aangeduid verschoven worden. Een dergelijke verschoven stand is aangeduid met dezelfde referenties, maar van een accent voorzien, waarbij het baanstuk tussen de rollen 6' en 7' respectievelijk 11* en 12' evenwijdig is aan de bewegingsrichting van de transportband 2.

Links van de rol 3 bevinden zich een tweetal platen 13 en 14, die kunnen scharnieren om horizontale assen 15 respectievelijk 16. Een zich op de band 2 bevindende zak 17 wordt tussen de geleidingsbanden 8 en 9 gemodelleerd tot een geringere hoogte, waarbij de lengterichting van de zak wordt teruggebracht tot de afstand tussen de rollen 5 en 6, nadat die zijn ingesteld voor het verwerken van de desbetreffende zak.

Bij het einde van de transportband 2 nemen de geleidingsbanden 8 en 9 het transport van de zak over, die bij het einde van de band 2 min of meer tussen de banden 8 en 9 wordt ingeklemd. Dan wordt de zak verder bewogen over de platen 13 en 14 heen en wanneer de vereiste stand bereikt is, die eventueel door middel van een (niet weergegeven) tegen-houdorgaan kan worden bepaald, kunnen de platen 13 en 14 om de horizontale assen 15 respectievelijk 16 naar beneden klappen en valt de zak rechtstandig naar beneden. Daarbij komen de zakken in de juiste horizontale stand en op de juiste plaats in dozen, waarvan er één schematisch met 18 is aangeduid.

In fig. 2 is ter wille van de duidelijkheid naast de D transportband 2 een doos weergegeven, gevuld met zakken 17^, 2 3 17 , 17 en na een zijdelingse verplaatsing van de doos, 174, 175 en 176.

Bij het instellen in dwarsrichting van de band 2 van de > rollen 6 en 7 respectievelijk 11 en 12 kunnen de geleidings-banden iets slapper worden dan wel te sterk gespannen worden, hetgeen met op zichzelf bekende spanners (niet weergegeven) kan worden tegengegaan.

' De getekende inrichting heeft het voordeel, dat de zakken 17 niet zeer nauwkeurig op de transportband 2 behoeven te zijn gecentreerd, altijd door de transportband worden meegenomen en door de geleidingsbandengemodelleerd, zonder dat daarbij enigerlei storing kan optreden. Vervolgens wordt de beweging van de zakken voortgezet door alleen de geleidingsbanden, waarbij de zakken dan lichtelijk tussen deze banden zijn ingeklemd, maar bij het wegklappen van de bodemplaten 13 en 14 praktisch rechtstandig naar beneden vallen.

Claims (7)

1. Inrichting voor het modelleren van met onregelmatige voorwerpen, zoals met eet»jaren gevulde zakken, voorzien van een aandrijfbare transportband en gelijkelijk met deze band aandïrijfbare op rollen of dergelijke lopende geleidings-banden, die althans gedeeltelijk in hun bewegingsrichting naar elkaar toe convergeren, met het kenmerk, dat de g&eidingsbanden in tenminste één recht tussen rollen gelegen stuk naar elkaar toe convergeren.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk , dat tenminste één geleidingsband over tenminste drie rollen loopt, waarbij, in de bewegingsrichting van deze band gezien de convergentie ervan ten opzichte van de andere band bij een tussen-gelegen rol kleiner wordt.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk , dat voorbij een tussen-gelegen rol de geleidingsband evenwijdig aan de bewegingsrichting loopt.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleidingsbanden bij tenminste één uiteinde in de richting dwars op de bewegingsrichting instelbaar zijn.

5. Dozenvulinrichting voorzien van een modelleerinrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies en een wegklapbare bodem in het verlengde van de transportband, met het kenmerk, dat de geleidingsbanden zich uitbreiden tot naast de wegklapbare bodem.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met. het kenmerk, dat ter plaatse van de wegklapbare bodem de geleidingsbanden onderling evenwijdig zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk , dat de wegklapbare bodem gevormd wordt door twee vlakke platen, die kunnen zwenken om een aan hun buitenzijde oéleaen as. die exrenwi idi σ is aan de hpwpainaRri nhHno.