NL8802254A - Kozijn-houtverbinding. - Google Patents

Description

KOZIJN-HOUTVERBINDING

De uitvinding heeft betrekking op een houten kozijn zoals omschreven in de aanhef van conclusie 1.

Dergelijke kozijnen worden/ wanneer deze zodanig worden toegepast dat de voorzijde daarvan blootgesteld wordt aan weersinvloeden/ gewoonlijk vervaardigd van hardhout/ om een gewenste lange levensduur bij gering onderhoud te verkrijgen.

Wanneer een dergelijk kozijn vervaardigd wordt van bijvoorbeeld Europees naaldhout/ is de levensduur daarvan beperkt/ tenzij zeer regelmatig onderhoud wordt gepleegd. Vrij snel dringt tussen de onderste kopkant van de stijl en de bovenkant van de onderdorpel regenwater binnen. Dit water trekt door capillaire werking in de kopkant van de stijl/ waardoor vrij snel houtrot optreedt. Deze houtrot zet zich dan door in de stijl en ook in de onderdorpel/ waardoor het kozijn uiteindelijk onherstelbaar wordt aangetast.

Aangezien hardhout van de soort zoals Azobé veel minder gevoelig is voor het binnendringen van vocht en aantasting door houtrot/ hebben van dit hout vervaardigde kozijnen een veel langere levensduur. Het bezwaar van het toepassen van hardhout is echter dat dit duur is, over grote afstanden moet worden aangevoerd en dat bovendien in de tropische gebieden waar deze houtsoorten vandaan komen/ de heraanplant geen gelijke tred houdt met de houtwinning/ zodat ernstige schade aan de tropische regenwoudgebieden dreigt/ hetgeen ecologisch ongewenst is.

De uitvinding beoogt een kozijn van de in aanhef omschreven soort te verschaffen dat vervaardigd kan worden van op zichzelf niet zeer duurzame houtsoorten/ maar dat toch bij beperkt onderhoud een lange levensduur heeft.

Bij een kozijn volgens de uitvinding wordt dit be- reikt met de maatregel van het kenmerk van conclusie 1. Hierdoor kan het op het bovenvlak van de onderdorpel terechtkomende regenwater niet meer in contact komen met het onderste dwarse kopvlak van de stijl en dus ook niet meer door capillaire werking hierin binnendringen. Het hout blijft droog en aantasting door houtrot blijft derhalve achterwege. Het bovenvlak van de onderdorpel komt uiteraard wel in contact met het water. In dit vlak strekken de houtvezels zich echter in langsrichting uit zodat het water hierin niet door capillaire werking binnendringt.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Aan de achterzijde van het kozijn/ welke naar binnen is gekeerd/ blijft het kozijn dus op de gebruikelijke wijze gesloten en daardoor tocht en waterdicht.

Teneinde toch een goede stevige constructie van het kozijn volgens de uitvinding te verkrijgen wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 3 toegepast.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm wordt een afdich-tingsmateriaal toegepast zoals aangegeven in conclusie 4. Het veerkrachtig samendrukbare afdichtingsmateriaal zorgt ervoor dat het onderste dwarse kopvlak van de stijl ontoegankelijk blijft voor het regenwater/ ook wannneer na de inbouw van het kozijn vervormingen optreden door het werken van het’ hout of door het zetten van de muur waarin het kozijn is opgenomen.

Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 5 toegepast. Deze maatregel levert de extra veiligheid dat/ wanneer op de een of andere wijze toch vocht binnendringt/ dit door de# door het ventilatiekanaal veroorzaakte ventilatie verdampt en afgevoerd wordt.

Een geschikte eenvoudige uitvoeringsvorm hiervan wordt gekenmerkt in conclusie 6.

Wanneer de uitvinding toegepast wordt bij een kozijn dat ter plaatse van de sponning reeds een ventilatieruimte omvat voor het afvoeren van binnengedrongen vocht/ wordt op gunstige wijze het kenmerk van conclusie 7 toegepast.

Een zeer gunstige uitvoering van de uitvinding wordt verkregen wanneer deze wordt toegepast bij een kozijn van het type zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 88.00508. De uitvinding kan zeer goed hierin worden geïntegreerd, door het toepassen van de maatregel van conclusie 8. Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 9 toegepast.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de rechter benedenhoek van een kozijn volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een met figuur 1 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 3 toont een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding en

Fig. 4 toont een met de voorgaande figuren overeenkomend perspectivisch aanzicht van een verder vervolmaakte uitvoeringsvorm.

In de in figuur 1 getoonde rechter onderhoek van het kozijn 1 zijn een horizontale houten onderdorpel 2 en een verticale houten stijl 3 met elkaar verbonden. De in de figuur na de beschouwer gekeerde zijde is de voorzijde van het kozijn en de van de beschouwer afgekeerde zijde is de achterzijde van het kozijn 1.

De onderdorpel 2 heeft nabij de voorzijde een bovenvlak 5 en nabij de achterzijde van het kozijn een bovenvlak 6. De stijl 3 heeft nabij de voorzijde van het kozijn een kopvlak 4 en nabij de achterzijde van het kozijn 1 een kop-vlak 7.

Het bovenvlak van de dorpel 2 en het onderste kopvlak van de stijl 3 zijn zodanig geprofileerd dat het onderste kopvlak 4 van de stijl nabij de voorzijde van het kozijn zich op een afstand boven het bovenvlak 5 van de onderdorpel 2 bevindt. Nabij de achterzijde van het kozijn zijn het onderste kopvlak 7 van de stijl en het bovenvlak 6 van de onderdorpel 2 wel met elkaar in contact.

Zoals getoond zijn twee deuvels 8 aangebracht, die zowel in de stijl 3 als de onderdorpel 2 zijn vastgelijmd.

De tussen de stijl 3 en de dorpel 2 aan de voorzijde van het kozijn 1 gevormde ruimte is aangegeven met de afstand 9.

In de gebruiksituatie# waarbij uiteraard in het kozijn 1 een ruit/ deur of raam is gemonteerd/ is de voorzijde van het kozijn 1 blootgesteld aan de weersinvloeden. Het bovenvlak 5 kan bij regen nat worden. Het regenwater kan terechtkomen tussen de onderdorpel 2 en de stijl 3. Door de tussenafstand 9 kan dit regenwater echter niet met het kop-vlak 4 van de stijl 3 in contact komen en kan dit water dus ook niet door capillaire werking in de stijl 3 dringen. De stijl 3 blijft dus droog/ zodat geen aantasting door houtrot kan optreden. Door de tussenafstand 9 is het bovenvlak 5 tegenover het kopvlak 4 vrij toegankelijk voor de buitenlucht/ zodat zich eventueel daarop bevindend water in droge periodes gemakkelijk kan verdampen. De hoekverbinding van het kozijn blijft dus in verregaande mate droog hetgeen voor een lange levensduur van het kozijn van wezenlijk belang is. Het bovenvlak van de dorpel 2 wordt niet door regenwater vochtig/ doordat dit/ zoals opgemerkt/ van de weersinvloeden is afgeschermd door een ruit of dergelijke. Aan de achterzijde van het kozijn bestaat dus niet het gevaar van het binnendringen van vocht in de stijl 3 via het kopvlak 7/ zodat dit kopvlak 7 in direkt contact met het bovenvlak 6 kan verkeren. Aan de binnenzijde is het kozijn 1 dus op gewenste wijze tochtdicht uitgevoerd.

Fig. 2 toont de rechter onderhoek van een kozijn 10 met in hoofdzaak eenzelfde onderdorpel 11 en stijl 12 als bij het kozijn 1. Ook hierbij bevindt het kopvlak 14 van de stijl 12 zich op een afstand boven het bovenvlak 13 van de onderdorpel 11. Bij het kozijn 10 is echter tussen de op een afstand van elkaar liggende/ naar elkaar toegekeerde vlakken van de stijl 12 en onderdorpel 11 een veerkrachtig samendrukbaar afdichtingsrubber 15 aangebracht. Ook dit afdichtings-rubber 15 blijft in nauw contact met zowel het kopvlak 14 als het bovenvlak 13. Ook bij relatieve verplaatsingen tussen dorpel 11 en stijl 12/ bijvoorbeeld ten gevolge van werken van het hout of het zetten van de muur waarin het kozijn is aangebracht/ wordt niet een spleet gevormd waarin het water kan binnendringen. De door deze eventuele vervorming vrijkomende ruimte wordt ingenomen door de veerkrachtige werking van het afdichtingsrubber 15.

Het in fig. 3 gedeeltelijk weergegeven kozijn 20 is van het type zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 88.00508 van aanvraagster. Van dit kozijn 20 zijn getoond een onderdoi^pel 21 en een stijl 22. In het kozijn 20 is een sponning 24 gevormd/ waarin een dubbele ruit 25 is gemonteerd. De ruit 25 is opgenomen tussen een buitenste afdichting 26 en een binnenste afdichting 27. Tussen deze afdichtingen 26/ 27 wordt een tussenruimte 28 gevormd/ die vrij met de buitenomgeving in verbinding staat ter plaatse van het bovenvlak van de onderdorpel 21. Voor een duidelijke weergave van de onderhavige uitvinding zijn de binnenste en buitenste afdichting ter plaatse van de onderdorpel niet weergegeven. In elk geval is de buitenste afdichting zodanig uitgevoerd dat een met de pijl 29 aangegeven vrije verbinding bestaat met de tussenruimte 28. Een ter plaatse van de onderdorpel 21 in de sponning aangebracht wigblokje 36 dient voor het wegleiden van eventueel in de tussenruimte 28 binnengedrongen en naar beneden gestroomd water.

Het onderste kopvlak 30 van de stijl 22 nabij de buitenzijde van het kozijn is weer op een afstand 35 van het tegenoverliggende bovenvlak 31 van de onderdorpel 21 aangebracht. Langs de buitenrand van de stijl 22 is een afdichtingsrubber 32 aangebracht. Dit is met behulp van een rug 33 in een groef 34 in het kopvlak 30 gemonteerd. Door dit afdichtingsrubber 32 en het kopvlak 30 en bovenvlak 31 wordt dus een ruimte omsloten. In de dorpel 21 is een verticale boring 37 aangebracht die deze ruimte verbindt met de buitenomgeving aan de onderkant van de dorpel 21. Verder is in het kopvlak 30 van de stijl 22 een verticale boring 38 aangebracht/ die weer via een dwarsboring 39 uitkomt in de tussenruimte 28. Op deze wijze wordt een ventilatiekanaal gevormd dat met de pijlen 40 aangegeven ventilatielucht kan doorlaten. De hoekverbinding van stijl en kozijn wordt op deze wijze dus drooggehouden/ zelfs wanneer na verloop van tijd het afdichtingsrubber 32 of het wigblokje 36 niet meer volledig hun afdichtingsfunctie zouden vervullen.

Pig. 4 toont eveneens een kozijn waarin de uitvinding zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8800508 van aanvraagster is toegepast. De van dit kozijn 45 weergegeven onderdorpel 46 en stijl 47 komen hoofdzakelijk overeen met die welke in fig. 1 zijn getoond. Dat wil zeggen het kopvlak van de stijl 47 bevindt zich aan de voorzijde van het kozijn op een afstand 48 van het bovenvlak van de onderdorpel 46. In de verbinding kunnen één of twee deuvels zijn aangebracht. Verder is de ruimte tussen de stijl 47 en de onderdorpel 46 in het voorste gedeelte van het kozijn geheel open.

Zoals getoond is in het kozijn 45 een ruit 57 gemonteerd. De ruit is in het kozijn aangebracht tussen een binnenste afdichting 49 en een buitenste afdichting 50. Tussen deze twee afdichtingen wordt een tussenruimte 51 gevormd. Ter plaatse van de onderdorpel 46 is de binnenste afdichting 49 opgenomen in een draagprofiel 52. De buitenste afdichting 50 is ter plaatse van de onderdorpel 46 opgenomen in een af-dekprofiel 53 dat op een afstand van de onderdorpel is gemonteerd. De tussenruimte tussen de binnenste en buitenste afdichting is onderlangs het afdekprofiel 53 met de buitenomgeving in verbinding/ zoals aangegeven is met de pijlen 54.

Het afdekprofiel 53 draagt ter hoogte van de stijl 47 een uitsteeksel 56 dat zich tot langs de voorkant van de stijl 47 uitstrekt. Daar waar het afdekprofiel 53 in contact komt met de zijvlakken van de stijl 57 is een afdichtings-profiel 58 aangebracht. Langs deze zijvlakken van de stijl 47 neerdruipend regenwater komt hierdoor terecht op het bovenvlak van het afdekprofiel 53 en druipt hiervan af/ zodat dit regenwater niet op het bovenvlak van de onderdorpel terechtkomt.

Door de bijzonder goede toegankelijkheid van de buitenlucht# zoals aangegeven met de pijlen 54# zal het eventueel bij extreme omstandigheden onder het afdekprofiel 53 op het bovenvlak van de dorpel 46 terechtgekomen water in een volgende droge periode zeer snel verdampen. Voorkomen wordt dus dat het hout van het kozijn gedurende langere tijd nat blijft/ zodat aantasting door houtrot in verregaande mate wordt voorkomen.

Hoewel in de figuren telkens een beneden hoekverbinding van een kozijn is weergegeven/ zal het duidelijk zijn dat de uitvinding ook toegepast kan worden ter plaatse van bijvoorbeeld de verbinding van een middenstijl.

Claims (9)

1. Kozijn omvattende een houten onderdorpel en tenminste één# zich dwars omhoog daarvan uitstrekkende# houten stijl# welke met een onderste kopkant naar een bovenkant van de onderdorpel gekeerd# daarmee is verbonden# met het kenmerk# dat althans nabij de voorzijde van het kozijn een onderste dwars kopvlak van de stijl op een afstand van een bovenvlak van de onderdorpel ligt.

2. Kozijn volgens conclusie 1# met het kenmerk# dat nabij de achterzijde van het kozijn een onderste dwars kopvlak van de stijl aanligt tegen een bovenvlak van de onderdorpel.

3. Kozijn volgens conclusie 1 of 2# met het kenmerk# dat tenminste ter plaatse van de op een afstand van elkaar liggende# naar elkaar toegekeerde vlakken van de stijlen onderdorpel een verbindingselement zoals een deuvel tussen de dorpel en de stijl is aangebracht.

4. Kozijn volgens een van de voorgaande conclusies# met het kenmerk# dat tussen de op een afstand van elkaar liggende# naar elkaar toegekeerde vlakken van de stijl en onderdorpel een veerkrachtig samendrukbaar afdichtingsmateri-aal zoals rubber is opgenomen.

5. Kozijn volgens conclusie 4# met het kenmerk# dat hetafdichtingsmateriaal nabij de buitenrand is aangebracht en dat een in de door het afdichtingsmateriaal afgesloten ruimte een ventilatiekanaal uitmondt.

6. Kozijn volgens conclusie 5# met het kenmerk# dat het ventilatiekanaal een zich benedenwaarts door de onderdorpel uitstrekkende ventilatieboring omvat.

7. Kozijn volgens conclusie 5 of 6# met het kenmerk# dat het ventilatiekanaal in verbinding staat met een ventila-tieruimte ter plaatse van de spanning van het kozijn.

8. Kozijn volgens een van de voorgaande conclusies# met het kenmerk# dat het kozijn van het type is met een zich rondom uitstrekkende binnenste en buitenste afdichting voor het afgedicht in de sponning opnemen van een paneel zoals een ruit/ deur of raam/ waarbij tussen de binnenste en buitenste afdichting een in hoofdzaak rondom doorlopende tussenruimte aanwezig is/ die nabij de onderdorpel een vrije verbinding met de buitenomgeving heeft/ en dat de tussen de naar elkaar toegekeerde vlakken van de stijl en onderdorpel gevormde ruimte een vrije verbinding met deze tussenruimte heeft.

9. Kozijn volgens conclusie 8/ met het kenmerk/ dat op de onderdorpel op een afstand daarvan een afdekprofiel is aangebracht/ dat onderlangs de vrije verbinding van de tussenruimte met de buitenomgeving bepaalt en dat zich met een zijdelings uitsteeksel tot langs de voorkant van de stijl uitstrekt/ zodanig dat dit uitsteeksel de tussen de stijl en de dorpel gevormde ruimte tegen inwatering afdekt.