NL8802099A - Inrichting voor het aanbrengen van een produkt op een oppervlak, in het bijzonder een inrichting voor het aanbrengen van een cosmetisch produkt zoals een ontharingsmiddel. - Google Patents

Description

X

Inrichting voor het aanbrengen van een produkt op een oppervlak, in het * bijzonder een inrichting voor het aanbrengen van een cosmetisch produkt zoals een ontharingsmiddel»

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een produkt op een oppervlak, in het bijzonder een inrichting voor het aanbrengen van een cosmetisch produkt zoals een ontharingsmiddel, van het soort met een houder die het produkt bevat alsmede een kop 5 voorzien van aanbrengmiddelen, die in het bijzonder uit ten minste een rol bestaat gemonteerd op een open uiteinde van de houder.

Door de houder te kantelen zodanig dat de kop gekeerd wordt naar het te bestrijken oppervlak kan het produkt, dat vloeibaar of pastaachtig kan zijn, naar de aanbrengmiddelen stromen waarmee dit produkt 10 op het oppervlak kan worden aangebracht. Over het algemeen is een deksel of kap voorzien om de kop en de aanbrengmiddelen te bedekken wanneer de inrichting niet gebruikt wordt. Hij wordt in verticale stand bewaard, waarbij het open uiteinde naar boven gekeerd is, terwijl de bodem van de houder, die gesloten is, op een steun rust, bijvoorbeeld 15 een blad of een plank.

De inrichtingen van dit soort zijn niet geheel bevredigend in verband met het bewaren van het produkt, ook al zijn ze voorzien van een beschermingskap die de kop bedekt. Verder moeten in verband met het reinigen de aanbrengmiddelen over het algemeen losgenomen worden omdat, 20 indien een reinigingsvloeistof gebruikt wordt voor een dergelijke handeling, deze vloeistof het produkt in de houder zou kunnen vervuilen doordat het binnendringt via het genoemde open uiteinde.

Het opnieuw vullen van de houder met het produkt levert eveneens problemen op waarbij de tot nu toe gebruikte oplossing, te weten het 25 losnemen van de kop en het in de houder óverschenken van een hoeveelheid produkt vanuit een vulling, niet geheel bevredigend is.

Verder zijn de bekende inrichtingen moeilijk te hanteren met één hand.

Doel van de uitvinding is bovenal een inrichting te verschaffen 30 voor het aanbrengen van een produkt op een oppervlak, van het hiervoor genoemde soort, die beter dan tot nu toe voldoet aan de verschillende eisen die zich voordoen in de praktijk en die in het bijzonder niet meer, of in mindere mate, de hierboven genoemde nadelen bezit.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 35 het aanbrengen van een produkt op een oppervlak, in het bijzonder een • 88 02 09 9 2 aanbrenginrichting voor een cosmetisch produkt, in het bijzonder een ontharingsmiddel, met een houder die het produkt bevat alsmede een kop voorzien van aanbrengmiddelen, in het bijzonder bestaande uit ten minste een rol, gemonteerd op een open uiteinde van de houder, met 5 afsluitmiddelen voor het genoemde open uiteinde, aangebracht in het inwendige van de kop, tussen het genoemde uiteinde en de aanbrengmiddelen, evenals bedieningsmiddelen voor het openen en sluiten van de af-sluitmiddelen, toegankelijk vanaf het uitwendige van de kop; waarbij de kop op wegneembare wijze gemonteerd is op het uiteinde van de houder 10 en de bedieningsmiddelen voor het openen en sluiten van de afsluitmid-delen toegankelijk zijn door de wand van de kop, welke wand ten minste een venster bevat waar doorheen een deel van de bedieningsmiddelen steekt, terwijl de houder in een vlak loodrecht op de langsas een doorsnede bezit met de vorm van een rechthoek waarvan de hoeken min of meer 15 afgerond zijn of in de vorm van een ovaal en met twee grote vlakken, met het kenmerk, dat de kop twee vensters bevat, te weten êén aan het elke kant behorende bij de grote vlakken van de houder, terwijl de bedieningsmiddelen gedeeltelijk door deze vensters lopen en dat de bedieningsmiddelen voor het openen en sluiten van de afsluitmiddelen bestaan 20 uit een draaibaar stuk, in het bijzonder een wiel, draaibaar gemonteerd rond de langsas van de houder.

De middelen die voorzien zijn tussen het eerste en het tweede stuk voor het omzetten van de draaibeweging in een rechtlijnige beweging bevatten bijvoorbeeld een schroeflijnvormige helling of een overeenkom-25 stig middel voorzien op de inwendige cilindrische wand van het eerste stuk geschikt om samen te werken met een complementair middel, in het bijzonder een uitsteeksel of een bijbehorende ribbel voorzien op het uitwendige oppervlak van het tweede stuk, welk laatste tegen draaiing wordt vastgehouden doch vrij is volgens de rechtlijnige beweging ten 30 opzichte van de kop van de houder, met behulp van groeven of ribbels die samenwerken met complementaire middelen voorzien op het uiteinde van de houder.

De aanbrengmiddelen kunnen scharnierend aangebracht zijn op de kop, in het bijzonder rond een dwarsas die zich bevindt in het midden-35 langsvlak van de houder. Meer in het bijzonder zijn de aanbrengmiddelen gemonteerd in een neus verbonden aan de kop door middel van een dwars-scharnier waar een kanaal doorheenloopt voor de doorgang van het produkt afkomstig uit de houder, naar de aanbrengmiddelen. Deze laatste bevatten derhalve bij voorkeur twee evenwijdige rollen die draaiend 40 gemonteerd zijn in een opneemorgaan voorzien op de neus.

*8802099 3

Afgezien van de hierboven genoemde uitvoeringen omvat de uitvin- * ding een bepaald aantal andere uitvoeringen die hierna aan de hand van bepaalde uitvoeringsvoorbeelden, beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, doch die in het geheel niet beperkend zijn, 5 beschreven zullen worden.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een aanbrenginrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een linker aanzicht van fig. 1.

Fig. 3 toont een aanzicht in dwarsdoorsnede, op grotere schaal, 10 van het bovenste gedeelte van de inrichting van de fig. 1 en 2, waarbij het afsluitmiddel in de gesloten stand is getoond.

Fig. 4 toont een aanzicht overeenkomstig dat van fig. 3, waarbij het afsluitmiddel in de open stand is getekend.

Fig. 5 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvariant van de 15 inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 6 toont een bovenaanzicht van fig. 5.

Fig. 7 toont tenslotte een dwarsdoorsnede op grotere schaal van het bovenste gedeelte van de inrichting van fig. 5, waarbij het af-sluitraiddel in gesloten stand is weergegeven.

20 Onder verwijzing naar de figuren, in het bijzonder 1 t/m 4, is de inrichting 1 te zien bestemd om een vloeibaar of pasta-achtig produkt aan te brengen op een oppervlak. Meer in het bijzonder vormt de inrichting 1 een inrichting voor het aanbrengen van een cosmetisch produkt, in het bijzonder een ontharingsmiddel, op de huid.

25 Deze inrichting 1 bevat een houder 2 die het produkt bevat. De houder bestaat in het algemeen uit een fles van verhoudingsgewijze vervormbaar materiaal, in het bijzonder soepele kunststof. Door de wanden van de fles in de hand samen te knijpen, kunnen deze wanden worden vervormd, waardoor een inwendige drukverhoging kan worden opgewekt die 30 gunstig is voor het stroomgedrag van het produkt.

De houder 2 bezit een parallellepipedumvormig samenstel met twee grote rechthoekige zijvlakken zoals 3, verbonden door twee smalle vlakken 4. De bodem 5 van de houder 3, bezit in zijaanzicht de vorm van een spitsboog. Het uiteinde 6 (zie de fig. 3 en 4) van de houder 2, tegen-35 over de bodem 5, is open; volgens de afbeelding in de tekeningen bevindt dit open gedeelte 6 zich aan het bovenste deel van de houder.

Een kop 7, voorzien van aanbrengmiddelen A bestaande uit een rol 8, is op het genoemde open uiteinde 6 gemonteerd. Deze kop 7 bezit in wezen de vorm van een afgeknot prisma waarvan de basis 9 een inwendige 40 richel 10 bevat geklikt in een groef 11 voorzien op het uitwendig op- .8802033 4 pervlak van de wand van de houder 2. De kop 2 bedekt het gehele bovenste deel van de houder 2, waarbij het open uiteinde 6 zich bevindt in het inwendige van deze kop.

De rol 8, zoals te zien in fig. 1, strekt zich over het grootste 5 deel van de breedte van de kop 7 uit, en is draaibaar gemonteerd rond een geometrische dwarsas 12, die zich bevindt in het middenvlak van de houder 2.

Een beschermkap 13 (fig. 2) is voorzien voor het bedekken van de aanbrengmiddelen A wanneer de inrichting niet wordt gebruikt. Deze be-10 schermkap 13 omgeeft, wanneer hij zich op zijn plaats bevindt, de kop 7 geheel die hij rond de basis 9 strak omsluit.

De inrichting 1 bevat bovendien afsluitmiddelen F voor het genoemde open uiteinde 6, welke middelen F zich bevinden in het inwendige van de kop 7, tussen het uiteinde 6 en de aanbrengmiddelen A; regelmiddelen 15 C voor het openen en sluiten van de afsluitmiddelen F zijn eveneens voorzien, en zijn toegankelijk vanaf het uitwendige door een venster, zoals 14, resp. voorzien aan elke kant van de kop 7 op het grote zijdelingse schuine vlak van deze kop.

De bedieningsmiddelen C bestaan op voordelige wijze uit een gerib-20 beid wiel 15 dat draaibaar gemonteerd is rond de as Y-Y van de houder, op de uitwendige wand van het uiteinde 6 dat uitgevoerd is in de vorm van een cilindrische keel 16. De zijwand van het geribbelde wiel 15 bezit een cilindrische omwentelingsvorm en kan voorzien zijn van ribben die gericht zijn volgens de beschrijvende lijnen, zoals zichtbaar is in 25 fig. 1. Het onderste deel van het inwendige cilindrische oppervlak van het geribbelde wiel 15 bezit een cilindrische uitsparing d (fig. 3) met een kleinere dikte, gecentreerd op een cilindrisch gebied p van de keel van de houder 2. Op het inwendige vlak van de uitsparing d en het uitwendig oppervlak van het gebied p zijn klikmiddelen e voorzien geschikt 30 voor het tegen een rechtlijnige richting vasthouden van het geribbelde wiel 15 ten opzichte van de houder 2, waarbij het vrij kan draaien. Volgens de uitvoering van de fig. 3 en 4 bevatten de klikmiddelen e een omtreksrichel 1 voorzien op de uitsparing d en radiaal uitstekend naar het inwendige, terwijl een overeenkomstige groef n is voorzien op het 35 oppervlak van het gebied p. Het venster 14 is naar boven begrensd door een rechte dwarsrand en naar beneden door een halfelliptische omtrek.

Zoals goed te zien is in de fig. 3 en 4 bevatten de afsluitmiddelen F twee stukken waarvan één bestaat uit het geribbelde wiel 15 terwijl het andere stuk 17 vastgehouden wordt tegen verdraaiing doch vol-40 gens een rechte lijn kan verplaatsen, evenwijdig aan de richting van de .8802099 5 as Y—Y ten opzichte van de houder 2. *

Dit tweede stuk bevindt zich in het inwendige van het geribbelde wiel 15 en bevat een pen 18 geschikt voor het afsluiten van een opening 19 voorzien in de bovenste dwarswand 20 van het geribbelde wiel 15.

5 Het stuk 17 bevat een uitwendig cilindrisch schort 21, dat zich bevindt tegen de inwendige wand het geribbelde wiel 15; dit schort 21 bevat op zijn inwendig oppervlak ribbels 22 evenwijdig aan de beschrijvende lijnen en regelmatig verdeeld over de gehele omtrek; deze ribbels kunnen gestoken worden in de bijbehorende groeven 23 voorzien op het 10 uitwendige oppervlak van de keel 16. De samenwerking van de ribbels 22 en de groeven 23 verzekert het in draairichting vasthouden van het stuk 17 ten opzichte van de houder 2, terwijl hij volgens een rechtlijnige beweging vrij blijft in de richting evenwijdig aan de as Y-Y.

Het stuk 17 bevat verder een inwendig schort 24 waarvan het uit-15 wendige oppervlak op afdichtende wijze kan verschuiven tegen het inwendige oppervlak 25 van de doorgangsopening van het uiteinde 6.

Het stuk 21 bevat een ander cilindrisch schort 26 dat zich uitstrekt tegenover het schort 24, en waarvan het uitwendige oppervlak voorzien is van een uitwendige richel g die op afdichtende wijze kan 20 verschuiven tegen het inwendige oppervlak van een schort 27 bevestigd aan de dwarswand 20 van het geribbelde wiel 15.

De pen 18 steekt uit ten opzichte van het schort 26, aan de kant tegenover de houder 2; deze pen 18 wordt ondersteund door uitgesneden wanden 28 zodanig dat doorgangsopeningen 29 gevormd worden tussen de 25 pen 28 en het schort 26. Het uitwendige zijoppervlak van de pen 18 bezit een afgeknotte kegelvorm en kan op afdichtende wijze aangebracht worden tegen het bijbehorende inwendige oppervlak van de opening 19, zoals zichtbaar is in fig. 3.

De opening 19 wordt begrensd door een afgeknot kegelvormige dop 30 30, bevestigd aan de wand 20 en uitstekend aan de zijde van deze wand tegenover de houder 2.

De kop 7 is voorzien van een inwendige basis 31, met afgeknot kegelvormig oppervlak, die op afdichtende wijze aan komt te liggen tegen het uitwendig oppervlak van de dop 30.

35 Het stuk 17 bevat, op zijn uitwendige cilindrische oppervlak, een uitstekende schroeflijnvormige helling 32, geschikt om samen te werken met een bijbehorende schroeflijnvormige groef 33, voorzien op het inwendige oppervlak van het geribbelde wiel 15. Het zal direct duidelijk zijn dat door het geribbelde wiel 15 te draaien in de gewenste richting 40 ‘de afsiuitmiddelen F gesloten kunnen worden door de pen 18 aan te bren- - 8802099 6 11 gen tegen de wand 19, zoals weergegeven in fig. 3 ofwel deze pen 18 te verwijderen van wand 19, terwijl het stuk 17 terug wordt bewogen, zoals afgeheeld in fig. 4 welke overeenkomt met de open stand van de afsluitmiddelen.

5 De werking en het gebruik van de aanbrenginrichting volgens de fig. 1 en 4 volgen direct uit de hiervoor gegeven toelichting.

Wanneer het produkt dat zich in de houder 1 bevindt aangebracht moet worden op een oppervlak, worden de delen van het geribbelde wiel 15 die toegankelijk zijn vanaf het uitwendige, door de vensters 14 10 (fig· 1) bediend teneinde dit geribbelde wiel te draaien in de richting zodanig dat de pen 18 terug beweegt ten opzichte van de opening 19 teneinde de doorgang te openen voor het produkt. De maximale opening wordt verkregen wanneer het stuk 17 zo ver mogelijk terug bewogen is, zoals weergegeven in fig. 4.

15 Door vervolgens de fles 2 te pakken en hem te kantelen zodanig dat de rol rollend tegen het te bevochtigen oppervlak kan steunen, kan het aan te brengen produkt de rol 8 bereiken. Door een min of meer sterke druk uit te oefenen op de vlakken 3 van de fles kan de stroomsterkte van het aangebrachte produkt worden gevarieerd.

20 Wanneer het aanbrengen van het produkt beëindigd is, wordt het ge ribbelde wiel op omgekeerde wijze bediend zodanig dat de pen 18 aan komt te liggen tegen het afgeknot kegelvormige oppervlak van de opening 19, zoals afgebeeld in fig. 3. De houder 2 is dan op dichte wijze afgesloten, waarbij het produkt op uitstekende wijze kan worden bewaard. In 25 deze gesloten stand van de houder is het mogelijk, in het bijzonder door reiniging met behulp van een geschikte vloeistof, de kop 7 en in het bijzonder de rol 8 en het deel dat deze rol draagt schoon te maken, zonder het risico te lopen dat het produkt in de houder 2 verontreinigd wordt door de reinigingsvloeistof.

30 Het samenstel bestaande uit de houder 2 en de afsluitmiddelen F

kan uitgevoerd worden in de vorm van een navulfles waarop de aanbreng-kop 7 kan worden aangebracht.

De gehele inrichting kan op rationele wijze worden toegepast, waarbij het openen en sluiten geregeld wordt door een eenvoudige hande-35 ling. Het genoemde samenstel bestaat uit een kleiner aantal stukken.

Onder verwijzing naar de fig. 5 t/m 7 is een uitvoeringsvariant te zien van de inrichting volgens de uitvinding, volgens welke variant de elementen die overeenkomen met, of dezelfde rol vervullen als, de reeds onder verwijzing naar de voorgaande figuren beschreven elementen, met 40 dezelfde verwijzingsnummers zijn aangeduid, eventueel gevolgd door de .8802099 7 letter a of b· De beschrijving van deze elementen zal niet worden herhaald, of zal slechts kort worden herhaald.

Het belangrijkste verschil tussen de inrichting van de fig. 5 t/m 7 en die van de fig. 1 t/m 4 ligt in de scharnierbevestiging, volgens 5 de fig. 5 t/m 7, van de aanbrengmiddelen A op de kop 7a, rond een geometrische dwarsas D die zich bevindt in het langsmiddenvlak P van de houder 2.

Meer in het bijzonder zijn de aanbrengmiddelen A gemonteerd in een neus 34 verbonden aan de kop door middel van een dwarsscharnier 35.

10 Door de neus 34 loopt een langskanaal 36 voor de doorgang van het pro-dukt, afkomstig uit de houder, naar de aanbrengmiddelen A. Het uiteinde van de neus 34 gekeerd naar de houder bevat, op zijn uitwendig oppervlak, een cilindrische verdikking 37 geklikt in een bijbehorende holle cilindrische zitting 38 voorzien in de basis 31a van de kop 7a. De 15 scharnierbevestiging van het huis 34 aan de kop 7a op afdichtende wijze uitgevoerd.

De onderste dwarswand van de basis 31a is op afdichtende wijze aangebracht tegen de dwarswand van het uiteinde van de dop 30a.

Het bovenste deel van de kop 7a bevat een uitsparing 39 in de vorm 20 van een tweevlak dat naar het uitwendige toe groter wordt, teneinde de uitslag in hoekrichting van de neus 34 en de aanbrengmiddelen A mogelijk te maken. De kop 7a bevat aan weerskanten van deze uitsparing 39, een cilindrische wand 40 gecentreerd ten opzichte van de as D, langs welke wand een bijbehorende cilindrische richel 41 kan glijden behoren-25 de bij de neus 34 geschikt voor het gesloten houden van de uitsparing 39, onafhankelijk van de hoekstand van de neus 34.

Opgemerkt wordt dat het schort 26a van het stuk 17a uitwendig, volgens de variant van de fig. 5 t/m 7, het schort 27a van het geribbelde wiel 15a omgeeft. Het schort 26 is afdichtend in aanraking met 30 het uitwendige oppervlak van het schort 27a door een inwendige omtreks-verdikking g overeenkomstig de uitwendige verdikking voorzien in het geval van de fig. 1 t/m 4.

Delen van het geribbelde wiel 15a zijn toegankelijk door de vensters 14a voorzien in de wanden van de kop. Deze vensters 14a bezitten 35 een vorm die een weinig verschilt van de vensters 14 van de fig. 1 en 2, zoals zichtbaar in fig. 5. Bij voorkeur is het uiteinde van de neus 34, op afstand van de houder 2, uitgevoerd in de vorm van een houder 42 met, aan weerszijden van het middenvlak P, een gedeeltelijk cilindrische holte 43 geschikt voor het opnemen van een draaiend gemon-40 teerde rol resp. 8a, 8b. De assen van deze rollen lopen evenwijdig aan .8802093 * 1 8 de dwarsas V. Het vlak van de assen van de rollen 8a, 8b is, wanneer zij hun gemiddelde stand ingenomen hebben afgebeeld in fig. 7, loodrecht op vlak P.

De werking van de inrichting van de fig. 5 t/m 7 komt overeen met 5 die van de fig. 1 t/m 4. Het openen of sluiten van het afsluitmiddel F wordt verkregen door het geribbelde wiel 15a te bedienen, teneinde dit te doen draaien. Wanneer de pen 18 aangebracht wordt tegen de opening 19a, zoals afgebeeld in fig. 7, zijn de afsluitmiddelen gesloten. Het openen geschiedt door de pen 18 terug te bewegen ten opzichte van de 10 opening 19a.

De scharnierbevestiging van de neus 34 in de kop 7a verbetert de omstandigheden voor het aanbrengen van het produkt op het oppervlak waarbij de rol dit oppervlak met een bepaalde vrijheid ten opzichte van de stand van de houder 2 goed kan volgen.

15 Alle voordelen die verkregen zijn bij de uitvoering van de fig.

1 t/m 4 zijn bij deze variant behouden.

Onafhankelijk van de uitvoering, is de roldraagkop 7, 7a verwijderbaar door de richel 10 uit de groef 11 te klikken, hetgeen verkregen wordt door een lichte torsiebeweging.

.8802099

Claims (6)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een produkt op een opper-5 vlak, in het bijzonder aanbrenginrichting voor een cosmetisch produkt, in het bijzonder een ontharingsmiddel, met een houder die het produkt bevat en met een kop voorzien van aanbrengmiddelen, in het bijzonder bestaande uit ten minste een rol, gemonteerd op een open uiteinde van de houder, met afsluitmiddelen (F), voor het genoemde open uiteinde 10 (6), geplaatst in het inwendige van de kop (7, 7a), tussen het genoemde uiteinde (6) en de aanbrengmiddelen (A), evenals regelmiddelen (15, 15a) voor het openen en sluiten van de afsluitmiddelen (F), toegankelijk vanaf het uitwendige van de kop (7, 7a); waarbij de kop (7, 7a) op wegneembare wijze gemonteerd is op het uiteinde (6) van de houder en de 15 bedieningsraiddelen (15, 15a) voor het openen en sluiten de afsluitmid-delen (F) toegankelijk zijn door de wand van de kop (7, 7a), welke wand ten minste een venster (14, 14a) bevat waar doorheen een deel van de regelmiddelen (15, 15a) steekt, terwijl de houder een vlak bezit loodrecht op de langsas van een doorsnede met de vorm van een rechthoek 20 waarvan de hoeken min of meer afgerond zijn of ovaal zijn en met twee grote vlakken, met het kenmerk, dat de kop (7, 7a) twee vensters (14, 14a) bevat, te weten één aan elke kant behorende bij de grote vlakken (3) van de houder, terwijl de bedieningsmiddelen (15, 15a) gedeeltelijk door deze vensters (14, 14a) lopen en dat de bedieningsmiddelen voor 25 het openen en sluiten van de afsluitmiddelen (F) bestaan uit een draaibaar stuk, in het bijzonder een geribbeld wiel (15, 15a) draaibaar gemonteerd rond de langsas (Y-Y) van de houder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de af-sluitmiddelen (F) twee stukken bevatten waarvan de één (15, 15a) vol-30 gens een rechtlijnige beweging vast is en beweegbaar is in draairichting ten opzichte van de houder (2) en direct gemonteerd is op het open uiteinde (6) van de genoemde houder, terwijl het tweede stuk (17, 17a) geplaatst in het inwendige van het eerste stuk (15, 15a) onbeweegbaar is in draairichting ten opzichte van de houder (2) doch axiaal ver-35 plaatsbaar is ten opzichte van de genoemde houder, welk tweede stuk (17, 17a) een pen (18) bevat geschikt, door zijn rechtlijnige verplaatsing, voor het afsluiten van een opening (19, 19a) voorzien in het eerste stuk (15, 15a) zodanig dat het uiteinde van de houder wordt gesloten, waarbij middelen (33, 32) zijn voorzien tussen het eerste stuk 40 (15, 15a) en het tweede stuk (17, 17a) voor het omzetten van de draai- .8802099 beweging van het eerste stuk (15, 15a) bij de draaibeweging van het eerste stuk (15, 15a) in de rechtlijnige beweging van het tweede stuk (17, 17a), waarbij het hierboven genoemde eerste stuk (15, 15a) het be-dieningsmiddel vormt voort het openen en sluiten van de afsluitmiddelen 5 (F).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de middelen voorzien tussen het eerste stuk (15, 15a) en het tweede stuk (17, 17a) voor het omzetten van de draaibeweging in een rechtlijnige beweging een schroeflijnvormige helling (33) bevatten voorzien op de inwen- 10 dige cilindrische wand van het eerste stuk (15, 15a) geschikt om samen te werken met een complementair middel (32) voorzien op het uitwendige oppervlak van het tweede stuk (17, 17a) welk laatste vastgehouden wordt tegen verdraaiing, doch vrij is volgens een rechtlijnige beweging, ten opzichte van de kop van de houder (2) door middel van ribbels (22) die 15 samenwerken met complementaire middelen (23) voorzien op het uiteinde van de houder.

4. Inrichting volgens een van de conclusie 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de aanbrengmiddelen (A) scharnierend bevestigd zijn aan de kop (7, 7a) in het bijzonder rond een dwarsas (D) die zich bevindt in 20 het middenlangsvlak (P) van de houder (2).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aanbrengmiddelen (A) gemonteerd zijn in een neus (34) verbonden aan de kop (7a) door middel van een dwars verlopend scharnier (35) waar doorheen een kanaal (36) loopt voor de doorgang van het produkt afkomstig uit de 25 houder (2) naar de aanbrengmiddelen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aanbrengmiddelen (A) twee rollen (8a, 8b) bevatten die draaibaar gemonteerd zijn in een houder (42) voorzien op de neus (34). <. 88 02093